Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Overijssel

Beleidsregel nadeelcompensatie Overijssel 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOverijssel
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingBeleidsregel nadeelcompensatie Overijssel 2024
CiteertitelBeleidsregel nadeelcompensatie Overijssel 2024
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Regeling Nadeelcompensatie Overijssel 2019, Beleidsregel nadeelcompensatie Ontwikkelopgave Natura 2000 Overijssel 2017 & Beleidsregel nadeelcompensatie kabels en leidingen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

12-12-2023

prb-2023-15252

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel nadeelcompensatie Overijssel 2024

 

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Bijlage 1 bevat begripsbepalingen voor de toepassing van deze beleidsregel.

Artikel 2. Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze beleidsregel is van toepassing op de behandeling door het college van aanvragen om een vergoeding als bedoeld in artikel 4:126 Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    Deze beleidsregel is niet van toepassing op de vergoeding van schade als gevolg van:

    • a.

      aanpassing van een kabel of leiding waarvoor een gedoogplicht van rechtswege geldt op grond van hoofdstuk 5 van de Telecommunicatiewet;

    • b.

      aanpassing van een kabel of leiding die ligt op grond van een bij beschikking opgelegde gedoogplicht;

    • c.

      aanpassing van een kabel of leiding die ligt met een zakelijk recht;

    • d.

      aanpassing van een kabel of leiding die in eigendom is van de provincie.

Artikel 3. Risico-aanvaarding

  • 1.

    Schade veroorzaakt in de rechtmatige uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid of taak komt niet voor vergoeding in aanmerking voor zover de schade redelijkerwijs voorzienbaar was ten tijde van de beslissing om te investeren in het geschade belang.

  • 2.

    De in het vorige lid bedoelde voorzienbaarheid kan onder meer betrekking hebben op de aard van de schadeoorzaak, op het tijdstip waarop deze schadeoorzaak zijn werking doet gevoelen, op de plaats waarop ze betrekking heeft, op de wijze van voltrekken of uitvoering daarvan, alsmede op de aard en omvang van de daardoor veroorzaakte schade.

  • 3.

    Geen vergoeding wordt toegekend indien de aanvrager heeft nagelaten zijn belang te verwezenlijken toen hij daartoe redelijkerwijs in de gelegenheid was, terwijl hij redelijkerwijs kon voorzien dat een maatregel genomen zou worden die aan dat realiseren in de weg zou komen te staan.

Artikel 4. Redelijke kosten van deskundigenbijstand

  • 1.

    Kosten ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand of andere deskundige bijstand bij de vaststelling van de schade komen voor vergoeding in aanmerking voor zover deze kosten redelijkerwijs zijn gemaakt en de omvang van de kosten redelijk is.

  • 2.

    Indien een commissie wordt ingesteld, worden de kosten van deskundigenbijstand die zijn gemaakt voordat door de commissie een conceptadvies is uitgebracht in ieder geval niet redelijk geacht.

Artikel 5. Betaling voorschot

  • 1.

    Het college kent de aanvrager die naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor een vergoeding als bedoeld in artikel 4:126 Algemene wet bestuursrecht en wiens belang naar het oordeel van het college vordert dat aan hem een voorschot in geld op deze vergoeding wordt toegekend, op diens schriftelijk verzoek een voorschot toe. Het college beslist op het verzoek, gehoord de commissie als bedoeld in artikel 8.

  • 2.

    Indien het college beslist tot het verlenen van een voorschot wordt daarmee geen aanspraak op een vergoeding als bedoeld in artikel 2 eerste lid erkend.

  • 3.

    Het voorschot kan uitsluitend worden verleend indien de verzoeker schriftelijk de verplichting aanvaardt tot gehele en onvoorwaardelijke terugbetaling van hetgeen ten onrechte als voorschot is uitbetaald, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente over het teveel betaalde te rekenen vanaf de datum van betaling van het voorschot. Het college kan daarvoor zekerheidsstelling verlangen.

HOOFDSTUK 2. Procedurele bepalingen

Artikel 6. Inhoud van de aanvraag

  • 1.

    De aanvraag wordt ondertekend en bevat tenminste de volgende gegevens:

    • a.

      de naam en het adres van de aanvrager;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      een aanduiding van het besluit of het handelen dat de gestelde schade naar het oordeel van aanvrager heeft veroorzaakt;

    • d.

      een vermelding van de reden of redenen waarom het college gehouden zou zijn de schade te vergoeden die het gevolg is van het onder c bedoelde handelen;

    • e.

      zo redelijkerwijs mogelijk een opgave van de aard en de omvang van de schade;

    • f.

      zo redelijkerwijs mogelijk een specificatie van het bedrag van de schade;

    • g.

      een omschrijving van de wijze waarop de schade naar het oordeel van aanvrager dient te worden vergoed en, zo een vergoeding in geld wordt gewenst, een opgave van het schadebedrag, dat naar het oordeel van aanvrager vergoed dient te worden;

    • h.

      indien een onderneming om een vergoeding van inkomensschade vraagt, de jaarrekeningen en de maandcijfers van de drie jaren voorafgaand aan het schadejaar en de maandcijfers van het lopende schadejaar, voorzien van een handtekening van de bestuurder van de onderneming of bij een accountantsrapport een handtekening van een accountant.

