Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Gedragscode integriteit verenigde vergadering HHSK 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingGedragscode integriteit verenigde vergadering HHSK 2023
CiteertitelGedragscode integriteit verenigde vergadering HHSK 2023
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Gedragscode integriteit verenigde vergadering HHSK 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 33 van de Waterschapswet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-12-2023nieuwe regeling

29-11-2023

wsb-2023-15973

Tekst van de regeling

Intitulé

Gedragscode integriteit verenigde vergadering HHSK 2023

De verenigde vergadering van Schieland en de Krimpenerwaard;

op voordracht van dijkgraaf en hoogheemraden van Schieland en de Krimpenerwaard van 10 oktober 2023;

 

gelet op artikel 33 van de Waterschapswet;

 

B E S L U I T :

 

De Gedragscode integriteit verenigde vergadering HHSK 2015, vastgesteld op 30 september 2015 in te trekken;

Vast te stellen de Gedragscode integriteit verenigde vergadering HHSK 2023.

 

Gedragscode integriteit verenigde vergadering HHSK 2023

Inleiding

Deze inleiding maakt integraal onderdeel uit van deze gedragscode. In de gedragscode worden de volgende begrippen gehanteerd:

  • Algemeen bestuur: vertegenwoordigers van de categorieën Ingezetenen, Ongebouwd en Natuurterreinen;

  • Dagelijks bestuur: dijkgraaf en hoogheemraden;

  • politieke ambtsdragers: leden van het dagelijks bestuur en leden van het algemeen bestuur van HHSK.

Goed bestuur is integer bestuur. Daarmee is integriteit niet alleen een verantwoordelijkheid van de individuele politieke ambtsdragers, maar een gezamenlijk belang dat de hele organisatie en het hele bestuur in al zijn geledingen aangaat. De gedragscode richt zich daarom zowel tot de individuele politieke ambtsdragers als tot de bestuursorganen. Ons democratisch systeem en de democratische processen kunnen niet zonder integer functionerende organen en functionarissen. Integriteit van politieke ambtsdragers verwijst naar de zorgvuldigheid die politieke ambtsdragers moeten betrachten bij het invullen van hun rol in de democratische rechtsstaat. Dat betekent de verantwoordelijkheid nemen die met de functie samenhangt en bereid zijn verantwoording af te leggen, aan collega-bestuurders en/of leden van het algemeen bestuur en bovenal aan de burger. In de democratische rechtsstaat dient eenieder zich te houden aan de wetten en regels die op democratische wijze zijn vastgesteld. Dat geldt zeker voor de politieke ambtsdragers die (mede)verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van die wetten en regels. Zonder dat zal het vertrouwen in de democratische rechtsstaat worden ondermijnd en het draagvlak voor de naleving van de wetten en regels verdwijnen. Vertrekpunt voor de politieke ambtsdrager is dan ook de eed of belofte die de politieke ambtsdrager bij de ambtsaanvaarding aflegt.

 

Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar ziet ook op de onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang met burgers en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke inhoud en stijl, is van groot belang.

 

De leden van het algemeen bestuur stellen zowel voor de eigen leden als voor de leden van het dagelijks bestuur een gedragscode vast. Dat is zo vastgelegd in de Waterschapswet. De gedragscode is een richtsnoer voor het handelen van individuele politieke ambtsdragers en bestuursorganen en heeft tot doel hen te ondersteunen bij de invulling van hun verantwoordelijkheid voor de integriteit van het openbaar bestuur. Voor de twee groepen van politieke ambtsdragers (leden van het algemeen bestuur en leden van het dagelijks bestuur) is er een afzonderlijke gedragscode. Onderhavige gedragscode heeft betrekking op de leden van het algemeen bestuur van het waterschap. Veel bepalingen zijn voor leden van het algemeen bestuur en leden van het dagelijks bestuur gelijk. Er zijn ook verschillen. Die hebben te maken met de staatsrechtelijke posities en met de voor hen geldende wettelijke (integriteits)regels. Het algemeen bestuur van het waterschap is een politiek orgaan. Deze politieke ambtsdragers krijgen het mandaat van de categorie die zij vertegenwoordigen en de gedragscode dient de vervulling van dit mandaat te ondersteunen.

