Organisatie | Voerendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening 2023 |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Voerendaal 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Financiën |
Geen
artikel 212 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-12-2023 | 01-01-2023 | nieuwe regeling | 14-12-2023 | Zaaknr. 404236 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
Netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;
Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.
Bij de uiteenzetting van de financiële positie wordt in de begroting, als onderdeel van de paragraaf Financiering, in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.
Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 10. Voorwaardencriterium
Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.
Artikel 11. Begrotingscriterium
Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;
Artikel 16. Kostprijsberekening
Bij de directe kosten worden betrokken de direct toe te rekenen salariskosten en de afschrijvingslasten van de betrokken activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, extracomptabel geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.
Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde direct aan het taakveld toegerekende fte gedeeld door het totaal geraamde aantal fte (exclusief inhuur derden/ingeleend personeel).
Artikel 17. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
In de paragraaf lokale heffingen neemt het college bij de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen conform artikel 10 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten op.
Artikel 21. Weerstandsvermogen en risicobeheersing
In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing neemt het college bij de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen conform artikel 11 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten op.
Artikel 24. Verbonden Partijen
In de paragraaf verbonden partijen neemt het college bij de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen conform artikel 15 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten op.
Het college biedt de raad een Nota grondbeleid aan en actualiseert deze nota zodra daar wettelijk aanleiding voor is of als naar nieuwe inzichten het lokale financiële beleid aanpassing behoeft. Eens per raadsperiode vindt een toetsing op actualiteit plaats. De raad stelt de nota grondbeleid vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:
Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 25 onder f. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 14 december 2023.
DE RAAD VAN DE GEMEENTE VOERENDAAL
Namens deze,
De griffier,
F. Meijerink
Bijlage I Activabeleid behorende bij artikel 13
Activabeleid is primair bedoeld als instrument ten behoeve van de kaderstellende rol van de gemeenteraad en vormt daarmee het formele kader waarbinnen het college en de ambtelijke organisatie met investeringen en afschrijvingen dienen om te gaan. Daarnaast vervult het een ondersteunende rol bij de (meerjaren)begroting en jaarrekening.
Het activabeleid heeft een grote invloed op de jaarlijkse exploitatie, de vermogenspositie en de solvabiliteit van de gemeente. Onjuiste afschrijvingstermijnen en -methoden kunnen grote risico’s met zich meebrengen. Het activabeleid is een instrument dat zorgdraagt voor het eenduidig behandelen van gemeentelijke investeringen. Het belang van de nota is gelegen in het feit om zowel voor bestuur als de ambtelijke organisatie een transparant en adequaat activabeleid op basis van objectieve grondslagen vast te stellen. Een transparant en adequaat activabeleid vormt een van de pijlers voor het bepalen van de financiële positie en het financiële vermogen van de gemeente. Daarmee dient een transparant activabeleid niet alleen een boekhoudkundig, maar ook een bestuurlijk belang. De nota bakent de formele kaders af waarbinnen het college en de ambtelijke organisatie dienen om te gaan met investeringen en afschrijvingen en vervult een ondersteunende rol bij de kadernota, de begroting en de jaarrekening. Kort samengevat dient de nota bij te dragen aan:
Onderstaand worden een aantal kernbegrippen nader omschreven.
De bezittingen van de gemeente zoals gronden, gebouwen, voertuigen en infrastructuur. Deze worden ingedeeld in vlottende activa en vaste activa (zie schema onder punt 3).
Het opnemen van investeringen op de balans. De jaarlijkse kosten (kapitaallasten) worden ten laste van de exploitatie gebracht.
Een boekhoudkundige weergave van de waardevermindering van activa wegens technische slijtage en economische veroudering. De gebruiksduur bepaalt de afschrijvingstermijn en dus ook de hoogte van de afschrijvingslasten. De richtlijnen voor afschrijvingstermijnen zijn opgenomen onder punt 7 (afschrijvingstabel).
