Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Meierijstad

Besluit adviesrecht bopa gemeente Meierijstad

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMeierijstad
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit adviesrecht bopa gemeente Meierijstad
CiteertitelBesluit adviesrecht bopa gemeente Meierijstad
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024Nieuwe regeling

03-11-2022

gmb-2023-545867

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit adviesrecht bopa gemeente Meierijstad

De raad van de gemeente Meierijstad,

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 september 2022

Gelet op artikel 16.15a aanhef en onder b ten eerste Omgevingswet,

Besluit gemeenteraad:

Artikel 1. Gemeenteraad als adviseur

De gemeenteraad van Meierijstad aan te wijzen als adviseur als het gaat om een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, in de volgende gevallen:

  • 1.

    Aanvragen in bestaand stedelijk gebied, niet behorende tot een bedrijventerrein:

  • a.

    de nieuwbouw van meer dan 5 woningen;

  • b.

    het realiseren of uitbreiden van een bedrijfsgebouw ten behoeve van een bedrijf behorende tot de milieucategorie hoger dan II uit de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’;

  • c.

    het realiseren van maatschappelijke voorzieningen of voorzieningen ten behoeve van sport, waarbij de totale oppervlakte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, meer bedraagt dan 1.500 m2 .

  • 2.

    Aanvragen op een bedrijventerrein,

  • a.

    Voor het realiseren of uitbreiden van bouwwerken, tenzij het betreft het realiseren of uitbreiden van een bouwwerk ten behoeve van een bedrijf behorend tot een milieucategorie II of III uit de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering voor zover de betreffende milieucategorie reeds is toegestaan conform het ter plaatse geldende omgevingsplan;

  • b.

    het toevoegen van functies op de bedrijventerreinen die niet passen in de beleidsvisies hierover: de bedrijventerreinenvisie en de ontwikkelrichting voor bedrijventerreinen n.a.v. het behoefteonderzoek naar bedrijventerreinen.

  • 3.

    Aanvragen in het buitengebied voor activiteiten die niet passen binnen de beleidsthema’s uit de gebiedsvisie ‘Buitengebied in ontwikkeling’.

Artikel 2. Afwijken adviesrecht gemeenteraad

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1 brengt de gemeenteraad geen advies uit indien door de gemeenteraad al een stedenbouwkundige visie, stedenbouwkundige randvoorwaarden, masterplan, gebiedsvisie, projectplan of vergelijkbaar ruimtelijk kader is vastgesteld voor de locatie en de activiteit past binnen dat kader;

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt geen gebruik gemaakt van het adviesrecht voor zover de activiteiten passen binnen de lijst van gevallen als verwoord in artikel 4 van bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht. Hierbij worden de artikelen 1 en 5 van bijlage II bij het Besluit Omgevingsrecht mede in acht genomen.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt geen gebruik gemaakt van het adviesrecht in gevallen dat het college van B&W een omgevingsvergunning weigert.

Artikel 3. Wijze van meten

De in dit besluit benoemde waarden worden gemeten conform de meetbepalingen in artikel 7.1 sub artikel 22.24 Invoeringsbesluit Omgevingswet.

Artikel 4. Intrekking oude regeling

Artikel 2 van de “Regeling Instrumenten Ruimtelijke ordening Meierijstad“ wordt ingetrokken, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op aanvragen omgevingsvergunning waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 2.1. eerste lid onder c. jo. 2.12 eerste lid onder a. sub 3 Wabo die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet als ontwerpbesluit ter inzage zijn gelegd.

Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de datum dat de Omgevingswet in werking treedt;

  • 2.

    Deze regeling wordt aangehaald als “Besluit adviesrecht bopa gemeente Meierijstad”.

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 3 november 2022

De raad voornoemd,

De griffier,

A.F.J. Franken

De voorzitter,

ir. C.H.C. van Rooij

Bijlage I Toelichting

De gemeenteraad als adviseur van het college

Conform de Omgevingswet kan de gemeenteraad als adviseur worden aangewezen bij aanvragen van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit in door de gemeenteraad aangewezen gevallen. In deze gevallen geeft de raad advies aan het college van burgemeester en wethouders, die het bevoegd gezag is bij omgevingsvergunningen. Het college besluit in overeenstemming met het advies door de raad. Feitelijk betekent dat, dat het advies van de raad aan het college bindend is.

