Organisatie | Krimpenerwaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Jeugdhulp en Wmo Krimpenerwaard 2024 |
Citeertitel | Verordening Jeugdhulp en Wmo Krimpenerwaard 2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Krimpenerwaard.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe regeling | 28-11-2023 |
Deze verordening geeft gemeentelijke regels over de volgende onderwerpen:
Deze verordening ondersteunt de werkwijze van de gemeente waarbij meegedacht wordt met de inwoner over het effect dat hij wil bereiken en bekeken wordt of dit past binnen de doelstelling van de wetten van het sociaal domein. Vervolgens wordt bekeken welke wettelijke instrumenten de gemeente heeft om dit doel met en voor de inwoner te realiseren.
In de Krimpenerwaard vinden we de volgende doelstellingen belangrijk:
Het is de taak van de gemeente om haar inwoners daarbij te helpen. De wetgever heeft wetten gemaakt om dit te bereiken. Het gaat om de:
De regels in deze verordening vullen de wettelijke regels aan. Het zijn regels op hoofdlijnen die de gemeenteraad heeft vastgesteld. Soms zijn er nog extra regels nodig waarin bepaalde zaken worden uitgewerkt. Ook dat is in deze verordening geregeld. De verordening is op 3 juli 2023 besproken met de Adviesraad Sociaal Domein (ASD). De ASD heeft over deze regels op 10 augustus 2023 een advies gegeven.
De begrippen die in deze verordening worden gebruikt, worden toegelicht in Hoofdstuk 9.
Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houdt de gemeente rekening met de doelen van de genoemde wetten. De gemeente zorgt ervoor dat het resultaat van een besluit recht doet aan die doelen. De gemeente gaat daarbij uit van de volgende kernwaarden:
Eigen verantwoordelijkheid: inwoners hebben zelf regie over hun leven. Ze maken bepaalde keuzes in hun leven en zijn daar zelf verantwoordelijk voor. Ze zijn ook zelf verantwoordelijk voor de oplossing van hun problemen. Zo nodig krijgen ze daarbij ondersteuning vanuit het netwerk, maatschappelijke organisaties en/of gemeente. Het zelfoplossend vermogen en de zelfredzaamheid worden ondersteund. Zoveel als mogelijk is die ondersteuning altijd gericht op het (terug) krijgen van die regie.
Resultaatgericht: de gemeente richt zich op resultaten en het vinden van duurzame oplossingen die ook op de lange termijn werken, op basis van de door de raad geformuleerde maatschappelijke effecten. De gemeente doet wat nodig is en levert maatwerk. Acties en beslissingen zijn gericht op het bereiken van het doel, ondanks problemen, afleiding of tegenslagen.
Verbinding: Verbinding ontstaat vanuit gedeelde waarden en een gezamenlijk doel. Verbinding met elkaar is ons veilig voelen bij elkaar en onszelf kunnen zijn. De gemeente wil vanuit die verbinding samenwerken met inwoners, maatschappelijke partners, bedrijven en verenigingen in de ondersteuning van de inwoner. Zo ontwikkelt de gemeente optimaal en voegt, vanuit haar rol, waarde toe.
In deze Verordening is per artikel aangegeven op welke wetten (zie de wetten genoemd in artikel 1.1) het artikel is gebaseerd. Bij een aantal artikelen wordt ook de ‘Awb’ (Algemene wet bestuursrecht) genoemd. Die verwijzing staat er als er in de Awb specifieke bepalingen zijn die op dat artikel van toepassing zijn.
De gemeente kan de inwoner met verschillende soorten voorzieningen helpen. Er zijn algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen en collectieve voorzieningen. Ook zijn er voorzieningen die niet via de Wmo of Jeugdwet worden verstrekt, maar via een andere regeling. Dit noemen wij andere voorzieningen. Pas als de gemeente vindt dat deze voorzieningen de inwoner niet kunnen helpen kan een hulp-op-maat voorziening worden gegeven. Deze voorziening wordt na het afgeven van een indicatie verstrekt.
Een algemene voorziening is een dienst en/of product dat voor iedereen toegankelijk is of verkrijgbaar is. Er is geen indicatie of toets nodig en de inwoner ontvangt geen beschikking.
De volgende vormen van algemene voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:
1.5.3 Collectieve voorzieningen
De gemeente kan voor hulp aan inwoners voorzieningen inzetten die voor een groep van inwoners beschikbaar zijn. Dit zijn collectieve voorzieningen. Als een collectieve voorziening volgens de gemeente passende hulp is, wordt dit ingezet in plaats van hulp-op-maat.
1.5.4 Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Onder een algemeen gebruikelijke voorziening wordt een voorziening verstaan die:
Van de bepaling onder lid d kan worden afgeweken indien inwoners een uitkering ontvangen van de gemeente, en/of een andere regeling ontvangen voor minima. Hieronder wordt bijvoorbeeld de collectieve zorgverzekering, kwijtschelding belastingen, bijzondere bijstand en minimabeleid verstaan. Ook in andere gevallen kan de gemeente afwijken van de bepaling onder lid d, als de inwoner duidelijk kan maken dat hij de voorziening niet zelf kan betalen.
Wat onder een algemeen gebruikelijke voorziening wordt verstaan is verder uitgewerkt in de nadere regels.