 

Het rechtskarakter van de gedragscode is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. De gedragscode bevat in aanvulling op wettelijke regels gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van het handelen van politieke ambtsdragers evenals van de besluitvorming over en de naleving van de normen vergroten. Zij vormt een beoordelingskader en leidraad bij twijfel, vragen en discussies. Het niet naleven van de gedragscode heeft geen rechtsgevolgen. Er is sprake van zelfbinding. De regels worden in gezamenlijk debat vastgesteld door de politieke ambtsdragers zelf. In dit licht moeten de regels in de code worden gezien. Dat maakt de gedragscode evenwel niet vrijblijvend. De leden van het algemeen bestuur en de leden van het dagelijks bestuur kunnen daarop worden aangesproken en zij dienen zich over de naleving ervan te verantwoorden. Het niet naleven van de gedragscode kan dus wel onderdeel worden van politiek debat en politieke gevolgen hebben.

 

Integriteit is een thema dat betekenis krijgt in het handelen. Een integriteitsbeleid dat alleen op papier bestaat is slechts een dode letter. Daarom moet het handelen van politieke ambtsdragers regelmatig onderwerp van gesprek zijn, juist ook onderling, en ook daarbij geeft de gedragscode ondersteuning. De code en de voorgestelde registraties zijn instrumenten. Integriteit is uiteindelijk niet in regels te vangen. In de woorden van de schrijver C.S. Lewis gaat het om ‘doing the right thing, even when no one is watching’.

 

Integer handelen kan alleen in een cultuur en organisatie waar ook de andere waarden van goed bestuur worden nagestreefd. De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur1 benoemt een aantal kernwaarden van goed openbaar bestuur. Integriteit wordt hierin in één adem genoemd met openheid. ‘Openheid en integriteit’: “het bestuur is open en integer en maakt duidelijk wat het daaronder verstaat.” De wetgeving (en de gedragscode in aanvulling hierop) bevat diverse voorschriften inzake openheid met het oog op de integriteit.

 

Die voorschriften hebben betrekking op openbaarmaking van nevenfuncties en/of neveninkomsten, van geschenken, buitenlandse reizen, excursies en evenementen. De registraties in de codes zijn bedoeld om de transparantie te bevorderen die belangenverstrengeling en onverantwoord en/of onjuist gebruik van publieke middelen door politieke ambtsdragers moeten tegengaan. De politieke ambtsdrager is primair zelf verantwoordelijk voor zijn integriteit en hij zal zich daar in alle openheid over moeten verantwoorden.

 

De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur verbindt openheid en integriteit met de kernwaarden participatie, behoorlijke contacten met burgers, doelgerichtheid en doelmatigheid, legitimiteit, lerend en zelfreinigend vermogen en verantwoording.

Al deze kernwaarden klinken in verschillende mate door in de hierna volgende gedragscode.

 

Wettelijke grondslag

Het algemeen bestuur stelt een gedragscode vast voor zijn leden (artikel 33, derde lid Waterschapswet).

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1  

Deze gedragscode geldt voor de leden van het algemeen bestuur maar richt zich ook tot de bestuursorganen.

Artikel 1.2  

Deze gedragscode is openbaar en via internet beschikbaar.

 

Paragraaf 2 Voorkomen van belangenverstrengeling

Wettelijk kader

Afleggen eed of belofte - artikel 34 Waterschapswet

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen leggen de leden van het algemeen bestuur in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af: “Ik zweer (verklaar) dat ik om tot lid van het algemeen bestuur benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van het algemeen bestuur naar eer en geweten zal vervullen.”

 

Persoonlijke belangen – artikel 38a Waterschapswet

In artikel 38a Waterschapswet wordt uitgesloten dat een lid van het algemeen bestuur van ons hoogheemraadschap deelneemt aan de beraadslaging en stemming over aangelegenheden die dat lid rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaan of waarbij een lid als vertegenwoordiger is betrokken. Hierbij is van belang dat het hebben van een persoonlijk belang niet voldoende is om uitgesloten te worden van deelname aan de beraadslaging en de stemming. Voor het uitsluiten van deelname aan de beraadslaging en stemming is namelijk ook een bijkomende omstandigheid nodig. Een voorbeeld van een bijkomende omstandigheid is het stemmen tegen het standpunt van zijn politieke partij.

