Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Beek

Treasurystatuut gemeente Beek 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBeek
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingTreasurystatuut gemeente Beek 2023
CiteertitelTreasurystatuut gemeente Beek 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet
  2. Wet financiering decentrale overheden
  3. Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden
  4. Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-12-2023Nieuwe regeling

07-12-2023

gmb-2023-545236

Tekst van de regeling

Intitulé

Treasurystatuut gemeente Beek 2023

De raad van de gemeente Beek;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 07-11-2023;

 

Besluit:

 

Het Treasurystatuut gemeente Beek 2023 vast te stellen.

 

 

1 Inleiding 3

2 Treasurystatuut 5

2.1 Begrippenkader 5

2.2 Doelstellingen 7

 

Risicobeheer 7

2.3 Uitgangspunten risicobeheer treasuryfunctie 7

2.4 Renterisicobeheer 7

2.5 Koersrisicobeheer 8

2.6 Kredietrisicobeheer 8

2.7 Intern liquiditeitsrisicobeheer 9

2.8 Valutarisicobeheer 9

 

Gemeentefinanciering 9

2.9 Financiering 9

2.10 Vervroegde aflossing leningen 9

2.11 Borgstellingen en garanties 9

2.12 Relatiebeheer 10

 

Kasbeheer 10

2.13 Rekeningbeheer 10

2.14 Geldstromenbeheer 11

2.15 Saldo- en liquiditeitenbeheer 11

2.16 Schatkistbankieren 11

 

3 Administratieve organisatie en interne controle 11

3.1 Algemene uitgangspunten 11

3.2 Taken en Verantwoordelijkheden 12

3.3 Bevoegdheden 15

 

4 Informatievoorziening 16

4.1 Beleidsmatige informatie 16

4.2 Operationele informatie 16

4.3 Verantwoordingsinformatie 16

 

5 Besluit 16

5.1 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule 16

5.2 Inwerkingtreding 17

 

TOELICHTING BIJ HET TREASURYSTATUUT 18

1 Inleiding 18

2.3 Uitgangspunten risicobeheer treasuryfunctie 18

2.4 Renterisicobeheer 18

2.6 Kredietrisicobeheer 19

2.7 Intern liquiditeitsrisicobeheer 20

2.11 Borgstellingen en garanties 20

Voorwaarden beoordelingsproces lening, borgstelling, garantie 21

Voorwaarden voor indiener aanvraag lening/ garantie 22

2.16 Schatkistbankieren 24

2.17 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle 24

2.18 Inflatievergoeding eigen vermogen (bespaarde rente) 25

1 Inleiding

 

Voor u ligt het Treasurystatuut 2023. Dit statuut vervangt het eerder door de gemeenteraad vastgestelde statuut uit 2014. Aanleiding voor deze gewijzigde versie zijn naast het periodiek beoordelen van de beleidskaders op actualiteit o.a. de door de commissie BBV genomen besluiten, waaronder de notitie rente 2017.

 

Wettelijk kader

Het treasurystatuut kan beschouwd worden als een nadere uitwerking van de geldende wetgeving. Bij het opstellen van dit statuut is rekening gehouden met het relevante wettelijke kader in:

  • 1.

    de Gemeentewet;

  • 2.

    de Wet financiering decentrale overheden (FIDO);

  • 3.

    Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo);

  • 4.

    Besluit Begroting Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV); en

  • 5.

    de financiële verordening ex art. 212 Gemeentewet.

 

De onderliggende regelingen zijn:

  • Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden (Bldo)

  • Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden (Ufdo)

  • Regeling schatkistbankieren decentrale overheden (Skb)

 

De uitoefening van de treasuryactiviteiten van de gemeente Beek staat beschreven in dit treasurystatuut en dient minimaal te voldoen aan het wettelijk bindende kader.

 

Gemeentewet

In de Financiële verordening gemeente Beek ex. artikel 212 van de Gemeentewet regelt de gemeente het raamwerk van het bestuursinstrumentarium en de inrichtingseisen van de financiële functie. Artikel 19 stelt de kaders voor de uitoefening van de financieringsfunctie:

  • 1.

    Het college zorgt voor een actueel treasurystatuut met een uitgewerkt kader voor de uitoefening van de financieringsfunctie.

  • 2.

    De raad stelt het treasurystatuut vast.

Dit document bevat de nadere uitwerking van artikel 19: financieringsfunctie.

 

In de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) worden de kaders gesteld voor een verantwoorde en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. De Wet fido definieert de treasuryfunctie daarbij als:

 

het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

 

De gemeente Beek onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. Zij wenst haar activiteiten op het gebied van treasury op een zo transparant en beheersbaar mogelijke wijze in te richten.

 

De gemeente heeft twee instrumenten op het gebied van treasury:

  • 1.

    Het voor u liggende treasurystatuut. In dit treasurystatuut wordt de “beleidsmatige infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het statuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk.

  • 2.

    Naast het treasurystatuut neemt de gemeente jaarlijks de paragraaf financiering op in zowel de begroting als in het jaarverslag van de jaarstukken. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury toegelicht.

In het Treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente Beek geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: treasurytransacties, risicobeheer, relatiebeheer en kasbeheer; risicobeheer, en gemeentefinanciering. Daarna komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Hierbij ligt het accent op de eenduidigheid van de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatievoorziening die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden.

 

In de toelichting worden de kaders die in dit statuut zijn opgenomen nader toegelicht.

2 Treasurystatuut

2.1 Begrippenkader

In dit statuut wordt verstaan onder:

  • -

    Derivaten Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Die waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

  • -

    Drempelbedrag het bedrag dat buiten het verplicht schatkistbankieren gehouden mag worden. Dit wordt bedraagt volgens de landelijke richtlijnen 2,0 % van het begrotingstotaal met een minimum van € 1.000.000. Hoewel het drempelbedrag enigszins hoger ligt, houden wij om praktische redenen dit minimum bedrag aan;

  • -

    Financiering Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar;

  • -

    Geldstromenbeheer Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

  • -

    Intern liquiditeitsrisico De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

  • -

    Kasbeheer het beheer van de geldstromen en de daaruit voortvloeiende saldi en liquiditeitsposities tot één jaar;

  • -

    Kasgeldlimiet Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

  • -

    Koersrisico Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid dat de financiële vaste activa (aandelen, verstrekte geldleningen en bijdragen in investeringen van derden) van de organisatie in waarde verminderen door negatieve (koers)ontwikkelingen;

  • -

    Kredietrisico De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij;

  • -

    Liquiditeitenbeheer Het beheer van financiële middelen voor een periode tot één jaar;

  • -

    Liquiditeitenplanning Een schematisch overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid met als doel de liquiditeitsontwikkeling in de gaten te houden;

  • -

    Medium term note Een instrument voor de gemeente om financiering met een looptijd van minimaal twee en maximaal dertig jaar aan te trekken. Een MTN is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder met gestandaardiseerde voorwaarden;

