Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Voerendaal

Financiële verordening 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVoerendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening 2023
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Voerendaal 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpFinanciën

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-12-202301-01-2023nieuwe regeling

14-12-2023

gmb-2023-546187

Zaaknr. 404236

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening 2023

 

De raad van de gemeente Voerendaal;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van;

 

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

 

besluit vast te stellen de Financiële verordening 2023:

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • Afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • Inkomsten: totaal van de baten voor onttrekkingen van reserves;

  • Uitgaven: totaal van de lasten voor toevoegingen aan reserves;

  • Netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • Onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting: verschil tussen de opbrengst onroerende zaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerende zaakbelasting;

  • Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • Rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder provinciale verordeningen, statenbesluiten en collegebesluiten zoals genoemd in de vigerende kadernota rechtmatigheid van de commissie BBV.

  • Doelmatigheid: de mate waarin de gewenste prestaties worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt.

  • Doeltreffendheid: de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten van het beleid daadwerkelijk worden behaald.

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

 

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De programma’s worden ingedeeld op basis van de hoofdtaakvelden die zijn vastgesteld in artikel 1 van de Regeling vaststelling taakvelden en verstrekking informatie voor derden.

  • 2.

    De taakvelden per programma zijn conform de taakvelden zoals genoemd in artikel 1 van de Regeling vaststelling taakvelden en verstrekking informatie voor derden.

  • 3.

    De programmaverantwoording bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren zoals genoemd in artikel 1 van de Regeling beleidsindicatoren gemeenten. De raad kan het college voorstellen tot het opnemen van aanvullende beleidsindicatoren per programma.

  • 4.

    Bij aanvang van de begrotingscyclus kan de raad, naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken, aangeven over welke onderwerpen hij in extra paragrafen geïnformeerd wil worden.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    De inrichting van de begroting en de jaarstukken is gebaseerd op het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie wordt in de begroting, als onderdeel van de paragraaf Financiering, in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en een overzicht van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 5.

    In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 10.000 afzonderlijk gespecificeerd.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1.

    Het college kan aan de raad een nota aanbieden met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota uiterlijk vóór 15 juli vast.

  • 2.

    In de begroting wordt een bedrag voor onvoorzien opgenomen gebaseerd op een bedrag per inwoner. Het bedrag voor onvoorzien is uitsluitend ter dekking van incidentele, onvoorzienbare, onuitstelbare en onvermijdbare uitgaven.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per taakveld.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3.

    Het college informeert de raad als ze verwacht dat:

    • a.

      de lasten van een hoofdtaakveld (programma) de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden met 10% of meer, middels een voorstel tot begrotingswijziging;

    • b.

      de lasten van een hoofdtaakveld (programma) de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden met € 50.000 of meer, middels een voorstel tot begrotingswijziging;

    • c.

      de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden met 20% of meer, middels een nieuw voorstel voor autorisatie van het gewijzigd investeringskrediet;

    • d.

      de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden met € 100.000 of meer, middels een nieuw voorstel voor autorisatie van het gewijzigd investeringskrediet.

  • 4.

    Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten.

  • 5.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Tussentijdse rapportages

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente van het lopende boekjaar.

  • 2.

    De tussentijdse rapportages bevatten in ieder geval een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar taakvelden;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

    • d.

      het totale saldo van de baten en lasten, volgend uit de onderdelen a, b en c;

    • e.

      de beoogde toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • f.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e;

    • g.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3.

    In de tussentijdse rapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van taakvelden groter dan € 10.000 en investeringskredieten groter dan € 50.000 toegelicht.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1.

    Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken biedt het college de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2.

    Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kan het college de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar.

Artikel 8. EMU-saldo

  • Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

 

Artikel 9. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    Het college verstrekt bij de jaarstukken een rechtmatigheidsverantwoording, indien dit bij wet- en regelgeving is voorgeschreven.

  • 2.

    De raad stelt de verantwoordingsgrens en de rapportagegrens vast.

  • 3.

    De raad stelt jaarlijks op advies van de financiële commissie de afwijkingen vast die niet als onrechtmatig worden beschouwd in het kader van de rechtmatigheidsverantwoording.

  • 4.

    In de rechtmatigheidsverantwoording neemt het college het totaal aan geconstateerde afwijkingen op die de verantwoordingsgrens voor rechtmatigheid overschrijden. De verantwoordingsgrens is bepaald op basis van de totale lasten inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 5.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan de rapportagegrens nader toegelicht.

  • 6.

    De raad stelt alle begrotingsafwijkingen vast bij de vaststelling van de jaarrekening.

Artikel 10. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Het college biedt de raad jaarlijks ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 11. Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      de overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 12. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Het college zorgt voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Paragraaf 4. Financieel beleid

 

Artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa

  • De regels voor waardering en afschrijving van activa zijn opgenomen in de Bijlage I Activabeleid behorende bij deze verordening.

Artikel 14. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor openstaande vorderingen betreffende gemeentelijke belastingen wordt geen voorziening wegens oninbaarheid gevormd, maar een jaarlijks vast bedrag in de exploitatie opgenomen.

  • 2.

    Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op oninbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 15. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de begroting en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2.

    Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandeld:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen.

  • 3.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve en

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 4.

    Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 16. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de direct toe te rekenen salariskosten en de afschrijvingslasten van de betrokken activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, extracomptabel geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, extracomptabel geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde direct aan het taakveld toegerekende fte gedeeld door het totaal geraamde aantal fte (exclusief inhuur derden/ingeleend personeel).

  • 6.

    Bij het verstrekken van een lening wordt voor de bepaling van de rentekosten uitgegaan van de op dat moment geldende marktrente. Deze rente wordt eventueel verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

Artikel 17. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen;

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 18. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de van toepassing zijnde gemeentelijke tarieven voor belastingen, heffingen en rechten zoals bedoeld in de Gemeentewet.

  • 2.

    Bij de bepaling van het tarief voor de afvalstoffenheffing en de rioolheffing wordt 100% kostendekkendheid nagestreefd.

Artikel 19. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de regels in acht zoals opgenomen in Bijlage II Financieringsbeleid behorende bij deze verordening.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

Paragraaf 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

 

Artikel 20. Lokale heffingen

In de paragraaf lokale heffingen neemt het college bij de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen conform artikel 10 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 21. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing neemt het college bij de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen conform artikel 11 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 22. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan aan voor in ieder geval:

    • a.

      wegen: het wegbeheerplan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het plan vast.

    • b.

      openbaar groen: het groenbeheerplan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het plan vast.

    • c.

      water en rioleringen: het rioleringsplan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

    • d.

      gebouwen: het MOP geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 23. Bedrijfsvoering

  • 1.

    In de paragraaf bedrijfsvoering neemt het college bij de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen conform artikel 14 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2.