1.6 Eigen kracht en gebruikelijke hulp
Van huisgenoten en ouders/verzorgers wordt verwacht dat zij een bijdrage leveren aan het huishouden en hulp geven aan andere huisgenoten. Het gaat bijvoorbeeld om het helpen met persoonlijke verzorging, opvoeden, aankleden, naar school brengen, eten koken en stofzuigen. Voorbeelden van huisgenoten zijn partners, inwonende kinderen en andere bewoners met wie de inwoner die hulp nodig heeft gemeenschappelijk een woning bewoont. Wat onder gebruikelijke hulp in de Wmo wordt verstaan is verder uitgewerkt in de nadere regels.
2.1 Stap 1: contact opnemen met de gemeente
2.1.1 Indienen hulpvraag - Wmo
Inwoners die hulp nodig hebben kunnen zich melden bij de gemeente. De inwoner, of iemand namens de inwoner, kan deze melding op de volgende manieren doen:
2.1.2 Indienen hulpvraag - Jeugdwet
Zie verder de beschrijving onder artikel 2.3.1 van deze verordening.
Na de melding neemt de gemeente de hulpvraag van de inwoner in behandeling. De gemeente bevestigt de melding zo snel mogelijk per brief of email aan de inwoner en nodigt de inwoner indien wenselijk uit voor een gesprek met een medewerker. In die uitnodiging (telefonisch of schriftelijk) maakt de gemeente duidelijk waar en wanneer het gesprek plaatsvindt en waarover het gesprek zal gaan. Ook geeft de gemeente informatie over de mogelijkheid om gratis hulp te krijgen door een onafhankelijk deskundige (cliëntondersteuner) en de mogelijkheid om zelf een plan op te stellen waarin de inwoner uitlegt hoe zijn persoonlijke situatie is en wat hij wil bereiken met zijn vraag (persoonlijk plan of familiegroepsplan).
De gemeente verzamelt informatie over de situatie van de inwoner en het gezin die nodig zijn om de aanvraag te beoordelen. Als het gaat om gegevens die de gemeente niet zelf mag of kan inzien of verkrijgen, dan vraagt de gemeente aan de inwoner om die gegevens binnen een bepaalde termijn te leveren. Bij de uitnodiging voor het gesprek wordt duidelijk gemaakt welke gegevens dat zijn en welke termijn er geldt. Van de inwoner wordt medewerking verwacht bij het aanleveren van de informatie die voor de gemeente noodzakelijk is om de aanvraag te kunnen beoordelen. Als de inwoner niet voldoende meewerkt kan dit betekenen dat de aanvraag niet in behandeling wordt genomen.
2.2 Stap 2: gesprek met de gemeente (indien noodzakelijk)
2.2.2 Doel en procedure gesprek
Het doel van het gesprek is om een goed beeld te krijgen van de hulpvraag, van het effect dat de inwoner wil bereiken en van zijn persoonlijke situatie. Bij de start van het gesprek identificeert de inwoner zich met een geldig identiteitsbewijs. Als de inwoner een persoonlijk plan of familiegroepsplan heeft gemaakt, dan betrekt de medewerker dit bij het gesprek. Als de inwoner dat wil, kan hij iemand (bijvoorbeeld een familielid/cliëntondersteuner) vragen om bij het gesprek aanwezig te zijn.
De medewerker informeert de inwoner over de mogelijkheden van de gemeente om de persoonlijke situatie van de inwoner te verbeteren. Ook informeert de medewerker de inwoner over de mogelijkheden die er zijn om in bepaalde gevallen te kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb). De medewerker betrekt deze zaken bij het onderzoek naar de hulpvraag.
De gemeente zorgt ervoor dat de medewerker die een melding of aanvraag behandelt de deskundigheid heeft die hiervoor nodig is. Als de medewerker die deskundigheid niet heeft, zorgt de gemeente ervoor dat iemand die wel deskundig is een advies uitbrengt. Dit advies (deskundig oordeel) betrekt de gemeente bij het verslag en de beoordeling van de aanvraag.
Om te bepalen of de gemeente hulp inzet, volgt de gemeente in principe de volgende stappen:
Stap 1: De gemeente stelt eerst vast wat de hulpvraag van de inwoner is.
Stap 2: De gemeente stelt hierna vast welke problemen, beperkingen en belemmeringen er precies zijn.
Stap 3: De gemeente bepaalt welke hulp nodig is en hoe veel, hoe lang en in welke vorm.
Stap 4: De gemeente onderzoekt wat de inwoner zelf kan doen om het probleem op te lossen (eigen kracht), eventueel met behulp van algemene voorzieningen, met algemeen gebruikelijke voorzieningen, met collectieve voorzieningen, met hulp van huisgenoten en anderen uit het sociale netwerk of van andere organisaties, gebruikelijke hulp (Wmo) of met andere voorzieningen.
Stap 5: De gemeente bepaalt welke (aanvullende) hulp nodig is om het probleem op te lossen en het gewenste effect te bereiken.
De gemeente kan de hulp-op-maat ook weigeren als:
de inwoner de gevraagde hulp zelf heeft ingeroepen of aangeschaft voordat de melding is gedaan of de aanvraag is ingediend. Als de inwoner de gevraagde hulp heeft ingeroepen of aanschaft tussen de datum van de melding en de aanvraag weigert de gemeente de hulp ook, tenzij de gemeente daarvoor toestemming heeft gegeven of de noodzaak van de hulp alsnog kan vaststellen. Als die weigering betekent dat de inwoner grote problemen zal krijgen (onevenredig nadeel ervaart), dan kan de gemeente besluiten om de hulp wel toekennen.
