Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zaanstad

Verordening nadeelcompensatie Zaanstad

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZaanstad
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening nadeelcompensatie Zaanstad
CiteertitelVerordening nadeelcompensatie Zaanstad
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024Nieuwe regeling

22-09-2022

Gemeenteblad 2022, nr. 477195

2022/10196

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening nadeelcompensatie Zaanstad

Besluit van de raad van de gemeente Zaanstad tot vaststelling van de Verordening nadeelcompensatie Zaanstad.

 

De raad van de gemeente Zaanstad;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 21-06-2022 2022/9054;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet;

Besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening nadeelcompensatie Zaanstad

 

 

 

Artikel 1. Toepassingsbereik

Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de aanvrager stelt dat die schade wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente.

Deze verordening heeft geen betrekking op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere regeling van toepassing is.

 

Artikel 2. Heffen recht

  • 1.

    Voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding wordt een recht van € 300,- geheven.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen van het eerste lid afwijken voor zover het heffen van dit recht leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

 

Artikel 3. Aanvraag

  • 1.

    De aanvrager van schadevergoeding maakt gebruik van een door het bestuursorgaan vastgesteld digitale indieningsprocedure en het daarvoor bestemde digitale formulier.

  • 2.

    In aanvulling op de artikelen 4:2 en 4:127 van de Algemene wet bestuursrecht bevat een aanvraag:

    • a.

      als het schade betreft wegens winst- of inkomstenderving ook: jaarrekeningen over het jaar waarin schade is geleden en voor zover van toepassing de drie daaraan voorafgaande jaren en de aanslagen vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting.

    • b.

      als het schade betreft wegens gederfde huurinkomsten ook: een afschrift van de huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst en een eigendomsakte.

 

Artikel 4. Adviescommissie

  • 1.

    Het bestuursorgaan wint advies in bij een externe adviescommissie om op de aanvraag om schadevergoeding te kunnen beslissen.

  • 2.

    Advies als bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval niet ingewonnen als:

    • a.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan kennelijk ongegrond is, omdat zich een weigeringsgrond voordoet als bedoeld in artikel 4:126, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      de schade kennelijk niet kan worden toegerekend aan een door het bestuursorgaan genomen besluit of verrichte handeling;

    • c.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende gelijkenis vertoont met andere aanvragen waarvoor al advies is uitgebracht; of

    • d.

      de aanvrager aangeeft dat het advies niet noodzakelijk is om op de aanvraag om schadevergoeding te kunnen beslissen.

  • 3.

    Een adviescommissie bestaat uit een of meer deskundigen.

  • 4.

    Een adviescommissie kan worden benoemd als:

    • a.

      vaste commissie, waarbij de leden door burgemeester en wethouders voor een termijn van maximaal vier jaar worden benoemd met de mogelijkheid tot herbenoeming voor maximaal vier jaar; of

    • b.

      tijdelijke commissie voor advisering over een of meer aanvragen. De tijdelijke commissie wordt aangewezen door het bestuursorgaan dat de aanvragen behandelt.

 

Artikel 5. Procedure

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert de aanvrager en belanghebbenden als advies wordt ingewonnen bij een adviescommissie.

  • 2.

    Bij de toepassing van de artikelen 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht wordt, voor zover van toepassing, naast de aanvrager betrokken:

    • a.

      degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid, van de Omgevingswet is gesloten; en

    • b.

      als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals geregeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet: de aanvrager van het besluit of degene die de toegestane activiteit verricht, tenzij:

      • 1°.

        De schadevergoeding redelijkerwijze voor rekening behoort te blijven van het bestuursorgaan; of

      • 2°.

        De schadevergoeding voldoende op een andere manier is verzekerd.

 

Artikel 6. Uitbetaling

Bij geheel of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag om schadevergoeding, wordt de toegewezen schadevergoeding uiterlijk betaald bij het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag.

 

Artikel 7. Intrekking oude regelingen

  • 1.

    De Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Zaanstad wordt gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.

  • 2.

    De Algemene Verordening Nadeelcompensatie Zaanstad 2013 wordt gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.

 

Artikel 8. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt gelijktijdig met de Omgevingswet in werking (waarschijnlijk per 1 januari 2023).