  • 2.

    Het college voorziet in de beschikbaarheid van een digitaal formulier dat voor de indiening van een aanvraag kan worden gebruikt.

  • 3.

    Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag zo spoedig mogelijk na de ontvangst ervan en stelt de aanvrager in kennis van de te volgen procedure.

  • 4.

    Indien naar het oordeel van het college niet of onvoldoende is voldaan aan het bepaalde in het eerste lid, of indien aanvrager overigens verzuimt de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen te verschaffen, stelt hij de aanvrager in de gelegenheid het verzuim te herstellen binnen een door het college te stellen termijn.

Artikel 7. Buiten behandeling laten en ongegrondverklaring van de aanvraag

  • 1.

    Het college neemt de aanvraag niet in behandeling indien het niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 is ingediend en van de geboden gelegenheid om de aanvraag aan te vullen niet tijdig, of onvoldoende is gebruik gemaakt.

  • 2.

    Het college wijst de aanvraag zonder nader onderzoek af indien er naar zijn oordeel kennelijk geen recht op een vergoeding als bedoeld in artikel 2 eerste lid bestaat.

Artikel 8. De adviescommissie

  • 1.

    Indien geen toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 7 stelt het college een commissie in, tenzij dat gelet op het eenvoudige karakter van het verzoek naar het oordeel van het college niet nodig is.

  • 2.

    De commissie heeft tot taak het college van advies te dienen over de op de aanvraag te nemen beslissing.

  • 3.

    De commissie bestaat uit één onafhankelijke deskundige, die door het college wordt benoemd.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid benoemt het college drie deskundigen als het naar het oordeel van het college een omvangrijke of gecompliceerde aanvraag betreft. Indien de commissie uit drie leden bestaat, wijst het college de voorzitter aan.

  • 5.

    Tot leden van de commissie worden personen benoemd die op grond van opleiding en ervaring aantoonbaar deskundig zijn.

  • 6.

    De leden van de commissie mogen niet betrokken zijn bij het schadeveroorzakend handelen waarop de aanvraag betrekking heeft. Tevens mogen de leden van de commissie niet werkzaam zijn bij, of ondergeschikt zijn aan of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het provinciebestuur.

  • 7.

    Het college stelt de aanvrager in kennis van zijn voornemen om een commissie in te stellen. De kennisgeving bevat de namen van de deskundigen, hun beroep, ervaring en de plaats waar zij hun werkzaamheden plegen te verrichten. De aanvrager kan binnen twee weken na verzending van de kennisgeving bedenkingen uiten tegen de voorgenomen samenstelling.

  • 8.

    De commissie kan zich laten bijstaan door derden na voorafgaande goedkeuring daartoe van het college.

  • 9.

    Het college kan, indien daarvoor aanleiding bestaat, te allen tijde een of meer leden tussentijds schorsen of ontslaan.

  • 10.

    Indien het lidmaatschap van een commissielid tussentijds eindigt, benoemt het college een ander lid voor de resterende periode.

Artikel 9. Het door de commissie te verrichten onderzoek

  • 1.

    De commissie stelt, voor zover een zorgvuldige advisering daartoe noopt, een onderzoek in naar:

    • a.

      de vraag of de door aanvrager in zijn aanvraag gestelde schade een gevolg is van de in de aanvraag aangeduide schadeoorzaak, indien en voor zover deze als een rechtmatige uitoefening door of namens het college van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak als bedoeld in artikel 4:126 Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt;

    • b.

      de omvang van de schade als bedoeld onder a;

    • c.

      de vraag of deze schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven;

    • d.

      de vraag of vergoeding van de schade niet, of niet voldoende, anderszins is verzekerd.

  • 2.

    De commissie brengt rapport uit over haar bevindingen. Zij adviseert het college over de hoogte van de uit te keren vergoeding en doet, indien het college een daartoe strekkend verzoek heeft gedaan, voorstellen voor maatregelen of voorzieningen waardoor de schade, anders dan door een vergoeding in geld, kan worden beperkt of ongedaan gemaakt.

Artikel 10. Bevoegdheden en verplichtingen

  • 1.

    Het college stelt de commissie, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking die nodig zijn voor een goede vervulling van haar taak.

  • 2.

    De aanvrager verschaft de commissie de gegevens en bescheiden die voor de advisering nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 3.