De beslistermijn kan schriftelijk worden opgeschoven als de inwoner niet voldoende gegevens heeft verstrekt. De gemeente kan de inwoner om meer informatie vragen als dit voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is. Als de gemeente een besluit niet binnen de vastgestelde termijn kan nemen, dan noemt de gemeente een nieuwe termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen.
De gemeente stelt een besluit per brief vast en stuurt deze brief naar de inwoner. Het doel van dit besluit is dat de inwoner te weten komt of er wel of geen hulp-op-maat wordt gegeven. Als de gemeente hulp-op-maat geeft, staat in het besluit ook of de hulp als een gift, in de vorm van een geldlening, in natura, in de vorm van een pgb, of op een andere manier wordt gegeven.
Jongeren in Nederland moeten zo gezond en veilig mogelijk kunnen opgroeien. Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van jongeren, hun ouders en hun netwerk. Als zij daarbij hulp nodig hebben, dan kunnen zij een beroep doen op ondersteuning door de gemeente.
Deze hulp wordt zo vroeg mogelijk aangeboden, om het beroep op dure, gespecialiseerde hulp te verminderen. Daarbij staat het versterken van de eigen kracht van de jongere en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin en de sociale omgeving voorop.
Met jongeren bedoelen we in deze verordening kinderen en jongeren tot 18 jaar en jongvolwassenen van 18 tot 23 die al jeugdhulp ontvingen toen zij 18 werden en die deze hulp vanaf hun 18e nog nodig hebben en financiering vanuit een andere wet niet mogelijk is. Dit zijn de jeugdigen zoals beschreven in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
In het geval van (een vermoeden) van kindermishandeling en/of huiselijk geweld kan er gemeld en/of advies gevraagd worden bij Veilig Thuis. Dit advies en meldpunt van de Rijksoverheid biedt 24 uur per dag 7 dagen per week advies en ondersteuning aan iedereen die direct of indirect is betrokken bij huiselijk geweld en kindermishandeling.
Als sprake is van pleegzorg, dan wordt deze ingezet tot de dag dat de jongere 21 jaar wordt, tenzij de jongere 18 jaar of ouder is en heeft aangegeven op eigen benen te willen staan. De pleegzorg kan eventueel worden verlengd totdat de jongere 23 jaar wordt. Hiervoor is dan wel aanvullend onderzoek nodig waaruit de noodzaak blijkt. Dit geldt ook voor opname in een gezinshuis.
3.5 Afstemming met andere vormen van hulp
De gemeente zorgt ervoor dat de hulp aansluit bij andere vormen van hulp die aan de jongere of zijn ouders wordt gegeven. Om dat te bereiken maakt de gemeente afspraken met hulpverleners, instellingen, zorgverzekeraars en andere personen of organisaties. Die afspraken gaan in ieder geval over:
De afspraken worden schriftelijk vastgelegd in een plan of in een andere geschikte vorm.
4 Wonen en meedoen in een veilige en gezonde omgeving
Inwoners met een beperking en/of met langdurige psychische of psychosociale problemen hebben soms hulp nodig om zo lang en zelfstandig mogelijk in hun eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen. De gemeente heeft de taak om inwoners te helpen als ze niet in staat zijn om zelf oplossingen te vinden voor knelpunten in hun woning, bij normale dagelijkse activiteiten en in de huishouding. De gemeente moet ook maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat inwoners met een beperking zo lang mogelijk voor zichzelf kunnen zorgen (zelfredzaamheid). De gemeente kijkt hierbij niet alleen naar de korte termijn, maar ook naar de te verwachten ontwikkelingen. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen over de hulp die de gemeente aan deze inwoners kan geven.
4.1 Zelfstandig en veilig wonen
De gemeente zet zich ervoor in, dat inwoners met een beperking zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen, de noodzakelijke dagelijkse activiteiten kunnen uitvoeren en een eigen huishouding kunnen voeren. Inwoners kunnen op aanvraag hulpopmaat krijgen. Artikel 2.3.3. van deze verordening is hierbij van toepassing. Ook moet die hulp-op-maat minimaal zes maanden nodig zijn en een passende bijdrage leveren, zodat inwoners zo lang mogelijk in hun eigen leefomgeving kunnen blijven wonen.
Als de gemeente beoordeelt dat een woningaanpassing de goedkoopste adequate oplossing is dan wordt deze door de gemeente verstrekt. Verder geldt:
De inwoner wil niet verhuizen. De gemeente kan een vergoeding verstrekken ter hoogte van de verhuiskostenvergoeding van maximaal € 2.700,00. Dit is een tegemoetkoming voor de inwoner om de eigen woning aan te passen, de meerkosten zijn voor eigen rekening van de inwoner. De inwoner kan dan geen aanspraak meer maken op andere woonvoorzieningen van de gemeente voor kosten die hij niet zou hebben gemaakt als hij was verhuisd op moment van het besluit van de gemeente.
De gemeente zorgt ervoor dat de inwoner hulpopmaat kan krijgen in de vorm van beschermd wonen. De inwoner heeft deze woonvorm nodig als gevolg van psychische of psychosociale problemen. Beschermd wonen kan worden ingezet als dit de inwoner helpt om zichzelf weer te kunnen handhaven in de samenleving. De doelstellingen van beschermd wonen zijn herstel, werken aan een stabiel leven, veilig en gezond wonen, meer op de eigen benen leren staan en het weer meedoen aan de maatschappij.