Het adviesrecht is de bevoegdheid van de gemeenteraad het college te adviseren en zegt daarmee niets over de wenselijkheid of vergunbaarheid van een initiatief. Het van toepassing zijn van het adviesrecht zegt eveneens niets over de te volgen procedure. Uitgangspunt blijft het toepassen van de reguliere procedure, waarbij belanghebbenden via bezwaar en beroep voor hun recht kunnen opkomen.

Totstandkoming besluitdocument

Bij de totstandkoming van deze lijst is met de gemeenteraad gesproken via meerdere raadswerkgroepen en een beeldvormende avond.

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet vormen de huidige bestemmingsplannen samen met de bruidsschat en de verordening Fysieke Leefomgeving het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Dat is het toetsingskader voor aanvragen omgevingsvergunning. Het permanente omgevingsplan moet dan nog worden vormgegeven. Dat betekent dat tijdens de jaren dat het permanente deel van het omgevingsplan wordt vormgegeven, wordt gewerkt onder nieuwe wetgeving met oud instrumentarium.

De wens van de raad is om tijdens deze transitiefase voorlopig de huidige werkwijze tussen college en raad, met betrekking tot de besluitvorming op aanvragen omgevingsvergunning, te vervolgen. Dat betekent dat aanvragen die nu worden voorgelegd aan de raad, ook na inwerkingtreding van de Ow worden voorgelegd aan de raad. Aanvragen waar vanuit de huidige wetgeving geen rol was toegekend aan de raad zullen ook dan niet worden voorgelegd aan de raad.

Het streven is daarmee beleidsarm omzetten van de werkwijze door middel van het besluitdocument dat nu voorligt. Er is afgesproken om de lijst voor adviesrecht van de raad na een jaar te evalueren.

Grondslag beleidsarm omzetten

Vergunningstelsel onder huidige wetgeving

Het huidige stelsel rondom aanvragen om een omgevingsvergunning die in strijd zijn met het bestemmingsplan, is geregeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De wetgever maakt een 2-deling in categorieën van gevallen waarvoor buitenplans kan worden afgeweken van het bestemmingsplan en verbindt daaraan een procedure.

  • De zogenoemde planologische kruimelgevallen worden met een reguliere omgevingsvergunning van 8 weken verleend door het college. De reikwijdte van wat de wetgever hieronder verstaat is limitatief beschreven in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

Volgens het vergunningenstelsel onder de huidige wetgeving is voor de planologische kruimelgevallen dus het college bevoegd gezag en heeft de gemeenteraad geen rol bij het besluitvormingsproces.

  • De overige gevallen worden met een omgevingsvergunning verleend, die is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure zoals omschreven in de Algemene wet bestuursrecht. Het college is hiervoor bevoegd gezag. Aanvullend bepaalt artikel 6.5, lid 1 van het Besluit omgevingsrecht dat deze omgevingsvergunningen niet worden verleend zonder dat de gemeenteraad daar zijn verklaring van geen bedenkingen voor heeft afgegeven.

Deze regeling dicht de gemeenteraad via de verklaring van geen bedenkingen een rol toe in de besluitvorming. De wetgever biedt in artikel 2.27 van het Besluit omgevingsrecht de gemeenteraad de mogelijkheid om categorieën van gevallen aan te wijzen waarin de verklaring niet is vereist. Voor Meierijstad is hiervoor vastgesteld de ‘Regeling instrumenten ruimtelijke ordening’, waarin artikel 2 ziet op een lijst met categorieën gevallen waarin een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist.

Een verklaring van geen bedenkingen is dus altijd noodzakelijk, tenzij het een geval betreft waarvoor de gemeenteraad heeft bepaald dat een verklaring niet nodig is.

Volgens het vergunningenstelsel onder de huidige wetgeving is het college dus bevoegd gezag voor buitenplanse vergunningaanvragen. De gemeenteraad heeft echter via de verklaring van geen bedenkingen een rol in het besluitvormingsproces voor aanvragen die niet behoren tot de hiervoor aangehaalde regeling voor kruimelgevallen.