    De commissie kan inlichtingen en adviezen inwinnen bij derden. Indien met het verstrekken van inlichtingen, of het verlenen van adviezen door derden kosten gemoeid zijn, oefent de commissie deze bevoegdheid eerst uit na instemming van het college.

  • 4.

    De commissie kan een plaatsopneming houden, indien zij dit nodig acht.

Artikel 11. Procedure adviescommissie

  • 1.

    De commissie stelt de aanvrager in kennis van de te volgen procedure.

  • 2.

    De commissie stelt aanvrager en het college in de gelegenheid tot het geven van een mondelinge toelichting. Beiden kunnen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een gemachtigde.

  • 3.

    Meegebrachte deskundigen worden in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven.

  • 4.

    Van de toelichtingen wordt een verslag opgemaakt. Het verslag wordt aan de aanvrager en het college toegezonden.

  • 5.

    Alvorens de commissie haar definitieve advies opstelt, maakt zij een conceptadvies op. Dit conceptadvies wordt uiterlijk zestien weken nadat de commissie is ingesteld, aan de aanvrager en aan het college toegezonden. De commissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 6.

    De aanvrager en het college maken eventuele bedenkingen tegen het conceptadvies, uiterlijk vier weken na de datum van verzending daarvan, schriftelijk aan de commissie kenbaar.

  • 7.

    De commissie stelt haar advies vast binnen zes weken na het ontvangen van de reacties van de aanvrager en het college of na het verstrijken van de in het zesde lid genoemde termijn. Zij zendt het advies terstond toe aan de aanvrager en aan het college.

Artikel 12. De beslissing op de aanvraag

  • 1.

    Het college beslist zo spoedig mogelijk na ontvangst van het advies van de commissie op de aanvraag.

  • 2.

    Het college zendt een kopie van zijn besluit aan de commissie.

Artikel 13. Geen advies bij aanvragen tot € 1.000,-

  • 1.

    Indien een aanvraag is ingediend tot vergoeding van schade ter hoogte van maximaal € 1.000,- zal in afwijking van artikel 8 geen advies worden gevraagd van een commissie.

HOOFDSTUK 3. Bepalingen inzake de Ontwikkelopgave Natura 2000

Artikel 14. Toepassingsbereik

  • 1.

    Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op aanvragen, waarbij schade is veroorzaakt door rechtmatige uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid of taak van het college in het kader van de Ontwikkelopgave Natura 2000.

Artikel 15. Verrekening van voordeel

  • 1.

    Als voordeel in de zin van artikel 4:126 derde lid Algemene wet bestuursrecht wordt niet beschouwd de toename van het opbrengend vermogen van dat gedeelte van de onroerende zaak (ten opzichte van het totaal van de onroerende zaak) waar het effect van de maatregel zich fysiek voordoet, indien en voor zover dit met slechts 10% of minder toeneemt ten opzichte van het opbrengend vermogen van dat deel direct voorafgaand aan de peildatum.

Artikel 16. Normaal maatschappelijk risico

  • 1.

    Tot het normaal maatschappelijk risico wordt ten minste inkomensschade gerekend, indien en voor zover het opbrengend vermogen van dat gedeelte van de onroerende zaak (ten opzichte van het totaal van de onroerende zaak) waar het effect van de maatregel zich fysiek voordoet, met 10% of minder afneemt ten opzichte van het opbrengend vermogen direct voorafgaand aan de peildatum.

  • 2.

    Bij schade die is ontstaan als gevolg van een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.10b Omgevingswet en waarbij de maatregel ingrijpt op het eigendomsrecht van de aanvrager, wordt de betreffende schade geacht niet tot het normaal maatschappelijk risico te behoren.

HOOFDSTUK 4. Bepalingen inzake kabels en leidingen

Artikel 17. Toepassingsbereik

  • 1.

    Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op aanvragen, waarbij schade is veroorzaakt door rechtmatige uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid of taak van het college in het kader van aanpassing van kabels en leidingen.

Artikel 18. Voorzienbaarheid en normaal maatschappelijk risico

  • 1.

    Van voorzienbaarheid als bedoeld in artikel 3 lid 1 is in ieder geval sprake als in de verleende toestemming een bepaling is opgenomen die inhoudt dat een wijziging of intrekking van die toestemming is te voorzien in verband met activiteiten door of in opdracht van het college.

  • 2.

    In de volgende gevallen wordt schade geacht niet uit te gaan boven het normaal maatschappelijk risico:

    • a.

      Bij kabels of leidingen die liggen met een toestemming en waarvan de liggingsduur 11 jaar of langer is;

    • b.

      Bij kabels of leidingen die liggen zonder toestemming.

Artikel 19. In aanmerking te nemen aanpassingskosten

  • 1.