 

Het lid van het algemeen bestuur neemt ook niet deel aan de beraadslaging en stemming over de vaststelling of goedkeuring der rekening van een andere organisatie waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

 

Op de beraadslaging en stemming, bedoeld in het eerste lid van artikel 38a Waterschapswet, is artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

 

Incompatibiliteiten en nevenfuncties

  • Verboden overeenkomsten/handelingen: leden van het algemeen bestuur mogen in geschillen, waar het waterschapsbestuur partij is, niet als advocaat, adviseur of gemachtigde werkzaam zijn. Zij mogen bepaalde overeenkomsten, waar het waterschap bij betrokken is, niet rechtstreeks of middellijk aangaan. Van verboden overeenkomsten kan ontheffing worden verleend (artikel 33, eerste en tweede lid, Waterschapswet). Op overtreding staat uiteindelijk de sanctie van schorsing en vervallenverklaring van het lidmaatschap van het algemeen bestuur (artikelen X7a en X9 Kieswet).

  • Onverenigbaarheid van functies: het lidmaatschap van het algemeen bestuur sluit het hebben van een aantal andere functies uit (artikel 31 Waterschapswet). Dat leidt er uiteindelijk toe dat betrokkene ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur (artikel X1 Kieswet).

  • Openbaarmaking nevenfuncties: leden van het algemeen bestuur maken openbaar welke nevenfuncties zij vervullen. De lijst met nevenfuncties ligt ter inzage op het waterschaphuis (artikel 32 Waterschapswet).

Artikel 2.1  

  • 1.

    Het lid van het algemeen bestuur levert de secretaris-directeur de informatie aan over de (neven)functies die openbaar gemaakt moeten worden bij aanvang van het lidmaatschap van het algemeen bestuur, dan wel binnen één maand na aanvaarding van de (neven)functie en geeft hem de wijzigingen daarin door

  • 2.

    De informatie betreft in ieder geval:

    • a.

      de omschrijving van de (neven)functie;

    • b.

      de organisatie voor wie de (neven)functie wordt verricht;

    • c.

      of het al dan niet een (neven)functie betreft uit hoofde van het lidmaatschap van het algemeen bestuur; en

    • d.

      of de (neven)functie bezoldigd of onbezoldigd is.

  • 3.

    De secretaris-directeur legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 2.2  

  • 1.

    Het lid van het algemeen bestuur neemt niet deel aan de beraadslaging en stemming over:

    • a)

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • b)

      de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij hoort.

  • 2.

    Op de beraadslaging en stemming, bedoeld in het eerste lid van artikel 38a Waterschapswet, is artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • 3.

    Het hebben van een persoonlijk belang is niet voldoende om uitgesloten te worden van deelname aan de beraadslaging en stemming. Voor het uitsluiten van deelname aan de beraadslaging en stemming is namelijk ook een bijkomende omstandigheid nodig.

     

Toelichting:

Artikel 2.1

Het betreft een uitwerking van de wettelijke verplichting om nevenfuncties openbaar te maken. De informatie wordt neergelegd in een openbaar register. Een lid van het algemeen bestuur is verantwoordelijk voor de tijdige aanlevering van de informatie en voor de actualiteit daarvan.

 

Artikel 2.2

Zaken die de leden van het algemeen bestuur of dagelijks bestuur direct of indirect aangaan, zijn onder meer familierelaties, eigendommen, financiële belangen (zoals aandelen), of bestuurslidmaatschappen van gesubsidieerde instellingen. Politieke ambtsdragers zijn ook burgers: zij maken deel uit van het economische en sociale leven in de gemeenschap die ze besturen. Net als iedere andere burger zijn zij bijvoorbeeld eigenaar van grond of van een bedrijf. Daarom kan het lid van het algemeen bestuur zonder bezwaar meestemmen over bijvoorbeeld peilbesluiten die zijn perceel raken.

Om tot een verstrengeling van belangen te komen is meer nodig dan enkel een persoonlijk belang. Er moet volgens de rechter namelijk ook sprake zijn van een bijkomende omstandigheid. Een voorbeeld van een bijkomende omstandigheid is het stemmen tegen het standpunt in van de politieke partij waartoe het lid van het algemeen bestuur behoort. Ook kan er sprake zijn van een bijkomende omstandigheid (en dus van belangenverstrengeling) als het lid van het algemeen bestuur veelvuldig het woord neemt en amendementen indient die zorgen voor een voor hem persoonlijk gunstigere uitkomst. In dat geval past het om niet (op die manier) mee te doen met de beraadslaging en stemming. Zie hiervoor onder andere de uitspraak van de Raad van State: Raad van State 22 juni 2011, ECLI: NL:RVS :2011:BQ8863.