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening nadeelcompensatie Zaanstad.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22-09-2022.

 

De voorzitter,

De griffier,

 

 

Toelichting op de Verordening nadeelcompensatie Zaanstad

 

Algemene toelichting

Op 1-1-2024 is de nadeelcompensatieregeling, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in werking getreden. In die regeling zijn bestaande regelingen voor nadeelcompensatie in verschillende wetten en buitenwettelijke regelingen samengevoegd en geharmoniseerd.

Titel 4.5 van de Awb voorziet in een algemene regeling in de Awb van de vergoeding (of tegemoetkoming) van schade door rechtmatig overheidshandelen. Daarbij kan worden gedacht aan verzoeken wegens winst- of inkomstenderving, gederfde huurinkomsten, of de lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak.

 

Op 1-1-2024 is ook de Omgevingswet in werking getreden. In de Omgevingswet is in hoofdstuk 15 een aantal specifieke regels opgenomen over nadeelcompensatie. Deze regels sluiten aan op de algemene regeling uit de Awb.

 

Vooropgesteld wordt dat de overheid niet verplicht is om iedere schade die zij in de rechtmatige

uitoefening van haar publieke taken veroorzaakt, in zijn geheel te vergoeden. Dat overheidshandelen of besluiten voor sommige burgers en ondernemingen nadelige gevolgen kan hebben is namelijk onvermijdelijk.

Tot op zekere hoogte moeten deze gevolgen dus worden geaccepteerd. Dit wordt normaal maatschappelijk risico genoemd. Degenen die door rechtmatig overheidsoptreden schade lijden dat uitgaat boven het normaal maatschappelijk risico én in vergelijking tot anderen onevenredig zwaar worden getroffen, kunnen desgevraagd schadevergoeding ontvangen (artikel 4:126 van de Awb). De hoogte daarvan moet in zo’n geval redelijk zijn. De schadevergoeding dekt dus niet de volledige schade. Een deel van de schade zal altijd voor eigen rekening blijven.

 

Toelichting op artikelen

 

Artikel 1. Toepassingsbereik

Eerste lid

Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding vanwege een rechtmatige overheidsdaad. Het gaat om nadeelcompensatie als bedoeld in titel 4.5 van de Awb en afdeling 15.1 van de Omgevingswet. Het kan voorkomen dat schade door meerdere overheden wordt veroorzaakt, bijvoorbeeld zowel de gemeente als het waterschap. In deze bepaling wordt verduidelijkt dat de aanvrager in dat geval het loket kiest.

Het gaat om schade waarvan door de aanvrager wordt gesteld dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente.

Hierop bestaat een uitzondering. Dat betreft de situatie waarbij de aanvraag om schadevergoeding betrekking heeft op een besluit ter uitvoering van een projectbesluit. Het projectbesluit is een instrument van het Rijk, de provincies en de waterschappen. Op die situatie is de regeling van artikel 15.8 van de Omgevingswet van toepassing. Daarin is geregeld dat het bestuursorgaan dat het projectbesluit heeft vastgesteld het bestuursorgaan is dat de schadevergoeding toekent.

 

Tweede lid

Deze verordening is niet van toepassing als er voor een onderwerp of een project een specifieke regeling is vastgesteld.

Zo heeft Zaanstad een schadevergoedingsregeling voor kabels en leidingen. Deze bijzondere regeling wordt behouden, omdat deze regels bevat die specifiek zijn toegesneden op kabels en leidingen.

 

Artikel 2. Heffen recht

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding wordt een recht geheven.

De figuur van de heffing is in artikel 4:128 van de Awb geïntroduceerd om te voorkomen dat er al te lichtvaardig wordt overgegaan tot indiening van een aanvraag om schadevergoeding. Het recht bedraagt in Zaanstad € 300,-. Als het recht niet wordt voldaan, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling gesteld. Bij toewijzen van de aanvraag wordt het toe te kennen bedrag verhoogd met het geheven recht (artikel 4:129, aanhef en onder c, van de Awb).

Met dit recht wordt een deel van de ambtelijke kosten opgevangen die de gemeente maakt bij het behandelen van een aanvraag voor nadeelcompensatie, die niet wordt toegewezen.