    De aanpassingskosten van een kabel of leiding worden vastgesteld aan de hand van de werkelijke kosten, waarbij uitsluitend de volgende kosten in aanmerking worden genomen:

    • a.

      kosten van materiaal;

    • b.

      kosten van uit- en in bedrijf stellen;

    • c.

      kosten van ontwerp en begeleiding;

    • d.

      kosten van uitvoering.

  • 2.

    Kosten die niet vallen onder de in het eerste lid genoemde kostencomponenten, zoals vervolgschades van derden als gevolg van het uit en in bedrijf stellen en de BTW-kosten, worden geacht te behoren tot het normaal maatschappelijk risico.

Artikel 20. Berekening vergoeding

  • 1.

    Bij het berekenen van de vergoeding als bedoeld in artikel 2 eerste lid wordt rekening gehouden met de liggingsduur van een kabel of leiding.

  • 2.

    De vergoeding als bedoeld in artikel 2 eerste lid is, afhankelijk van de liggingsduur, een percentage van de werkelijke kosten van aanpassing van een kabel of leiding als bedoeld in artikel 19, eerste lid.

  • 3.

    De vergoeding als bedoeld in artikel 2 eerste lid bedraagt 100% van de kosten van de aanpassing van de kabel of leiding bij een liggingsduur die korter is dan 6 kalenderjaren.

  • 4.

    Bij een liggingsduur die gelijk of langer is dan 6 kalenderjaren doch korter dan 11 kalenderjaren bedraagt de vergoeding als bedoeld in artikel 2 eerste lid een procentuele vergoeding van de kosten van de aanpassing van de kabel of leiding, zoals weergegeven in bijlage 2.

Artikel 21. Voordeeltoerekening

  • 1.

    Onder voordeel als bedoeld in artikel 4:126 derde lid van de Algemene wet bestuursrecht wordt in ieder geval begrepen:

    • Capaciteitstoename van de kabel of leiding;

    • Verhoging van de drukklasse;

    • Opheffen van een evident verkeerde ligging;

    • Opheffen van constructiefouten;

    • Opheffen van foutieve leidingmaterialen, voor zover deze de technische levensduur significant kunnen beïnvloeden;

    • Reconstructie van oudere opstallen.

Artikel 22. Inhoud aanvraag

  • 1.

    De gegevens als bedoeld in artikel 6 eerste lid onder e, f en g zijn in elk geval de de volgende gegevens:

    • a.

      een per kostensoort gespecificeerde opgave van de schade, berekend volgens deze beleidsregel en aan de hand van het model als opgenomen in bijlage 3;

    • b.

      een onderbouwing van de gemaakte kosten door middel van facturen van ingekochte goederen en diensten en (interne) urenstaten;

    • c.

      een aanduiding van de toestemming voor het aanleggen van kabel of leiding en/of van de aantasting van het eigendoms- of een ander zakelijk recht of de gedoogplicht.

HOOFDSTUK 5. Slotbepalingen

Artikel 23. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: Beleidsregel nadeelcompensatie Overijssel 2024.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2024 en is van toepassing op aanvragen die vanaf die datum door het college zijn ontvangen.

Artikel 24. Intrekking beleidsregels

  • 1.

    Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregel worden de Regeling Nadeelcompensatie Overijssel 2019, de Beleidsregel nadeelcompensatie Ontwikkelopgave Natura 2000 Overijssel 2017 en de Beleidsregel nadeelcompensatie kabels en leidingen ingetrokken.

  • 2.

    Op de behandeling van aanvragen die vóór de dag van inwerkingtreding van deze beleidsregel door het college zijn ontvangen blijven de in het eerste lid genoemde regelingen van toepassing.

Bijlage 1: Begripsbepalingen beleidsregel nadeelcompensatie Overijssel 2024

 

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

 

Aanpassing: het verleggen, verplaatsen of anderszins aanpassen van een kabel of leiding, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van werken van de provincie;

 

Aanvraag: een aanvraag om een vergoeding als bedoeld in artikel 4:126 Algemene wet bestuursrecht;

Aanvrager: degene die een aanvraag doet;

 

Beperkingengebied: het gebied dat in de Omgevingsverordening Overijssel is aangewezen als beperkingengebied provinciale wegen of beperkingengebied provinciale vaarwegen;

 

Buitenleiding: een kabel of leiding die gelegen is buiten het beperkingengebied provinciale wegen en het beperkingengebied provinciale vaarwegen van de provincie Overijssel;

 

College: het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel;

 

Commissie: de commissie als bedoeld in artikel 8;

 

Kabel: sterke en buigzame verbinding, bestaande uit één of meer geleiders, die zijn samengesteld uit draden van metaal of glasvezel en geschikt zijn voor het transport van elektrische energie, elektrische signalen of optische signalen;

 

Kosten van materiaal: de kosten van kabel- en leidingcomponenten, de kosten van bedrijfseigen materialen die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de functie van de kabel of leiding, inclusief de beschermingsconstructies, elektrotechnische, werktuigbouwkundige en civieltechnische materialen en bouwmaterialen, de kosten van het transport van materiaal naar de bouwplaats, de materiaalkosten van constructieve en/of bijzondere voorzieningen die worden veroorzaakt door eisen van derden;