 

Paragraaf 3 Informatie

Wettelijk kader

Informatieplicht

 

Het dagelijks bestuur van het waterschap en de waterschapsvoorzitter zijn verplicht alle inlichtingen te geven die de leden van het algemeen bestuur nodig hebben voor de uitoefening van hun taak. Het betreft zowel een actieve als een passieve informatieplicht. Ook als individuele leden van het algemeen bestuur informatie vragen zal die informatie aan hen moeten worden verstrekt. De informatie kan alleen worden geweigerd als die in strijd is met het openbaar belang (artikel 89 en artikel 97 Waterschapswet).

 

Het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de vv bevat bepalingen die betrekking hebben op informatieverstrekking en de omgang met informatie.

 

Geheimhouding

  • Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit (artikel 2:5 Algemene wet bestuursrecht).

  • Het dagelijks bestuur kan op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid, geheimhouding opleggen. Ook de waterschap-voorzitter heeft die bevoegdheid.

  • Ook het algemeen bestuur van het waterschap dan wel (de voorzitter van) een commissie kunnen geheimhouding opleggen (artikelen 55b, 55c en 55d Waterschapswet).

  • De geheimhouding duurt voort totdat deze wordt opgeheven door het orgaan dat de geheimhouding oplegde, of – indien het aan het algemeen bestuur is overgelegd – het algemeen bestuur de geheimhouding opheft.

  • Indien met gesloten deuren wordt vergaderd door het algemeen bestuur, geldt een verplichting tot geheimhouding omtrent informatie die in die vergadering ter kennis van de aanwezigen komt. De verplichting duurt voort, totdat het algemeen bestuur haar opheft. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en een commissie kunnen deze informatie wel aan elkaar verstrekken (artikel 35 lid 4 jo. artikel 55c Waterschapswet).

  • Het lid van het algemeen bestuur of van een door het algemeen bestuur ingestelde commissie dat/die in strijd handelt met de geheimhoudingsplicht kan bij besluit van het algemeen bestuur ten hoogste drie maanden worden uitgesloten van het ontvangen van informatie ten aanzien waarvan een verplichting tot geheimhouding geldt.

  • Indien het dagelijks bestuur, de voorzitter of een commissie geheime informatie verstrekt aan het algemeen bestuur, kan het algemeen bestuur die informatie verstrekken aan anderen. Bij deze anderen gaat het om anderen dan de organen van het gemeentebestuur, daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan fractieondersteuners of schaduw-algemeen bestuursleden. Met andere woorden: alleen de gemeenteraad is nog bevoegd om de kring van personen die kennis hebben van de geheime informatie uit te breiden. Het algemeen bestuur kan regels stellen over het verstrekken van informatie ten aanzien waarvan een verplichting tot geheimhouding is opgelegd door het dagelijks bestuur, de voorzitter of een commissie en die tevens aan het algemeen bestuur is verstrekt (artikel 55c lid 5 Waterschapswet).

  • Het schenden van de geheimhoudingsplicht is een misdrijf (artikel 272 Wetboek van Strafrecht)

Artikel 3.1  

Het lid van het algemeen bestuur gaat zorgvuldig en correct om met de informatie waarover hij uit hoofde van zijn lidmaatschap van het algemeen bestuur beschikt en zorgt ervoor dat vertrouwelijke en geheime informatie veilig wordt bewaard.

Artikel 3.2  

Het lid van het algemeen bestuur maakt niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen (nog) niet-openbare informatie.

Artikel 3.3  

Het lid van het algemeen bestuur houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is.

Artikel 3.4  

Het lid van het algemeen bestuur gaat verantwoord om met de e-mail- en internetfaciliteiten alsmede met de sociale media van hemzelf en het waterschap.

 

Toelichting:

Het is belangrijk de juiste maatregelen te treffen om te voorkomen dat onbevoegden vertrouwelijke en/of geheime gegevens kunnen bezitten, raadplegen of beschadigen. Daarbij moet in de digitale setting worden gedacht aan de beveiliging van de computer, smartphones e.d. met wachtwoorden en het niet onbeheerd achterlaten van USB-sticks met vertrouwelijke/geheime informatie.

 

Paragraaf 4 Omgaan met geschenken en uitnodigingen

Wettelijk kader

De eed of belofte die het lid van het algemeen bestuur op grond van artikel 34 van de Waterschapswet moet afleggen heeft onder meer betrekking op het geven, aannemen of beloven van giften, gunsten of geschenken. Zie voor de wettekst inzake de eed of belofte het wettelijk kader onder 2 voor de bepalingen ter voorkoming van belangenverstrengeling.

Artikel 4.1  

  • 1.