    Het college informeert in de begroting en rapporteert bij de jaarstukken over de rechtmatigheid, de geconstateerde afwijkingen boven de rapportagegrens en over de (beheers)maatregelen die worden ondernomen om afwijkingen in de toekomst te voorkomen dan wel op te heffen.

  • 3.

    Het college informeert in de begroting en rapporteert bij de jaarstukken over de niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet Financiering Decentrale Overheden (FIDO) en bijbehorende regelingen.

Artikel 24. Verbonden Partijen

In de paragraaf verbonden partijen neemt het college bij de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen conform artikel 15 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 25. Grondbeleid

  • 1.

    Het college biedt de raad een Nota grondbeleid aan en actualiseert deze nota zodra daar wettelijk aanleiding voor is of als naar nieuwe inzichten het lokale financiële beleid aanpassing behoeft. Eens per raadsperiode vindt een toetsing op actualiteit plaats. De raad stelt de nota grondbeleid vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      de uitgangspunten voor en in het bijzonder de verkoopprijzen van gronden en erfpachtcanons.

Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer

 

Artikel 26. Administratie

  • 1.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording door het college aan de raad over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving, en

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 27. Financiële organisatie

  • 1.

    Het college draagt zorgt voor:

    • a.

      een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

    • b.

      een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

    • c.

      de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    • d.

      de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

    • e.

      de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

    • f.

      de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

    • g.

      het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

    • h.

      het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

    • i.

      het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 28. Interne controle

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 25 onder f. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

 

Artikel 29. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Financiële verordening gemeente Voerendaal vastgesteld in de vergadering van de raad van 22 december 2016 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de Financiële verordening gemeente Voerendaal vastgesteld in de vergadering van de raad van 29 september 2011 van toepassing.

  • 3.

    Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die zijn gedaan vanaf 1 januari 2017 tot 1 januari 2023, blijft de Financiële verordening gemeente Voerendaal vastgesteld in de vergadering van de raad van 22 december 2016 van toepassing.

Artikel 30. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2023.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Voerendaal 2023.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 14 december 2023.

DE RAAD VAN DE GEMEENTE VOERENDAAL

Namens deze,

De griffier,

F. Meijerink

Bijlage I Activabeleid behorende bij artikel 13

1.Inleiding

Activabeleid is primair bedoeld als instrument ten behoeve van de kaderstellende rol van de gemeenteraad en vormt daarmee het formele kader waarbinnen het college en de ambtelijke organisatie met investeringen en afschrijvingen dienen om te gaan. Daarnaast vervult het een ondersteunende rol bij de (meerjaren)begroting en jaarrekening.

Het activabeleid heeft een grote invloed op de jaarlijkse exploitatie, de vermogenspositie en de solvabiliteit van de gemeente. Onjuiste afschrijvingstermijnen en -methoden kunnen grote risico’s met zich meebrengen. Het activabeleid is een instrument dat zorgdraagt voor het eenduidig behandelen van gemeentelijke investeringen. Het belang van de nota is gelegen in het feit om zowel voor bestuur als de ambtelijke organisatie een transparant en adequaat activabeleid op basis van objectieve grondslagen vast te stellen. Een transparant en adequaat activabeleid vormt een van de pijlers voor het bepalen van de financiële positie en het financiële vermogen van de gemeente. Daarmee dient een transparant activabeleid niet alleen een boekhoudkundig, maar ook een bestuurlijk belang. De nota bakent de formele kaders af waarbinnen het college en de ambtelijke organisatie dienen om te gaan met investeringen en afschrijvingen en vervult een ondersteunende rol bij de kadernota, de begroting en de jaarrekening. Kort samengevat dient de nota bij te dragen aan:

  • Een transparant beleid op basis van objectieve grondslagen;

  • Het zo veel mogelijk voorkomen van onderuitputting;

  • Het maken van afspraken over de te volgen procedure om investeringen aan te vragen en uit te voeren;

  • Het verkrijgen van inzicht in het verloop van investeringen;

  • Het beheersbaar houden van de (kapitaal)lasten;

  • Het realiseren van begrotingsrechtmatigheid.

 

2. Begripsomschrijvingen

Onderstaand worden een aantal kernbegrippen nader omschreven.

 

Activa

De bezittingen van de gemeente zoals gronden, gebouwen, voertuigen en infrastructuur. Deze worden ingedeeld in vlottende activa en vaste activa (zie schema onder punt 3).

 

Activeren

Het opnemen van investeringen op de balans. De jaarlijkse kosten (kapitaallasten) worden ten laste van de exploitatie gebracht.

 

Afschrijven

Een boekhoudkundige weergave van de waardevermindering van activa wegens technische slijtage en economische veroudering. De gebruiksduur bepaalt de afschrijvingstermijn en dus ook de hoogte van de afschrijvingslasten. De richtlijnen voor afschrijvingstermijnen zijn opgenomen onder punt 7 (afschrijvingstabel).

 

Agio/Disagio

Agio en Disagio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het hogere c.q. lagere bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd. Agio en Disagio kan ook betrekking hebben op aandelen.

 

Annuïtaire afschrijving

Een afschrijvingsmethode waarbij de kapitaallasten jaarlijks gelijk zijn gedurende de gehele afschrijvingstermijn van de investering. In de beginjaren is de afschrijvingscomponent laag en de rentecomponent hoog. Aan het eind ligt deze verhouding andersom.

 

Boekwaarde

Waarde van de activa op de balans. Dit is de verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de afschrijvingen.

 

Boekwinst/-verlies

Als het actief wordt verkocht tegen een prijs die hoger c.q. lager is dan de resterende boekwaarde op het moment van verkoop.

 

Economische levensduur

De economische levensduur wordt bepaald door rationeel en doelmatig gebruik rekening houdend met technologische ontwikkelingen. Met andere woorden, slijtage van activa door veroudering.

 

Financiële vaste activa

Activa die een financiële waarde of bezit vertegenwoordigen (bijvoorbeeld deelnemingen en aandelen).

 

Immateriële vaste activa

Investeringsuitgaven waar geen bezit tegenover staat (bijvoorbeeld kosten sluiten geldlening).

 

Investeringen

Uitgaven ter verwerving van een goed of ter bereiking van een doel waaraan een meerjarig nut kan worden toegekend.

 

Investering met economisch nut

Activa die verhandelbaar zijn (waar markt voor is zoals bijvoorbeeld gebouwen) of die kunnen bijdragen aan het genereren van middelen, bijvoorbeeld door het vragen van rechten, heffingen, leges of prijzen. Deze investeringen moeten worden geactiveerd.

 

Investering met maatschappelijk nut

Activa waarmee geen middelen gegenereerd kunnen worden maar wel duidelijk een publieke taak vervullen zoals wegen, groenvoorziening, bruggen e.d. Op basis van geactualiseerde BBV-voorschriften moeten ook deze investeringen geactiveerd worden.