Agio en Disagio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het hogere c.q. lagere bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd. Agio en Disagio kan ook betrekking hebben op aandelen.
Een afschrijvingsmethode waarbij de kapitaallasten jaarlijks gelijk zijn gedurende de gehele afschrijvingstermijn van de investering. In de beginjaren is de afschrijvingscomponent laag en de rentecomponent hoog. Aan het eind ligt deze verhouding andersom.
Waarde van de activa op de balans. Dit is de verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de afschrijvingen.
Als het actief wordt verkocht tegen een prijs die hoger c.q. lager is dan de resterende boekwaarde op het moment van verkoop.
De economische levensduur wordt bepaald door rationeel en doelmatig gebruik rekening houdend met technologische ontwikkelingen. Met andere woorden, slijtage van activa door veroudering.
Activa die een financiële waarde of bezit vertegenwoordigen (bijvoorbeeld deelnemingen en aandelen).
Investeringsuitgaven waar geen bezit tegenover staat (bijvoorbeeld kosten sluiten geldlening).
Uitgaven ter verwerving van een goed of ter bereiking van een doel waaraan een meerjarig nut kan worden toegekend.
Investering met economisch nut
Activa die verhandelbaar zijn (waar markt voor is zoals bijvoorbeeld gebouwen) of die kunnen bijdragen aan het genereren van middelen, bijvoorbeeld door het vragen van rechten, heffingen, leges of prijzen. Deze investeringen moeten worden geactiveerd.
Investering met maatschappelijk nut
Activa waarmee geen middelen gegenereerd kunnen worden maar wel duidelijk een publieke taak vervullen zoals wegen, groenvoorziening, bruggen e.d. Op basis van geactualiseerde BBV-voorschriften moeten ook deze investeringen geactiveerd worden.
Kapitaallasten zijn de jaarlijks terugkerende lasten die samenhangen met de investeringen. De kapitaallasten bestaan uit afschrijvingen en rente.
Een afschrijvingsmethode waarbij de kapitaallasten jaarlijks dalen. Het afschrijvingscomponent is jaarlijks gelijk. Als gevolg van een daling van de boekwaarde neemt de jaarlijkse rentelast af.
Activa waar een bezit tegenover staat en waaraan een meerjarig nut kan worden toegekend.
De waarde die op een schuldbekentenis staat.
Onderuitputting kapitaallasten
Er is sprake van onderuitputting van kapitaallasten wanneer de investering op een later tijdstip in gebruik wordt genomen dan geraamd.
Een vergoeding voor het beslag dat de boekwaarde van een investering legt op de financieringsmiddelen van de gemeente. De rente is onderdeel van de kapitaallasten.
De restwaarde vertegenwoordigt de schatting van de opbrengstwaarde tegen het huidige prijspeil, verminderd met de te maken kosten voor verwijdering of vernietiging van (delen van) het actief.
Bezittingen waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode langer dan 1 jaar is vastgelegd. Voorbeelden hiervan zijn gronden, gebouwen en inventaris. De vaste activa worden verder verdeeld in: immateriële vaste activa, materiële vaste activa en financiële vaste activa.
Het bedrag dat betaald is om activa aan te schaffen (de inkoopprijs en de bijkomende kosten).
De kosten die gemaakt zijn ten behoeve van het intern vervaardigen van een actief.
De bezittingen van de gemeente waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode korter dan één jaar is vastgelegd. Binnen een jaar moeten de vlottende activa zijn omgezet in geld. Voorbeelden zijn: voorraden, debiteuren en liquide middelen (bank en kas).
Dit zijn goederen die je in bewaring houdt voor later gebruik. In de BBV is het volgende onderscheid opgenomen: grond- en hulpstoffen (onderverdeeld naar niet in exploitatie genomen bouwgronden en overige grond- en hulpstoffen), onderhanden werk waaronder bouwgronden in exploitatie, gereed product en handelsgoederen en vooruitbetalingen.