 

Kosten van ontwerp en begeleiding: de kosten van onderzoek, voorontwerp, definitief ontwerp, bestek, aanbesteding en gunning, detaillering ten behoeve van de uitvoering, directievoering, oplevering, onderhoud- en garantietermijn;

 

Kosten van uit- en in bedrijf stellen: de kosten van het spanning- of productieloos maken en het weer in bedrijf stellen van de kabel of leiding, kosten voor de tijdelijke voorzieningen die nodig zijn om de levering te waarborgen gedurende de periode dat de kabel of leiding spanning- of productieloos is, zoals extra kosten van personele aard t.b.v. bedrijfsvoering en hulpmiddelen voor die bedrijfsvoering zoals watertanks, gasflessen en noodaggregaten, of een stoppeloperatie;

 

Kosten van uitvoering: kosten van civieltechnische, bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden aan de kabel, zoals werkputten en ondersteuningen, kosten van constructieve en bijzondere voorzieningen die nodig zijn in verband met de aanraking van het infrastructuurnetwerk, zoals overkluizingen en mantelbuizen, alle tijdelijke voorzieningen van fysieke aardig die nodig zijn tijdens de bouw, kosten van werkzaamheden ter verwijdering van een kabel of leiding die buiten dienst wordt gesteld, waaronder het opslaan in hanteerbare stukken, het transport op debouwlocatie, de kosten van een Constructie Allrisk (CAR)- verzekering en de eenmalige kosten verbonden aan het vestigen van alle zakelijke rechten;

 

Leiding: holle buis, vervaardigd van een duurzaam materiaal, zoals staal, beton of kunststof, geschikt voor het transport van vloeistoffen en gassen;

 

Liggingsduur: periode waarin een kabel of leiding met toestemming op grond van de Omgevingsverordening Overijssel ligt vanaf de datum waarop de toestemming in werking treedt tot en met de datum waarop een verzoek tot aanpassing of een verzoek tot maatregelen is verzonden;

 

Toestemming: de verklaring die volgens de Omgevingsverordening Overijssel vereist is voor het rechtmatig aanleggen of wijzigen van kabels en leidingen, zijnde een omgevingsvergunning, ontheffing of een goedkeuring van een melding (al dan niet met maatwerkvoorschriften)

 

Bijlage 2: Overzicht vergoedingspercentage aanpassing kabels en leidingen

 

Liggingsduur van een kabelof leiding in jaren

Vergoedingspercentage

1

100,00%

2

100,00%

3

100,00%

4

100,00%

5

100,00%

6

85,00%

7

68,00%

8

51,00%

9

34%

10

17%

 

Bijlage 3: Model kostenraming

 

Acceptant (naam netbeheerder):

Contractnummer (projectovereenstemming):

Prijspeilkostenraming (jaartal):

Onnauwkeurigheidsmarge (%):

 

Kabel/leiding (kenmerk/object code):

Diameter:

Leeftijd:

Type/materiaal:

 

Omschrijving

Eenheid

Prijs pereenheid

Aantal

Geraamd bedrag (excl. Nieuw voor Oud)

1. Materiaalkosten

 

Subtotaal

€ 0,00

 

2. Voordeeltoerekening materiaalkosten

Subtotaal

€ 0,00

Totaal materiaalkosten

1. Kostenvan uit en in bedrijf stellen

 

Subtotaal

€ 0,00

 

2. Voordeeltoerekening uit en in bedrijf stellen

 

Subtotaal

€ 0,00

Totaal uit en in bedrijf stellen

1. Kosten van ontwerp en begeleiding

 

Subtotaal

€ 0,00

 

2. Voordeeltoerekening ontwerp en begeleiding

 

Subtotaal

€ 0,00

Totaal ontwerp en begeleiding

 

 

 

1. Uitvoeringskosten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Subtotaal

 

 

 

€ 0,00

 

 

 

 

 

2. Voordeeltoerekening uitvoeringskosten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Subtotaal

 

 

 

€ 0,00

Totaal uitvoeringskosten

 

 

 

Totaal raming / begroting

 

 

 

€ 0,00

 

TOELICHTING

Algemeen

Gedeputeerde Staten hebben met deze beleidsregel drie eerdere afzonderlijke beleidsregels samengevoegd: de Regeling Nadeelcompensatie Overijssel 2019, de Beleidsregel nadeelcompensatie Ontwikkelopgave Natura 2000 Overijssel 2017 en de Beleidsregel nadeelcompensatie kabels en leidingen. De directe aanleiding daarvoor is de inwerkingtreding geweest van de Omgevingswet en titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), per 1 januari 2024. Door deze nieuwe wetgeving was het nodig het beleid over nadeelcompensatie te actualiseren. Met deze nieuwe beleidsregel zijn overbodig geworden bepalingen verwijderd en zijn formuleringen in overeenstemming gebracht met bepalingen uit de nieuwe wetgeving. Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt verschillende beleidsregels over nadeelcompensatie samen te voegen in één integrale regeling. Dit bevordert de samenhang tussen de verschillende bepalingen en is meer overzichtelijk.