 

Kapitaallasten

Kapitaallasten zijn de jaarlijks terugkerende lasten die samenhangen met de investeringen. De kapitaallasten bestaan uit afschrijvingen en rente.

 

Lineaire afschrijving

Een afschrijvingsmethode waarbij de kapitaallasten jaarlijks dalen. Het afschrijvingscomponent is jaarlijks gelijk. Als gevolg van een daling van de boekwaarde neemt de jaarlijkse rentelast af.

 

Materiële vaste activa

Activa waar een bezit tegenover staat en waaraan een meerjarig nut kan worden toegekend.

 

Nominale waarde

De waarde die op een schuldbekentenis staat.

 

Onderuitputting kapitaallasten

Er is sprake van onderuitputting van kapitaallasten wanneer de investering op een later tijdstip in gebruik wordt genomen dan geraamd.

 

Rente

Een vergoeding voor het beslag dat de boekwaarde van een investering legt op de financieringsmiddelen van de gemeente. De rente is onderdeel van de kapitaallasten.

 

Restwaarde

De restwaarde vertegenwoordigt de schatting van de opbrengstwaarde tegen het huidige prijspeil, verminderd met de te maken kosten voor verwijdering of vernietiging van (delen van) het actief.

 

Vaste activa

Bezittingen waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode langer dan 1 jaar is vastgelegd. Voorbeelden hiervan zijn gronden, gebouwen en inventaris. De vaste activa worden verder verdeeld in: immateriële vaste activa, materiële vaste activa en financiële vaste activa.

 

Verkrijgingsprijs

Het bedrag dat betaald is om activa aan te schaffen (de inkoopprijs en de bijkomende kosten).

 

Vervaardigingsprijs

De kosten die gemaakt zijn ten behoeve van het intern vervaardigen van een actief.

 

Vlottende activa

De bezittingen van de gemeente waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode korter dan één jaar is vastgelegd. Binnen een jaar moeten de vlottende activa zijn omgezet in geld. Voorbeelden zijn: voorraden, debiteuren en liquide middelen (bank en kas).

 

Voorraden

Dit zijn goederen die je in bewaring houdt voor later gebruik. In de BBV is het volgende onderscheid opgenomen: grond- en hulpstoffen (onderverdeeld naar niet in exploitatie genomen bouwgronden en overige grond- en hulpstoffen), onderhanden werk waaronder bouwgronden in exploitatie, gereed product en handelsgoederen en vooruitbetalingen.

 

3. Wettelijk kader

Naast artikel 212 van de Gemeentewet bevat ook het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) voorschriften voor de waardering en afschrijving van activa. De artikelen 31 tot en met 36 (algemeen), 51 en 52 (toelichtingsvereisten) en 59 tot en met 65 (waardering, activeren en afschrijven) van het BBV gaan nader in op de vaste activa.

Het BBV geeft dwingende richtlijnen aan gemeenten over onder andere de gemeentelijke investeringen en vaste activa. Daarnaast heeft de commissie BBV meerdere notities opgesteld waarin stellige uitspraken zijn opgenomen, die verplicht moeten worden opgevolgd.

Als gevolg van de invoering van de Vennootschapsbelastingplicht voor lagere overheden kan er ook sprake zijn van “fiscale afschrijving”. Bij “fiscale afschrijving” wijken de afschrijvingstermijnen veelal af van de in deze nota besproken “administratieve afschrijving”. Daar waar sprake zou zijn van “fiscale afschrijving” wordt dit extra comptabel berekend en niet verwerkt in de gemeentelijke administratie.

 

4. Soorten Activa

 

 

Activa zijn conform artikel 32 van het BBV onder te verdelen in vaste activa (duurzaam/gebruik) en vlottende activa (niet duurzaam/verbruik). De vlottende activa zijn in het kader van deze nota niet verder van belang.

De vaste activa zijn conform artikel 33 van het BBV te verdelen in:

  • Materiële vaste activa (investeringen waartegenover een actief staat waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt)

  • Immateriële vaste activa (investeringen waar geen bezitting tegenover staat);

  • Financiële vaste activa (kapitaalverstrekkingen, leningen en overige uitzettingen met een rente-typische looptijd van 1 jaar of langer).

4.1 Materiële vaste activa

De materiële vaste activa zijn conform artikel 35 van het BBV gesplitst in:

  • Investeringen met een economisch nut (investeringen waarmee inkomsten verworven kunnen worden of investeringen die verhandelbaar zijn);

  • Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut (investeringen waarmee geen baten in bedrijfseconomische zin gegenereerd kunnen worden);

  • Investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven.

Op basis van artikel 59 van het BBV dienen alle investeringen in materiële vaste activa te worden geactiveerd. Uitzondering op deze regel zijn kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde, zolang niet de intentie aanwezig is de betreffende kunstvoorwerpen te verhandelen.

Het is niet praktisch om alle investeringen die in aanmerking komen om geactiveerd te worden, ook daadwerkelijk te activeren. Om deze reden gelden de volgende aanvullende voorwaarden:

  • Er dient sprake te zijn van meerjarig nut;

  • Activa met een aanschafwaarde/verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 worden niet geactiveerd, maar worden in het jaar van aanschaf ten laste van de exploitatie gebracht;

  • Activa met een levensduur van 2 jaar of minder worden eveneens niet geactiveerd, maar direct ten laste van de exploitatie gebracht tenzij anders wettelijk voorgeschreven.

De investeringen worden op de balans verantwoord. De lasten voortvloeiende uit de investeringen in materiële vaste activa, zoals onderhoud, afschrijvingen en verzekeringen behoren tot de jaarlijkse exploitatielasten.

Bij een bestaand actief is sprake van een investering indien de uitgaven:

  • leiden tot een significante kwaliteitsverbetering; en/of

  • leiden tot een levensduurverlenging; en/of

  • aanpassingen betreffen om te voldoen aan wet- en regelgeving (bijv. investeringen in een gebouw om te voldoen aan veiligheidsvoorschriften die invloed hebben op de waarde en de levensduur).

Wanneer uitgaven worden gedaan ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke kwaliteit en levensduur van een actief, dan is er sprake van onderhoud.

 

4.2 Immateriële vaste activa

De immateriële vaste activa zijn conform artikel 34 van het BBV gesplitst in:

  • Kosten voor sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio;

  • Kosten van onderzoek en ontwikkeling van een bepaald actief;

  • Bijdragen aan activa in eigendom van derden;

Op basis van artikel 59 van het BBV dienen alle investeringen in immateriële vaste activa te worden geactiveerd indien wordt voldaan aan de aanvullende voorwaarden.