De gemeente zorgt ervoor dat de inwoner hulpopmaat kan krijgen in de vorm van tijdelijke (maatschappelijke) opvang. Deze opvang is bedoeld voor de inwoner die de thuissituatie heeft verlaten en zich niet op eigen kracht kan handhaven in de samenleving. Dit als gevolg van psychische of psychosociale problemen of de dreiging van huiselijk geweld. Met maatschappelijke opvang wordt ook de Vrouwenopvang en Jongeren Onder Dak bedoeld.
Bij beschut wonen is het uitgangspunt scheiden van wonen en zorg. Dit betekent dat de inwoner zelf de huur betaalt. De inwoner kan in aanmerking komen voor beschut wonen als de inwoner 18 jaar of ouder is en door psychiatrische problematiek, psycho-sociale problematiek, lvb-problematiek, verslaving of een combinatie hiervan niet zelfstandig kan wonen. Er is 24-uurs bereikbaarheid nodig, de hulpvraag van de inwoner kan worden uitgesteld.
Inwoners die mantelzorg verlenen kunnen bij het mantelzorgsteunpunt van WelZijn Krimpenerwaard terecht voor informatie, advies en ondersteuning.
De gemeente waardeert de inzet van mantelzorgers voor inwoners met een beperking. Daarom stelt de gemeente jaarlijks een mantelzorgwaardering beschikbaar. De mantelzorgwaardering is een blijk van waardering voor het werk van de mantelzorger. Ook onderstreept de mantelzorgwaardering het belang van mantelzorgers voor de samenleving.
De gemeente kan in ieder geval de volgende vormen van hulp geven: dagbesteding, persoonlijke begeleiding en logeeropvang/logeerverblijf. Ook kunnen vervoersvoorzieningen en een rolstoel er voor zorgen dat de inwoner meer in contact kan staan met anderen. Naast deze vormen van hulp kan de gemeente andere vormen van jeugdhulp inzetten die niet in deze verordening beschreven worden. Hierbij kan het onder andere gaan om behandeling, diagnostiek en GGZ verblijf en crisiszorg (voor een overzicht van de hulp-op-maat voorzieningen zie artikel 1.5.2. van deze verordening).
De gemeente zorgt ervoor dat inwoners die niet in staat zijn de dag goed in te vullen hulpopmaat kunnen krijgen (dagbesteding). De hulpopmaat houdt in dat inwoners mee kunnen doen aan arbeidsmatige, recreatieve of andere groepsactiviteiten onder begeleiding, voor een of meer dagdelen per week. De dagbesteding kan ook worden ingezet om de mantelzorger of in het geval voor jeugd; de ouder, te ontlasten en om de inwoner een mogelijkheid te bieden om sociale contacten aan te gaan.
De gemeente zorgt ervoor dat inwoners die niet in staat zijn de normale dagelijkse activiteiten te doen, hulpopmaat kunnen krijgen. De hulpopmaat houdt in dat inwoners begeleid worden bij deze activiteiten (persoonlijke begeleiding). Het betekent dat de begeleider helpt bij de dagelijkse gang van zaken en de inwoner helpt om op een goede manier met zijn omgeving om te gaan. De begeleider kan ook helpen bij vaak terugkerende activiteiten, zoals het structureren van de dag, het ondersteunen bij de administratie en het omgaan met financiën. De begeleider neemt deze activiteiten niet volledig over, maar ondersteunt de inwoner.
4.6 Logeeropvang en logeerverblijf
De gemeente kan logeeropvang of logeerverblijf toekennen als tijdelijke opvang voor mensen met een ziekte, beperking, een psychische aandoening, psycho-sociale problematiek of dementie. Het is bedoeld om mantelzorgers of ouders/verzorgers te ontlasten. Ook als er sprake is van een acute dreiging voor overbelasting van mantelzorgers of ouders/verzorgers kan logeeropvang of logeerverblijf worden toegekend.
De gemeente zorgt ervoor dat de inwoner die vanwege een beperking in mobiliteit onvoldoende mogelijkheden heeft om binnen redelijke grenzen contact met anderen te hebben, hulpopmaat kan krijgen. De hulpopmaat houdt in dat inwoners geholpen worden bij het vervoer in de regio als zij geen gebruik kunnen maken van het Openbaar Vervoer. Zo kunnen zij meedoen met recreatieve, sociale, maatschappelijke en religieuze activiteiten en zelf de dagelijkse boodschappen doen. De zelfredzaamheid van de inwoner wordt met de vervoersvoorziening vergroot. De vervoersvoorziening kan bestaan uit het aanbieden van de mogelijkheid om te reizen met collectief taxivervoer of het gebruikmaken van een vervoermiddel.
De inwoner is zelf, eventueel met behulp van het eigen netwerk, verantwoordelijk voor het vervoer naar de dagbesteding voor Wmo. Het vervoer wordt bij dagbesteding voor Wmo verzorgd door de organisatie van de dagbesteding als de inwoner niet zelf of met hulp van het eigen netwerk bij de locatie van de dagbesteding kan komen. Als de hiervoor genoemde vormen van vervoer niet mogelijk of passend zijn, dan wordt samen met de inwoner gekeken naar de goedkoopst adequate oplossing. Als een kilometervergoeding door de gemeente verstrekt wordt dan wordt deze toegekend op basis van de belastingvrije kilometervergoeding. Uitgangspunt is dat de dagbesteding/dagbehandeling in de nabijheid van de woonomgeving is.