  • -

    Netto vlottende schuld de vlottende schuld minus de vlottende tegoeden;

  • -

    Netto schuldquote netto schuld als aandeel van de inkomsten.

    netto schuldquote = {(langlopende schulden + kortlopende schulden + crediteuren + overlopende passiva) − (langlopende uitzettingen + kortlopende vorderingen + liquide middelen + overlopende activa)} / inkomsten voor bestemming reserves;

  • -

    Onderhandse lening Een geldlening waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldverstrekkende partij kunnen worden vastgesteld;

  • -

    Paragraaf Financiering de paragraaf in de programmabegroting c.q. jaarrekening waarin het beleid voor het komende jaar wordt vastgelegd resp. waarin verantwoording wordt afgelegd van de realisatie van het voorgenomen beleid;

  • -

    Publieke taak De taak van de gemeente tot het dienen van het openbaar belang, zoals gedefinieerd in de taakomschrijving van de gemeente in de Gemeentewet;

  • -

    Rating De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

  • -

    Relatiebeheer het omvat het onderhouden van relaties met instellingen, waarmee in het kader van de uitvoering van het treasurybeleid contacten worden onderhouden;

  • -

    Renterisico Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

  • -

    Renterisiconorm De renterisiconorm houdt in, dat de jaarlijkse verplichte aflossingen en de renteherzieningen niet meer mogen bedragen dan 20% van het begrotingstotaal bij aanvang van het jaar. Het doel is om het renterisico bij herfinanciering te beheersen;

  • -

    Rentetypische looptijd Looptijd tussen twee renteconversie momenten. Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de leningsvoorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding;

  • -

    Rentevisie Toekomstverwachting over de renteontwikkeling, uitgaande van een aantal rentebepalende factoren, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd;

  • -

    Saldobeheer Het beheer van de dagelijkse saldi op de bankrekeningen;

  • -

    Schatkistbankieren Het (verplicht) aanhouden van publieke middelen bij het ministerie van financiën;

  • -

    Schuldratio de mate waarin het balanstotaal belast is met schuld.

    schuldratio = (langlopende schulden + kortlopende schulden + crediteuren + overlopende passiva) / balanstotaal;

  • -

    Treasurybeheer de uitvoering van de treasuryfunctie binnen de kaders van het treasurystatuut;

  • -

    Treasurybeleid vastlegging van de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie;

  • -

    Treasuryfunctie Dit omvat alle activiteiten die zich richten op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

  • -

    Treasurycommissie De commissie belast met ontwikkelen van treasurybeleid, het nemen van beslissingen omtrent het aantrekken van extern vermogen en de liquiditeitsprognose;

  • -

    Treasurystatuut het document waarin het beleid voor de uitvoering van de treasuryfunctie is vastgelegd;

  • -

    Uitzetting Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer;

  • -

    Vaste schuld Schuld met een rente typische looptijd vanaf één jaar.

2.2 Doelstellingen

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden met als doel het uitvoeren van de programma’s binnen de door de gemeenteraad vastgestelde kaders van de begroting.

  • 2.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities.

  • 3.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens en resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s.

  • 4.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 5.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut, waarbij uitsluitend de publieke taak wordt gediend en professioneel en verantwoord wordt geopereerd.

  • 6.

    De waarborg dat de taken en verantwoordelijkheden van de treasuryfunctie duidelijk worden geregeld.

Risicobeheer

2.3 Uitgangspunten risicobeheer treasuryfunctie

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten voor de treasuryfunctie:

  • 1.

    De gemeente neemt in beginsel een terughoudende opstelling in bij het verstrekken van leningen en garanties. De gemeente mag leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak verstrekken. Per geval is een expliciet besluit hiertoe nodig door de gemeenteraad, waarbij vooraf de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij wordt beoordeeld. In het raadsvoorstel wordt gemotiveerd welk publiek belang wordt gediend en welke zekerheden de gemeente verwerft ter afdekking van de risico’s.

  • 2.

    De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd door middel van de richtlijnen van dit treasurystatuut.

  • 3.

    Het beleid betreffende de financiering is gericht op spreiding van toekomstige renterisico’s. Hierdoor wordt voorkomen dat een ongewenste budgettaire belasting kan ontstaan in een jaar waarin voor een substantieel deel van de leningenportefeuille hoogrentende leningen c.q. leningconversies moeten worden gesloten c.q. plaatsvinden.

2.4 Renterisicobeheer

Voor het renterisicobeheer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet fido.

  • 2.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido.

  • 3.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren.

  • 4.

    Nieuw aan te trekken leningen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning. Daarbij worden de rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening zoveel mogelijk afgestemd op de liquiditeitenplanning, de actuele rentestand en rentevisie. De gemeente streeft naar spreiding in de rentetypische looptijden van aan te trekken geldleningen binnen deze kaders.

  • 5.

    De rentevisie van de gemeente is afgestemd op die van de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) en wordt bij het opstellen van de kadernota en de begroting betrokken.

2.5 Koersrisicobeheer

Voor koersrisicobeheer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Overtollige liquide middelen worden uitsluitend uitgezet bij de Nederlandse Staat (schatkistbankieren) of lagere Nederlandse overheden en overheidsinstanties, zoals bijvoorbeeld gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    De looptijd van uitzetting wordt afgestemd met de liquiditeitenplanning.

  • 3.

    Aandelen worden alleen gekocht in het kader van de uitoefening van de publieke taak en niet eerder dan dat de procedure als beschreven in artikel 160 lid 2 Gemeentewet is gevolgd;

2.6 Kredietrisicobeheer

Voor kredietrisicobeheer (of debiteurenbeheer) geldt het volgende uitgangspunt:

  • 1.

    De gemeente kan leningen verstrekken die een publiek belang dienen (zie 2.3.1).

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak eist de gemeente indien mogelijk, zekerheden of garanties. De voorwaarden die gelden om het kredietrisico te minimaliseren zijn opgenomen in de toelichting horend bij dit statuut.

  • 3.

    De gemeente verleent in ieder geval geen lening aan aanvragers die voor hun lening ook bij andere instellingen terecht kunnen. Het gaat hierbij vooral om waarborgfondsen.

  • 4.

    Het college mag leningen of garanties alleen verstrekken aan derde partijen als aanvrager heeft aangetoond dat hij structureel in staat is om aan de rente-/aflossingsverplichtingen van de gegarandeerde lening/gemeentelijke lening te voldoen (m.a.w. vooraf een kredietwaardigheidstoets).

  • 5.

    Bij garantstelling en leningverstrekking zal vooraf duidelijk moeten zijn dat er geen sprake is van de naar Europese regelgeving verboden staatssteun i.v.m. concurrentievervalsing.

  • 6.