De kosten van onderzoek en ontwikkeling mogen conform artikel 60 van het BBV enkel geactiveerd worden indien:

  • Het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;

  • De technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vast staat;

  • Het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren;

  • De uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

De bijdragen aan activa in eigendom van derden mogen conform artikel 61 van het BBV enkel geactiveerd worden indien:

  • Er moet sprake zijn van een investering door een derde;

  • De investering moet bijdragen aan de publieke taak;

  • De derde moet zich verplicht hebben tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen;

  • De bijdrage moet kunnen worden teruggevorderd indien de derde in gebreke blijft of de gemeente de mogelijkheid heeft recht te doen gelden op de activa die samenhangen met de investering (bijvoorbeeld middels pandrecht of hypotheekrecht).

 

4.3 Financiële vaste activa

De financiële vaste activa zijn conform artikel 36 van het BBV gesplitst in kapitaalverstrekkingen, geldleningen aan derden en uitzettingen. Ook deze financiële activa moeten zichtbaar gemaakt worden op de balans.

 

5. Waarderingsgrondslag

Alle vaste activa worden conform artikel 62 van het BBV voor het bedrag van de investering geactiveerd. In afwijking hiervan worden de bijdragen van derden die in directe relatie staan met het actief op de waardering daarvan in mindering gebracht. Eventuele compensabele/verrekenbare BTW wordt hierop derhalve in mindering gebracht. Subsidies van algemene aard en reserveonttrekkingen mogen niet direct op het actief in mindering gebracht worden.

In artikel 63 van het BBV is bepaald dat activa worden gewaardeerd op basis van verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De verkrijgingsprijs bestaat uit de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De vervaardigingsprijs bestaat uit de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. Voor een aantal soorten activa is in artikel 63 van het BBV een afwijkende waarderingsgrondslag benoemd.

Voorraden en deelnemingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

 

Componentenbenadering

De componentenbenadering houdt in dat verschillende samenstellende delen van een materieel vast actief afzonderlijk worden gewaardeerd en afgeschreven op basis van het waarde verloop van die individuele delen. Per samenstellend deel kan de technische- en economische levensduur namelijk verschillen.

In het BBV is geen bepaling opgenomen over de componentenbenadering. Wel doet de commissie BBV de aanbeveling om de componentenbenadering alleen toe te passen bij investeringen met een economisch nut.

Ter verduidelijking onderstaand een voorbeeld van de componentenbenadering bijvoorbeeld bij de vervaardiging/verkrijging van een kantoorpand:

Grond → niet afschrijven;

Gebouw → afschrijving in 40 jaar;

Installaties (zoals CV) → afschrijving in 15 jaar;

Inventaris → afschrijving in 10 jaar.

De componentenbenadering wordt waar mogelijk toegepast.

 

Toerekening van kosten

Het BBV kent geen nadere voorschriften voor kostentoerekening van rente- en personeelskosten. Het is conform artikel 63 lid 3 wel toegestaan een redelijk deel van de indirecte kosten toe te rekenen aan de vervaardigingsprijs van een actief. Hierdoor worden de lasten over de komende jaren gespreid. Hoewel dit op de korte termijn een voordeel op de exploitatie oplevert is deze systematiek vanuit goed financieel beleid niet te adviseren. Er vindt derhalve ook geen toerekening van deze indirecte kosten plaats.

 

6. Afschrijven

Afschrijving is een boekhoudkundige weergave van de waardevermindering van activa wegens technische slijtage en economische veroudering. In artikel 64 van het BBV worden kaders gesteld waaraan de afschrijvingen moeten voldoen, maar er wordt geen sluitend systeem voorgeschreven.

 

6.1 Afschrijvingsmethoden

Binnen de gemeentelijke overheid worden twee afschrijvingsmethodes gehanteerd, te weten lineair en annuïtair. Bij de lineaire methode bestaat de afschrijving uit een jaarlijks gelijkblijvend bedrag. Doordat de boekwaarde jaarlijks daalt met de afschrijving zal ook de jaarlijkse rentelast dalen en daarmee daalt het totale bedrag van de kapitaallasten.

Bij de annuïtaire methode blijft de jaarlijkse som van afschrijving en toegerekende rente gedurende de gebruiksduur gelijk. Hierbij is het afschrijvingsbestandsdeel in de eerste jaren zeer laag en het rentebestandsdeel hoog. Naarmate de gebruiksduur verstrijkt wordt het afschrijvingsbestandsdeel steeds hoger en het rentebestandsdeel steeds lager.

In de gemeente Voerendaal wordt de lineaire methode als standaard toegepast.

 

6.2 Afschrijvingstermijn

Voor het afschrijven van activa gelden conform artikel 64 van het BBV de volgende richtlijnen:

  • De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar.

  • Slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De reden van de verandering wordt in de toelichting op de balans uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor de financiële positie en voor de baten en de lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar.

  • Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.

  • De afschrijvingstermijn mag niet langer, maar wel korter zijn dan de economische of technische levensduur van een actief;

  • De afschrijvingstermijn mag niet langer, maar wel korter zijn dan de in de bijlage A (afschrijvingstabel) vermelde termijnen;

  • De afschrijvingstermijn van kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio, opgenomen onder de immateriële vaste activa, mag niet langer zijn dan de looptijd van de lening;

  • De afschrijvingstermijn van kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief, opgenomen onder de immateriële vaste activa, mag niet langer zijn dan 5 jaar;

  • De afschrijvingstermijn van bijdragen aan activa in eigendom van derden, opgenomen onder de immateriële vaste activa, mag niet langer zijn dan die van de activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt.

Daar waar deze nota niet expliciet voorziet zal het college op basis van economische of technische levensduur de afschrijvingstermijn bepalen.

 

6.3 Startmoment van afschrijving

Afschrijving vindt plaats met ingang van het jaar na gereedkomen/in gebruik name van een actief (investering).

 

6.4 Afschrijven op gronden

In beginsel wordt niet afgeschreven op gronden en terreinen. Er dient echter een onderscheid te worden gemaakt in de wijze waarop de grond wordt gebruikt. Grond waarop bijvoorbeeld een gemeentelijk gebouw wordt gebouwd dient als apart component van de betreffende investering geactiveerd te worden (zie componentenbenadering). Op deze grond wordt niet afgeschreven omdat het uitgangspunt is dat deze grond zijn waarde behoudt.

Grond kan echter ook gebruikt worden voor de aanleg van een weg, rotonde, park of plantsoen. In dergelijke gevallen is de grond zodanig verbonden met het hiervoor genoemde actief dat deze als onlosmakelijk deel hiervan beschouwt dient te worden. Deze grond wordt afgeschreven in dezelfde termijn als de betreffende investering in de openbare ruimte.

 

6.5 Extra afschrijven

Extra afschrijven is alleen toegestaan (en zelfs verplicht) als de boekwaarde van het actief hoger is dan de verwachte economische waarde.

