Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Beuningen

Verordening op de gemeentelijke Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit Beuningen 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBeuningen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de gemeentelijke Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit Beuningen 2022
CiteertitelVerordening op de gemeentelijke Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit Beuningen 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024Verordening op de gemeentelijke Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit Beuningen 2022

11-10-2022

gmb-2023-545798

bb22.00527

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de gemeentelijke Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit Beuningen 2022

 

 

De raad van de gemeente Beuningen; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 september 2022;

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet en afdeling 17.2 van de Omgevingswet;

gezien het advies van de Commissie Ruimte van 27 september 2022;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de gemeentelijke Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit Beuningen 2022.

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • commissie: gemeentelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 17.9 van de wet, genaamd gemeentelijke Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit Beuningen;

  • mandaatcommissie: de in de commissie benoemde adviseur ruimtelijke kwaliteit en adviseur cultuurhistorie, die op grond van artikel 9, eerste lid, de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning of de voorbereiding van een andere beschikking onder verantwoordelijkheid van de commissie kunnen nemen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.9, eerste lid, van de wet;

  • goede omgevingskwaliteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.3 van de wet;

  • wet: de Omgevingswet.

 

Paragraaf 2. Adviestaak

 

Artikel 2. Taak en werkzaamheden

1. De commissie heeft als taak de raad en het college te adviseren bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden op grond van de wet met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit en al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. Daaronder wordt in elk geval begrepen het geven van voorlichting over de doelstelling van een goede omgevingskwaliteit en over de werkzaamheden van de commissie.

2. Ter uitvoering van haar taak:

  • a.

    adviseert de commissie op verzoek van het college over een aanvraag of een ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning voor:

1. een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument of omgeving daarvan;

2. een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een voorbeschermd gemeentelijk monument of een gemeentelijk monument of omgeving daarvan;

3. een omgevingsplanactiviteit in geval de commissie in het omgevingsplan als adviseur is aangewezen;

4. een andere activiteit in geval het college een advies nodig acht met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit;

  • b.

    adviseert de commissie op verzoek van het college over het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanwijzen van een onroerende zaak als rijksmonument ingevolge artikel 3.1, tweede lid, van de Erfgoedwet of over het aan een locatie geven van de functie-aanduiding gemeentelijk monument op grond van artikel 4.2, eerste lid, van de wet;

  • c.

    adviseert de commissie op verzoek van college of uit eigen beweging over het ontwikkelen van beleid inclusief omgevingsvisie, omgevingsplan en maatwerkregels voor de omgevingskwaliteit;

  • d.

    adviseert de commissie op verzoek van college in een geval van een verkenning als bedoeld in artikel 5.48, tweede lid, van de wet en in andere gevallen waarin het college een advies nodig achten in verband met een verkenning van een mogelijk bestaande of toekomstige opgave in de fysieke leefomgeving;

  • e.

    informeert en begeleidt de commissie op verzoek van het college planindieners en ontwerpers gedurende het ontwerpproces;

  • f.

    voert de commissie op verzoek van het college vooroverleg met planindieners over een in te dienen aanvraag om een omgevingsvergunning;

  • g.

    adviseert de commissie op verzoek van het college over het stellen van maatwerkvoorschriften in verband met het uiterlijk van bouwwerken, de zorg voor cultureel erfgoed [en werelderfgoed] en andere zaken die de omgevingskwaliteit betreffen;

  • h.

    adviseert de commissie op verzoek van het college over het geven van beschikkingen op grond van regels in verordeningen op grond van artikel 149 van de Gemeentewet die een eis ten aanzien van de omgevingskwaliteit bevatten, te weten regels over reclame in de openbare ruimte, voorwerpen op of aan de weg en standplaatsvergunning.

     

Paragraaf 3. Aanwijzing van besluiten waarover verplicht advies moet worden gevraagd

 

Artikel 3. Verplichte advisering

Het college wint advies van de commissie in omtrent een te nemen beslissing als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, onderdelen 1 ̊tot en met 3 ̊, en onder b.

 

Paragraaf 4. Samenstelling en inrichting

 

Artikel 4. Samenstelling

1. De commissie bestaat uit maximaal zes leden, de voorzitter daaronder begrepen.

2. De leden worden benoemd op persoonlijke titel op grond van de professionele deskundigheid die nodig is voor de advisering, alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.

3. De commissie telt gelet op artikel 17.9, eerste lid, van de wet enkele leden deskundig op het gebied van de monumentenzorg.

4. De leden vertegenwoordigen in gezamenlijkheid een gebalanceerde samenstelling van disciplines, waaronder in elk geval: cultuurhistorie, bouw- en architectuurhistorie, restauratiearchitectuur, ruimtelijke kwaliteit, landschap, stedenbouw, architectuur, duurzaamheid, (landschaps)architectuur, archeologie, lokale historie en archeologische monumentenzorg.