    Het college verstrekt leningen of garanties slechts met een beperkte, vaste looptijd. De te hanteren looptijd wordt per individuele aanvraag bekeken.

  • 7.

    De gegarandeerde lening resp. de gemeentelijke lening mag uitsluitend worden aangewend voor de financiering van het in de aanvraag genoemde object dan wel voor de in de aanvraag aangegeven financieringsbehoefte.

  • 8.

    Ter beperking van het kredietrisico stelt het college aanvullende eisen zoals:

    • de aanvrager is verplicht het object waarvoor garantstelling/gemeentelijke lening is verstrekt, met al zijn toebehoren verzekerd te houden tegen (brand- en storm)schade, verlies en diefstal en zodanige andere risico’s;

    • de aanvrager is verplicht het object waarvoor garantstelling/gemeentelijke lening is verstrekt, met al zijn toebehoren in behoorlijke staat te onderhouden en in stand te houden;

    • de aanvrager mag het object waarvoor de garantstelling/gemeentelijke lening is verstrekt, met al zijn toebehoren niet zonder schriftelijke toestemming van de gemeente van aard of bestemming veranderen, vervreemden, met andere hypotheken of andere zakelijke lasten hoe ook genaamd bezwaren, noch geheel of gedeeltelijk in verhuur of gebruik geven. De gemeente behoudt zich het recht voor om aan voornoemde toestemming voorwaarden te verbinden;

    • de aanvrager dient een besluit tot statutenwijziging dan wel een besluit tot ontbinding of opheffing van de aanvrager ter goedkeuring aan de gemeente voor te leggen;

    • de aanvrager mag zonder voorafgaande toestemming van de gemeente geen (andere) geldleningen afsluiten of verstrekken of garanties afgeven, in welke vorm dan ook. De gemeente behoudt zich het recht voor om aan voornoemde toestemming voorwaarden te verbinden;

    • Binnen zes maanden na het einde van ieder exploitatiejaar moeten de jaarstukken met het controleverslag, alsmede alle bescheiden die burgemeesters en wethouders nodig achten ter beoordeling van het financiële beheer van de aanvrager, bij de gemeente worden ingediend. In het geval de gemeente op grond van haar garantieverplichtingen betalingen heeft verricht, behoeven de hierboven genoemde stukken de goedkeuring van het college.

  • 9.

    Bij een beperkte omvang/reikwijdte van de te verstrekken garantstelling/gemeentelijke lening kan het college van burgemeester en wethouders besluiten een of meerdere van bovenstaande aanvullende eisen buiten toepassing te verklaren.

2.7 Intern liquiditeitsrisicobeheer

  • 1.

    De gemeente beperkt haar liquiditeitsrisico’s door haar treasury activiteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar) en een meerjarige liquiditeitsplanning.

  • 2.

    De meerjaren liquiditeitsplanning is gebaseerd op de meerjarenbegroting van de gemeente (incl. meerjaren investeringsplanning (MIP) en grootonderhoudsplanning (onttrekkingen voorzieningen), de fiscale geldstromen (BCF-teruggaaf).

  • 3.

    De meerjaren liquiditeitsplanning wordt ten minste periodiek geactualiseerd.

2.8 Valutarisicobeheer

  • 1.

    Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de Nederlandse geldeenheid (de euro).

  • 2.

    Het betalingsverkeer vindt alleen plaats in de Nederlandse geldeenheid (de euro)

Gemeentefinanciering

2.9 Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak conform de wet fido.

  • 2.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn onderhandse leningen, kasgeldleningen en medium term notes.

  • 3.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal twee instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken.

  • 4.

    De geldgevers dienen onder Nederlands of anderszins EU-toezicht te vallen of de Autoriteit Financiële Markten (AFM) of een decentrale overheid, mits er geen sprake is van een toezichtrelatie.

  • 5.

    Het gebruik van derivaten is niet toegestaan conform de wet fido.

2.10 Vervroegde aflossing leningen

  • 1.

    Het college besluit over vervroegde aflossing van opgenomen geldleningen.

2.11 Borgstellingen en garanties

  • 1.

    Aanvragen voor garanties/leningen worden alleen in behandeling genomen als de aanvrager past binnen de doelgroep van de gemeente Beek. De hier bedoelde doelgroep bestaat uit nutcreërende organisaties die hetzelfde maatschappelijk belang nastreven als de gemeente en winstcreërende organisaties als uit een zogenaamde maatschappelijke kosten-batenanalyse aangetoond wordt dat de betrokken investering in een bepaald project maatschappelijk gezien de juiste keuze is.

  • 2.

    De aanvrager moet aantonen dat zonder garantstelling/gemeentelijke lening het onderhavige project niet gefinancierd kan worden.

  • 3.

    Er wordt slechts een garantstelling/leningverstrekking verstrekt ter financiering van een (on)roerende zaak. Een garantstelling/gemeentelening wordt niet verleend indien de te financieren (on)roerende zaken onvoldoende zekerheid bieden voor verhaal van rente en aflossing van de te verstrekken garantie/gemeentelening. Als de te financieren zaak een onroerende zaak is, zal aan de gemeente het recht van (eerste) hypotheek worden verleend en voor roerende zaken zal een recht van pand worden verleend. Dit gebeurt op kosten van de aanvrager.

  • 4.

    Garantstelling resp. leningverstrekking geschiedt tot maximaal het equivalent van de betreffende investering (bij regionale projecten in samenwerking met andere decentrale overheden: tot maximaal het Beekse aandeel in het project).

  • 5.

    Het besluit voor het verlenen van garanties en/of leningen uit hoofde van de publieke taak wordt voorbereid door de functionele vakafdeling met technische ondersteuning van afdeling BMO.

  • 6.

    Het college beoordeelt of de te verlenen garanties en/of leningen passen binnen het door de raad geformuleerde beleid (m.a.w. is sprake van bestaand gemeentelijk beleid).

  • 7.

    Het college van de gemeente Beek mag uitsluitend leningen of garanties groter dan € 100.000 verstrekken nadat de gemeenteraad in de gelegenheid is gesteld haar wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

  • 8.

    Door het college te verstrekken leningen worden slechts verstrekt als onderhandse lening met een vooraf overeengekomen lineaire/annuïtaire aflossing en vast rentepercentage (“hoofdsomgarantie”). Voor garantstelling geldt hetzelfde met betrekking tot de onderliggende financiële verplichting.

  • 9.

    Voor een te verstrekken gemeentelening dienen marktconforme condities overeengekomen te worden qua rente (evt. met een geringe rente opslag ter compensatie van de administratieve werkzaamheden) en overige condities met als referentiepunt een door de gemeente aangetrokken vergelijkbare lening;

  • 10.

    De door het college nieuw verstrekte garanties en/of leningen worden na definitieve verstrekking in de eerstvolgende jaarrekening in de financieringsparagraaf vermeld met een nadere toelichting.