Conform artikel 65 van het BBV worden duurzame waardeverminderingen van vaste activa onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.

 

6.6 Restwaarde

De restwaarde is de ingeschatte waarde aan het eind van de gebruikstermijn. De restwaarde van een investering is van tevoren veelal moeilijk in te schatten. Om deze reden wordt voor de restwaarde in het algemeen uitgegaan van een nihilwaardering.

Voor gebouwen waarbij de grondwaarde niet apart is geactiveerd maakt de gemeente Voerendaal hierop een uitzondering. Voor deze activa wordt een restwaarde gehanteerd van 15% van de verkrijgingsprijs.

Op gebouwen met een woonbestemming (bijvoorbeeld woonhuis voor tijdelijke huisvesting statushouders) wordt niet afgeschreven. Uitgangspunt hierbij is dat een woonhuis op (korte) termijn weer verkocht wordt voor minimaal de oorspronkelijke koopsom.

Indien bij verkoop/inruil of sloop van een actief sprake is van een resterende boekwaarde geldt het volgende:

  • Verkoop/inruil

  • De boekwaarde wordt in mindering gebracht op de verkoopprijs. De boekwinst/-verlies wordt verantwoord ten gunste/laste van de exploitatie en wordt dus niet meegenomen bij de verkrijgingsprijs van de nieuwe (vervangende) investering.

  • Sloop

  • Indien het actief wordt afgebroken t.b.v. vervangende nieuwbouw wordt de resterende boekwaarde (exclusief grond) afgewaardeerd. De grond- en sloopkosten behoren conform artikel 63 van het BBV tot de investering van de vervangende nieuwbouw.

 

7. Afschrijvingstabel

Soort activa

Termijn

Materiële vaste activa:

 

* Gronden en terreinen

n.v.t.

 

 

* Woonruimte en bedrijfsgebouwen:

 

-

Grond

n.v.t.

-

Nieuwbouw

50 jaar

-

Renovatie, verbouwing, uitbreiding

20 jaar

-

Tijdelijke gebouwen / noodlokalen

10 jaar

-

Technische installatie (beveiliging, brandmelding, geluidsinstallatie e.d.)*

40 jaar

-

Centrale verwarming*

40 jaar

-

Inrichting / meubilair

10 jaar

-

Hekwerken

25 jaar

-

Gymzaal / sporthal

20 jaar

-

Materialen gymnastieklokalen

10 jaar

-

Sportaccommodatie: kleedlokalen / kantine / berging

20 jaar

 

 

* Vervoermiddelen:

 

-

Personenauto, bestelauto, pick-up

6 jaar

-

Vrachtauto, schaftwagen

8 jaar

-

Tractor

10 jaar

-

Aanhangwagen

10 jaar

 

 

* Machines, apparaten en installaties:

 

-

Gladheidbestrijdingsmiddelen

10 jaar

-

Gereedschappen

5 jaar

-

Maaimachine

8 jaar

-

Machines (compressor, hogedrukreiniger, trilplaat, motormaaier, knipper e.d.)

10 jaar

-

Automatisering: hardware

4 jaar

-

Automatisering: software

4 jaar

-

Netwerkbekabeling

10 jaar

-

Stemcomputer

10 jaar

-

Telefonie

5 jaar

 

 

* Grond-, weg- en waterbouwkundige werken:

 

-

Bruggen: aanleg en vervanging

25 jaar

-

Bruggen: renovatie / verbetering

10 jaar

-

Openbaar groen: aanleg

10 jaar

-

Openbare verlichting: armaturen

20 jaar

-

Openbare verlichting: lichtmasten

40 jaar

-

Riolering: vrij-verval riolering

60 jaar

-

Riolering: gemalen, bouwkundig

40 jaar

-

Riolering: gemalen, Electro/Mechanisch

15 jaar

-

Riolering: persleidingen

40 jaar

-

Riolering: drukriolering, bouwkundig

40 jaar

-

Riolering: drukriolering, Electro/Mechanisch

40 jaar

-

Riolering: Individuele Behandeling van Afvalwater

15 jaar

-

Riolering: randvoorziening, bouwkundig (BergBezinkBassin/BergBezinkLeiding)

40 jaar

-

Riolering: randvoorziening, bouwkundig overig

40 jaar

-

Riolering: randvoorziening, Electro/Mechanisch

40 jaar

-

Riolering: infiltratie voorziening

40 jaar

-

Riolering: drainage/Drainage Transport-riolering

40 jaar

-

Speeltoestellen openbare speeltuinen / speelplaatsen

10 jaar

-

Sportvelden: aanleg kunstgrasveld (onderbouw)

30 jaar

-

Sportvelden: aanleg kunstgrasveld (bovenbouw)

10 jaar

-

Sportvelden: aanleg / renovatie grassportveld

15 jaar

-

Straatmeubilair (abri’s, bewegwijzering, straatnaamborden, verkeersborden)

10 jaar

-

Verkeersregelinstallatie

10 jaar

-

Wegen: aanleg

30 jaar

-

Wegen: vervanging deklaag (rehabilitatie)

15 jaar

 

 

* Overige materiële vaste activa:

 

-

Aandelen

n.v.t.

-

Begraafplaats (aanleg, uitbreiding, urnenmuur)

40 jaar

 

 

 

* De afschrijvingstermijn is hoger vastgesteld dan de technische levensduur, omdat de vervangingen zijn opgenomen in het meerjarenonderhoudsplan gebouwen.

 

8. Rente

Toerekening van rente vindt plaats met ingang van het jaar na gereedkomen/in gebruik name van een actief (investering). Er vindt geen toerekening van rente plaats gedurende de realisatiefase van een actief.

Voor de toerekening van de rentelasten aan een actief (investering) zijn er twee mogelijkheden:

  • Een vooraf bepaald vast rentepercentage

Voor de toerekening van rente wordt een vast rentepercentage gebruikt voor de volledige afschrijvingstermijn van een actief.

  • Een omslagpercentage

Voor de toerekening van rente wordt jaarlijks een omslagpercentage berekend. Hierbij zijn verschillende berekeningsmethodes mogelijk (op basis van werkelijk geraamde rente, op basis van rentepercentage fictieve lening, wel of niet rekening houdend met bespaarde rente eigen vermogen, etc).

 

De gemeente Voerendaal maakt gebruik van een omslagpercentage.

 

Renteresultaat

Het verschil tussen de werkelijke (geraamde) rentekosten voor lang- en kortlopende geldleningen en de via de staat van geactiveerde kapitaaluitgaven toegerekende rente resulteert in een renteresultaat. Dit renteresultaat wordt als last of baat verantwoord in de exploitatie.

Het renteresultaat wordt beïnvloed door 2 factoren:

  • Werkelijk (geraamde) rentekosten

Deze zijn afhankelijk van de liquiditeitspositie van de gemeente en de marktrente op enig moment voor zowel kortlopende als langlopende geldleningen.