Een vervoersvoorziening voor een jongere is noodzakelijk als ouders en/of de jongere niet in staat zijn op eigen kracht, of met behulp van hun sociaal netwerk, vervoer te organiseren naar de locatie van de jeugdhulp. Om te beoordelen of hier gebruik van kan worden gemaakt, wordt er gebruik gemaakt van een berekeningsformule. Deze is opgenomen in de nadere regels.
Als er sprake is van recht op een vervoersvoorziening op basis van het achtste lid en de zorgaanbieder het vervoer niet organiseert, dan kan de jongere of zijn ouders een beroep doen op een vervoersvoorziening. Dit kan zijn een kilometervergoeding op basis van de belastingvrije kilometervergoeding of een vergoeding op basis van het tarief Openbaar Vervoer. Ook kan de gemeente taxivervoer regelen en betalen.
4.11 Wat is de eigen bijdrage?
De inwoner betaalt een bijdrage in de kosten voor Wmo-hulp, zolang de inwoner gebruik maakt van die hulp of voor de periode waarvoor een pgb is verstrekt. Gaat het om een product, dan betaalt de inwoner een bijdrage totdat de kostprijs is betaald. De inwoner betaalt de bijdrage per maand aan het Centraal Administratiekantoor (CAK). De hoogte van deze periodieke bijdrage is gelijk aan het bedrag genoemd in artikel 2.1.4 lid 3 Wmo 2015 (algemene voorzieningen) en/of artikel 2.1.4a lid 4 Wmo 2015 (hulp-op-maat voorzieningen). Dit bedrag sluit aan bij het landelijk vastgesteld bedrag.
De hoogte van de eigen bijdrage voor de kosten van collectief taxivervoer bedraagt: € 2,70 voor de eerste zone, € 3,80 voor de tweede zone, € 5,00 voor de derde zone, € 6,20 voor de vierde zone, € 7,30 voor de vijfde zone en € 8,50 voor de zesde zone (prijzen per 1 januari 2023). Voor het actuele tarief kan de inwoner terecht op https://groeneharthopper.nl/tarieven/.
Inwoners die gebruik maken van beschermd wonen als zorg in natura betalen de inkomensafhankelijke eigen bijdrage. Bij de berekening van de eigen bijdrage voor beschermd wonen telt ook het vermogen mee zoals spaargeld, beleggingen of een tweede woning. Het vermogen boven het toetsbedrag (€ 31.340 alleenstaand of € 62.680 met partner, bedragen per 1 juli 2023) telt mee voor de eigen bijdrage. Het CAK telt hiervan 4% (1 juli 2023) bovenop bij het inkomen. Voor de actuele bedragen en percentages kan de inwoner terecht op https://www.hetcak.nl/veelgestelde-vragen/eigen-bijdrage/toetsbedrag-vermogen/.
De hulp die de gemeente geeft is in principe ‘hulp in natura’: de gemeente zorgt ervoor dat er hulp wordt ingezet. Dat kan in de vorm van een dienst zijn (bijvoorbeeld begeleiding), maar het is ook mogelijk dat er een product wordt gegeven (bijvoorbeeld een rolstoel). In bepaalde gevallen kan de hulp in de vorm van geld worden gegeven of een persoonsgebonden budget. In dit hoofdstuk is geregeld op welke manier de gemeente de hulp geeft. Ook is geregeld wanneer de gemeente een financiële bijdrage aan de inwoner kan vragen. In deze verordening zijn voorwaarden genoemd voor hulp-op-maat, deze gelden in principe voor alle vormen van hulp, tenzij in deze verordening hiervan wordt afgeweken. Voor de verschillende vormen van hulp kunnen ook extra voorwaarden in deze verordening worden opgenomen.
De prijs van de hulp in natura wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder. Het tarief voor hulp in natura wordt, als het geen uurtarief is, omgerekend naar een tarief per uur. De tarieven die in het contract zijn opgenomen kunnen worden geïndexeerd volgens de gemaakte afspraken.
De inwoner die hulp van de gemeente krijgt ontvangt hulp in de vorm van geld, als dat in de wet of in deze verordening zo is bepaald. Hulp in de vorm van geld hoeft meestal niet terugbetaald te worden. Alleen als in de wet of in deze verordening anders is bepaald en dit aansluit bij de persoonlijke situatie van de inwoner, dan moet het geld wel worden terugbetaald.
De inwoner maakt een plan voor de besteding van het pgb. Dit is het pgbbudgetplan. Hierin staat welke hulp de inwoner met het pgb wil betalen, de hoogte van het tarief en door wie de hulp wordt gegeven. De gemeente moet het plan goedkeuren, op kwaliteit toetsen en als de inwoner aan de voorwaarden voldoet van het eerste lid zal de gemeente daarna het pgb toekennen. De inwoner is verplicht om van het model pgb-budgetplan gebruik te maken en te ondertekenen dat door de gemeente aan de inwoner wordt verstrekt.
De gemeente kent een pgb pas toe als zij vindt dat de inwoner (of zijn vertegenwoordiger) in staat is zijn belangen voldoende te behartigen. De inwoner moet de taken die bij het pgb horen op een goede manier kunnen uitvoeren. De gemeente vindt de inwoner of zijn vertegenwoordiger in ieder geval niet in staat om aan pgb verbonden taken (het beheren en uitvoeren van taken) verantwoord te kunnen uitvoeren als er sprake is van:
5.3.2 Kwaliteitseisen aan het pgb
De kwaliteit van de formele hulp die met het pgb ingekocht wordt moet minimaal voldoen aan de eisen die de gemeente stelt aan de gecontracteerde zorgaanbieders die vergelijkbare hulp leveren. Verder zijn de kwaliteitseisen voor zowel de formele als informele hulp zoals genoemd in de nadere regels, Wmo en Jeugdwet van toepassing.