2.12 Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    De treasurer (of diens vervanger) van gemeente Beek onderhoudt namens de gemeente de contacten met de huisbankier en andere financiële instellingen en bemiddelaars over hun tarieven, producten en diensten.

  • 2.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan wettelijke richtlijnen zoals vermeld in de Wet Fido en bijbehorende uitvoeringsregelingen.

  • 3.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EU-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

  • 4.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markt (AFM) en een vergunning hebben verkregen.

  • 5.

    Overeenkomsten met financiële instellingen of kredietverstrekkers moeten worden opgesteld volgens het Nederlands recht.

Kasbeheer

2.13 Rekeningbeheer

  • 1.

    Het aantal bankrekeningen en het aantal bankrelaties voor rekeningbeheer wordt tot een minimum beperkt.

  • 2.

    Daar waar mogelijk zijn de bankrekeningen per bankrelatie ondergebracht in een compensabel stelsel. Hierbij zijn de debet- en creditsaldi van alle rekeningen samengevoegd tot één gecombineerd saldo. De bankrelatie berekent de te betalen/ontvangen rente over dit gecombineerde saldo.

  • 3.

    De rekeningvoorwaarden, waaronder de rentetarieven, kredietfaciliteit en indien van toepassing de provisie, zijn tegen zo gunstig mogelijke voorwaarden schriftelijk overeengekomen met de bankrelaties.

  • 4.

    De bankrekeningen die primair gebruikt worden en dagelijks saldi hebben van materieel belang zijn gekoppeld aan een tussenrekening die speciaal is ingericht voor het schatkistbankieren. De tussenrekening is gekoppeld aan een rekening-courant van de gemeente bij de schatkist.

  • 5.

    De gemeente houdt geen bankrekening aan voor een juridische entiteit die geen deel uitmaakt van de gemeente.

2.14 Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en op de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

2.15 Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt de kasgeldlimiet conform de daarvoor geldende wettelijke bepalingen niet overschreden.

  • 2.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening-courant.

  • 3.

    Voorafgaand aan het aantrekken van de kortlopende financiering informeert de treasurer het afdelingshoofd BMO, waarbij de looptijd en het volume wordt gemeld.

  • 4.

    Het afdelingshoofd BMO bevestigt schriftelijk in te stemmen met het in het vorige lid bedoelde voorstel.

2.16 Schatkistbankieren

  • 1.

    Door de invoering van het verplicht schatkistbankieren is het niet meer mogelijk tijdelijke overschotten weg te zetten bij een financiële instelling anders dan bij de schatkist.

  • 2.

    De gemeente draagt met inachtneming van het drempelbedrag binnen schatkistbankieren zorg voor tijdige overheveling van overtollige liquiditeiten naar de met het Rijk overeengekomen werkrekening en vise versa (dit laatste uiteraard slechts voor zover het schatkistsaldo van gemeente Beek voldoende is). De dagelijkse uitvoering van deze taak is binnen onze organisatie toegewezen aan afdeling BMO team administratie.

  • 3.

    Uitzondering op het eerste lid is het onderling lenen. De gemeente mag gelden aantrekken van en uitzetten bij andere decentrale overheden, mits er geen sprake is van een toezichtrelatie. Hierbij worden de richtlijnen en grensbedragen zoals genoemd in de Wet fido in acht genomen (zie ook 2.5.1).

3 Administratieve organisatie en interne controle

3.1 Algemene uitgangspunten

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1.

    Eenduidige schriftelijke vastlegging van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten. De door het college gemandateerde bevoegdheden zijn in het mandaatbesluit 2020 (vastgesteld op 12 december 2019) of diens opvolgers nader schriftelijk vastgelegd. Voor zover dit niet het geval is dient dit mandaatbesluit middels een apart collegebesluit aangepast te worden, waarbij het betreffende mandaat pas ingaat op de datum inwerkingtreding van dat aparte collegebesluit.

  • 2.

    Schriftelijke vastlegging van bevoegdheden via delegatie en mandaat.

  • 3.

    Functiescheiding bij treasuryactiviteiten met als belangrijkste voorwaarden:

    • iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    • de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 4.

    Een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten.

  • 5.

    Na ontvangst van de transactiebevestiging wordt de transactie ten behoeve van de interne controle direct gecontroleerd door de medewerker van de afdeling BMO.

  • 6.

    De totale cyclus van de treasuryfunctie moet synchroon lopen met de cycli van begroting en rekening.

3.2 Taken en Verantwoordelijkheden

De taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd, gerangschikt op volgorde van de bevoegde functie of orgaan.

 

Functie

Taken en verantwoordelijkheden

De gemeenteraad

  • 1.

    Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, globale richtlijnen en limieten middels de financiële verordening. Hiermee stelt de raad de kaders voor de uitoefening van de treasuryfunctie.

  • 2.

    Het vaststellen van de paragraaf financiering in begroting en jaarrekening.

  • 3.

    Het houden van toezicht op de uitvoering van het treasurybeleid.

Het college van burgemeester en wethouders

  • 1.

    Verantwoordelijk voor de uitvoering van het treasurybeleid.

  • 2.

    Het voorbereiden van de door de gemeenteraad vast te stellen treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders, globale richtlijnen en limieten in het treasurystatuut.

  • 3.

    Het aangaan van privaatrechtelijke overeenkomsten voortvloeiend uit de uitvoering van het treasurybeleid; Deze verantwoordelijkheid heeft het college (deels) gemandateerd.

  • 4.

    Bevoegd en verantwoordelijk voor garantstelling/ leningverstrekking uit hoofde van de publieke taak binnen de daartoe overeengekomen richtlijnen en bepalingen.

  • 5.

    Het rapporteren en verantwoording afleggen aan de gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid in de jaarlijkse paragraaf financiering.

De Portefeuillehouder Financiën

  • 1.

    Verantwoordelijk voor de uitvoering van het treasurybeleid.

  • 2.

    Toezicht op het conform het treasurystatuut en de paragraaf financiering uitvoeren van de gemandateerde treasury activiteiten.

Hoofd BMO

  • 1.

    Het aangaan van kas-/daggeldleningen, en het uitzetten van overtollige gelden (mandaat);

  • 2.

    Het aantrekken van langlopende leningen (mandaat).

  • 3.

    Toezicht op juiste en tijdige uitvoering van noodzakelijke activiteiten in het kader van treasurybeleid en –beheer.

  • 4.

    Het periodiek rapporteren aan de portefeuillehouder Financiën over de uitvoering van het treasurybeleid en de verrichte treasury activiteiten.

  • 5.

    Het periodiek (parallel aan en ten behoeve van de P&C instrumenten) rapporteren aan het college over de uitvoering van het treasurybeleid en de verrichte treasury activiteiten.

  • 6.

    Het jaarlijks (parallel aan en ten behoeve van de jaarrekening) afleggen van verantwoording aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 7.