  • Toegerekende rente

De omvang van de toegerekende rente is afhankelijk van de totale boekwaarde per begin boekjaar van alle activa. Bijvoorbeeld een investering is later gerealiseerd dan gepland waardoor de boekwaarde lager is dan geraamd en dus ook de rente over deze boekwaarde lager is dan geraamd.

 

Bijlage II Financieringsbeleid behorende bij artikel 19

1. Inleiding

Bij het opstellen van de financiële beheersmaatregelen is rekening gehouden met de bepalingen van de (wettelijke)kaders, onder andere Gemeentewet, Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet fido), de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden, het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten, de Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden (Ruddo) en de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden. Binnen deze wettelijke kaders is de gemeente verplicht haar eigen doelstellingen en kaders ten aanzien van de financieringen (treasury) vast te stellen.

Per 1 januari 2001 is de Wet financiering decentrale overheden van toepassing. De belangrijkste doelstellingen van deze wet is het zorgen voor een efficiënte financiering en een adequate risicobeheersing bij het aangaan van leningen en het uitzetten van geld wat tijdelijk niet nodig is.

In het financieringsstatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de financieringsfunctie van de gemeente geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van het risicobeheer. Vervolgens worden de gemeentefinanciering, het kasbeheer en de geldleningen behandeld en daarna komt de administratieve organisatie/interne controle van de financieringsfunctie aan de orde. Hierbij ligt het accent op de eenduidigheid rondom de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden.

Tot slot worden de uitgangspunten voor de informatievoorziening vastgelegd. Een goede informatievoorziening is noodzakelijk om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden.

 

2. Begrippenkader

In dit statuut verstaan wij onder:

 

Derivaten

Financiële instrumenten belichaamd in contracten, waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waarde afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices. De onderliggende waarden kunnen ook financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

 

Financiering

Het aantrekken van financiële middelen voor een periode van één jaar of langer. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

 

Financieringsfunctie

De sturing en het beheer van, de verantwoording over en het toezicht op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

 

Financiële onderneming

Een onderneming die in een lidstaat het bedrijf van kredietinstelling mag uitoefenen, beleggingsdiensten mag verlenen, beleggingsinstellingen mag beheren, rechten van deelneming in een beleggingsmaatschappij mag aanbieden, of het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen.

 

Geldstromenbeheer

Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten over te maken zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).

 

Intern liquiditeitenrisico

Het risico van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

 

Kasgeldlimiet

Het maximale bedrag dat de gemeente mag financieren met kortlopende financieringsmiddelen, dat wil zeggen financieringsmiddelen met een looptijd van maximaal één jaar. De kasgeldlimiet wordt bepaald door het begrotingstotaal van de gemeente bij aanvang van een kalenderjaar te vermenigvuldigen met een bij ministeriële regeling vastgesteld percentage.

 

Koersrisicobeheer

Het beheer van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

 

Kredietrisicobeheer

Het beheer van de risico’s die voortvloeien uit een mogelijke waardedaling van de vorderingspositie doordat een tegenpartij verplichtingen niet kan nakomen.

 

Liquiditeitspositie

De mate waarin op korte termijn aan de opeisbare verplichtingen kan worden voldaan.

 

Rating

De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier.

 

Relatiebeheer

Het onderhouden van relaties met ondernemingen, waarmee in het kader van de uitvoering van het financieringsbeleid contacten worden onderhouden.

 

Renterisicobeheer

Het beheer van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat in de toekomst de rentelasten van het vreemd vermogen hoger, respectievelijk dat de renteopbrengsten van activa lager zullen zijn dan een in de begroting geraamd niveau.

 

Renterisiconorm

Het bedrag aan renterisico dat niet mag worden overschreden. Het bedrag wordt berekend door een percentage op basis van de Wet fido te vermenigvuldigen met het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

 

Rentevisie

Toekomstverwachting over de renteontwikkeling, uitgaande van een aantal rentebepalende factoren, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd.

 

Saldobeheer

Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen.

 

Schatkistbankieren

Schatkistbankieren houdt in dat de liquide middelen boven het drempelbedrag worden aangehouden bij het ministerie van Financiën.

 

Solvabiliteit

De mate waarin een organisatie op lange termijn aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen.

 

Uitzetting

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar en langer.

 

3. Treasuryfunctie

3.1 Het belang van treasury

Treasury is een belangrijk aandachtsveld in het financiële beleid en –beheer van een gemeente en krijgt steeds meer bestuurlijke betekenis. Het gemeentebestuur zal immers zorg moeten dragen voor een verantwoorde en adequate inrichting van treasury, evenals voor het scheppen van voorwaarden om deze te kunnen uitvoeren.

Treasury wordt als volgt gedefinieerd:

 

Treasury is het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op: De financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

 

Kenmerkend voor treasury is dat de financiële risico’s aanzienlijk kunnen zijn; de treasurer wordt soms de verantwoordelijkheid gegeven om zeer grote bedragen te beheren en omvangrijke risico’s te beheersen.

Uit de definitie komt naar voren dat treasury vooral ook een bestuurlijk proces is, waarbij diverse belanghebbenden binnen de gemeente betrokken zijn.

Gelet op de publiekrechtelijke taak van de gemeente om maatschappelijk kapitaal te beheren, dient een zorgvuldig beheer van de aan haar toevertrouwde (geld)middelen te worden uitgevoerd. De gemeente stelt zich ten doel om de risico’s zoveel mogelijk te beperken.

Het beleid dat in het treasurystatuut wordt vastgelegd zal ervoor moeten zorgen dat een beheersbare en controleerbare uitvoering van de treasuryactiviteiten door de raad, het college en het ambtelijk apparaat wordt gewaarborgd.

Middels het vaststellen van dit statuut en het in de praktijk uitvoeren van de richtlijnen zoals die in dit statuut zijn weergegeven wordt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk, zowel binnen de gemeentelijke organisatie alsook naar de raad toe.

 

3.2 Doelgroepen

Binnen gemeenten zijn op het gebied van treasury verschillende doelgroepen te onderscheiden, elk met hun eigen rollen, taken en verantwoordelijkheden. De diverse doelgroepen moeten zich niet alleen bewust zijn van hun eigen rol en verantwoordelijkheden, maar ook van de rollen en verantwoordelijkheden van de andere doelgroepen.

 

De gemeenteraad

De gemeenteraad heeft een kaderstellende en controlerende functie. Voor de gemeenteraad betekent een controlerende functie dat zij zich bewust is van de kritische vragen die men kan of moet stellen. Daarnaast bepaalt de raad binnen de wet- en regelgeving de kaders van de financieringsfunctie. De raad stelt het financiële beheer in en legt de richting van de financiële organisatie vast in de financiële verordening.