Vergunningstelsel onder toekomstige wetgeving

Het vergunningstelsel onder de Omgevingswet zit anders in elkaar. De wetgever bepaalt dat alle aanvragen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten in beginsel met een reguliere procedure worden behandeld. Het bevoegd gezag daarbij is het college. Daarnaast vervalt van rechtswege de lijst met planologische kruimelgevallen die is beschreven in artikel 4 bijlage II van het Bor. Immers doordat alle buitenplanse omgevingsplanactiviteiten met een reguliere procedure worden behandeld, is een aparte aanwijzing van gevallen hiervoor niet meer nodig.

Ook is het vereiste van een verklaring van geen bedenkingen voor het verlenen van een omgevingsvergunning niet overgenomen. In plaats daarvan biedt de wetgever de gemeenteraad de bevoegdheid gebruik te maken van adviesrecht bij aanvragen omgevingsvergunning die afwijken van het omgevingsplan. Dat vergt wel dat de gemeenteraad op voorhand categorieën van gevallen aanwijst waarop hij zijn advies wil uitbrengen.

Betrokkenheid raad van ‘ja, tenzij’, naar ‘nee, tenzij’

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden het besluitvormingsproces van aanvragen omgevingsvergunning en de bevoegdheden tussen raad en college daarbij gewijzigd van ‘de raad geeft altijd een verklaring af, tenzij hij daarvan afziet’ naar ‘de raad geeft nooit advies, tenzij hij dat expliciet regelt’. Het vooraf formuleren van gevallen waarop de raad wil adviseren is in die zin dus anders dan de werking van de vvgb-lijst.

Beleidsarm omzetten van de werkwijze vergt dat de vvgb-lijst wordt ‘omgedraaid’. Door de gewijzigde systematiek in wetgeving en daarmee bevoegdheden tussen raad en college, zoals hiervoor omschreven, is dat niet zonder meer mogelijk. Om die reden is een aantal categorieën die voorkomen op de vvgb-lijst nader omschreven, zodat de gevallen die ter consultatie naar de raad gaan tijdens het besluitvormingsproces, zoveel mogelijk gelijk blijven. Daarnaast moet geregeld worden dat de besluitvorming op aanvragen voor gevallen die zich onder de WABO kwalificeren als planologische kruimel, ook onder de Omgevingswet op dezelfde manier plaatsvindt. Dit vergt in het licht van voorliggend besluit dat deze gevallen worden uitgesloten van adviesrecht door de raad.

Een evaluatie na een jaar moet inzicht geven of de gevallen waar de raad advies over wil uitbrengen ook daadwerkelijk bij de raad komen of dat aanpassing van de regeling wenselijk is.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1:Beleidsarm vertalen werkwijze

Dit is een vertaling van artikel 2 van de Regeling instrumenten ruimtelijke ordening. Een vertaling is nodig omdat in het vorige stelsel moest worden aangegeven wanneer geen verklaring van geen bedenkingen vereist was, terwijl onder het huidige stelsel moet worden aangegeven wanneer het adviesrecht wel van toepassing is.

Begrenzing

In dit artikel wordt gesproken over bestaand stedelijk gebied, bedrijventerreinen en buitengebied. Voor de begrenzingen wordt kortheidshalve verwezen naar bijlage II bij dit besluitdocument (kaart begrenzingen).

 

Artikel 1.1.

  • a.

    Het gaat hierbij enkel om nieuwbouw van woningen, ofwel het toevoegen van bebouwing tbv de functie wonen. Transformatie van gebouwen waarbij een wijziging van gebruik plaats heeft, bijvoorbeeld het omvormen van een kantoorfunctie naar een woonfunctie, valt onder de categorie van gevallen die zich kwalificeert als planologische kruimel en wordt door artikel 2.2 uitgesloten van adviesrecht door de raad.

Artikel 1.1.

  • a.