    Het conform het treasurystatuut en de paragraaf financiering uitvoeren van de in ondermandaat toegewezen treasury activiteiten.

Afdelingshoofden

(budgethouders)

  • 1.

    Verantwoordelijk voor de tijdige aanlevering van (voorgenomen) besluiten die de toekomstige liquiditeitsbehoeften aanmerkelijk beïnvloeden.

  • 2.

    Het toezicht houden op de volledigheid van specifieke voorstellen tot het verlenen van garanties en/of leningen uit hoofde van de publieke taak door hun functionele afdeling.

  • 3.

    Zorg dragen voor de feitelijke uitvoering van besluiten tot verlenen van garanties en/of leningen uit hoofde van de publieke taak door hun functionele afdeling.

  • 4.

    Het fiatteren van vorderingen en verplichtingen voortvloeiend uit de genoemde besluiten uit hoofde van de publieke taak ten gunste c.q. ten laste van hun budgetten en toezicht op vermelding van de juiste vervaldata (deze vorderingen/verplichtingen zijn steeds vergezeld van een kopie van het betreffende besluit). Deze vorderingen/verplichtingen worden aan de administratie ter registratie verstrekt en een kopie hiervan aan het afdelingshoofd BMO in verband met de interne controle.

medewerker van de afdeling BMO Financiën

  • 1.

    Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasury gebied.

  • 2.

    Het onderhouden van contacten met financiële instellingen.

  • 3.

    Het voorbereiden en feitelijk uitvoeren van transacties in het kader van de treasuryfunctie. Deze transacties moeten conform dit treasurystatuut en de paragraaf financiering worden uitgevoerd en de transacties dienen door het bevoegd persoon/orgaan vooraf geautoriseerd te zijn.

  • 4.

    Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de financiële administratie ter registratie.

  • 5.

    Het beheren van de geldstromen.

  • 6.

    Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens m.b.t. treasurytransacties aan de gemeentelijke administratie.

  • 7.

    Het beheer van de interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en direct rapporteren aan het Hoofd BMO bij geconstateerde afwijkingen.

Financiële administratie

  • 1.

    Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie.

  • 2.

    Het ontvangen van de orderbevestiging van derden en het controleren of deze overeenkomt met de transactie-informatie zoals verstrekt door de medewerker treasury.

  • 3.

    De uitvoering en het beheer van schatkistbankieren op basis van de daartoe vastgestelde wettelijke bepalingen en het voor gemeente Beek vastgestelde drempelbedrag.

Externe accountant

  • 1.

    Het in het kader van zijn reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

 

3.3 Bevoegdheden

Het vastleggen van taken en bevoegdheden start vanuit het College. In onderstaande matrix zijn voor de belangrijkste treasury activiteiten bevoegdheden opgenomen.

 

Hierbij wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met een functiescheiding tussen: voorbereiden, beslissen, uitvoeren, administreren en controleren van de treasury activiteiten. De volgende afkortingen worden hierbij gebruikt:

 

Afkorting

Functieomschrijving

B&W

college van Burgemeester en Wethouders

Pfh

portefeuillehouder

BMO

Bedrijfs- en Management Ondersteuning

Afd.hfd.

afdelingshoofd

Fin.

BMO Financiën

Adm.

Financiële administratie

 

Treasury activiteiten

Voorbereiding

Autorisatie

Feitelijke Uitvoeringen interne controle

registratie

1.

Het aantrekken van kortlopende financieringsmiddelen (< 1 jaar)

Fin.

B&W

BMO (mandaat)

Fin.

Adm.

2.

Het aantrekken van langlopende financieringsmiddelen (> 1 jaar)

Fin.

B&W

BMO (mandaat)

Fin.

Adm.

3.

Verstrekken van leningen en/of garanties uit hoofde van de publieke taak

Afd.hfd. (advies door Fin.)

B&W

Afd.hfd. BMO

Adm.

4.

Het uitzetten van tijdelijke overtollige middelen uit hoofde van treasury

Fin.

B&W

BMO (mandaat)

Fin.

Adm.

5.

Het openen/wijzigen/sluiten van bankrekeningen

Fin.

B&W

Fin.

Adm.

6.

Het afsluiten van kredietfaciliteiten in de rekening-courant

Fin.

B&W

Fin.

Adm.

4 Informatievoorziening

 

Om de treasury activiteiten controleerbaar en beheersbaar te maken is een goed functionerende interne en externe informatievoorziening noodzakelijk. Drie typen informatie kunnen hierbij worden onderscheiden:

  • Beleidsmatige informatie;

  • Operationele informatie

  • Verantwoordingsinformatie (performance rapportages, interne controles, etc.).

4.1 Beleidsmatige informatie

Het treasurystatuut geeft de kaders weer, waarbinnen de treasuryfunctie dient te worden uitgevoerd. Het college stelt daarnaast jaarlijks de paragraaf financiering bij de begroting op. In de paragraaf financiering van de begroting en de jaarstukken vindt verantwoording plaats conform de eisen die in artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten aan de paragraaf worden gesteld.

4.2 Operationele informatie

Het opstellen en hanteren van operationele informatie is de verantwoordelijkheid van de afdeling BMO. De belangrijkste operationele informatie die te allen tijde beschikbaar moet zijn:

  • Afgesloten transacties

  • Bancaire afspraken

 

Daarnaast dient de afdeling BMO rente-informatie te vergaren met betrekking tot de geld- en kapitaalmarkt om op deze wijze zicht te houden op de renteontwikkeling.

4.3 Verantwoordingsinformatie

De verantwoording over het uitgevoerde treasurybeleid vindt plaats binnen de reguliere Planning & Control-cyclus. Zo wordt in de paragraaf financiering bij de jaarrekening het uitgevoerde beleid geëvalueerd. In deze evaluatie wordt weergegeven in hoeverre de beleidsvoornemens zijn uitgevoerd en wat de oorzaken zijn van eventuele afwijkingen. Tevens worden hierin de door het college nieuw verstrekte garanties en/of leningen uit hoofde van de publieke taak vermeld, met een deugdelijke onderbouwing dat hierbij sprake is van verstrekking uit hoofde van de publieke taak.

Om een goede vergelijkbaarheid mogelijk te maken dienen de indeling en de onderwerpen van de evaluatie zoveel mogelijk aan te sluiten bij de paragraaf financiering van de begroting van het betreffende jaar.

5 Besluit

5.1 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin dit uitvoeringsbesluit niet voorziet beslist het college;

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in dit statuut, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden;

  • 3.

    Over de toepassing van de leden 1 en 2 van dit artikel wordt jaarlijks in de Financieringsparagraaf in de jaarrekening gerapporteerd.

5.2 Inwerkingtreding

  • 1.

    Het treasurystatuut 2023 gemeente Beek treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    Het treasurystatuut gemeente Beek 2014 d.d. 27 november 2014 wordt ingetrokken.

