Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Gedragscode integriteit dijkgraaf en hoogheemraden HHSK 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingGedragscode integriteit dijkgraaf en hoogheemraden HHSK 2023
CiteertitelGedragscode integriteit dijkgraaf en hoogheemraden HHSK 2023
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Gedragscode integriteit college van dijkgraaf en hoogheemraden HHSK 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 33 van de Waterschapswet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-12-2023nieuwe regeling

29-11-2023

wsb-2023-15972

Tekst van de regeling

Intitulé

Gedragscode integriteit dijkgraaf en hoogheemraden HHSK 2023

De verenigde vergadering van Schieland en de Krimpenerwaard;

op voordracht van dijkgraaf en hoogheemraden van Schieland en de Krimpenerwaard van 10 oktober 2023;

 

gelet op artikel 33 van de Waterschapswet;

 

B E S L U I T :

 

De Gedragscode integriteit college van dijkgraaf en hoogheemraden HHSK 2015, vastgesteld op 30 september 2015 in te trekken;

Vast te stellen de Gedragscode integriteit dijkgraaf en hoogheemraden HHSK 2023.

 

Gedragscode integriteit dijkgraaf en hoogheemraden HHSK 2023

Inleiding

Deze inleiding maakt integraal onderdeel uit van deze gedragscode. In de gedragscode worden de volgende begrippen gehanteerd:

  • Algemeen bestuur: vertegenwoordigers van de categorieën Ingezetenen, Ongebouwd en Natuurterreinen;

  • Dagelijks bestuur: dijkgraaf en hoogheemraden;

  • Politieke ambtsdragers: leden van het dagelijks bestuur en leden van het algemeen bestuur van HHSK.

Goed bestuur is integer bestuur. Daarmee is integriteit niet alleen een verantwoordelijkheid van de individuele politieke ambtsdragers, maar een gezamenlijk belang dat de hele organisatie en het hele bestuur in al zijn geledingen aangaat. De gedragscode richt zich daarom zowel tot de individuele politieke ambtsdragers als tot de bestuursorganen. Ons democratisch systeem en de democratische processen kunnen niet zonder integer functionerende organen en functionarissen. Integriteit van politieke ambtsdragers verwijst naar de zorgvuldigheid die politieke ambtsdragers moeten betrachten bij het invullen van hun rol in de democratische rechtsstaat. Dat betekent de verantwoordelijkheid nemen die met de functie samenhangt en bereid zijn verantwoording af te leggen, aan leden van het dagelijks bestuur en/of leden van het algemeen bestuur en bovenal aan de burger. In de democratische rechtsstaat dient eenieder zich te houden aan de wetten en regels die op democratische wijze zijn vastgesteld. Dat geldt zeker voor de politieke ambtsdragers die (mede)verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van die wetten en regels. Zonder dat zal het vertrouwen in de democratische rechtsstaat worden ondermijnd en het draagvlak voor de naleving van de wetten en regels verdwijnen. Vertrekpunt voor de politieke ambtsdrager is dan ook de eed of belofte die de politieke ambtsdrager bij de ambtsaanvaarding aflegt.

 

Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar ziet ook op de onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang met burgers en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke inhoud en stijl, is van groot belang.

 

De leden van het algemeen bestuur stellen zowel voor de eigen leden als voor het dagelijks bestuur een gedragscode vast. Dat is zo vastgelegd in de Waterschapswet. De gedragscode is een richtsnoer voor het handelen van individuele politieke ambtsdragers en bestuursorganen en heeft tot doel hen te ondersteunen bij de invulling van hun verantwoordelijkheid voor de integriteit van het openbaar bestuur. Voor de twee groepen van politieke ambtsdragers (leden van het algemeen bestuur en leden van het dagelijks bestuur) is er een afzonderlijke gedragscode. Onderhavige gedragscode heeft betrekking op de leden van het dagelijks bestuur. Veel bepalingen zijn voor de leden van het algemeen bestuur en leden van het dagelijks bestuur gelijk. Er zijn ook verschillen. Die hebben te maken met de staatsrechtelijke posities en met de voor hen geldende wettelijke (integriteits)regels.

 

Het handelen van het dagelijks bestuur staat ten dienste van het waterschap. De ambtsdragers aan wie en de organen waaraan het dagelijks bestuur is opgedragen, zijn over hun bestuurlijke handelen en over hun functioneren verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur. Aan het dagelijks bestuur worden ook in de gedragscode bijzondere eisen gesteld om optimale openheid en controleerbaarheid mogelijk te maken.

 

Het rechtskarakter van de gedragscode is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. De gedragscode bevat in aanvulling op wettelijke regels gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van het handelen van politieke ambtsdragers evenals van de besluitvorming over en de naleving van de normen vergroten. Zij vormt een beoordelingskader en leidraad bij twijfel, vragen en discussies. Het niet naleven van de gedragscode heeft geen rechtsgevolgen. Er is sprake van zelfbinding. De regels worden in gezamenlijk debat vastgesteld door de politieke ambtsdragers zelf. In dit licht moeten de regels in de code worden gezien. Dat maakt de gedragscode evenwel niet vrijblijvend. De leden van het dagelijks bestuur en leden van het algemeen bestuur kunnen daarop worden aangesproken en zij dienen zich over de naleving ervan te verantwoorden. Het niet naleven van de gedragscode kan dus wel onderdeel worden van politiek debat en politieke gevolgen hebben.