    Het lid van het algemeen bestuur accepteert en biedt geen geschenken, faciliteiten en diensten aan als zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed.

  • 2.

    Het lid van het algemeen bestuur kan, tenzij het eerste lid van toepassing is, incidentele geschenken die een geschatte waarde van € 50 of minder vertegenwoordigen, behouden.

  • 3.

    Geschenken die het lid van het algemeen bestuur uit hoofde van zijn ambt ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan € 50 vertegenwoordigen worden, als zij niet worden teruggestuurd, eigendom van het waterschap.

  • 4.

    De secretaris-directeur legt een register aan van de geschenken met een geschatte waarde van meer dan € 50. In het register is aangegeven welke bestemming het waterschap hieraan heeft gegeven. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

  • 5.

    Geschenken worden niet op het huisadres ontvangen.

Artikel 4.2  

  • 1.

    Deelname aan excursies en evenementen voor rekening van anderen dan het waterschap maakt het lid van het algemeen bestuur binnen één week na deelname openbaar. Daarbij wordt ook openbaar gemaakt wie de kosten voor zijn rekening heeft genomen.

  • 2.

    Het eerste lid geldt niet voor excursies en evenementen op uitnodiging van het waterschap, de Unie van Waterschappen, de deltacommissaris of waarvoor een uitnodiging via het waterschap is verkregen.

  • 3.

    De informatie is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 4.3  

  • 1.

    Het lid van het algemeen bestuur meldt de secretaris-directeur de buitenlandse reizen op uitnodiging van derden binnen één week na terugkeer in Nederland. Hij meldt in ieder geval het doel, de bestemming en de duur van de reis en wat daarvan de kosten waren.

  • 2.

    De secretaris-directeur legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

     

Toelichting:

Artikel 4.1

In de gedragscode is uitgangspunt dat geschenken, faciliteiten en diensten niet worden geaccepteerd als hiermee de onafhankelijke positie van het lid van het algemeen bestuur kan worden beïnvloed. Dat is in ieder geval aan de orde in onderhandelingssituaties. Is daarvan geen sprake dan kunnen om praktische redenen incidentele kleine geschenken (met een geschatte waarde van € 50 of minder) door het lid van het algemeen bestuur worden aanvaard, echter nooit op het huisadres. Duurdere geschenken worden niet aanvaard. Zij worden teruggestuurd of eigendom van het waterschap dat zorgt voor een goede bestemming van het geschenk. In een openbaar register worden opgenomen welke geschenken van meer dan € 50 het waterschap heeft aanvaard en welke bestemming daaraan is gegeven.

 

Artikel 4.2 en 4.3

Het gaat hier om excursies, evenementen en buitenlandse reizen die betrokkene als lid van het algemeen bestuur aanvaardt. Excursies, evenementen en buitenlandse reizen in de hoedanigheid van lid van een politieke partij vallen hier dus niet onder.

 

Paragraaf 5 Gebruik van voorzieningen van het waterschap

Artikel 5.1  

  • 1.

    Het dagelijks bestuur richt de financiële en administratieve organisatie zodanig in dat er een getrouw beeld mogelijk is van de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven en hanteert heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of kunnen worden gedeclareerd bij het waterschap.

  • 2.

    Het lid van het algemeen bestuur verantwoordt zich over zijn gebruik van de voorzieningen volgens de in het kader van het eerste lid vastgestelde regels en procedures.

Artikel 5.2  

Het lid van het algemeen bestuur declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

Artikel 5.3  

Gebruik van voorzieningen en eigendommen van het waterschap ten eigen bate of ten bate van derden is niet toegestaan, tenzij dit wettelijk geregeld is of hier andere afspraken over zijn gemaakt.

Artikel 5.4  

  • 1.

    Uitgaven worden uitsluitend vergoed indien dat op grond van wettelijke voorschriften is toegestaan en de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond. Het lid van het algemeen bestuur is terughoudend bij het in rekening brengen van uitgaven die zich op het grensvlak van privé en publiek bevinden.

  • 2.

    Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd:

    • a.

      met de uitgave is het belang van het waterschap gediend en

    • b.

      de uitgave vloeit voort uit de functie.

  • 3.

    De kosten die een bestuurslid maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt, worden in beginsel vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend.

  • 4.

    Bij twijfel omtrent gedane uitgaven of ingediende declaraties door h lid van het algemeen bestuur wordt dit ter beslissing voorgelegd aan de waterschapvoorzitter en zo nodig aan het college.