 

Met deze beleidsregel is geen sprake van beleidswijzigingen van grote betekenis. In de Regeling Nadeelcompensatie Overijssel 2019 werd grotendeels verwezen naar het beleid van de Minister, zoals opgenomen in de Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Waterstaat 2019 (hierna: Beleidsregel Infrastructuur). Gedeputeerde Staten hebben ervoor gekozen dat niet meer te doen, maar een beleidsregel te maken waarin het eigen beleid volledig is uitgeschreven. Veel (procedurele) bepalingen uit de beleidsregel Infrastructuur zijn door Gedeputeerde Staten overgenomen in deze nieuwe beleidsregel.

 

Hierbij verdient opmerking dat de Beleidsregel Infrastructuur geschreven is voor tijdelijke schade door infrastructurele maatregelen. Gedeputeerde Staten namen dit beleid eerder als uitgangspunt voor de behandeling van alle nadeelcompensatieverzoeken, maar hebben ervaren dat deze werkwijze in de praktijk soms onvoldoende aansluit op gevallen van bijvoorbeeld permanente schade, of van schade met een andere oorzaak dan infrastructurele maatregelen. Dit geldt met name bij de vaststelling van de hoogte van het normaal maatschappelijk risico in concrete gevallen.

 

Met deze beleidsregel is ervoor gekozen geen algemeen uitgangspunt op te nemen voor de vaststelling van het normaal maatschappelijk risico. Voor bepaalde categorieën van gevallen introduceert de Omgevingswet hierover nieuwe regels. Rechtspraak over dit onderwerp is verder blijvend in ontwikkeling. In de gevallen waarin er voor Gedeputeerde Staten binnen deze kaders nog beslissingsruimte overblijft, zal per geval beslist worden wat een passend normaal maatschappelijk risico is. In de meeste gevallen beslissen Gedeputeerde Staten hierover na deskundig advies van een adviescommissie. Gedeputeerde Staten kunnen zo meer oog hebben voor de vraag wat een redelijk normaal maatschappelijk risico is gelet op de omstandigheden van een concreet geval, waaronder bijvoorbeeld de aard van de schade en in geval van een onderneming de kostenstructuur daarvan.

 

Tegelijkertijd geldt dat uit oogpunt van gelijkheid voor bepaalde categorieën van schades zo eenduidig mogelijk te werk moet worden gegaan. Voor schades in het kader van de Ontwikkelgave Natura 2000 en schades in verband met aanpassing van kabels en leidingen bevat de beleidsregel enkele specifieke bepalingen met betrekking tot het normaal maatschappelijk risico. Bij tijdelijke schade door infrastructurele maatregelen voor de vaststelling van het ondernemersrisico zal in de praktijk in beginsel aangesloten blijven worden bij de rekenmethode uit de Beleidsregel Infrastructuur die gebaseerd is op de Handleiding nadeelcompensatie bij infrastructurele maatregelen 2018.

 

De regeling kent een algemeen deel, met bepalingen die op de behandeling van ieder verzoek om nadeelcompensatie van toepassing zijn. Daarnaast zijn er twee hoofdstukken met specifieke bepalingen over schades in het kader van de Ontwikkelopgave Natura 2000 en schades in verband met aanpassing van kabels en leidingen.

 

Artikelsgewijze toelichting

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Artikel 2

Deze beleidsregel is kort gezegd van toepassing op alle nadeelcompensatieverzoeken die door Gedeputeerde Staten moeten worden behandeld, behalve in enkele in lid 2 van dit artikel concreet omschreven gevallen.

 

Voor openbare netwerken als bedoeld in de Telecommunicatiewet die moeten worden gedoogd, zijn rechten en verplichtingen voor de netbeheerders en de gedoogplichtige vastgelegd in Hoofdstuk 5 van de Telecommunicatiewet. Ook kabels en leidingen die liggen met een zakelijk recht (bijvoorbeeld een recht van opstal) of waarvoor een wettelijke gedoogplicht is opgelegd op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht of Afdeling 10 in de Omgevingswet, vallen buiten de reikwijdte van deze beleidsregel. De verdeling van de kosten van het verleggen van deze kabels en leidingen wordt bepaald overeenkomstig de afspraken tussen de partijen, geldende rechtspraak, het onteigeningsrecht of de bepalingen omtrent het opzeggen van duurovereenkomsten in het Burgerlijk Wetboek.