 

Integriteit is een thema dat betekenis krijgt in het handelen. Een integriteitsbeleid dat alleen op papier bestaat is slechts een dode letter. Daarom moet het handelen van politieke ambtsdragers regelmatig onderwerp van gesprek zijn, juist ook onderling, en ook daarbij geeft de gedragscode ondersteuning. De code en de voorgestelde registraties zijn instrumenten. Integriteit is uiteindelijk niet in regels te vangen. In de woorden van de schrijver C.S. Lewis gaat het om ‘doing the right thing, even when no one is watching’.

 

Integer handelen kan alleen in een cultuur en organisatie waar ook de andere waarden van goed bestuur worden nagestreefd. De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur1 benoemt een aantal kernwaarden van goed openbaar bestuur. Integriteit wordt hierin in één adem genoemd met openheid. ‘Openheid en integriteit’: “het bestuur is open en integer en maakt duidelijk wat het daaronder verstaat.” De wetgeving (en de gedragscode in aanvulling hierop) bevat diverse voorschriften inzake openheid met het oog op de integriteit.

 

Die voorschriften hebben betrekking op openbaarmaking van nevenfuncties en/of neveninkomsten, van geschenken, buitenlandse reizen, excursies en evenementen. De registraties in de codes zijn bedoeld om de transparantie te bevorderen die belangenverstrengeling en onverantwoord en/of onjuist gebruik van publieke middelen door politieke ambtsdragers moeten tegengaan. De politieke ambtsdrager is primair zelf verantwoordelijk voor zijn integriteit en hij zal zich daar in alle openheid over moeten verantwoorden.

 

De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur verbindt openheid en integriteit met de kernwaarden participatie, behoorlijke contacten met burgers, doelgerichtheid en doelmatigheid, legitimiteit, lerend en zelfreinigend vermogen en verantwoording.

Al deze kernwaarden klinken in verschillende mate door in de hierna volgende gedragscode.

 

Paragraaf 1 – Algemene bepalingen

Wettelijke grondslag

Het algemeen bestuur stelt een gedragscode vast voor de voorzitter en overige leden van het dagelijks bestuur (artikelen 33, derde lid, en 45 Waterschapswet).

Artikel 1.1  

  • 1.

    Deze gedragscode geldt voor de waterschapvoorzitter en voor de overige leden van het dagelijks bestuur maar richt zich ook tot de bestuursorganen.

  • 2.

    In deze gedragscode wordt onder lid van het dagelijks bestuur niet mede de waterschapvoorzitter verstaan.

Artikel 1.2  

Deze gedragscode is openbaar en via internet beschikbaar.

 

Toelichting:

De waterschapvoorzitter maakt onderdeel uit van het dagelijks bestuur en is dus lid van het dagelijks bestuur. In de gedragscode wordt de waterschapvoorzitter steeds apart benoemd. Met lid van het dagelijks bestuur worden in de gedragscode daarom bedoeld de overige leden van het dagelijks bestuur.

 

Paragraaf 2 - Voorkomen van belangenverstrengeling

Wettelijk kader

 

Afleggen eed of belofte - artikel 45 jo. artikel 50 Waterschapswet

Alvorens zijn functie te kunnen uitoefenen legt de bestuurder de volgende eed (verklaring en belofte) af: “Ik zweer (verklaar) dat ik om tot het ambt benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten uit het ambt naar eer en geweten zal vervullen.”

 

Persoonlijke belangen – artikel 45 jo. artikel 38a Waterschapswet

In artikel 38a Waterschapswet wordt uitgesloten dat een lid van het dagelijks bestuur van ons hoogheemraadschap deelneemt aan de beraadslaging en stemming over aangelegenheden die dat lid rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaan of waarbij het lid als vertegenwoordiger is betrokken. Hierbij is van belang dat het hebben van een persoonlijk belang niet voldoende is om uitgesloten te worden van deelname aan de beraadslaging en de stemming. Voor het uitsluiten van deelname aan de beraadslaging en stemming is namelijk ook een bijkomende omstandigheid nodig. Een voorbeeld van een bijkomende omstandigheid is het stemmen tegen het standpunt van zijn politieke partij.

 

Een lid van het dagelijks bestuur neemt ook niet deel aan de beraadslaging en stemming over de vaststelling of goedkeuring der rekening van een andere organisatie waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

 

Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor

werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming

beïnvloeden (artikel 2:4, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht). Dit geldt niet voor de beraadslaging en stemming, bedoeld in het eerste lid van artikel 38a Waterschapswet.