Bij het vaststellen van de hoogte van het pgb, wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele hulp.
van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de inwoner:
personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken en die voldoet aan de kwaliteitscriteria, of;
personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken en voldoen aan de kwaliteitscriteria.
Binnen de Wmo heeft de gemeente verschillende pgb tarieven voor de volgende vormen van hulp:
de persoon die deel uitmaakt van het sociale netwerk ontvangt het uurtarief dat gelijk is aan de hoogste periodiek voor hulp in het huishouden zoals is opgenomen in de CAO VVT (specifiek voor hulp bij huishouden gecreëerde salarisschaal), rekening houdend met de vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.
de autoaanpassingen en de daarmee eventueel samenhangende kosten worden bepaald aan de hand van door de inwoner opgevraagde twee onafhankelijke offertes, waarbij de prijs van de leverancier die de goedkoopst adequate voorziening kan leveren doorslaggevend is. De gemeente is gemachtigd om een tegenofferte op te vragen, waarbij de economisch meest voordelige offerte uitgangspunt is voor verdere besluitvorming. De gemeente houdt bij de hoogte van het pgb rekening met een reële termijn voor de technische afschrijving en met de onderhoudskosten, (inclusief keurings-, en reparatiekosten) en verzekeringskosten.
voor een sportvoorziening geldt dat het pgb wordt bepaald op basis van de laagste kostprijs aan de hand van twee offertes, daarbij moet worden voldaan aan een programma van eisen van de gemeente. De gemeente kan een tegenofferte opvragen. De gemeente houdt bij de hoogte van het pgb rekening met een reële termijn voor de technische afschrijving en met de onderhoudskosten, (inclusief keurings-, en reparatiekosten) en verzekeringskosten.
het bezoekbaar maken van een woning in de gemeente Krimpenerwaard voor de inwoner die zijn hoofdverblijf heeft in een Wlz-instelling in de gemeente Krimpenerwaard. Het bezoek voor de inwoner is noodzakelijk voor het hebben van structurele sociale contacten en de inwoner de woning niet op een normale manier kan bereiken. De aanpassing moet uitgevoerd worden door een erkende aannemer. De hulp-op-maat wordt berekend op basis van de laagste kostprijs aan de hand van twee offertes, maar daarbij moet wel worden voldaan aan een programma van eisen van de gemeente. De gemeente kan een tegenofferte opvragen. De maximale kosten bedragen € 7.000,00.
vervoersvoorzieningen, rolstoel, hulpmiddelen, roerende woonvoorzieningen en woningaanpassingen: voor deze producten geldt dat het pgb maximaal het bedrag is dat de gemeente zou betalen voor de hulp in natura. De gemeente houdt bij de hoogte van het pgb rekening met een reële termijn voor de technische afschrijving en met de onderhoudskosten , (inclusief keurings-, en reparatiekosten) en verzekeringskosten. De gemeente kan een programma van eisen opstellen waaraan de voorziening moet voldoen.
losse woonvoorzieningen: de gemeente stelt het bedrag voor de losse woonvoorziening vast op basis van een door de gemeente goedgekeurde offerte. Het bedrag kan verhoogd worden met kosten voor onderhoud of reparatie bij elektrische voorzieningen. Als de gemeente een onderhoudscontract heeft met een leverancier voor onderhoud en reparatie, gelden de prijzen uit dat onderhoudscontract.
Als de informele of formele hulpverlener de hulp wil aanbieden tegen een lager tarief dan de tarieven die in dit artikel worden genoemd, is het mogelijk van de tarieven van dit artikel af te wijken. De gemeente neemt in het besluit op dat een lager tarief wordt verstrekt, en dat dit tarief op verzoek van de inwoner is vastgesteld.
6 Afspraken tussen inwoner en gemeente
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop de gemeente en de inwoner met elkaar omgaan. Het gaat over de manier waarop de gemeente zich moet gedragen en wat er van de inwoner wordt verwacht. Als de inwoner rechten heeft, dan staan daar vaak plichten tegenover. Houdt de inwoner daar onvoldoende rekening mee, dan kan de gemeente de voorziening beëindigen en/of terugvorderen.
6.1 Hoe gaan we met elkaar om?
De gemeente reageert op een professionele manier als een gedraging van de inwoner ontoelaatbaar is. De gemeente zorgt voor het volgende:
De gemeente stuurt de inwoner een brief met daarin duidelijk vermeld wat de gemeente gaat doen als reactie op het gedrag, wat dit precies betekent voor de inwoner en wat de inwoner daartegen kan doen. De gemeente maakt de inwoner ook duidelijk op welke manier hij het gedrag kan aanpassen, zodat de relatie hersteld wordt en de gemeente de dienstverlening zal voortzetten (in het geval de hulp is stopgezet).
6.2 Beëindigen en terugvorderen voorziening
Als de inwoner in een ziekenhuis of instelling verblijft wordt de lopende pgb tot maximaal een maand na opname doorbetaald aan de zorgverlener. Na deze maand wordt de situatie opnieuw beoordeeld en wordt door de gemeente besloten welke hulp noodzakelijk is, welke financiering daarbij passend is. Het pgb kan dan beëindigd worden.