5. De leden en de plaatsvervangers zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur.

 

Artikel 5. Benoeming

1. De raad benoemt het Gelders Genootschap als gemeentelijke adviescommissie op grond van artikel 17.9 van de wet.

2. Het Gelders Genootschap draagt individuele deskundige leden voor ter benoeming door de raad. Burgerleden worden op voordracht van het college door de raad benoemd.

3. De leden en de plaatsvervangers kunnen voor een termijn van ten hoogste drie jaar worden benoemd.

4. Herbenoeming van leden kan eenmaal voor ten hoogste drie jaar plaatsvinden.

5. Afgetreden leden zijn drie jaar na hun aftreden weer benoembaar.

6. De leden worden op eigen aanvraag ontslagen. Zij kunnen voorts door het college worden geschorst en door de raad worden ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.

 

Artikel 6. Ondersteuning van de commissie

1. Het secretariaat van de mandaatcommissie berust bij de Omgevingsdienst Regio Nijmegen.

2. De secretaris is voor zijn werkzaamheden voor de mandaatcommissie uitsluitend verantwoording schuldig aan deze commissie.

3. De secretaris kan worden ondersteund door andere ambtelijke medewerkers, die voor hun werkzaamheden voor de commissie uitsluitend verantwoording schuldig zijn aan de secretaris.

4. De secretaris noch de medewerkers zijn lid van de commissie.

5. Het secretariaat van de voltallige commissie berust bij het Gelders Genootschap.

 

Paragraaf 5. Advisering en standpuntbepaling

 

Artikel 7. Adviestermijn

1. Het college kan aangeven binnen welke termijn een advies wordt verwacht.

2 . In geval het college geen termijn heeft gesteld brengt de commissie advies uit binnen een termijn van vier weken.

 

Artikel 8. Beraadslaging en standpuntbepaling

1. De vergaderingen waarin een of meer adviezen over aanvragen om omgevingsvergunning door of namens de commissie worden vastgesteld zijn openbaar. De agenda voor de vergadering van de commissie wordt tijdig op een geschikte wijze bekendgemaakt. Indien het college – al dan niet op verzoek van de aanvrager – een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dient het college daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.

2. Belanghebbenden hebben in toelichtende zin spreekrecht in door de commissie gehouden openbare vergaderingen. Tijdens de beraadslagingen is er geen spreekrecht.

3. Over de uit te brengen adviezen wordt niet besloten dan in aanwezigheid van ten minste twee leden. Over een advies over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument wordt niet besloten dan in aanwezigheid van ten minste twee leden met deskundigheid op het gebied van de monumentenzorg.

4. Leden die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins betrokken zijn bij de uitvoering van een activiteit waarvoor een aanvraag is gedaan waarover de commissie adviseert, onthouden zich van medewerking aan het desbetreffende advies en zijn tijdens de behandeling van en de besluitvorming over het advies niet in de vergadering aanwezig.

5. De geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de commissie en de daarvoor werkzame personen.

 

Artikel 9. Afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie

1. De commissie kan onverminderd het bepaalde in artikel 17.9, eerste lid, van de wet de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning of over de voorbereiding van een andere beschikking onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meer daartoe aangewezen leden, of een mandaatcommissie.

2. In de kern bestaat de mandaatcommissie uit de adviseur ruimtelijke kwaliteit en adviseur cultuurhistorie van het Gelders Genootschap.

3. Er wordt voorzien in de instelling van een sub-commissie Cultuurhistorie. Deze adviseert het college van B&W over alle onderwerpen, zoals genoemd in art. 2., lid 2, voor zover advisering over deze onderwerpen niet door voornoemde mandaatcommissie wordt uitgevoerd.

4. De sub-commissie Cultuurhistorie bestaat uit minimaal 5 en maximaal 7 leden.

5. De commissie kan zich door een of meer door haar daartoe aangewezen leden, de secretaris of andere daartoe door haar aangewezen personen laten vertegenwoordigen in kwaliteitsteams, omgevingsoverleggen en -tafels, of enig ander overleg waarin een mandaat voor het nemen van besluiten benodigd is.

6. De aangewezen personen in geval van het eerste en tweede lid adviseren of nemen besluiten over zaken waarvan volgens hen het oordeel van de commissie als bekend mag worden verondersteld of waarbij de door de aangewezen personen beschikken over de relevante deskundigheid benodigd in de specifieke situatie. In geval van twijfel wordt de advisering alsnog overgelaten aan de commissie.