    In het permanente deel van het omgevingsplan zullen milieu-aspecten in de vorm van normeringen worden opgenomen en zal waarschijnlijk niet meer gewerkt worden met milieucategorieën, zoals in bestemmingsplannen nog het geval is. Aangezien de huidige bestemmingsplannen onderdeel zijn van het tijdelijk omgevingsplan, wordt tijdens de transitiefase de VNG brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ nog gehanteerd.

Artikel 1.2

In de Regeling instrumenten ruimtelijke ordening was geregeld dat op een bedrijventerrein alle buitenplanse vergunningen (voor zover de aanvraag niet al vergund kon worden met de kruimelregeling) een verklaring van geen bedenkingen nodig had, behoudens een categorie gevallen die gaat over bouwactiviteiten in specifieke gevallen.

Artikel 1.2

  • a.

    In dit artikel is de voornoemde bouwuitzondering vormgegeven.

Artikel 1.2 b

In dit artikel is geborgd dat voor functies die niet passen binnen het gemeentelijk bedrijventerreinenbeleid adviesrecht vereist is. Tenzij het een afwijking betreft die zich kwalificeert als planologische kruimel en door artikel 2.2 wordt uitgesloten van adviesrecht door de raad.

Artikel 1.3

Het beleid Buitengebied in ontwikkeling is beleid van de voormalige gemeente Veghel. Echter, de thema’s die worden genoemd in dat beleid worden nog altijd gebruikt om te duiden wat al dan niet passende functies in het buitengebied zijn. Als zodanig wordt het gebruik van de thema’s uit dit beleid in de Regeling ruimtelijke instrumenten ruimtelijke ordening, ook in voorliggend afwegingskader voortgezet.

Artikel 2.1

Bij impactvolle dossiers wordt de gemeenteraad vaak in een vroeg stadium betrokken. In veel gevallen heeft de gemeenteraad dan via een eerder besluit reeds te kennen gegeven positief te staan ten opzichte van een ontwikkeling in de fysieke leefomgeving. In zulke gevallen is zo’n besluit voldoende kaderstellend voor het college om de omgevingsvergunning te behandelen en hoeft er niet ook nog eens om advies gevraagd te worden. Overigens vergt dit van het besluit dat dit voldoende concreet moet zijn voor de locatie, zodat de raad zich bij de besluitvorming een beeld heeft kunnen vormen over de impact op de fysieke leefomgeving. Als voorbeeld is het benoemen van een woonfunctie op de locatie onvoldoende concreet, aangezien dit nog niets zegt over de ruimtelijke invulling, bijvoorbeeld een hoog appartementencomplex of grondgebonden woningen in het groen.

Artikel 2.2:

Dit is eveneens een vertaling van artikel 2 van de Regeling instrumenten ruimtelijke ordening. Dit is aangevuld met de verwijzing naar de voormalige zogenaamde kruimelregeling (zie bijlage III) omdat voor de gevallen aangewezen in deze regeling (planologische kruimels), het college reeds bevoegd gezag was en waarvoor de verklaring van geen bedenkingen sowieso niet van toepassing was.

Voor de leesbaarheid/herkenbaarheid met betrekking tot de gevallen uit de kruimelregeling (de planologische kruimelgevallen), zijn in bijlage III opgenomen de relevante tekstdelen van artikel 1, 4 en 5 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht zoals deze geldt ten tijde van de inwerkingtreding van voorliggende regeling. Ter illustratie is de wettekst van 25 augustus 2022 opgenomen.

Artikel 2.3

Wanneer een omgevingsvergunning geweigerd wordt, treden er geen gevolgen op voor de fysieke leefomgeving. Derhalve hoeft de gemeenteraad hierover geen advies te geven.

Artikel 3:

Bij afmetingen kan discussie ontstaan over hoe te meten. Dit artikel beoogt hier duidelijkheid in te brengen. Met de inhoud van dit artikel wordt aangesloten bij de “Meetbepalingen” in artikel 22.24 van de bruidsschat. Hierin is de wijze van meten uit het Besluit omgevingsrecht een op een overgenomen.