 

Verklaring Omtrent het Gedrag – artikel 41 Waterschapswet

De leden van het dagelijks bestuur, met uitzondering van de voorzitter, worden door het algemeen bestuur benoemd. Bij de benoeming zijn de beoogde leden in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Verklaring Omtrent het Gedrag), die niet ouder is dan drie maanden.

 

Incompatibiliteiten en nevenfuncties

  • Verboden overeenkomsten/handelingen: leden van het dagelijks bestuur mogen in geschillen, waar het waterschap(sbestuur) partij is, niet als advocaat, adviseur of gemachtigde werkzaam zijn. Zij mogen bepaalde overeenkomsten, waar het waterschap bij betrokken is, niet rechtstreeks of middellijk aangaan. Van verboden overeenkomsten kan ontheffing worden verleend (artikel 33, eerste en tweede lid, Waterschapswet). Voor een ontheffing voor de waterschapvoorzitter geldt dat deze wordt verleend door de commissaris van de Koning als rijksorgaan (artikel 47, derde lid Waterschapswet)

  • Onverenigbaarheid van functies: het zijn van bestuurder sluit het hebben van een aantal andere functies uit (artikel 31, tweede lid, en artikel 47, eerste lid, Waterschapswet).

  • Op overtreding van de incompatibiliteitenregeling staat uiteindelijk de sanctie van ontslag (artikel 45 jo artikel 31, derde lid, en 33, vierde lid, Waterschapswet).

  • Vervulling nevenfuncties: voor leden van het dagelijks bestuur is bepaald dat zijn geen nevenfuncties hebben die ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling van hun ambt. Voor waterschapvoorzitters is daaraan toegevoegd dat zij evenmin nevenfuncties hebben die ongewenst zijn met het oog op de handhaving van hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin. Leden van het dagelijks bestuur melden het voornemen tot aanvaarding van de nevenfunctie aan het algemeen bestuur. Voor de waterschapvoorzitter geldt deze meldverplichting niet voor ambtshalve nevenfuncties (artikel 44a en 48 Waterschapswet).

  • Openbaarmaking nevenfuncties: leden van het dagelijks bestuur maken openbaar welke nevenfuncties zij vervullen. Voor de waterschapvoorzitter zijn ambtshalve nevenfuncties daarvan uitgezonderd. De lijst met nevenfuncties ligt ter inzage op het waterschaphuis (artikel 44a en 48 Waterschapswet).

  • Openbaarmaking inkomsten nevenfuncties: fulltime leden van het dagelijks bestuur maken hun inkomsten uit nevenfuncties openbaar: de opgave van neveninkomsten wordt ter inzage gelegd op het waterschapshuis uiterlijk 1 april na het jaar waarin de inkomsten zijn genoten (artikelen 44a en 48 Waterschapswet).

  • Verrekening inkomsten nevenfuncties: leden van het dagelijks bestuur mogen geen vergoedingen ontvangen voor ambtshalve nevenfuncties; die worden in de waterschapskas gestort. Voor fulltime leden van het dagelijks bestuur is geregeld dat de inkomsten uit andere nevenfuncties voor een deel worden verrekend, volgens dezelfde verrekeningssystematiek als voor de leden van de Tweede Kamer (artikel 44 en 48 Waterschapswet).

Artikel 2.1.1  

  • 1.

    De waterschapvoorzitter levert de secretaris-directeur de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar moeten worden gemaakt bij aanvang van het ambt, dan wel binnen één maand na aanvaarding van de nevenfunctie en geeft hem de wijzigingen daarin door.

  • 2.

    De informatie betreft in ieder geval:

    • a.

      de omschrijving van de nevenfunctie;

    • b.

      de organisatie voor wie de nevenfunctie wordt verricht;

    • c.

      wat het (verwachte) tijdsbeslag van de functie is;

    • d.

      of de nevenfunctie bezoldigd of onbezoldigd is; en

    • e.

      indien bezoldigd wat de inkomsten daaruit zijn.

  • 3.

    De secretaris-directeur legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 2.1.2  

  • 1.

    Het lid van het dagelijks bestuur levert de secretaris-directeur de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moet worden bij aanvang van het ambt, dan wel binnen één maand na aanvaarding van de nevenfunctie en geven hem de wijzigingen daarin door.

  • 2.

    De informatie betreft in ieder geval:

    • a.

      de omschrijving van de nevenfunctie;

    • b.

      de organisatie voor wie de nevenfunctie wordt verricht;

    • c.

      of het al dan niet een nevenfunctie betreft uit hoofde van het ambt;

    • d.

      wat het (verwachte) tijdsbeslag is

    • e.

      of de nevenfunctie bezoldigd of onbezoldigd is; en

    • f.

      indien bezoldigd – voor zover het een fulltime lid van het dagelijks bestuur betreft - wat de inkomsten daaruit zijn.

  • 3.

    De secretaris-directeur legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 2.1.3  

  • 1.

    Het lid van het dagelijks bestuur neemt niet deel aan de beraadslaging en stemming over:

    • a)

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • b)

      de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij hoort.

  • 2.

    Op de beraadslaging en stemming, bedoeld in het eerste lid van artikel 38a Waterschapswet, is artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • 3.