Naast artikel 212 van de Gemeentewet bevat ook het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) voorschriften voor de waardering en afschrijving van activa. De artikelen 31 tot en met 36 (algemeen), 51 en 52 (toelichtingsvereisten) en 59 tot en met 65 (waardering, activeren en afschrijven) van het BBV gaan nader in op de vaste activa.
Het BBV geeft dwingende richtlijnen aan gemeenten over onder andere de gemeentelijke investeringen en vaste activa. Daarnaast heeft de commissie BBV meerdere notities opgesteld waarin stellige uitspraken zijn opgenomen, die verplicht moeten worden opgevolgd.
Als gevolg van de invoering van de Vennootschapsbelastingplicht voor lagere overheden kan er ook sprake zijn van “fiscale afschrijving”. Bij “fiscale afschrijving” wijken de afschrijvingstermijnen veelal af van de in deze nota besproken “administratieve afschrijving”. Daar waar sprake zou zijn van “fiscale afschrijving” wordt dit extra comptabel berekend en niet verwerkt in de gemeentelijke administratie.
Activa zijn conform artikel 32 van het BBV onder te verdelen in vaste activa (duurzaam/gebruik) en vlottende activa (niet duurzaam/verbruik). De vlottende activa zijn in het kader van deze nota niet verder van belang.
De vaste activa zijn conform artikel 33 van het BBV te verdelen in:
De materiële vaste activa zijn conform artikel 35 van het BBV gesplitst in:
Op basis van artikel 59 van het BBV dienen alle investeringen in materiële vaste activa te worden geactiveerd. Uitzondering op deze regel zijn kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde, zolang niet de intentie aanwezig is de betreffende kunstvoorwerpen te verhandelen.
Het is niet praktisch om alle investeringen die in aanmerking komen om geactiveerd te worden, ook daadwerkelijk te activeren. Om deze reden gelden de volgende aanvullende voorwaarden:
De investeringen worden op de balans verantwoord. De lasten voortvloeiende uit de investeringen in materiële vaste activa, zoals onderhoud, afschrijvingen en verzekeringen behoren tot de jaarlijkse exploitatielasten.
Bij een bestaand actief is sprake van een investering indien de uitgaven:
Wanneer uitgaven worden gedaan ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke kwaliteit en levensduur van een actief, dan is er sprake van onderhoud.
De immateriële vaste activa zijn conform artikel 34 van het BBV gesplitst in:
Op basis van artikel 59 van het BBV dienen alle investeringen in immateriële vaste activa te worden geactiveerd indien wordt voldaan aan de aanvullende voorwaarden.
De kosten van onderzoek en ontwikkeling mogen conform artikel 60 van het BBV enkel geactiveerd worden indien:
De bijdragen aan activa in eigendom van derden mogen conform artikel 61 van het BBV enkel geactiveerd worden indien:
De financiële vaste activa zijn conform artikel 36 van het BBV gesplitst in kapitaalverstrekkingen, geldleningen aan derden en uitzettingen. Ook deze financiële activa moeten zichtbaar gemaakt worden op de balans.
Alle vaste activa worden conform artikel 62 van het BBV voor het bedrag van de investering geactiveerd. In afwijking hiervan worden de bijdragen van derden die in directe relatie staan met het actief op de waardering daarvan in mindering gebracht. Eventuele compensabele/verrekenbare BTW wordt hierop derhalve in mindering gebracht. Subsidies van algemene aard en reserveonttrekkingen mogen niet direct op het actief in mindering gebracht worden.
In artikel 63 van het BBV is bepaald dat activa worden gewaardeerd op basis van verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De verkrijgingsprijs bestaat uit de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De vervaardigingsprijs bestaat uit de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. Voor een aantal soorten activa is in artikel 63 van het BBV een afwijkende waarderingsgrondslag benoemd.
Voorraden en deelnemingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.