     

Toelichting:

Artikel 5.1

Aan leden van het algemeen bestuur worden rechtspositionele voorzieningen, vergoedingen en andere verstrekkingen geboden die een goed functioneren van de leden van het algemeen bestuur mogelijk maken. Wat betreft de uitwerking van de principes van dit stelsel zou kunnen worden aangesloten bij de werkwijze in het Voorzieningenbesluit dat geldt voor ministers en staatssecretarissen:

  • a.

    in beginsel worden voorzieningen en verstrekkingen in bruikleen ter beschikking gesteld;

  • b.

    indien een voorziening of verstrekking niet in bruikleen ter beschikking kan worden gesteld, wordt de factuur direct ten laste van de begroting van het bestuursorgaan betaald;

  • c.

    het vergoeden van voorzieningen en verstrekkingen achteraf door het indienen van declaraties, wordt tot een minimum beperkt;

  • d.

    voorzieningen, verstrekkingen en declaraties worden maandelijks openbaar gemaakt op internet.

Uitgangspunt is hier dat zo weinig mogelijk uitgaven door de leden van het algemeen bestuur zelf worden gedaan via zijn of haar privérekening. Geldstromen tussen de rekening van het bestuursorgaan en de persoonlijke rekening van de leden van het algemeen bestuur maken een zwaardere controle op de uitgaven noodzakelijk. Het lid van het algemeen bestuur zal zich uiteraard nauwgezet moeten houden aan de regels en procedures die er met het oog hierop voor hem of haar gelden.

 

Artikel 5.3

Stelregel is dat privégebruik van voorzieningen van het waterschap niet is toegestaan.

Het hoogheemraadschap heeft specifieke regelingen die privégebruik van bedrijfsmiddelen reguleert, zoals privégebruik van een iPad. Het gaat hier om een overeenkomst die getekend moet worden bij aanname van deze iPad.

 

Artikel 5.4

In deze bepaling staat de verantwoording van uitgaven en declaraties centraal.

 

Paragraaf 6 - Uitvoering gedragscode

Artikel 6.1  

  • 1.

    Het algemeen bestuur bevordert de eenduidige interpretatie van deze gedragscode. Ingeval van leemtes of onduidelijkheden in de gedragscode vindt bespreking plaats in de verenigde vergadering.

  • 2.

    Naast het bepaalde in artikel 6.3 kunnen leden van het algemeen bestuur integriteitsvragen voorleggen aan de dijkgraaf. Behandeling van de vragen gebeurt door het college. In het geval zwaarwegende belangen aan het voorleggen van integriteitvragen aan de dijkgraaf in de weg staan, kunnen leden van het algemeen bestuur die vragen voorleggen aan het college.

  • 3.

    Leden van het algemeen bestuur ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de gedragscode. De leden van het algemeen bestuur zijn aanspreekbaar op de naleving van deze gedragscode.

Artikel 6.2  

  • 1.

    De dijkgraaf spreekt jaarlijks in het evaluatiegesprek met de fractievoorzitters over integriteit en naleving van de gedragscode.

  • 2.

    Als aanspreekpunt integriteit worden aangewezen:

    • a.

      de dijkgraaf;

    • b.

      als het de dijkgraaf betreft: de secretaris-directeur.

  • 3.

    In geval van een melding betreffende een vermoeden van een misstand en/of integriteitsschending is de Procedure melding integriteitsschending AB en DB van toepassing. Deze is te vinden in de bijlage bij deze gedragscode.

     

Toelichting:

Artikel 6.1

Het algemeen bestuur is het hoogste bestuursorgaan en als zodanig verantwoordelijk voor de inhoud van de gedragscode en een eenduidige interpretatie daarvan. In geval van leemtes en onduidelijkheden voorziet het college of het algemeen bestuur hierin. Dat alles in het belang van een correcte naleving.

 

Artikel 6.2

Op naleving van de gedragscode moeten leden van het algemeen bestuur en leden van het dagelijks bestuur kunnen worden aangesproken. Het beschikbaar stellen van een aanspreekpunt is van belang om vermeende integriteitsschendingen aan de orde te kunnen stellen.

Vastgesteld in de verenigde vergadering van 29 november 2023.


1

De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur (23 juni 2009) bevat basale beginselen vangoed openbaar bestuur en is een informeel instrument dat een beroep doet op de eigen verantwoordelijkheid van besturen van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk om gewetensvol invulling te geven aan hun taken en verantwoordelijkheden in het openbaar bestuur. De Code bevat geen juridisch afdwingbare normen.