    Het hebben van een persoonlijk belang is niet voldoende om uitgesloten te worden van deelname aan de beraadslaging en stemming. Voor het uitsluiten van deelname aan de beraadslaging en stemming is namelijk ook een bijkomende omstandigheid nodig.

Artikel 2.1.4  

Het lid van het dagelijks bestuur is bij zijn benoeming in het bezit van een Verklaring Omtrent het Gedrag zoals bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, die niet ouder is dan drie maanden.

Artikel 2.2  

  • 1.

    De waterschapvoorzitter en het lid van het dagelijks bestuur handelen in de uitoefening van hun ambt niet zodanig dat zij vooruitlopen op een functie na aftreden.

  • 2.

    Het lid van het dagelijks bestuur bespreekt het voornemen tot tussentijdse aanvaarding van een functie na aftreden, met de waterschapvoorzitter.

  • 3.

    De waterschapvoorzitter bespreekt tussentijdse aanvaarding van een functie met de commissaris van de Koning.

Artikel 2.3  

  • 1.

    Het dagelijks bestuur sluit de waterschapvoorzitter en het lid van het dagelijks bestuur gedurende een jaar na aftreden uit van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van het waterschap.

  • 2.

    De uitsluiting geldt niet bij aanvaarding van een dienstbetrekking bij het waterschap waar hij waterschapvoorzitter, onderscheidenlijk lid van het dagelijks bestuur was. Voor werving, selectie en indiensttreding bij het waterschap zijn de voor het ambtelijk personeel geldende regels ter zake van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur vraagt meerdere offertes aan als bij een offerteaanvraag ook oud-leden van het dagelijks bestuur en bevriende relaties zijn betrokken.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur stelt een afwegingskader op voor selectie en benoemingen van externe ex-bestuurders en informeert het algemeen bestuur regelmatig over de toepassing in de praktijk.

Artikel 2.4  

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt de waterschapvoorzitter en het lid van het dagelijks bestuur niet eerder dan een jaar na aftreden voor als kandidaat voor benoeming tot commissaris dan wel bestuurslid van een verbonden partij.

  • 2.

    Onder verbonden partij wordt verstaan hetgeen hieronder wordt verstaan in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en in artikel 4.1 van het Waterschapsbesluit.

     

Toelichting:

Artikelen 2.1.1 en 2.1.2

Zoals uit het opgenomen wettelijk kader blijkt, zijn er enkele verschillen in de wetgeving t.a.v. de openbaarmaking van (inkomsten uit) nevenfuncties tussen de waterschapvoorzitter enerzijds en overige leden van het dagelijks bestuur anderzijds. De nadere invulling daarvan in artikelen 2.1.1 en 2.1.2 is in lijn hiermee dan ook niet exact gelijk. De bepalingen betreffen een uitwerking van de wettelijke verplichting om nevenfuncties openbaar te maken. De informatie wordt neergelegd in een openbaar register.

 

De ambtsdrager is zelf verantwoordelijk voor de tijdige aanlevering van de informatie en voor de actualiteit daarvan. Hoewel aan het ambt gerelateerde nevenfuncties (q.q.-functies) wettelijk niet openbaar gemaakt hoeven te worden, verdient het aanbeveling deze wel op te nemen in het overzicht van nevenfuncties.

 

Artikel 2.1.3

Zaken die de leden van het dagelijks bestuur direct of indirect aangaan, zijn onder meer familierelaties, eigendommen, financiële belangen (zoals aandelen), of bestuurslidmaatschappen van gesubsidieerde instellingen. Politieke ambtsdragers zijn ook burgers: zij maken deel uit van het economische en sociale leven in de gemeenschap die ze besturen. Net als iedere andere burger zijn zij bijvoorbeeld eigenaar van grond of van een bedrijf. Daarom kan een lid van het dagelijks bestuur zonder bezwaar meestemmen over bijvoorbeeld peilbesluiten die zijn perceel raken.

 

Artikel 2.1.4

In artikel 41 Waterschapswet is opgenomen dat kandidaat-leden van het dagelijks bestuur van het waterschap voorafgaand aan hun benoeming dienen te beschikken over een geldige Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Deze wet maakt van het voorafgaand aan de benoeming kunnen overleggen van een VOG een wettelijk benoembaarheidsvereiste. Indien een kandidaat-bestuurder geen VOG kan overleggen, dan kan deze dus niet benoemd worden. Indien een zittende bestuurder na de betreffende verkiezingen opnieuw wordt benoemd, dient hij opnieuw een VOG aan te vragen. Bij een nieuwe benoeming wordt immers opnieuw getoetst of de kandidaat aan de vereisten van het ambt voldoet, waaronder dus het kunnen overleggen van een VOG.