De componentenbenadering houdt in dat verschillende samenstellende delen van een materieel vast actief afzonderlijk worden gewaardeerd en afgeschreven op basis van het waarde verloop van die individuele delen. Per samenstellend deel kan de technische- en economische levensduur namelijk verschillen.
In het BBV is geen bepaling opgenomen over de componentenbenadering. Wel doet de commissie BBV de aanbeveling om de componentenbenadering alleen toe te passen bij investeringen met een economisch nut.
Ter verduidelijking onderstaand een voorbeeld van de componentenbenadering bijvoorbeeld bij de vervaardiging/verkrijging van een kantoorpand:
Gebouw → afschrijving in 40 jaar;
Installaties (zoals CV) → afschrijving in 15 jaar;
Inventaris → afschrijving in 10 jaar.
De componentenbenadering wordt waar mogelijk toegepast.
Het BBV kent geen nadere voorschriften voor kostentoerekening van rente- en personeelskosten. Het is conform artikel 63 lid 3 wel toegestaan een redelijk deel van de indirecte kosten toe te rekenen aan de vervaardigingsprijs van een actief. Hierdoor worden de lasten over de komende jaren gespreid. Hoewel dit op de korte termijn een voordeel op de exploitatie oplevert is deze systematiek vanuit goed financieel beleid niet te adviseren. Er vindt derhalve ook geen toerekening van deze indirecte kosten plaats.
Afschrijving is een boekhoudkundige weergave van de waardevermindering van activa wegens technische slijtage en economische veroudering. In artikel 64 van het BBV worden kaders gesteld waaraan de afschrijvingen moeten voldoen, maar er wordt geen sluitend systeem voorgeschreven.
Binnen de gemeentelijke overheid worden twee afschrijvingsmethodes gehanteerd, te weten lineair en annuïtair. Bij de lineaire methode bestaat de afschrijving uit een jaarlijks gelijkblijvend bedrag. Doordat de boekwaarde jaarlijks daalt met de afschrijving zal ook de jaarlijkse rentelast dalen en daarmee daalt het totale bedrag van de kapitaallasten.
Bij de annuïtaire methode blijft de jaarlijkse som van afschrijving en toegerekende rente gedurende de gebruiksduur gelijk. Hierbij is het afschrijvingsbestandsdeel in de eerste jaren zeer laag en het rentebestandsdeel hoog. Naarmate de gebruiksduur verstrijkt wordt het afschrijvingsbestandsdeel steeds hoger en het rentebestandsdeel steeds lager.
In de gemeente Voerendaal wordt de lineaire methode als standaard toegepast.
Voor het afschrijven van activa gelden conform artikel 64 van het BBV de volgende richtlijnen:
Slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De reden van de verandering wordt in de toelichting op de balans uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor de financiële positie en voor de baten en de lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar.
Daar waar deze nota niet expliciet voorziet zal het college op basis van economische of technische levensduur de afschrijvingstermijn bepalen.
6.3 Startmoment van afschrijving
Afschrijving vindt plaats met ingang van het jaar na gereedkomen/in gebruik name van een actief (investering).
In beginsel wordt niet afgeschreven op gronden en terreinen. Er dient echter een onderscheid te worden gemaakt in de wijze waarop de grond wordt gebruikt. Grond waarop bijvoorbeeld een gemeentelijk gebouw wordt gebouwd dient als apart component van de betreffende investering geactiveerd te worden (zie componentenbenadering). Op deze grond wordt niet afgeschreven omdat het uitgangspunt is dat deze grond zijn waarde behoudt.
Grond kan echter ook gebruikt worden voor de aanleg van een weg, rotonde, park of plantsoen. In dergelijke gevallen is de grond zodanig verbonden met het hiervoor genoemde actief dat deze als onlosmakelijk deel hiervan beschouwt dient te worden. Deze grond wordt afgeschreven in dezelfde termijn als de betreffende investering in de openbare ruimte.