 

Artikel 3. Aanvraag

Eerste lid

De artikelen 4:2 en 4:127 van de Awb bevatten aanvraagvereisten voor het in behandeling nemen van een aanvraag. Als niet aan de aanvraagvereisten wordt voldaan kan de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling worden gesteld. In aanvulling hierop is in het eerste lid geregeld dat de aanvrager van schadevergoeding gebruik maakt van de door het bestuursorgaan vastgesteld digitale indieningsprocedure en aanvraagformulier.

Wanneer de aanvraag niet wordt aangeleverd via het digitale formulier, kan worden besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Dat kan betekenen dat de aanvrager wordt verzocht de aanvraag nadeelcompensatie alsnog via het formulier in te dienen.

De beslistermijnen schorten op tot het moment dat de stukken op de juiste wijze zijn ingediend.

 

In artikel 4:2 van de Awb is vastgelegd dat een aanvraag wordt ondertekend en ten minste bevat:

  • de naam en het adres van de aanvrager; en

  • de dagtekening; en

  • een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.

 

In artikel 4:127 van de Awb is vastgelegd dat de aanvraag mede bevat:

  • een aanduiding van de schadeveroorzakende gebeurtenis; en

  • een opgave van de aard van de geleden of te lijden schade; en

  • voor zover redelijkerwijs mogelijk, het bedrag van de schade of een specificatie daarvan. Verder verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

 

Het gaat hier om gegevens en bescheiden die in ieder geval worden verstrekt. Het kan wenselijk zijn om dit voor aanvragen om schadevergoeding nader te specificeren. Uiteraard worden alleen gegevens gevraagd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

 

Tweede lid

In dit lid zijn aanvullende eisen voor schadeclaims voor winst- of inkomstenderving of gederfde huurinkomsten opgenomen.

 

Artikel 4. Adviescommissie

Eerste en tweede lid

In dit artikel is voorzien in de mogelijkheid om de gemeentelijke deskundigheid naar aanleiding van een ingekomen aanvraag om schadevergoeding aan te vullen.

 

Uitgangspunt is dat in de gemeente voldoende deskundigheid aanwezig is om aanvragen om schadevergoeding te kunnen beoordelen.

Alleen als het nodig is, wordt advies ingewonnen bij een adviescommissie. Dit uitgangspunt komt ook tot uitdrukking in het tweede lid. Daarin is vastgelegd in welke situaties in ieder geval geen advies bij een adviescommissie wordt ingewonnen. Als een adviescommissie wordt ingeschakeld, betekent dit niet automatisch dat deze wordt gevraagd over de hele aanvraag te adviseren.

De adviseur(s) zijn adviseurs als bedoeld in artikel 3:5 van de Awb en vormen een adviescommissie als bedoeld in artikel 4:130 van de Awb. Dat betekent dat moet worden voldoen aan de vereisten van dat artikel, waaronder een onafhankelijk voorzitter. Bij het afhandelen van aanvragen waarbij adviseur(s) zijn aangewezen bedraagt de beslistermijn maximaal zes maanden in plaats van de reguliere termijn van acht weken. Die termijn kan eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verdaagd (artikel 4:130 van de Awb).

De adviseur(s) maken geen deel uit van en zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en zijn niet betrokken bij de schadeveroorzakende gebeurtenis waarop de aanvraag betrekking heeft.

 

Derde lid

Een adviescommissie bestaat, afhankelijk van de behoefte van het bestuursorgaan, uit een of meer deskundige adviseur(s).

Bij zaken die betrekking hebben op inkomensderving kan worden gedacht aan deskundigheid op het gebied van accountancy of financieel economische bedrijfsvoering. En bij zaken die betrekking hebben op waardevermindering van een onroerende zaak aan extra deskundigheid op het gebied van taxaties.

 

Bij het te nemen besluit wordt de adviseur van het advies vermeld en het advies kan hierbij ter motivering worden gevoegd (artikel 3:8 van de Awb). Er kan in afwijking van het advies worden besloten. Dat moet dan wel goed worden gemotiveerd. Verder is het van belang dat het bestuursorgaan zich ervan vergewist, dat het onderzoek van de adviseur(s) op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden (artikel 3:9 van de Awb).