 

Artikelen 2.3 en 2.4

In deze bepalingen is de zogenaamde ‘draaideurconstructie’ geregeld. In artikel 2.3 gedurende 1 jaar na aftreden de uitsluiting van betaalde werkzaamheden ten behoeve van het waterschap en in artikel 2.4 de uitsluiting van benoeming als commissaris of bestuurslid van een ‘verbonden partij’, ofwel, kort samengevat, van een organisatie waarin het waterschap een bestuurlijk en financieel belang heeft. Hiermee wordt mogelijke vriendjespolitiek voorkomen en het risico op verstrengeling van persoonlijke en functionele belangen vermeden.

 

Het begrip ‘verbonden partij’ is ontleend aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Daarin staat dat een verbonden partij een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie is waarin de provincie of gemeente een bestuurlijk en een financieel belang heeft. Een financieel belang wordt gedefinieerd als een aan de betrokken organisatie ter beschikking gesteld bedrag dat niet verhaalbaar is indien die organisatie failliet gaat, onderscheidenlijk het bedrag waarvoor aansprakelijkheid bestaat, indien de organisatie haar verplichtingen niet nakomt.

 

En onder bestuurlijk belang wordt verstaan: zeggenschap, hetzij uit hoofde van vertegenwoordiging in het bestuur hetzij uit hoofde van stemrecht.

 

Een financieel belang wordt gedefinieerd als een aan de betrokken organisatie ter beschikking gesteld bedrag dat niet die organisatie failliet gaat, dan wel het bedrag waarvoor aansprakelijkheid bestaat, indien de organisatie haar verplichtingen niet nakomt. Hiermee wordt mogelijke vriendjespolitiek voorkomen en het risico op verstrengeling van persoonlijke en functionele belangen vermeden. Het is van belang om extra voorzichtig te zijn bij het werven van oud-leden van het dagelijks bestuur of bevriende relaties. Aanvaarding van een dienstbetrekking bij het voormalige waterschap is niet uitgesloten. Dat kan van belang zijn in het kader van de re-integratie van de voormalige bestuurder en ter voorkoming van uitkeringslasten voor het waterschap. Uiteraard dienen daarbij de regels van werving en selectie en aanstelling te gelden die er voor iedereen zijn die bij het waterschap gaat solliciteren. De draaideurconstructie geldt natuurlijk niet bij aanvaarding van het lidmaatschap van het algemeen bestuur. In het eerste jaar na aftreden kunnen in elk geval oud-leden van het dagelijks bestuur niet worden aangetrokken om tegen beloning activiteiten voor de eigen provincie/gemeente/waterschap te verrichten.

 

Na één jaar verdient het aanbeveling om bij opdracht-verlening de gebruikelijke aanbestedingsvereisten met meerdere offertes te hanteren als een voormalige lid van het dagelijks bestuur of een relatie van de huidige leden van het dagelijks bestuur meedingt naar een opdracht.

Het bepaalde in artikel 2.3, eerste lid (vooruitlopen op een nieuwe functie na aftreden) geldt uiteraard evenzeer voor een functie bij het voormalige waterschap.

 

Paragraaf 3 – Informatie

Wettelijk kader

 

Informatieplicht

Het dagelijks bestuur van het waterschap en elk van zijn leden zijn verplicht alle inlichtingen te geven die het algemeen bestuur nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Het betreft zowel een actieve als een passieve informatieplicht. Ook als individuele leden van het algemeen bestuur informatie vragen zal die informatie aan het algemeen bestuur moeten worden verstrekt. De informatie kan alleen worden geweigerd als die in strijd is met het openbaar belang (artikel 89 en 97 Waterschapswet).

 

Het Reglement van Orde voor de vergaderingen voor de verenigde vergadering van het algemeen bestuur kan bepalingen bevatten die betrekking hebben op

informatieverstrekking en de omgang met informatie.

 

Geheimhouding

  • Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit (artikel 2:5 Algemene wet bestuursrecht).

  • Het dagelijks bestuur kan op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid, geheimhouding opleggen. Ook de waterschap-voorzitter heeft die bevoegdheid.

  • Ook algemeen bestuur van het waterschap dan wel (de voorzitter van) een commissie kunnen geheimhouding opleggen (artikelen 55b, 55c en 55d Waterschapswet).

  • De geheimhouding duurt voort totdat deze wordt opgeheven door het orgaan dat de geheimhouding oplegde, of – indien het aan het algemeen bestuur is overgelegd – het algemeen bestuur de geheimhouding opheft.

  • Indien met gesloten deuren wordt vergaderd door het algemeen bestuur, geldt een verplichting tot geheimhouding omtrent informatie die in die vergadering ter kennis van de aanwezigen komt. De verplichting duurt voort, totdat het algemeen bestuur haar opheft. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en een commissie kunnen deze informatie wel aan elkaar verstrekken (artikel 35 lid 4 jo. artikel 55c Waterschapswet).

  • Indien het dagelijks bestuur, de voorzitter of een commissie geheime informatie verstrekt aan het algemeen bestuur, kan het algemeen bestuur die informatie verstrekken aan anderen. Het algemeen bestuur kan regels stellen over het verstrekken van informatie ten aanzien waarvan een verplichting tot geheimhouding is opgelegd door het dagelijks bestuur, de voorzitter of een commissie en die tevens aan het algemeen bestuur is verstrekt (artikel 55c lid 5 Waterschapswet).