  • 3.

    Dit statuut wordt aangehaald als: “Treasurystatuut gemeente Beek 2023”.

Beek, 7 december 2023

GEMEENTERAAD,

GuliëlErven

Raadsgriffier

Christinevan Basten-Boddin

Voorzitter

TOELICHTING BIJ HET TREASURYSTATUUT

1 Inleiding

In hoofdstuk 1 wordt het wettelijk kader geschetst op grond waarvan een gemeente haar treasuryfunctie uitoefent.

 

De wettelijke grondslag ligt in de Wet financiering decentrale overheden (fido) en de hiermee samenhangende wetgeving: Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden, Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden, Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo), de Wet Houdbare overheidsfinanciën (Hof) en de Wet Integraal schatkistbankieren decentrale overheden.

 

De Wet fido, die op 15 december 2013 in werking trad, bepaalt aan welke voorwaarden gemeenten moeten voldoen bij het aantrekken en uitzetten van middelen. Deze wet bepaalt dat gemeenten uitsluitend voor de uitoefening van de publieke taak leningen kunnen aangaan, middelen kunnen uitzetten en garanties kunnen verlenen.

Uitzettingen mogen sinds 1 juni 2012 uitsluitend nog bij de Nederlandse Staat (Wet Integraal schatkistbankieren) plaatsvinden. Bij derivaten moet er sprake zijn van voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij en een beperkt marktrisico.

De Wet Hof is een vertaling van het EMU-saldo voor zowel de rijksoverheid als de decentrale overheden (provincies, waterschappen en gemeenten) en de verschillende gemeenschappelijke regelingen waarin zij participeren. De wet Hof moet ervoor zorgen dat de Nederlandse Staat binnen het EMU-saldo van 3% blijft.

 

Als algemene norm geldt dus dat openbare lichamen alleen lenen, middelen uitzetten of garant staan voor zover dat direct dient ter behartiging van hun publieke taak. Bankachtige activiteiten, met het oogmerk geld te verdienen (ook al is dat om de publieke taak te bekostigen) zijn niet toegestaan. De invulling van het begrip “publieke taak” is een eigen verantwoordelijkheid van de gemeente.

 

2.3 Uitgangspunten risicobeheer treasuryfunctie

Invulling term “publieke taak”

De publieke taak wordt in ieder geval gediend als er sprake is van een maatschappelijk belang.

Of er sprake is van een maatschappelijk belang zal mede samenhangen met wettelijke taken die de gemeente moet uitvoeren en met de wettelijke zorgplicht die de gemeente heeft op bepaalde gebieden. Daarnaast zal door de raad vastgesteld beleid ook een belangrijke indicatie zijn voor een publieke taak. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat iets een publieke taak is, wanneer het als prioriteit is benoemd in het vastgestelde beleid en zonder gemeentelijke bemoeienis niet kan worden gerealiseerd.

 

2.4 Renterisicobeheer

Lid 1 Kasgeldlimiet

Het doel van de kasgeldlimiet is een grens te stellen aan korte financiering (rentetypische looptijd tot één jaar). Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed kan hebben op de rentelasten.

 

De kasgeldlimiet wordt berekend met een vast percentage van 8,5% van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. Hierbij geldt een minimumbedrag van € 300.000. In de Wet fido wordt de gemiddelde korte financiering (de netto vlottende schuld) per drie maanden getoetst aan de kasgeldlimiet. Hiertoe wordt het gemiddelde genomen van de korte financiering op de eerste dag van de drie kalendermaanden in een kwartaal.

 

De provincie, als toezichthouder, ziet toe op hantering van de normen en kan zo nodig ontheffing verlenen. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen worden opgelegd.

 

Lid 2. Renterisiconorm

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van renterisico’s op de vaste schuld. Dit kan door het aanbrengen van spreiding in de looptijden van de leningenportefeuille. De renterisiconorm wordt berekend door een het wettelijk bepaalde vaste percentage van 20% te vermenigvuldigen met het begrotingstotaal.

 

Het renterisico heeft betrekking op de vaste schuld en op het bedrag waarover renterisico wordt gelopen. Naast de renteherzieningen zijn hiervoor ook de herfinancieringen van de aflossingen van belang, want het renterisico wordt verkleind door aflossingen in de tijd te spreiden. Het renterisico wordt getoetst aan het bedrag van de renterisiconorm.

 

De provincie, als toezichthouder, ziet toe op hantering van de normen en kan zo nodig ontheffing verlenen. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen worden opgelegd.

 

2.6 Kredietrisicobeheer

De Wet fido stelt in artikel 6 lid 2 geen eisen aan de kwaliteit van debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak.

Omdat de gemeenteraad de publieke taak bepaalt worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de gemeenteraad in dit kader geaccepteerde partijen. Teneinde het kredietrisico bij dit soort instellingen te beheersen kunnen zekerheden of garanties worden geëist van die instellingen. Daarnaast moet de gemeente de jaarstukken van de instellingen beoordelen, om een actuele risicoanalyse te maken. Hierbij spelen de financiële positie en de kredietwaardigheid van de instelling een rol.

 

Gemeentelijke lening

Het is mogelijk om voor de financiering van de publieke taak als gemeente een lening te verstrekken. Hierbij is het mogelijk om aan een lening een zekerheidsstelling te verbinden, zoals het vestigen van een hypotheekrecht.

Aan de leningverstrekking kunnen ook meer beleidsinhoudelijke eisen worden verbonden. Denk hierbij in termen van openstelling, toegankelijkheid, programmering, werkgelegenheid et cetera. Door de koppeling van de geldverstrekking aan deze afspraken krijgt de gemeente echte zeggenschap en kan bij niet nakomen van de afspraken ook gesanctioneerd worden.

Het is mogelijk om, door middel van een renteopslag een risicoreserve te vormen voor de risico’s die verbonden zijn aan de leningverstrekking.

 

2.6 lid 7 Renteherziening van reeds bestaande door de gemeente verstrekte leningen

Verzoeken van instellingen om een renteherziening (lees: verlaging) van een reeds verstrekte (of nog te verstrekken) gemeentelijke lening dienen in beginsel te worden afgewezen in verband met het nadelige budgettaire effect voor de gemeentelijke begroting.

Wel kan de gemeente meewerken aan herfinanciering bij een bank, ook als hiervoor geen bepalingen zijn opgenomen in de overeenkomst tot geldlening. Hiermee verlaagt de gemeente het aantal leningen en vermindert daarmee het risico.

 

2.7 Intern liquiditeitsrisicobeheer

Om (meerjarig) inzicht te krijgen in de inkomende en uitgaande geldstromen van de gemeente stelt zij een liquiditeitsprognose op. Naast de kasstromen op basis van de exploitatie zijn belangrijke componenten de geldstromen die voortkomen uit grondexploitaties, het meerjarenplan buitenruimte en andere investeringen, zoals bijvoorbeeld scholen en sportaccommodaties. Deze geldstromen volgen uit de begroting.