 

College van B&W

Het college gaat over de hoofdlijnen van de dagelijkse treasurypraktijk. Het college heeft de taak treasury beleidsmatig in te kaderen. Verder bepaalt het college welke risico’s acceptabel zijn, mede in relatie tot het risicokader dat binnen de wetgeving wordt gegeven.

 

Treasury” binnen de ambtelijke organisatie

Treasury binnen de ambtelijke organisatie gaat over de beheersmatige en dagelijkse uitvoering van het treasurybeleid binnen de kaders van de gemeenteraad en de kaders en mandaten van B&W.

 

3.3 Doelstellingen

  • 1.

    Het verzekeren van een duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma's binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

  • 3.

    Het beheersen van de risico's verbonden aan de treasuryfunctie;

  • 4.

    Het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 5.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders en limieten en richtlijnen van dit statuut.

 

4. Risicobeheer

4.1Uitgangspunten risicobeheer

Met betrekking tot het risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    Het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of verstrekken van geldleningen en het verlenen van gemeentegaranties is alleen toegestaan voor de uitoefening van de publieke taak.;

  • 2.

    Uitzettingen hebben een prudent karakter en zijn niet gericht op het genereren van inkomen door het lopen van meer dan normale risico's;

  • 3.

    Er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden;

  • 4.

    Overeenkomstig de Wet Fido kunnen geen hypothecaire leningen worden verstrekt aan personeel en politieke ambtsdragers.

 

4.2 Renterisicobeheer

  • 1.

    Een stabiel rentelastniveau wordt nagestreefd door de looptijd van de op te nemen langlopende geldleningen af te stemmen op de looptijden van de in de leningenportefeuille reeds aanwezige leningen;

  • 2.

    Het renterisico van de vaste schuld bedraagt maximaal de renterisiconorm;

  • 3.

    Het renterisico van de vlottende schuld wordt beperkt door de netto vlottende schuld te beperken tot de kasgeldlimiet conform de bepalingen in de Wet fido;

  • 4.

    De rentevisie van de gemeente wordt jaarlijks bij het vaststellen van de begroting vastgesteld;

  • 5.

    Kredietrisico’s worden beperkt door uitsluitend gelden uit te zetten bij kredietwaardig geachte partijen. Dit zijn bankinstellingen die onder toezicht staan van de Nederlandse Bank en hun hoofdvestiging hebben in Nederland. Deze banken hebben minimaal een AA-rating (Standard & Poor’s rating);

  • 6.

    Indien de markt het toelaat zullen leningen die direct voor conversie in aanmerking komen, maar ook leningen die middels termijntransacties geconverteerd kunnen worden, worden overgesloten.

 

4.3 Intern Liquiditeitenrisico

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitenrisico's door haar financieringsactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd 1 jaar/12 maanden).

 

4.4 Kredietrisicobeheer

Overtollige middelen worden uitsluitend uitgezet bij de Nederlandse Staat (schatkistbankieren) of lagere Nederlandse overheden en overheidsinstanties.

 

4.5 Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden uitgesloten door uitsluitend leningen aan te gaan in euro’s.

 

5. Gemeentefinanciering

5.1 Financiering

Financieringen worden uitsluitend aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak:

  • 1.

    Financieringen met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken ten einde de renterisico's te beheersen en het renteresultaat te optimaliseren;

  • 2.

    Voor de aan te trekken financieringen met een looptijd langer dan 1 jaar worden tenminste 2 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

  • 3.

    Het aantrekken van geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële ondernemingen met minimaal een AA-rating of bij overheidsinstellingen;

  • 4.

    De maximale omvang van het totaal in één bepaald jaar af te sluiten langlopende geldleningen bedraagt hoogstens het bedrag genoemd in de “financierings- en investeringsstaat” (treasuryparagraaf) voor het betreffende jaar.

 

5.2 Uitzettingen

Bij het uitzetten van overtollige financiële middelen gelden de wettelijke voorschriften waaronder de regels, zoals die voor het Schatkistbankieren zijn vastgesteld.

 

Richtlijnen en limieten

  • 1.

    De gemeenteraad wordt geïnformeerd over nieuwe uitzettingen;

  • 2.

    De gemeente mag gelden uitzetten bij andere decentrale overheden, mits er geen sprake is van een toezichtrelatie, eveneens op basis van de Wet financiering decentrale overheden (onderling lenen);

  • 3.

    De gemeente gaat geen leningen aan met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten. Indien sprake is van tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering, dan worden deze gelden uitsluitend uitgezet bij de financiële onderneming waar deze leningen zijn aangegaan;

  • 4.

    De gemeente zet uitsluitend gelden uit in de vorm van producten met een hoofdsomgarantie (hoofdsom is aan het einde van de looptijd minimaal intact) en met vastrentende waarden;

  • 5.

    Koersrisico’s op de uitzettingen in vastrentende waarde worden beperkt door de omvang en de (resterende) looptijd te matchen met de omvang en de looptijd van de beschikbare liquide middelen. Het liquiditeitsoverzicht waarin de belangrijkste financiële mutaties in worden bijgehouden geeft hierbij handvaten;

  • 6.

    Koersrisico’s op aandelen zijn uitgesloten behalve als de aandelen worden gekocht in het kader van de uitoefening van de publieke taak.

5.3 Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid te voldoen aan de eisen die gesteld zijn aan een AA-rating;

  • 2.

    Financiële ondernemingen dienen in Nederland of in een andere EER-lidstaat op basis van geharmoniseerde wet- en regelgeving onder toezicht te vallen.

5.4 Verstrekken geldleningen en garanties geldleningen

Bij het verstrekken van geldleningen en garanties gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Geldleningen aan derden en garanties voor het aangaan van geldleningen door derden worden slechts verstrekt voor zover dit past binnen het gemeentelijk beleid en de publieke taak van de gemeente. Vooraf wordt onderzoek gedaan naar de financiële positie, de kredietwaardigheid en de reputatie van de betrokken partij;

  • 2.

    Leningen en garanties worden niet verstrekt voor het afdekken van exploitatietekorten;

  • 3.

    De gemeenteraad wordt geïnformeerd;

  • 4.

    De gemeente verstrekt uitsluitend leningen en garanties wanneer geen eigen waarborgfonds voor de betreffende categorie bestaat waarnaar doorverwezen kan worden;

  • 5.

    Een garantie heeft de voorkeur boven een lening;

  • 6.

    Bij het verstrekken van leningen en garanties in het kader van de publieke taak worden zoveel mogelijk zekerheden geëist. Voorkeur gaat daarbij uit naar zekerheidstelling in de vorm van 1e recht van hypotheek.