 

Vierde lid

Uit artikel 4:130, eerste lid, van de Awb volgt dat een bestuursorgaan een adviescommissie kan inschakelen voor het beoordelen van aanvragen om schadevergoeding die bij dit bestuursorgaan zijn ingediend. Voor gemeenten betekent dit dat het betreffende bestuursorgaan (burgemeester, burgemeester en wethouders of de gemeenteraad) een adviescommissie kan instellen. Er zijn twee mogelijkheden:

  • a.

    het benoemen van een vaste commissie: in dat geval worden de deskundigen benoemd door burgemeester en wethouders, of

  • b.

    voor advisering met betrekking tot een of meer aanvragen: in dat geval worden de deskundigen benoemd door het bestuursorgaan dat de betreffende aanvragen behandelt.

 

Artikel 5. Procedure

Eerste lid

De procedure en bijbehorende beslistermijnen voor het tot stand komen van het besluit op de aanvraag om schadevergoeding zijn geregeld in de Awb. De genoemde beslistermijnen in de Awb zijn dwingend.

Aanvullend hierop is in dit artikellid vastgelegd dat het bestuursorgaan de aanvrager en belanghebbenden informeert als advies wordt ingewonnen bij een adviescommissie.

In dat geval is een langere beslistermijn toegestaan.

 

De opdracht aan de adviseur(s) kan ook worden ingetrokken. In dat geval worden de aanvrager en belanghebbenden daar ook over geïnformeerd.

 

Tweede lid

Ook op de voorbereiding van het besluit op een aanvraag om schadevergoeding is de Awb van toepassing, waaronder de bepalingen over de voorbereiding van besluiten (hoofdstuk 4 van de Awb).

Dat betekent onder andere dat de artikelen 4:7 en 4:8 van de Awb van toepassing zijn. Op grond hiervan worden de aanvrager en eventuele belanghebbenden, binnen de daar opgenomen kaders, in de elegenheid gesteld om voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag een zienswijze naar voren te brengen.

In het tweede lid is verduidelijkt welke partijen naast de aanvrager een zienswijze naar voren kunnen brengen. Dat zijn degenen met wie een schadeovereenkomst is gesloten en, als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht.

Die zienswijze kan naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren worden gebracht (artikel 4:9 van de Awb).

 

Artikel 6. Uitbetaling

In deze bepaling is de uiterste betaaltermijn vastgelegd. Als een aanvraag om schadevergoeding geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, wordt het betreffende bedrag uiterlijk bij het onherroepelijk worden van het toekenningsbesluit uitbetaald. Dus na afronding van eventuele bezwaar- en beroepsprocedures.

 

Artikel 7. Intrekking oude regelingen

Eerste lid

De Verordening nadeelcompensatie treedt in de plaats van de Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Zaanstad.

Deze procedureverordening wordt daarom ingetrokken.

Deze procedureverordening kan vanwege het overgangsrecht nog wel relevant zijn voor het afhandelen van lopende planschadeverzoeken.

 

Tweede lid

De Verordening nadeelcompensatie treedt ook in de plaats van de Algemene Verordening Nadeelcompensatie Zaanstad 2013.

Deze verordening wordt eveneens ingetrokken.

De verordening uit 2013 kan vanwege het overgangsrecht nog wel relevant zijn voor het afhandelen van de lopende aanvragen om schadevergoeding.

 

Artikel 8. Inwerkingtreding en citeertitel

Eerste lid

De inwerkingtreding is gelijktijdig met de inwerkingtreding van de regeling in titel 4.5 nadeelcompensatieregeling van de Algemene wet bestuursrecht en met de Omgevingswet.

 

Titel 4.5 nadeelcompensatieregeling van de Awb voorziet in een algemene regeling in de Awb van de vergoeding (of tegemoetkoming) van schade door rechtmatig overheidshandelen. In titel 4.5 zijn de voormalige regelingen voor nadeelcompensatie in verschillende wetten en buitenwettelijke regelingen samengevoegd en geharmoniseerd.

In de Omgevingswet is een nadeelcompensatieregeling opgenomen die aansluit op de generieke regeling uit de Awb (hoofdstuk 15 van de Omgevingswet).

 

Tweede lid

De citeertitel is de naam van de verordening: Verordening nadeelcompensatie Zaanstad.