  • Het schenden van de geheimhoudingsplicht is een misdrijf (artikel 272 Wetboek van Strafrecht)

Artikel 3.1  

De waterschapvoorzitter respectievelijk het lid van het dagelijks bestuur zorgt ervoor dat vertrouwelijke en geheime informatie waarover hij beschikt veilig wordt bewaard.

Artikel 3.2  

De waterschapvoorzitter respectievelijk het lid van het dagelijks bestuur maakt niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen (nog) niet-openbare informatie.

Artikel 3.3  

De waterschapvoorzitter respectievelijk het lid van het dagelijks bestuur houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is.

Artikel 3.4  

De waterschapvoorzitter respectievelijk het lid van het dagelijks bestuur gaat verantwoord om met de e-mail- en internetfaciliteiten alsmede met de sociale media van hemzelf en het waterschap.

 

Toelichting:

Het is belangrijk de juiste maatregelen te treffen om te voorkomen dat onbevoegden vertrouwelijke en/of geheime gegevens kunnen bezitten, raadplegen of beschadigen. Daarbij moet in de digitale setting worden gedacht aan de beveiliging van de computer, smartphones e.d. met wachtwoorden en het niet onbeheerd achterlaten van USB-sticks met vertrouwelijke/geheime informatie.

 

Paragraaf 4 - Omgaan met geschenken en uitnodigingen

Wettelijk kader

 

Afleggen eed of belofte

De eed of belofte die op grond van de artikelen 45 en 50 van de Waterschapswet moet worden afgelegd heeft onder meer betrekking op het geven, aannemen of beloven van giften, gunsten of geschenken. Zie voor de wetstekst inzake de eed of belofte het wettelijk kader onder 2 voor de bepalingen ter voorkoming van belangenverstrengeling.

Artikel 4.1  

  • 1.

    De waterschapvoorzitter respectievelijk het lid van het dagelijks bestuur accepteert geen geschenken, faciliteiten en diensten als zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed.

  • 2.

    De waterschapvoorzitter respectievelijk het lid van het dagelijks bestuur kan, tenzij het eerste lid van toepassing is, incidentele geschenken die een geschatte waarde van € 50 of minder vertegenwoordigen, behouden.

  • 3.

    Geschenken die de waterschapvoorzitter respectievelijk het lid van het dagelijks bestuur uit hoofde van zijn ambt ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan € 50 vertegenwoordigen worden, als zij niet worden teruggestuurd, geregistreerd en eigendom van het waterschap.

  • 4.

    De secretaris-directeur legt een register aan van de geschenken met een geschatte waarde van meer dan € 50. In het register is aangegeven welke bestemming het waterschap hieraan heeft gegeven. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

  • 5.

    Geschenken worden niet op het huisadres ontvangen.

Artikel 4.2  

  • 1.

    De waterschapvoorzitter respectievelijk het lid van het dagelijks bestuur accepteert geen lunches, diners, recepties en andere uitnodigingen die door anderen betaald of georganiseerd worden, tenzij dat behoort tot de uitoefening van de functie en de aanwezigheid beschouwd kan worden als functioneel.

  • 2.

    Bij twijfel legt de waterschapvoorzitter respectievelijk het lid van het dagelijks bestuur de uitnodiging ter bespreking voor aan het dagelijks bestuur.

Artikel 4.3  

  • 1.

    Invitaties voor excursies, evenementen en buitenlandse reizen voor rekening van anderen dan het waterschap legt de waterschapvoorzitter respectievelijk het lid van het dagelijks bestuur vooraf voor aan het dagelijks bestuur.

  • 2.

    De waterschapvoorzitter, onderscheidenlijk het lid van het dagelijks bestuur maakt de excursies en evenementen die hij heeft aanvaard openbaar binnen één week nadat de excursie, onderscheidenlijk het evenement heeft plaatsgevonden. Daarbij wordt ook openbaar gemaakt wie deze kosten voor zijn rekening heeft genomen.

  • 3.

    Het eerste en tweede lid geldt niet voor excursies en evenementen op uitnodiging van het waterschap, de Unie van Waterschappen, de deltacommissaris of waarvoor een uitnodiging via het waterschap is verkregen.

  • 4.

    De informatie is via internet beschikbaar.

  • 5.

    De informatie over buitenlandse reizen voor rekening van derden wordt binnen één week na terugkeer in Nederland opgenomen in het register, bedoeld in artikel 5.3, tweede lid

     

Toelichting:

Artikel 4.1

In de gedragscode is uitgangspunt dat geschenken, faciliteiten en diensten niet mogen worden geaccepteerd als hiermee de onafhankelijke positie van de bestuurder kan worden beïnvloed. Dat is in ieder geval aan de orde in onderhandelingssituaties. Is daarvan geen sprake dan kunnen om praktische redenen incidentele kleine geschenken (met een geschatte waarde van € 50 of minder) door de bestuurder worden aanvaard, echter nooit op het huisadres. Duurdere geschenken worden niet aanvaard. Zij worden teruggestuurd of eigendom van het waterschap dat zorgt voor een goede bestemming van het geschenk. In een openbaar register worden opgenomen welke geschenken van meer dan € 50 het waterschap heeft aanvaard en welke bestemming daaraan is gegeven.