 

De Regeling Nadeelcompensatie Overijssel 2019 voorzag in een grondslag om een appellabel besluit te nemen als de schade zelf niet was veroorzaakt door een appellabel besluit, of als er geen wettelijk voorschrift was dat in een mogelijkheid van bezwaar of beroep voorzag. Deze nieuwe beleidsregel heeft deze functie niet meer, nu op grond van artikel 4:126 van de Awb een beslissing op een nadeelcompensatieverzoek in vrijwel alle gevallen leidt tot een appellabel besluit.

 

Artikel 3

In artikel 3 is omschreven in welke gevallen Gedeputeerde Staten bij het nemen van een beslissing laten meewegen dat sprake is van een bepaalde vorm van risico-aanvaarding door de aanvrager. Dit geldt ter aanvulling en/of verduidelijking van het bepaalde in artikel 4:126 lid 2 Awb en is een voortzetting van bestaand beleid.

 

Het leerstuk van de risicoaanvaarding hangt nauw samen met de vraag of degene die schade heeft geleden passende maatregelen heeft getroffen ter voorkoming of beperking van schade. In geval van schade die door het treffen van zodanige maatregelen redelijkerwijs had kunnen worden voorkomen of beperkt, is het redelijk dat dergelijk schade voor rekening van de betrokkene blijft. Omgekeerd geldt dat de redelijke kosten van de maatregelen die ter voorkoming of beperking van schade zijn genomen voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.

 

Artikel 4

Artikel 4:129 Awb bepaalt dat wanneer een vergoeding wordt toegekend, ook de redelijke kosten van rechtsbijstand of deskundigenbijstand worden vergoed. De wet kent hier geen formulering waaruit blijkt van een vereiste zogenaamde dubbele redelijkheidstoets zoals die wel uit rechtspraak blijkt: om aanspraak te kunnen maken op een vergoeding in dit verband is nodig dat het maken van de kosten redelijk te noemen is en dat de omvang van de kosten ook redelijk is. In artikel 4 van deze beleidsregel wordt voor alle duidelijkheid vastgelegd dat dit ook de visie van Gedeputeerde Staten is. Verder zijn Gedeputeerde Staten van mening dat indien een commissie wordt ingesteld om te adviseren over het ontvangen verzoek, het voor een aanvrager in beginsel pas vanaf het moment van ontvangst van een conceptadvies nodig zal zijn om eventueel kosten van deskundigenbijstand te maken. Tot aan dat moment is sprake van een vrij laagdrempelige procedure, waarbij deskundigenkosten uiteraard wel gemaakt mogen worden maar als uitgangspunt niet voor vergoeding in aanmerking komen. Dit is ook in overeenstemming met geldende rechtspraak.

 

HOOFDSTUK 2. Procedurele bepalingen

Artikel 6 en 7

In artikel 6 is omschreven welke gegevens Gedeputeerde Staten nodig hebben om op een aanvraag te kunnen beslissen. Als deze gegevens niet of niet volledig worden aangeleverd, ook niet als daar door Gedeputeerde Staten nog eens om gevraagd is, en er daardoor geen goede inhoudelijke beoordeling kan plaatsvinden, dan besluiten Gedeputeerde Staten de aanvraag niet te behandelen. De wet voorziet in deze mogelijkheid (artikel 4:5 Awb). Daarnaast is in artikel 7 vastgelegd dat geen inhoudelijke beoordeling van een aanvraag plaatsvindt als op voorhand duidelijk is dat er geen nadeelcompensatievergoeding verstrekt kan worden. Te denken valt aan de situatie waarin de provincie onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijkheid heeft erkend, of aan de situatie waarin duidelijk is dat er in het geheel geen sprake is van schadeveroorzakend handelen van Gedeputeerde Staten/de provincie Overijssel.

 

Artikel 8-11

In deze artikelen is geregeld in welke gevallen Gedeputeerde Staten een adviescommissie inschakelen om over een ontvangen aanvraag te adviseren en welke procedure daarbij wordt gevolgd. Deze artikelen zijn grotendeels overgenomen uit de Beleidsregel nadeelcompensatie Ontwikkelopgave Natura 2000 Overijssel 2017, de Planschadeverordening 2012 en de Beleidsregel Infrastructuur. De planschadeverordening was gebaseerd op artikel 6.1.3.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en bevatte regels over de aanwijzing van een adviseur en de wijze waarop deze tot een advies komt. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 vervalt het Bro en daarmee de wettelijke grondslag voor de planschadeverordening. Provinciale Staten hebben onder de Omgevingswet geen wettelijke taak meer om op dit punt een verordening vast te stellen. Daarom is ervoor gekozen beleidsmatige uitgangspunten rondom het inschakelen van een adviescommissie op te nemen in deze beleidsregel.