6.2.2 Terugvordering voorziening
Jeugdwet | Wmo | Burgerlijk Wetboek
De gemeente kan de voorziening of de waarde daarvan van de inwoner terugvorderen. Ook het pgb dat is verstrekt voor hulp kan door de gemeente worden teruggevorderd. Ook kan een verstrekte voorziening worden opgehaald. Terugvorderen of een voorziening ophalen kan vanaf het moment waarop is voldaan aan één of meer van de redenen voor beëindiging die genoemd worden in artikel 6.2.1., eerste lid, onder c, d, e, en f van deze verordening.
6.3 Hoe controleert de gemeente of de afspraken worden nagekomen?
De gemeente kan controleren of de inwoner recht heeft op een voorziening en of hij de juiste voorziening heeft aangevraagd of ontvangt. Bij de controle worden de methodes van controle zorgvuldig toegepast en de gemeente gaat zorgvuldig om met de informatie van de inwoner. Voor de controle kan de gemeente gebruik maken van:
De gemeente stelt alles in het werk om fraude te voorkomen (preventie). Daarom informeert de gemeente inwoners op een gepaste manier over rechten en plichten en over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van uitkeringen en voorzieningen.
Bij het uitvoeren van onderzoek zorgt de gemeente ervoor dat inbreuk op persoonlijkheidsrechten, zoals op de bescherming van het privé leven, niet verder gaat dan wat noodzakelijk, passend en wettelijk toegestaan is.
7 Kwaliteit, inkoop en aanbesteding
De diensten en producten die de gemeente levert, moeten van goede kwaliteit zijn. Diensten moeten aansluiten bij de behoefte van de inwoner. Producten moeten degelijk zijn en goed bruikbaar voor de inwoner. De gemeente moet zich bij de inkoop van diensten en producten aan bepaalde regels houden. Dit hoofdstuk gaat over de kwaliteit, de inkoop en de aanbesteding van diensten en producten.
In dit hoofdstuk zijn de laatste bepalingen opgenomen. Hier wordt geregeld welke verordeningen vervangen worden door deze verordening en wanneer deze verordening ingaat. Hier is ook opgenomen dat de gemeente bepalingen uit deze verordening kan uitwerken of verder invullen. Met regelmaat wordt beoordeeld of de verordening nog goed werkt, wat de officiële naam is van deze verordening en dat de gemeente van deze verordening kan afwijken als dit echt nodig is.
8.1 Onderzoek naar de werking van de verordening
De gemeente onderzoekt periodiek of de verordening voldoende bijdraagt aan de doelen die de gemeente wil bereiken. Om dat te kunnen nagaan verzamelt de gemeente systematisch informatie over alles wat van belang is om tot een goede evaluatie te komen. De gemeente houdt zich daarbij aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
De gemeente kan uitvoeringsregels maken over de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld. Deze uitvoeringsregels hebben de vorm van een (nadere) regeling. Nadere regels geven aan hoe de gemeente met een bepaalde bevoegdheid omgaat. Met een (nadere) regeling worden bepaalde regels van de verordening verder uitgewerkt.
De mogelijkheid om deze uitvoeringsregels te maken wordt begrensd door de wet.
8.3 Afwijken van de verordening (hardheidsclausule)
De gemeente kan afwijken van een bepaling uit deze verordening, als toepassing van die bepaling volgens de gemeente een onredelijke uitkomst heeft voor de inwoner of voor een ander die direct bij het besluit betrokken is. Een uitkomst is in ieder geval onredelijk als de doelen van de in 1.1 genoemde wetten of de doelen van deze verordening door het toepassen van de regels juist niet worden gehaald.
In deze verordening worden allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten waarop deze verordening is gebaseerd. Waarom deze begrippenlijst?
algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten, diensten, activiteiten of andere maatregelen.
algemene voorziening: dienst en/of product dat voor iedereen (van een bepaalde doelgroep) toegankelijk en/of verkrijgbaar is, zonder toets of beschikking.
andere voorziening: een voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en Jeugdwet.
Awb: algemene wet bestuursrecht
beperking: de vermindering van mogelijkheden als gevolg van een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke, psychische of psychosociale handicap, die het functioneren op sociaal of maatschappelijk gebied belemmert.
bijstandsnorm: de norm zoals beschreven in artikel 20, 21, 22, 23 en 24 van de Participatiewet.
collectief taxivervoer: vervoer van deur tot deur, op afroep en met een deeltaxi (ook wel collectief vraagafhankelijk vervoer genoemd).
collectieve voorziening: diensten of activiteiten die bedoeld zijn voor met specifieke kenmerken. De gemeente Krimpenerwaard stelt richtlijnen op wie voor deze voorzieningen in aanmerking komt. De toegang verloopt bij elke collectieve voorziening op een andere manier. Er is geen sprake van een gemeentelijke beschikking.
effect: het resultaat of het doel.
fraude: het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens, of het verzwijgen of niet (op tijd) verstrekken van gegevens. Het gaat om gegevens die nodig zijn om te bepalen of er recht op een uitkering of een voorziening is, en om de duur en hoogte van die uitkering of voorziening vast te stellen. Als gevolg hiervan wordt een uitkering of voorziening helemaal of gedeeltelijk ten onrechte verstrekt.
gebruikelijke hulp (geldt voor de Wmo): de hulp die over het algemeen mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.
gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpenerwaard.
gesprek: gesprek waarin de inwoner zijn hulpvraag, zijn persoonlijke situatie en het effect dat hij wil bereiken bespreekt.
hulp: maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo, jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet,
hulp-op-maat: een op de inwoner afgestemde voorziening.
hulpvraag: de behoefte aan ondersteuning die de inwoner bij het eerste contact met de gemeente heeft.
inwoner: de persoon die zijn woonplaats heeft binnen de gemeente volgens de regels van het Burgerlijk Wetboek (titel 3, Boek 1 BW) en die daar rechtmatig verblijft. Gaat het om Wmohulp, dan betreft het de ingezetene van de gemeente als bedoeld in artikel 1.2.1 van de Wmo en de ingezetene van Nederland die zich bij de gemeente meldt voor maatschappelijke opvang. Gaat het om Jeugdhulp dan gaat het om ouders en of jeugdigen waarvoor de gemeente volgens het woonplaatsbeginsel verantwoordelijk is.
Voor de toepassing van hoofdstuk 6 wordt onder inwoner ook verstaan: de persoon die hulp van de gemeente heeft gehad maar zijn woonplaats niet meer daar heeft.
Onder rechtmatig verblijf wordt verstaan: verblijf dat geen wettelijke belemmering oplevert voor hulp door de gemeente.
jeugdhulp: hulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
jongere: de inwoner van 0 tot 18 jaar. Als het gaat om de Jeugdwet: de jeugdige, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
jongerenwerk: basisaanbod van sociaalculturele voorzieningen voor jongeren, zoals kinderwerk, tiener en jongerenwerk, sportbuurtwerk en jongereninformatie. Het basisaanbod bevat ook activiteiten die stimulering van de ontwikkeling of het voorkomen van problemen bij jongeren tot doel heeft.
leverancier: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die goederen of diensten levert op grond van een besluit van de gemeente.
lvb: licht verstandelijke beperking.
mantelzorg: onbetaalde intensieve hulp of ondersteuning aan de inwoner ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie die wordt gegeven door iemand uit diens directe omgeving.
Het gaat om hulp aan huisgenoten, jongeren, uitwonende familieleden, buren of vrienden, aan zelfstandig wonenden en aan bewoners van zorginstellingen. Bij mantelzorg is sprake van een persoonlijke relatie tussen de informele zorgverlener en zorgvrager. Onder intensieve hulp wordt verstaan hulp die minimaal drie maanden wordt verleend met minimaal acht uur per week.
medewerker: de persoon die namens het college van burgemeester en wethouders optreedt.
ondersteuningsplan of persoonlijk plan: een plan van aanpak dat de gemeente opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner in het maatschappelijk leven ervaart, waarin de gewenste hulp wordt geïnventariseerd en de gemeente mogelijke oplossingen aandraagt.
ouders: ouders, voogden of verzorgers van de jongere.
persoonlijke situatie: alle omstandigheden, mogelijkheden en persoonskenmerken van de inwoner die van belang zijn, inclusief de behoefte van de inwoner en de godsdienstige en levensbeschouwelijke overtuiging.
pgb: persoonsgebonden budget, een geldbedrag waarmee iemand zelf hulp(middelen) in kan kopen.
pgb-plan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt over de hulp die hij nodig heeft en die hij met het pgb wil inkopen. In het plan geeft de inwoner onder andere aan welke hulpverlener op welke manier en op welke momenten de noodzakelijke hulp gaat geven en hoe de kwaliteit en de continuïteit van die hulp gewaarborgd worden.
professionele hulpverlener: iemand die beroepsmatig hulp verleent en voldoet aan de eisen die daaraan gesteld zijn
sociaal netwerk: huisgenoten of andere personen met wie de inwoner een sociale relatie onderhoudt (inclusief mantelzorgers).
vervoer in de regio: het gaat om de regio van het collectieve vervoer.
voorziening: hulp in de vorm van een dienst, activiteit, product, pgb, geldbedrag of een combinatie daarvan.
vrij toegankelijke hulp: hulp die beschikbaar is zonder verwijzing van een huisarts, medisch specialist, jeugdarts of besluit van de gemeente.
waakvlamfunctie: een preventieve vorm van ondersteuning die kan worden ingezet voor monitoring en incidentele ondersteuning nadat de structurele, intensieve ondersteuning binnen een resultaatgebied is afgerond. Het gaat bij een waakvlamfunctie om laagfrequente ondersteuning waarbij minder sprake is van vaste periodieke contactmomenten van de aanbieder met de inwoner. Om te voorkomen dat de situatie van de inwoner eventueel weer zou kunnen verslechteren, wordt van de aanbieder verwacht de benodigde ondersteuning, indien nodig, weer tijdig op te schalen.
wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet.
wettelijk minimumloon: het loon inclusief de minimumvakantiebijslag zoals vastgelegd in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Wmo-hulp: de maatschappelijke ondersteuning, bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo.
woonplaatsbeginsel: dit beginsel bepaalt welke gemeente verantwoordelijk is voor het verlenen van jeugdhulp. Daaruit volgt dus ook bij welke gemeente een jeugdige of ouder moet zijn voor het indienen van een aanvraag.
zelfredzaamheid: zelfredzaamheid betekent dat je voor jezelf kunt zorgen en problemen kunt oplossen zonder hulp van anderen. Bijvoorbeeld door jezelf aan te kleden, eten te koken en voor jezelf op te komen als dat nodig is.