 

Artikel 4.2

Dit geldt ook als het gaat om werkbezoeken.

 

Artikel 4.3

Het gaat hier om excursies en evenementen die betrokkene als waterschapvoorzitter, onderscheidenlijk als lid van het dagelijks bestuur aanvaardt. Excursies en evenementen in de hoedanigheid van lid van een politieke partij vallen hier dus niet onder.

 

Bij de artikelen 4.2 en 4.3 dienen eveneens als afwegingskader de motieven van de uitnodigende partij beoordeeld te worden. Het kan en mag er niet om gaan de onafhankelijke positie van de leden van het dagelijks bestuur te beïnvloeden.

 

Paragraaf 5 - Gebruik van voorzieningen van het waterschap

Wettelijk kader

 

Geen andere inkomsten:

Een bestuurder geniet geen andere vergoedingen ten laste van het waterschap dan die bij of krachtens wet toegestaan zijn (artikelen 44 en 48 Waterschapswet).

Artikel 5.1  

  • 1.

    Het dagelijks bestuur richt de financiële en administratieve organisatie zodanig in dat er een getrouw beeld mogelijk is van de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven, met heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of kunnen worden gedeclareerd bij het waterschap.

  • 2.

    De waterschapvoorzitter en het lid van het dagelijks bestuur verantwoordt zich over zijn gebruik van de voorzieningen volgens de in het kader van het eerste lid vastgelegde regels en procedures.

Artikel 5.2  

  • 1.

    De waterschapvoorzitter respectievelijk het lid van het dagelijks bestuur meldt het voornemen tot een buitenlandse dienstreis of een uitnodiging daartoe aan het dagelijks bestuur. Hij verschaft daarbij informatie over het doel en de duur van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap dat meereist, de geraamde kosten en de wijze waarop van de reis verslag wordt gedaan.

  • 2.

    De waterschapvoorzitter, onderscheidenlijk het lid van het dagelijks bestuur meldt daarbij tevens als hij voornemens is om de buitenlandse reis voor privédoeleinden te verlengen. De extra kosten van de verlenging komen daarbij volledig voor eigen rekening.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur betrekt alle aspecten in de besluitvorming. Bij de besluitvorming wordt het risico van belangenverstrengeling betrokken. Het waterschapsbelang is doorslaggevend voor de besluitvorming. Het dagelijks bestuur informeert het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk over het genomen besluit.

  • 4.

    Het ten laste van de waterschap meereizen van de partner van een bestuurslid is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van het waterschap daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van het college betrokken.

  • 5.

    Het anderszins meereizen van derden op kosten van het waterschap is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming van het college betrokken.

  • 6.

    De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voor zover zij redelijk en verantwoord worden geacht.

Artikel 5.3  

  • 1.

    De waterschapvoorzitter respectievelijk het lid van het dagelijks bestuur legt verantwoording af over afgelegde buitenlandse dienstreizen. Hij maakt in ieder geval openbaar wat het doel, de bestemming en de duur van de buitenlandse dienstreis is geweest en wat daarvan de kosten waren voor het waterschap.

  • 2.

    De secretaris-directeur legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 5.4  

Voor de toepassing van de artikelen 5.2 en 5.3 wordt onder buitenlandse dienstreis niet verstaan een dienstreis naar een Europese instelling of een dienstreis naar een buurwaterschap in het buitenland.

Artikel 5.5  

De waterschapvoorzitter respectievelijk het lid van het dagelijks bestuur declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

Artikel 5.6  

Gebruik van voorzieningen en eigendommen van het waterschap ten eigen bate of ten bate van derden is niet toegestaan, tenzij hier andere afspraken over gemaakt zijn.

Artikel 5.7  

  • 1.

    Uitgaven worden uitsluitend vergoed indien dat op grond van wettelijke voorschriften is toegestaan en de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond. Een bestuurslid is terughoudend bij het in rekening brengen van uitgaven die zich op het grensvlak van privé en publiek bevinden.

  • 2.

    Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd:

    • a.

      met de uitgave is het belang van het waterschap gediend en

    • b.

      de uitgave vloeit voort uit de functie.

  • 3.

    De kosten die een bestuurslid maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt, worden in beginsel vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend.

  • 4.

    Bij twijfel omtrent uitgaven, declaraties of over het correct gebruik van een door het hoogheemraadschap beschikbaar gestelde creditcard door de waterschapvoorzitter respectievelijk het lid van het dagelijks bestuur wordt dit ter beslissing voorgelegd aan de waterschapvoorzitter en zo nodig aan het college.