Extra afschrijven is alleen toegestaan (en zelfs verplicht) als de boekwaarde van het actief hoger is dan de verwachte economische waarde.
Conform artikel 65 van het BBV worden duurzame waardeverminderingen van vaste activa onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.
Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.
De restwaarde is de ingeschatte waarde aan het eind van de gebruikstermijn. De restwaarde van een investering is van tevoren veelal moeilijk in te schatten. Om deze reden wordt voor de restwaarde in het algemeen uitgegaan van een nihilwaardering.
Voor gebouwen waarbij de grondwaarde niet apart is geactiveerd maakt de gemeente Voerendaal hierop een uitzondering. Voor deze activa wordt een restwaarde gehanteerd van 15% van de verkrijgingsprijs.
Op gebouwen met een woonbestemming (bijvoorbeeld woonhuis voor tijdelijke huisvesting statushouders) wordt niet afgeschreven. Uitgangspunt hierbij is dat een woonhuis op (korte) termijn weer verkocht wordt voor minimaal de oorspronkelijke koopsom.
Indien bij verkoop/inruil of sloop van een actief sprake is van een resterende boekwaarde geldt het volgende:
* De afschrijvingstermijn is hoger vastgesteld dan de technische levensduur, omdat de vervangingen zijn opgenomen in het meerjarenonderhoudsplan gebouwen.
Toerekening van rente vindt plaats met ingang van het jaar na gereedkomen/in gebruik name van een actief (investering). Er vindt geen toerekening van rente plaats gedurende de realisatiefase van een actief.
Voor de toerekening van de rentelasten aan een actief (investering) zijn er twee mogelijkheden:
Voor de toerekening van rente wordt een vast rentepercentage gebruikt voor de volledige afschrijvingstermijn van een actief.
Voor de toerekening van rente wordt jaarlijks een omslagpercentage berekend. Hierbij zijn verschillende berekeningsmethodes mogelijk (op basis van werkelijk geraamde rente, op basis van rentepercentage fictieve lening, wel of niet rekening houdend met bespaarde rente eigen vermogen, etc).
De gemeente Voerendaal maakt gebruik van een omslagpercentage.
Het verschil tussen de werkelijke (geraamde) rentekosten voor lang- en kortlopende geldleningen en de via de staat van geactiveerde kapitaaluitgaven toegerekende rente resulteert in een renteresultaat. Dit renteresultaat wordt als last of baat verantwoord in de exploitatie.
Het renteresultaat wordt beïnvloed door 2 factoren:
Deze zijn afhankelijk van de liquiditeitspositie van de gemeente en de marktrente op enig moment voor zowel kortlopende als langlopende geldleningen.
De omvang van de toegerekende rente is afhankelijk van de totale boekwaarde per begin boekjaar van alle activa. Bijvoorbeeld een investering is later gerealiseerd dan gepland waardoor de boekwaarde lager is dan geraamd en dus ook de rente over deze boekwaarde lager is dan geraamd.
Bijlage II Financieringsbeleid behorende bij artikel 19
Bij het opstellen van de financiële beheersmaatregelen is rekening gehouden met de bepalingen van de (wettelijke)kaders, onder andere Gemeentewet, Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet fido), de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden, het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten, de Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden (Ruddo) en de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden. Binnen deze wettelijke kaders is de gemeente verplicht haar eigen doelstellingen en kaders ten aanzien van de financieringen (treasury) vast te stellen.
Per 1 januari 2001 is de Wet financiering decentrale overheden van toepassing. De belangrijkste doelstellingen van deze wet is het zorgen voor een efficiënte financiering en een adequate risicobeheersing bij het aangaan van leningen en het uitzetten van geld wat tijdelijk niet nodig is.