 

2.11 Borgstellingen en garanties

Gemeentegarantie

Gemeentegarantie is een zekerheid voor de geldgeefster (veelal een bank) dat de in de overeenkomst van geldlening aangegane verplichtingen worden nagekomen. Indien de geldnemer niet aan zijn/haar verplichtingen op grond van de overeenkomst kan voldoen neemt de gemeente deze verplichtingen van de geldnemer over. Hiermee loopt de gemeente een risico voor de betaling van zowel de rente als de aflossing.

 

In het geheel van de gemeentegarantie heeft de bank een bijzondere rol. Een bank stelt een bedrag in de vorm van een lening ter beschikking aan de instelling en brengt een percentage van dit bedrag in rekening in de vorm van rente. In dit rentepercentage is het risico van de bank verrekend. Door middel van een gemeentegarantie wordt het financiële risico naar de gemeente verschoven. De bank geeft een (geringe) korting op het rentepercentage. De gemeente ontvangt niets voor het risico dat ze draagt. Het is voor de gemeente niet goed mogelijk om aan een garantstelling eisen te verbinden anders dan een financiële verantwoording. Nadere afspraken kunnen wel in een convenant worden vastgelegd, maar de gemeente kan het niet nakomen van die afspraken moeilijk sanctioneren.

 

In de volgende situaties gaat de gemeente in ieder geval niet over tot verstrekking van gemeentegarantie of een gemeentelijke lening:

 

  • 1.

    Er kan een beroep gedaan worden op een waarborgfonds.

    De meerwaarde van een waarborgfonds ten opzichte van eigen garantieverstrekking ligt in drie aspecten.

    • a.

      Een fonds houdt uit hoofde van zijn doelstelling een risicokas aan. Daarmee kan hij in zijn rol als verzekeraar de door hem te lopen risico’s spreiden in tijd en naar plaats.

    • b.

      Bij de waarborgfondsen is professionele expertise aanwezig waardoor sprake is van een adequate beoordeling van het solvabiliteitsrisico.

    • c.

      Waarborgfondsen zullen de door hen verwaarborgde instellingen jaarlijks herbeoordelen. Op deze manier blijven zij op de hoogte van de financiële ontwikkelingen.

    • d.

      Bij de waarborgfondsen is professionele expertise aanwezig waardoor sprake is van een adequate beoordeling van het solvabiliteitsrisico.

    • e.

      Waarborgfondsen zullen de door hen geborgde instellingen jaarlijks beoordelen. Op deze manier blijven zij op de hoogte van de financiële ontwikkelingen.

  • 2.

    In geval van herfinanciering c.q. overname van bestaande leningen wordt geen borgstelling verleend, indien bij de aanvankelijke financiering ook geen borgstelling is verleend.

    Dit om te voorkomen dat risico’s die al door de geldgever werden geaccepteerd zonder borgstelling aan de gemeente worden overgedragen.

  • 3.

    De gemeente heeft het recht om geen garantie te verlenen indien zij op grond van de marktsituatie tot de conclusie komt dat het rentepercentage te hoog is of de leningcondities ongunstig zijn.

    De lening dient tegen zo gunstig mogelijk voorwaarden afgesloten te worden zodat het gemeentelijke risico zo veel als mogelijk wordt beperkt.

  • 4.

    Indien ten behoeve van de geldgever het recht van eerste hypotheek en/of pandrecht kan worden gevestigd wordt geen borgstelling verleend.

    Indien er onderpand verleend kan worden is het niet nodig dat de gemeente garant staat. Immers, bij het niet nakomen van de verplichtingen kan het pandrecht worden uitgeoefend.

  • 5.

    Een gemeentegarantie wordt niet verleend als de omvang van de lening dusdanig hoog is dat de hieraan verbonden risico's in alle redelijkheid voor onze gemeente niet verantwoord zijn. Het is volgens de wet Fido niet geoorloofd voor de gemeente om grote financiële risico's te lopen. De redelijkheid van de omvang van de financiële risico’s dient te worden gemotiveerd.

 

Ad. 1 (Landelijke) waarborgfondsen

Er zijn landelijk verschillende waarborgfondsen werkzaam. Bekend zijn:

  • Waarborgfonds Sociale Woningbouw ten behoeve van de financiering van sociale huurwoningen (WSW). De gemeenten hebben wel een achtervang positie.

  • Waarborgfonds voor de Zorgsector (WfZ) voor de financiering van tehuizen voor de zorg- en verpleegsector.

  • Stichting Waarborgfonds voor de Sport (SWS) (maximaal 50% borg; gemeente dient voor overige 50% garant te staan).

  • l Waarborgfonds Kinderopvang ten behoeve van kinderopvangcentra.

 

Er is geen landelijk waarborgfonds ten behoeve van sociaal-culturele instellingen (jongerenwerk, musea, dorpshuizen, bibliotheken e.d.).

 

Voorwaarden beoordelingsproces lening, borgstelling, garantie

Elke keer dat een instelling een beroep doet op financiële ondersteuning door de gemeente moet per geval worden beoordeeld of een aanvraag valt onder de uitoefening van de publieke taak, waarbij de gemeenteraad uiteindelijk het besluit zal moeten nemen om al dan niet over te gaan tot financiële ondersteuning.

De stukken die een aanvrager daartoe dient over te leggen zijn onder “Voorwaarden voor indiener aanvraag lening/ garantie” opgenomen.

Daarnaast mag er geen sprake zijn van de uitsluitingsgronden zoals hiervoor in deze toelichting benoemd.

Zolang als niet aan de in dit statuut gestelde voorwaarden wordt voldaan legt het college geen voorstel voor aan de gemeenteraad.

 

Hiervoor is onder 2.3 al toegelicht dat het lastig is een eenduidige en houdbare definitie te geven van de term “publieke taak”. Daarom is hierna een afwegingsproces geformuleerd. Op deze wijze wordt geborgd dat elke aanvraag op gelijke wijze getoetst wordt volgens een vaste procedure. De uitkomst van de afweging zal telkens beïnvloed worden door de maatschappelijke en politieke realiteit.

 

De volgende aspecten worden gewogen:

  • a.

    Is er sprake van een maatschappelijk belang?

  • b.

    In welke mate wenst de gemeente zeggenschap?

  • c.

    Welke risico’s zijn aan de garantstelling of lening verbonden en is het mogelijk om deze te verkleinen?

 

Ad a. Is er sprake van een maatschappelijk belang?

Deze vraag moet bij elke aanvraag voor een gemeentegarantie of een gemeentelijke lening als eerste beargumenteerd beantwoord worden. Documenten als de programmabegroting, het coalitieakkoord, een eventueel raads- of collegeprogramma en vastgestelde beleidsnotities dienen als kader bij de beantwoording van deze vraag.