Artikel 4:

Het besluitonderdeel van de Regeling instrumenten ruimtelijke ordening (Regeling) met betrekking tot het aanwijzen van gevallen waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen (vvgb) hoeft te worden gevraagd bij de raad, is inhoudelijk verwant aan dit adviesrecht onder de Ow. Artikel 4 regelt dat dit besluitonderdeel van de Regeling wordt ingetrokken.

Artikel 5:

Dit artikel regelt het moment van inwerkingtreding en de naam waaronder dit besluit kan worden aangehaald.

Bijlage II Kaart begrenzingen

Bestaand stedelijk gebied

Tot het bestaand stedelijk gebied wordt het gebied gerekend dat op onderstaande kaart illustratief is weergegeven met een gele kleur.

De actuele en feitelijke begrenzing van het bestaand stedelijk gebied is afhankelijk van ruimtelijke ontwikkelingen en daarmee gepaard gaande besluitvorming. De actuele en feitelijke begrenzing van het bestaand stedelijk gebied wordt weergegeven op de kaart ‘Adviesrecht gemeenteraad’ in het portaal Informatie Gestuurd Werken (IGW) en kan bij toetsing aan deze regeling worden geraadpleegd. Onderstaand kaartbeeld is een weergave van deze kaart ter illustratie.

Bedrijventerreinen

Tot de bedrijventerreinen wordt het gebied gerekend dat op onderstaande kaart illustratief is weergegeven met een roze kleur.

Buitengebied

Tot het buitengebied wordt het gebied gerekend dat op onderstaande kaart illustratief is weergegeven met een grijze kleur en is gelegen binnen de grenzen van de gemeente Meierijstad.

Bijlage III Kruimellijst  

1. Artikelen 1, 4 en 5 uit bijlage II bij het Besluit Omgevingsrecht (datum 25 augustus In deze bijlage wordt verstaan onder:

  • achtererfgebied: erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

  • antennedrager: antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

  • antenne-installatie: installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

  • bebouwingsgebied: achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

  • bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

  • daknok: hoogste punt van een schuin dak;

  • dakvoet: laagste punt van een schuin dak;

  • erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

  • hoofdgebouw: gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

  • huisvesting in verband met mantelzorg: huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;

  • mantelzorg: intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

  • openbaar toegankelijk gebied: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

  • Telecomcode: Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (PbEU 2018, L 321);

  • Uitvoeringsverordening kenmerken draadloze toegangspunten met klein bereik: Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1070 van de Commissie van 20 juli 2020 tot vaststelling van de kenmerken van draadloze toegangspunten met klein bereik krachtens artikel 57, lid 2, van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (PbEU 2020, L 234);

  • voorerfgebied: erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

  • voorgevelrooilijn: voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke bouwverordening;

  • woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

4. Voor de toepassing van deze bijlage wordt huisvesting in verband met mantelzorg aangemerkt als functioneel verbonden met het hoofdgebouw.

 

Artikel 4

Voor verlening van een omgevingsvergunning […] komen in aanmerking:

  • 1.

    een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,

  • b.

    de oppervlakte niet meer dan 150 m2;

  • 2.

    een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemd eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    niet hoger dan 5 m, en

  • b.

    de oppervlakte niet meer dan 50 m²;

  • 3.

    een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    niet hoger dan 10 m, en

  • b.

    de oppervlakte niet meer dan 50 m²;

  • 4.

    een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte aan of op een gebouw, een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw, de uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard dan wel voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw;

  • 5.

    een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m;

  • 6.

    een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998;

  • 7.

    een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen;

  • 8.

    het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied;

  • 9.

    het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen;

  • 10.

    het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen;

  • b.

    de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden,

  • c.

    de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en

  • d.

    de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was;

  • 11.

    ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.

Hoofdstuk V. Bijzondere bepalingen

Artikel 5

  • 1.

    Bij de toepassing van de artikelen […] 4 blijft het aantal woningen gelijk. Deze eis is niet van toepassing op de gevallen, bedoeld in:

  • A. […]

  • B. artikel 4, onderdeel 1, voor zover het betreft huisvesting in verband met mantelzorg,

  • C. artikel 4, onderdelen 9 en 11.

  • 2.

    Artikel 4, onderdelen 9 en 11, is niet van toepassing op een activiteit als bedoeld in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.