In het financieringsstatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de financieringsfunctie van de gemeente geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van het risicobeheer. Vervolgens worden de gemeentefinanciering, het kasbeheer en de geldleningen behandeld en daarna komt de administratieve organisatie/interne controle van de financieringsfunctie aan de orde. Hierbij ligt het accent op de eenduidigheid rondom de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden.
Tot slot worden de uitgangspunten voor de informatievoorziening vastgelegd. Een goede informatievoorziening is noodzakelijk om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden.
In dit statuut verstaan wij onder:
Financiële instrumenten belichaamd in contracten, waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waarde afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices. De onderliggende waarden kunnen ook financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.
Het aantrekken van financiële middelen voor een periode van één jaar of langer. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.
De sturing en het beheer van, de verantwoording over en het toezicht op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.
Een onderneming die in een lidstaat het bedrijf van kredietinstelling mag uitoefenen, beleggingsdiensten mag verlenen, beleggingsinstellingen mag beheren, rechten van deelneming in een beleggingsmaatschappij mag aanbieden, of het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen.
Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten over te maken zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).
Het risico van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.
Het maximale bedrag dat de gemeente mag financieren met kortlopende financieringsmiddelen, dat wil zeggen financieringsmiddelen met een looptijd van maximaal één jaar. De kasgeldlimiet wordt bepaald door het begrotingstotaal van de gemeente bij aanvang van een kalenderjaar te vermenigvuldigen met een bij ministeriële regeling vastgesteld percentage.
Het beheer van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.
Het beheer van de risico’s die voortvloeien uit een mogelijke waardedaling van de vorderingspositie doordat een tegenpartij verplichtingen niet kan nakomen.
De mate waarin op korte termijn aan de opeisbare verplichtingen kan worden voldaan.
De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier.
Het onderhouden van relaties met ondernemingen, waarmee in het kader van de uitvoering van het financieringsbeleid contacten worden onderhouden.
Het beheer van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat in de toekomst de rentelasten van het vreemd vermogen hoger, respectievelijk dat de renteopbrengsten van activa lager zullen zijn dan een in de begroting geraamd niveau.
Het bedrag aan renterisico dat niet mag worden overschreden. Het bedrag wordt berekend door een percentage op basis van de Wet fido te vermenigvuldigen met het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.
Toekomstverwachting over de renteontwikkeling, uitgaande van een aantal rentebepalende factoren, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd.
Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen.
Schatkistbankieren houdt in dat de liquide middelen boven het drempelbedrag worden aangehouden bij het ministerie van Financiën.
De mate waarin een organisatie op lange termijn aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen.
Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar en langer.
Treasury is een belangrijk aandachtsveld in het financiële beleid en –beheer van een gemeente en krijgt steeds meer bestuurlijke betekenis. Het gemeentebestuur zal immers zorg moeten dragen voor een verantwoorde en adequate inrichting van treasury, evenals voor het scheppen van voorwaarden om deze te kunnen uitvoeren.
Treasury wordt als volgt gedefinieerd:
Treasury is het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op: De financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.
Kenmerkend voor treasury is dat de financiële risico’s aanzienlijk kunnen zijn; de treasurer wordt soms de verantwoordelijkheid gegeven om zeer grote bedragen te beheren en omvangrijke risico’s te beheersen.
Uit de definitie komt naar voren dat treasury vooral ook een bestuurlijk proces is, waarbij diverse belanghebbenden binnen de gemeente betrokken zijn.
Gelet op de publiekrechtelijke taak van de gemeente om maatschappelijk kapitaal te beheren, dient een zorgvuldig beheer van de aan haar toevertrouwde (geld)middelen te worden uitgevoerd. De gemeente stelt zich ten doel om de risico’s zoveel mogelijk te beperken.
Het beleid dat in het treasurystatuut wordt vastgelegd zal ervoor moeten zorgen dat een beheersbare en controleerbare uitvoering van de treasuryactiviteiten door de raad, het college en het ambtelijk apparaat wordt gewaarborgd.