 

Artikel 13

Wanneer op voorhand duidelijk is dat een aanvrager een vergoeding van maximaal € 1.000,- verlangt, behandelen Gedeputeerde Staten de aanvraag in beginsel zelf zonder inschakeling van een adviseur. Het ligt voor de hand dat in dergelijke gevallen de aanvraag relatief eenvoudig te behandelen zal zijn. Het doorlopen van een meer langdurige adviesprocedure en het maken van kosten voor een deskundige is dan niet snel proportioneel te noemen. Gedeputeerde Staten kiezen hiermee niet voor een bagateldrempel: de aanvraag wordt niet enkel vanwege de beperkte omvang buiten behandeling gelaten, maar ook bij een beperkte financiële omvang inhoudelijk beoordeeld. Dit is een voortzetting van bestaand beleid.

 

HOOFDSTUK 3. Bepalingen inzake de Ontwikkelopgave Natura 2000

Artikel 14-16

Het betreft hier bepalingen die specifiek zien op schades die zijn veroorzaakt in het kader van de Ontwikkelopgave Natura 2000. De artikelen 15 en 16 zijn overgenomen uit de Beleidsregel nadeelcompensatie Ontwikkelopgave Natura 2000 Overijssel 2017 (artikel 3 lid 2, artikel 4 en artikel 5 lid 2 van die beleidsregel).

 

Artikel 15 is enigszins gewijzigd overgenomen. In de eerste plaats geldt niet langer dat bij waardedaling van een onroerende zaak het normaal maatschappelijk risico 2% van de waarde van de onroerende zaak als uitgangspunt wordt genomen, nu de Omgevingswet hier een normaal maatschappelijk risico van 4% voorschrijft. In de tweede plaats blijft het uitgangspunt bij een gedoogplicht waarbij de maatregel ingrijpt op het eigendomsrecht dat schade die daar het gevolg van is niet tot het normaal maatschappelijk risico wordt gerekend, maar hierbij is verduidelijkt dat het onder de Omgevingswet gaat om een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.10b Omgevingswet.

 

HOOFDSTUK 4. Bepalingen inzake kabels en leidingen

Artikel 17

Een verzoek door of namens Gedeputeerde Staten tot aanpassing van een kabel of leiding zoals bedoeld in het eerste lid is in de praktijk ook bekend als verzoek tot maatregelen (VTM) voor telecommunicatiekabels en verzoek tot aanpassing (VTA) voor overige kabels en leidingen. Dit verzoek kan door Gedeputeerde Staten worden gestuurd naar de betreffende netbeheerder, onder gelijktijdige intrekking van de publiekrechtelijke toestemming voor de aanwezigheid van een kabel of leiding. De publiekrechtelijke toestemming kan ook later worden ingetrokken.

 

De toepassing van deze beleidsregel is niet beperkt tot kabels en leidingen die in grond van de provincie Overijssel liggen. Het kan immers zo zijn dat aanpassing van een kabel of leiding op initiatief van Gedeputeerde Staten plaatsvindt in zowel gronden van de provincie als van derden, of volledig plaatsvindt in gronden van derden. Ook op die situaties is deze beleidsregel van toepassing.

 

Artikel 18

Wanneer het uitvoeren van werken van de provincie voorzien is ten tijde van de verlening van de toestemming voor het aanleggen van de kabel of leiding en dit vermeld is in de toestemming, is schade voorzienbaar en komt deze niet voor vergoeding in aanmerking. Ook in andere gevallen kan sprake zijn van risicoaanvaarding, bijvoorbeeld wanneer de kabel of leiding niet aangelegd is op de vereiste afstand van de weg of het fietspad.

 

Artikel 19

In bijlage 1 bij deze beleidsregel staat beschreven welke kosten worden begrepen onder kosten van materiaal, kosten van uit- en in bedrijf stellen, kosten van ontwerp en begeleiding en kosten van uitvoering. Deze kosten komen in beginsel voor vergoeding in aanmerking.

 

Artikel 20

Voor zowel langsliggende als kruisende kabels en leidingen geldt dat binnen een periode van vijf jaren de aanpassingskosten volledig worden vergoed, behalve als sprake is van risico-aanvaarding. De termijn van tien jaren is van toepassing op zowel droge- als natte infrastructuur.

 

Artikel 21

In dit artikel wordt beschreven met welke voordelen tenminste rekening gehouden wordt bij het bepalen van een eventuele vergoeding voor nadeel dat het verleggen van een kabel of leiding met zich brengt. De opsomming in dit artikel is niet limitatief.

 

HOOFDSTUK 5. Slotbepalingen

Artikel 23-24

Omdat de inhoud van deze beleidsregel is afgestemd op de Omgevingswet en de nieuwe titel 4.5 uit de Awb, treedt deze beleidsregel op hetzelfde moment in werking waarop de nieuwe wetgeving van kracht wordt: op 1 januari 2024.