6. Kasbeheer

6.1 Geldstromenbeheer

Ten einde de kosten van geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitengebruik beperkt door de geldstromen op organisatieniveau op elkaar en op de liquiditeitenplanning af te stemmen.

  • 2.

    Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

  • 3.

    Het betalingsverkeer wordt zoveel als mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank;

  • 4.

    De contante geldstromen worden beperkt tot de (leges)kas;

  • 5.

    Betalingen vinden slechts in enkele, door de budgethouder te bepalen gevallen plaats vanuit de (leges)kas.

6.2Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    Indien een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij worden de bepalingen betreffende de kasgeldlimiet in acht genomen;

  • 2.

    De gemeente vraagt bij minimaal 2 ondernemingen offertes op alvorens middelen worden aangetrokken met een looptijd korter dan één jaar;

  • 3.

    De kasgeldlimiet wordt jaarlijks vastgesteld conform de opgave ten behoeve van de financiële toezichthouder en zal in de treasuryparagraaf bij de gemeentebegroting worden opgenomen.

7. Administratieve organisatie/interne controle

7.1 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de financieringsfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de financieringsactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 3.

    Bij de uit te voeren financieringsactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen principe);

    • b.

      de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschieden door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en controle geschieden door afzonderlijke functionarissen.

7.2 Informatievoorziening

  • 1.

    In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken, in combinatie met het onderdeel financiële positie in de begroting, geeft het college inzicht in de berekening van het kasgeldlimiet, de renterisiconorm, de financieringsbehoefte en de rentelasten externe financiering, het renteresultaat en de wijze van rentetoerekening.

  • 2.

    In het kader van de Informatie voor Derden verstrekt het college financiële informatie over de begroting, de jaarrekening en realisatiecijfers per kwartaal aan het Centraal Bureau voor de Statistiek.

7.3 Verantwoordelijkheden en bevoegdheden

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot de financieringsfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd. Het overzicht beperkt zich tot het niveau van de gemeenteraad en het college.

Functie

Verantwoordelijkheden

De gemeenteraad

  • Het vaststellen van de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie (in de financiële verordening);

  • Het vaststellen van de paragraaf financiering in de begroting en de jaarstukken (en hiermee toezicht houden op het financieringsbeleid en de uitvoering hiervan);

  • Het houden van toezicht op het treasurybeleid;

  • Het uitvoeren van de niet aan het college overgedragen treasury-activiteiten.

Het college van burgemeester en wethouders

  • Draagt de formele verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het financieringsbeleid;

  • Besluit over transacties die vallen buiten de gemandateerde bevoegdheden van medewerkers;

  • Rapporteert aan de gemeenteraad via het jaarverslag en tussentijdse rapportages over de uitvoering van het financieringsbeleid.

De portefeuillehouder financiën

  • Het uitvoeren van het treasurybeleid;

  • Draagt de politieke verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het financieringsbeleid.

 

  •  

 

Verantwoordelijkheden

Functie

Verantwoordelijkheden

Afdelingshoofd

  • Het opzetten van de administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;

  • Het bewaken van de kwaliteit van treasury-processen;

  • Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college;

  • Het uitvoeren van de aan hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform de financiële verordening en de treasuryparagraaf;

  • Het rapporteren aan het college over de uitvoering van het treasurybeheer;

  • Het afleggen van verantwoording aan het college.

Budgethouders

  • Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun afdelingen aanleveren aan de afdeling financiën met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten;

  • Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de afdeling financiën.

Kwaliteitsmedewerker

  • Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en hierover rapporteren aan het afdelingshoofd.

Financieel adviseur

  • Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeente-financiering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform dit treasurystatuut en de treasuryparagraaf worden uitgevoerd en de transacties dienen geautoriseerd te zijn door het afdelingshoofd bedrijfsbureau;

  • Het opstellen van de rentevisie;

  • Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

  • Het beheren van geldstromen;

  • Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;

  • Het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties;

  • Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

  • Het adviseren van de afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten (financiële consulenten);

  • Het periodiek opstellen van een liquiditeitenoverzicht;

  • Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

  • Het afhandelen van het girale betalingsverkeer;

  • Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie;

  • Het rapporteren aan het afdelingshoofd belast met controle over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten;

De externe accountant

  • Het in het kader van haar reguliere controle taak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

 

Bevoegdheden

 

Bevoegd functionaris

(1e handtekening)

Autorisatie door

(2e handtekening)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

Het uitzetten van geld via callgeld, deposito en spaarrekening

Financieel adviseur

Afdelingshoofd bedrijfsbureau

Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeld

Financieel adviseur

Afdelingshoofd bedrijfsbureau

Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

  • 1.

    Financieel adviseur

  • 2.

    Coördinator bedrijfsbureau

Afdelingshoofd bedrijfsbureau

Financieel adviseur

Coördinator bedrijfsbureau

Risicobeheer

Opstellen liquiditeitenbeheer

Financieel adviseur

 

Nieuwe leningen afstemmen op liquiditeitenplanning

Financieel adviseur

 

Bankrelatiebeheer

Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Financieel adviseur

Burgemeester

Bankcondities en tarieven afspreken

Financieel adviseur

Burgemeester

Financiering en uitzetting

Het afsluiten van kredietfaciliteiten

Afdelingshoofd bedrijfsbureau

College van B&W

Het aantrekken van gelden via onderhandse leningen zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

Afdelingshoofd bedrijfsbureau

College van B&W

Het uitzetten van gelden via onderhandse geldleningen zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

Afdelingshoofd bedrijfsbureau

College van B&W

Het vervroegd/extra aflossen van geldleningen

Financieel adviseur

Afdelingshoofd bedrijfsbureau

Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

Algemeen directeur

Burgemeester namens het College van B&W

Het garanderen van gelden uit hoofd van de publieke taak

Algemeen directeur

Burgemeester namens het College van B&W

Het uitzetten overtollige geldmiddelen (exclusief schatkistbankieren)

Algemeen directeur

Burgemeester namens het College van B&W

 

Informatievoorziening

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

 

Per kwartaal

Budgetbeheerders

Financieel adviseur

Liquiditeitenplanning

 

Periodiek

Financieel adviseur

Afdelingshoofd bedrijfsbureau

Inzicht in realisatie en bijstelling van de liquiditeitsplanning

 

Jaarlijks

Afdelingshoofd bedrijfsbureau

College van B&W

Beleidsplannen treasury in treasuryparagraaf van de begroting

 

Jaarlijks

College van B&W

Gemeenteraad

Evaluatie / verantwoording treasuryactiviteiten in treasuryparagraaf van de jaarrekening

 

Jaarlijks

College van B&W

Gemeenteraad

Voortgang onderdelen treasuryparagraaf via voor- en najaarsrapportage

 

Periodiek

College van B&W

Gemeenteraad

Rentevisie

Halfjaarlijks (bij de begroting en jaarrekening)

College van B&W

Gemeenteraad