Middels het vaststellen van dit statuut en het in de praktijk uitvoeren van de richtlijnen zoals die in dit statuut zijn weergegeven wordt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk, zowel binnen de gemeentelijke organisatie alsook naar de raad toe.
Binnen gemeenten zijn op het gebied van treasury verschillende doelgroepen te onderscheiden, elk met hun eigen rollen, taken en verantwoordelijkheden. De diverse doelgroepen moeten zich niet alleen bewust zijn van hun eigen rol en verantwoordelijkheden, maar ook van de rollen en verantwoordelijkheden van de andere doelgroepen.
De gemeenteraad heeft een kaderstellende en controlerende functie. Voor de gemeenteraad betekent een controlerende functie dat zij zich bewust is van de kritische vragen die men kan of moet stellen. Daarnaast bepaalt de raad binnen de wet- en regelgeving de kaders van de financieringsfunctie. De raad stelt het financiële beheer in en legt de richting van de financiële organisatie vast in de financiële verordening.
Het college gaat over de hoofdlijnen van de dagelijkse treasurypraktijk. Het college heeft de taak treasury beleidsmatig in te kaderen. Verder bepaalt het college welke risico’s acceptabel zijn, mede in relatie tot het risicokader dat binnen de wetgeving wordt gegeven.
“Treasury” binnen de ambtelijke organisatie
Treasury binnen de ambtelijke organisatie gaat over de beheersmatige en dagelijkse uitvoering van het treasurybeleid binnen de kaders van de gemeenteraad en de kaders en mandaten van B&W.
4.1Uitgangspunten risicobeheer
Met betrekking tot het risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:
4.3 Intern Liquiditeitenrisico
De gemeente beperkt haar interne liquiditeitenrisico's door haar financieringsactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd 1 jaar/12 maanden).
Overtollige middelen worden uitsluitend uitgezet bij de Nederlandse Staat (schatkistbankieren) of lagere Nederlandse overheden en overheidsinstanties.
Valutarisico’s worden uitgesloten door uitsluitend leningen aan te gaan in euro’s.
Financieringen worden uitsluitend aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak:
Bij het uitzetten van overtollige financiële middelen gelden de wettelijke voorschriften waaronder de regels, zoals die voor het Schatkistbankieren zijn vastgesteld.
De gemeente gaat geen leningen aan met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten. Indien sprake is van tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering, dan worden deze gelden uitsluitend uitgezet bij de financiële onderneming waar deze leningen zijn aangegaan;
Koersrisico’s op de uitzettingen in vastrentende waarde worden beperkt door de omvang en de (resterende) looptijd te matchen met de omvang en de looptijd van de beschikbare liquide middelen. Het liquiditeitsoverzicht waarin de belangrijkste financiële mutaties in worden bijgehouden geeft hierbij handvaten;
De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:
5.4 Verstrekken geldleningen en garanties geldleningen
Bij het verstrekken van geldleningen en garanties gelden de volgende uitgangspunten:
Geldleningen aan derden en garanties voor het aangaan van geldleningen door derden worden slechts verstrekt voor zover dit past binnen het gemeentelijk beleid en de publieke taak van de gemeente. Vooraf wordt onderzoek gedaan naar de financiële positie, de kredietwaardigheid en de reputatie van de betrokken partij;
Ten einde de kosten van geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:
6.2Saldo- en liquiditeitenbeheer
Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:
7. Administratieve organisatie/interne controle
7.1 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
In het kader van de financieringsfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:
In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken, in combinatie met het onderdeel financiële positie in de begroting, geeft het college inzicht in de berekening van het kasgeldlimiet, de renterisiconorm, de financieringsbehoefte en de rentelasten externe financiering, het renteresultaat en de wijze van rentetoerekening.
7.3 Verantwoordelijkheden en bevoegdheden
De verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot de financieringsfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd. Het overzicht beperkt zich tot het niveau van de gemeenteraad en het college.