     

Toelichting:

Artikel 5.1

Aan leden van het dagelijks bestuur worden rechtspositionele voorzieningen, vergoedingen en andere verstrekkingen geboden die een goed functioneren van de leden van het dagelijks bestuur mogelijk maken. Wat betreft de uitwerking van de principes van dit stelsel zou kunnen worden aangesloten bij de werkwijze in het Voorzieningenbesluit dat geldt voor ministers en staatssecretarissen:

  • a.

    in beginsel worden voorzieningen en verstrekkingen in bruikleen ter beschikking gesteld;

  • b.

    indien een voorziening of verstrekking niet in bruikleen ter beschikking kan worden gesteld, wordt de factuur direct ten laste van de begroting van het bestuursorgaan betaald;

  • c.

    het vergoeden van voorzieningen en verstrekkingen achteraf door het indienen van declaraties, wordt tot een minimum beperkt;

  • d.

    voorzieningen, verstrekkingen en declaraties worden maandelijks openbaar gemaakt op internet.

Uitgangspunt is hier dat zo weinig mogelijk uitgaven door de bestuurder zelf worden gedaan via zijn of haar privérekening. Geldstromen tussen de rekening van het bestuursorgaan en de persoonlijke rekening van de bestuurder maken een zwaardere controle op de uitgaven noodzakelijk.

 

De bestuurder zal zich uiteraard nauwgezet moeten houden aan de regels en procedures die er met het oog hierop voor hem of haar gelden.

 

Artikel 5.2 en 5.3

Uitgangspunten zijn hier de eigen verantwoordelijkheid, transparantie en bereidheid om verantwoording af te leggen. De beoordeling van de noodzaak van de buitenlandse dienstreis ligt uiteindelijk bij het dagelijks bestuur.

 

Artikel 5.4

Ingevolge artikel 5.4 gelden de bepalingen van de artikelen 5.2 en 5.3 niet voor de meer reguliere (buitenlandse) dienstreizen naar een Europese instelling of een dienstreis naar een buurwaterschap in het buitenland. Voor dergelijke (buitenlandse) reizen vormen deze bepalingen wel een belangrijk richtsnoer.

Buitenlandse reizen die worden gemaakt ten behoeve van de politieke partij zijn geen dienstreizen en vallen dus niet onder de artikelen 5.2 en 5.3 en komen niet ten laste van het waterschap.

 

Artikel 5.6

Stelregel is dat privégebruik van voorzieningen van het waterschap niet is toegestaan. Wel hebben organisaties mogelijk een specifieke regeling die privégebruik van bedrijfsmiddelen reguleert, zoals privégebruik van een mobiele telefoon.

 

Artikel 5.7

In deze bepaling staat de verantwoording van de uitgaven, declaraties en het gebruik van een creditcard centraal.

 

Paragraaf 6 - Uitvoering gedragscode

Artikel 6.1  

  • 1.

    Het algemeen bestuur bevordert de eenduidige interpretatie van deze gedragscode. Ingeval van leemtes of onduidelijkheden in de gedragscode vindt bespreking plaats in het college.

  • 2.

    Naast het bepaalde in artikel 6.2 kunnen leden van het dagelijks bestuur integriteitsvragen voorleggen aan de dijkgraaf. Behandeling van de vragen gebeurt door het college. In het geval zwaarwegende belangen aan het voorleggen van integriteitvragen aan de dijkgraaf in de weg staan, kunnen leden van het dagelijks bestuur die vragen voorleggen aan het college.

  • 3.

    Leden van het dagelijks bestuur ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code.

  • 4.

    De waterschapvoorzitter en de leden van het dagelijks bestuur zijn aanspreekbaar op de naleving van deze gedragscode.

Artikel 6.2  

  • 1.

    De dijkgraaf spreekt jaarlijks in het evaluatiegesprek met de fractievoorzitters over integriteit en naleving van de gedragscode.

  • 2.

    Als aanspreekpunt integriteit worden aangewezen:

    • a.

      de dijkgraaf;

    • b.

      als de melding de dijkgraaf betreft: de secretaris-directeur.

  • 3.

    In geval van een melding betreffende een vermoeden van een misstand en/of integriteitsschending is de Procedure melding integriteitsschending AB en DB van toepassing. Deze is te vinden in de bijlage bij deze gedragscode.

     

Toelichting:

Artikel 6.1

Het algemeen bestuur is het hoogste bestuursorgaan en als zodanig verantwoordelijk voor de inhoud van de gedragscode en een eenduidige interpretatie daarvan. In geval van leemtes en onduidelijkheden voorziet het college hierin. Dat alles in het belang van een correcte naleving.

 

Artikel 6.2

Op naleving van de gedragscode moeten leden van het dagelijks bestuur kunnen worden aangesproken. Het beschikbaar stellen van een aanspreekpunt is van belang om vermeende integriteitsschendingen aan de orde te kunnen stellen.

Vastgesteld in de verenigde vergadering van 29 november 2023.


1

De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur (23 juni 2009) bevat basale beginselen vangoed openbaar bestuur en is een informeel instrument dat een beroep doet op de eigen verantwoordelijkheid van besturen van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk om gewetensvol invulling te geven aan hun taken en verantwoordelijkheden in het openbaar bestuur. De Code bevat geen juridisch afdwingbare normen.