Vervolgens is het van belang dat vastgesteld wordt welke rol de gemeente wil spelen: regisserend, initiërend, handhavend of faciliterend. Afhankelijk van de rol kan bepaald worden of financiële ondersteuning het geëigende middel is.

Een maatschappelijk belang wordt pas een publieke taak, als de markt of samenleving die taak zelf niet goed kan organiseren. Is er geen publiek belang, dan kan het maatschappelijk belang aan de private sector worden overgelaten.

 

Ad b. In welke mate wenst de gemeente zeggenschap?

Als de gemeente afdwingbare voorwaarden (over hoogte tarief, bezettingsgraad, doelgroep, programmering, et cetera) wil stellen aan de financiële ondersteuning dan ligt het voor de hand om zelf een lening te verstrekken onder condities die een waarborg vormen voor het nakomen van die voorwaarden.

De voorwaarden moeten haalbaar en meetbaar zijn en de voorwaarden moeten op grond van de leningsovereenkomst afgedwongen of gesanctioneerd kunnen worden.

Als de gemeente geen zeggenschap wenst dan kan ook worden gekozen voor het verstrekken van een garantstelling.

 

Ad c. Welke risico’s zijn aan de garantstelling of lening verbonden en is het mogelijk om deze te verkleinen?

Belangrijk bij de risico-inschatting is het besef dat iedere lening of garantstelling budgettaire gevolgen heeft. Risico’s dat leningen niet worden terugbetaald moeten bij de bepaling van de benodigde weerstandscapaciteit worden betrokken. Dit soort risico’s kunnen gedeeltelijk worden afgedekt door zekerheidsstellingen te vragen. Dit kan door hypotheekrecht te vestigen, maar kan ook bijvoorbeeld door verpanding van huurinkomsten. Per geval moet worden bekeken wat de mogelijkheden zijn. Naast financiële risico’s moeten ook andere risico’s worden afgewogen. Denk hierbij aan termen als politieke geloofwaardigheid, precedentwerking, et cetera.

 

Het is niet wenselijk dat de gemeente risico loopt over iets waar haar inwoners geen voordeel van hebben. Dit is vooral van belang voor de verdediging van het besluit tot verlening indien de gemeente op een garantie wordt aangesproken. De gemeente moet in dat geval voor de kosten opdraaien, terwijl haar inwoners, instellingen en/of ondernemers geen baat hebben gehad van het initiatief. De risico’s zullen worden afgewogen tegen het maatschappelijk belang wat gediend is met een lening of garantstelling. De zwaarte van het maatschappelijk belang zal mede bepalen hoeveel risico de gemeente wenst te accepteren.

 

Wanneer eenmaal is besloten tot het vertrekken van een gemeentegarantie of gemeentelijke lening zal jaarlijks getoetst moeten worden of de instelling voldoende solvabel is. Op deze wijze wordt het risico niet verkleind, maar wel gevolgd, zodat dit op een juiste manier betrokken kan worden bij de bepaling van de gemeentelijke weerstandscapaciteit.

 

Voorwaarden voor indiener aanvraag lening/ garantie

Om aanvragen op alle relevante aspecten te kunnen beoordelen is het van belang dat een aanvraag voor gemeentegarantie of een gemeentelijke lening ten minste aan de volgende voorwaarden voldoet:

  • 1.

    Inhoudelijke toelichting. Uit deze toelichting moet blijken wat het maatschappelijk nut voor de gemeente is of zou kunnen zijn.

  • 2.

    Om een goede inschatting te maken van alle aan de mogelijke verstrekking verbonden risico’s overlegt de aanvrager daarnaast de volgende stukken:

    • a.

      Jaarrekeningen (indien van toepassing met accountantsverklaringen) van de afgelopen 3 jaar, inclusief de notulen van de (algemene leden)vergaderingen waarin deze worden vastgesteld. (Bij het aangaan van deze leningen wordt ook gekeken naar kengetallen zoals liquiditeit en solvabiliteit. Met als doel het zeker stellen dat de exploitatie voldoende draagkrachtig is om de financieringskosten te kunnen dragen.)

    • b.

      De actuele statuten c.q. conceptstatuten.

    • c.

      Een tenminste sluitende (meerjaren)begroting waarbij rekening is gehouden met de aan de investering gekoppelde rente en afschrijving en welke voorzien is van een toelichting. In de toelichting moeten tenminste de inkomstenramingen onderbouwd zijn.

    • d.

      Documentatie waaruit de afwijzingen van de bank omtrent de lening blijkt.

    • e.

      In geval van aanvraag gemeentegarantie: de conceptovereenkomst met betrekking tot de geldlening incl. borgstelling

    • f.

      Naam en telefoonnummer (tijdens kantooruren) van de contactpersoon van de instelling.

    • g.

      Een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

 

2.16 Schatkistbankieren

Schatkistbankieren houdt in dat gemeenten hun overtollige middelen bij het rijk moeten uitzetten. Hiermee wordt beoogd dat de Staat minder geld leent op de financiële markten en de staatsschuld daalt. Daarnaast wordt beoogd dat financiële risico’s voor gemeenten worden verminderd. Het drempelbedrag is het maximale bedrag dat een decentrale overheid over een heel kwartaal gezien gemiddeld op dagbasis buiten de schatkist mag houden. Het drempelbedrag wordt berekend door een vast percentage (2,0%) te vermenigvuldigen met het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 1.000.000 bedraagt. Zie de regeling schatkistbankieren decentrale overheden https://wetten.overheid.nl/BWBR0034336/2022-01-01

 

2.18 Inflatievergoeding eigen vermogen (bespaarde rente)

Het BBV staat toe dat er een rentevergoeding over het eigen vermogen (reserves) mag worden toegerekend – als ware het een rentelast - aan de taakvelden. Hierdoor wordt een “vergoeding” berekend over het eigen vermogen (= een eigen financieringsmiddel) van de gemeente. De gemeente heeft de keuze om deze rente als baten op te nemen in de begroting – ook wel aangeduid als bespaarde rente. Of de gemeente kan ervoor kiezen deze rentevergoeding toe te voegen aan de reserves/het eigen vermogen. Wanneer een bedrag gelijk aan deze vergoeding daadwerkelijk wordt toegevoegd aan het eigen vermogen kan dit ook worden beschouwd als een “inflatievergoeding” om “de waarde” van het eigen vermogen (koopkracht) in stand gehouden.

Deze systematiek creëert een fictieve rentelast en leidt tot het (onnodig) opblazen van de programmalasten en gaat daarmee ten koste van de eenvoud en transparantie. Om die reden doet de commissie BBV daarom de aanbeveling om geen rente over het eigen vermogen te berekenen. Deze aanbeveling is in dit treasurystatuut overgenomen.