 

Artikel 10. Adviseurs

1. De commissie kan zich voor het inwinnen van inlichtingen wenden tot daartoe door het college aangewezen ambtenaren.

2. De commissie kan zich doen bijstaan door het college aangewezen andere personen, voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

3. De in het eerste en tweede lid bedoelde personen kunnen op uitnodiging van de commissie als adviseur deelnemen aan de beraadslagingen.

 

Artikel 11. Verwerking van het advies

1. Het college kan eenmaal per activiteit een second opinion inwinnen bij een gemeentelijke adviescommissie van een andere gemeente, buiten het adviesgebied van het Gelders Genootschap. Zij stellen de commissie van het voornemen tot het plaatsen van die opdracht op de hoogte.

2. In geval het college een beschikking geeft in afwijking van het door de commissie uitgebrachte advies, verzenden zij een afschrift van die beschikking aan de commissie.

 

Paragraaf 6. Werkwijze

 

Artikel 12. Reglement van orde

1. De commissie stelt haar werkwijze binnen de kaders van deze verordening nader vast in een reglement van orde.

2. In het reglement van orde komt ten minste aan de orde:

  • a.

    de wijze waarop de agenda openbaar wordt gemaakt en belanghebbenden worden uitgenodigd;

  • b.

    het vereiste quorum voor een besluitvormende vergadering, de vergaderorde en orde van de beraadslaging, waarbij er een onderscheid wordt aangebracht tussen de toelichtende fase waarin het spreekrecht wordt uitgeoefend en de beraadslagingen;

  • c.

    de notulering en dossiervorming;

  • d.

    de wijze waarop de adviezen openbaar worden gemaakt;

  • e.

    de werkwijze bij afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie als bedoeld in artikel 9;

  • f.

    de werkwijze in geval van online-vergaderen.

3. Het college draagt zorg voor bekendmaking van het door de commissie vastgestelde reglement van orde.

 

Artikel 13. Relatie met andere adviseurs

Bij het aanstellen van een supervisor, een kwaliteitsteam of een andere adviseur op het gebied van de omgevingskwaliteit, niet zijnde een lid of een adviseur van de commissie draagt het college zorg voor een goede afstemming tussen de werkzaamheden van deze adviseur en de commissie.

 

Artikel 14. Vergoeding

Het Gelders Genootschap ontvangt een vergoeding voor de advisering en de inzet van de leden van de commissie en de adviseurs als bedoeld in artikel 10, tweede lid, met uitzondering van het burgerlid als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, op basis van de onderling afgesloten overeenkomst en de jaarlijks aan het college kenbaar te maken tarieven.

 

Paragraaf 7. Jaarverslag

 

Artikel 15. Jaarverslag

1. De commissie brengt jaarlijks voor 1juni verslag als bedoeld in artikel 17.9, zesde lid, van de wet uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

2. In het jaarverslag komt ten minste aan de orde:

  • a.

    de wijze waarop toepassing is gegeven aan de kaders als bedoeld in artikel 17.9, derde lid, van de wet;

  • b.

    de wijze waarop uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen.

     

Paragraaf 8. Overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 16. Overgangsrecht

1. De op grond van de Bouwverordening gemeente Beuningen 2012 en de Erfgoedverordening en restauratiesubsidieregeling 2010 gemeente Beuningen benoemde leden worden geacht te zijn benoemd op grond van dit besluit. De termijn van ten hoogste 3 jaar als bedoeld in artikel 5, eerste lid, loopt vanaf de datum van de benoeming op grond van de Bouwverordening gemeente Beuningen 2012 en de Erfgoedverordening en restauratiesubsidieregeling 2010 gemeente Beuningen.

2. Als voor de inwerkingtreding van de wet een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht, met betrekking tot de commissies op het gebied van welstand en monumentenzorg van kracht, met dien verstande dat de gemeentelijke adviescommissie Beuningen wordt geacht de in artikel 8 van de Woningwet, dan wel de in artikel 9.1, eerste lid, onder a, van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 15 van de Monumentenwet 1988 bedoelde commissie te zijn.

 

Artikel 17. Vervallen en intrekking oude regeling

De Bouwverordening gemeente Beuningen 2012 (inclusief de bepalingen met betrekking tot de commissie in hoofdstuk 9 van die Verordening) komt van rechtswege te vervallen bij inwerkingtreding van de Wet. Daarnaast vervallen artikelen 1 onder d, 5, 12 en 15 lid 1 en 2 van de Erfgoedverordening en restauratiesubsidieregeling 2010 gemeente Beuningen.

 

Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt tegelijk met de Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet) in werking.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de gemeentelijke Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit Beuningen 2022.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering

van de raad der gemeente Beuningen

op 11 oktober 2022

 

 

 

Daphne Bergman Esther Jonkman

Voorzitter Griffier