Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Schiedam

Afvalstoffenverordening gemeente Schiedam 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSchiedam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAfvalstoffenverordening gemeente Schiedam 2024
CiteertitelAfvalstoffenverordening gemeente Schiedam 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Afvalstoffenverordening Schiedam 2013.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 10.23, eerste lid, van de Wet milieubeheer
  2. artikel 10.24 van de Wet milieubeheer
  3. artikel 10.26 van de Wet milieubeheer
  4. artikel 3.5, eerste lid, van de Wet dieren
  5. artikel 2, eerste lid, van het Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

12-12-2023

gmb-2023-544318

23VR070

Tekst van de regeling

Intitulé

Afvalstoffenverordening gemeente Schiedam 2024

De raad van de gemeente Schiedam;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 november 2023 (23VR070);

 

gelet op de artikelen 10.23, eerste lid, 10.24, 10.25 en 10.26 van de Wet milieubeheer, artikel 3.5, eerste lid, van de Wet dieren en artikel 2, eerste lid, van het Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen;

 

gezien het eindverslag van de inspraakprocedure;

 

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Afvalstoffenverordening gemeente Schiedam 2024

 

§ 1. Algemeen

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    gebruiker van een perceel: degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel waarvoor op grond van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt;

  • -

    inrichting: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht;

  • -

    inzamelmiddel: voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp- of bewaarmiddel, ten behoeve van een huishouden;

  • -

    inzamelplaats: daartoe op grond van artikel 5 aangewezen plaats;

  • -

    inzamelvoorziening: voor de inzameling van afvalstoffen bestemd(e) bewaarmiddel of -plaats ten behoeve van meerdere huishoudens;

  • -

    perceel: perceel waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan;

  • -

    PMD: plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en drankkartons.

Artikel 2. Doelstelling

De toepassing van deze verordening is gericht op de bescherming van het milieu, met inbegrip van een doelmatig beheer van afvalstoffen.

§ 2. Huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 3. Aanwijzing van de inzameldienst

  • 1.

    NV IRADO, gevestigd te Schiedam, is als inzameldienst belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over de wijze waarop de inzameldienst huishoudelijke afvalstoffen inzamelt.

Artikel 4. Regulering van andere inzamelaars

  • 1.

    Het is voor anderen dan de inzameldienst verboden huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen, tenzij de inzamelaar:

    • a.

      daartoe is aangewezen door burgemeester en wethouders;

    • b.

      bij nadere regels van burgemeester en wethouders van het verbod is vrijgesteld; of

    • c.

      verplicht is tot inname als bedoeld in artikel 9.5.2, derde lid, aanhef en onderdeel b, of vierde lid, van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, onder a, voorschriften verbinden en beperkingen stellen. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

Artikel 5. Aanwijzing van inzamelplaats

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente, waar in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen, met inbegrip van grof huishoudelijk afval, achter te laten.

Artikel 6. Algemene verboden

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen:

  • a.

    ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst of een inzamelaar als bedoeld in artikel 4, eerste lid;

  • b.

    over te dragen aan een ander dan een inzamelaar als bedoeld in artikel 4, eerste lid; of

  • c.

    achter te laten op een andere plaats dan een inzamelplaats.

Artikel 6a. Verbod op ter inzameling aanbieden door anderen

Het is anderen dan gebruikers van percelen verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden.

Artikel 7. Gescheiden afvalinzameling

  • 1.

    De inzameldienst zamelt bioafval ten minste eenmaal per twee weken afzonderlijk bij of nabij elk perceel in.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt bioafval:

    • a.

      in de maanden juni tot en met augustus ten minste eenmaal per week ingezameld;

    • b.

      in delen van Schiedam met hoogbouw of laagbouw met beperkte buitenruimte met het huishoudelijk restafval ingezameld.

  • 3.

    De inzameldienst zamelt papier ten minste eenmaal per vier weken afzonderlijk bij of nabij elk perceel in.

  • 4.

    PMD wordt ingezameld met het huishoudelijk restafval. De inzameldienst zamelt PMD daarnaast afzonderlijk op wijkniveau in.

  • 5.

    De inzameldienst zamelt glas en textiel afzonderlijk op wijkniveau in.

  • 6.

    Gevaarlijke afvalstoffen en afgedankte elektrische en elektronische apparatuur kunnen afzonderlijk worden achtergelaten op een inzamelplaats.

  • 7.

    De inzameldienst zamelt huishoudelijk restafval, met uitzondering van grof huishoudelijk afval, ten minste eenmaal per twee weken bij of nabij elk perceel in.

  • 8.

    De inzameldienst zamelt grof huishoudelijk afval op afspraak bij elk perceel in.

  • 9.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over de bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk door de inzameldienst worden ingezameld.

Artikel 8. Gescheiden aanbieding

  • 1.

    Het is verboden de bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen, bedoeld in artikel 7, anders dan afzonderlijk:

    • a.

      ter inzameling aan te bieden;

    • b.

      achter te laten op een inzamelplaats.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is het toegestaan:

    • a.

      bioafval aan te bieden met het huishoudelijk restafval in de gevallen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder b;

    • b.

      PMD aan te bieden met het huishoudelijk restafval.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen. Deze regels kunnen voor categorieën van gevallen of personen een vrijstelling inhouden van het verbod, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9. Tijdstip van aanbieding

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan op de door burgemeester en wethouders daartoe bepaalde dag en tijden. Deze kunnen voor verschillende bestanddelen verschillend worden vastgesteld.

Artikel 10. Wijze en plaats van aanbieding

  • 1.

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden of achter te laten anders dan in overeenstemming met de door burgemeester en wethouders te stellen regels over:

    • a.

      het gebruik van inzamelmiddelen voor het aanbieden ter inzameling bij een perceel;

    • b.

      het gebruik van inzamelvoorzieningen voor het aanbieden ter inzameling nabij een perceel en op wijkniveau;

    • c.

      het gebruik van een inzamelplaats;

    • d.

      het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder gebruik te maken van inzamelmiddelen of -voorzieningen.

  • 2.

    Het is verboden een inzamelmiddel buiten de bepaalde dag en tijden, bedoeld in artikel 9, buiten een perceel te laten staan.

  • 3.

    Voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen bij of nabij elk perceel geldt dat deze zodanig plaatsvindt dat sprake is van een laagdrempelige voorziening. Daarvan is in ieder geval sprake als:

    • a.

      bij percelen waar inzameling via inzamelmiddelen plaatsvindt: de afstand tussen een perceel en de dichtstbijzijnde opstelplaats voor inzamelmiddelen hemelsbreed niet meer dan 125 m bedraagt.

    • b.

      bij percelen waar inzameling via inzamelvoorzieningen plaatsvindt:

      • 1°.

        de afstand tussen een perceel en het dichtstbijzijnde cluster van inzamelvoorzieningen voor bioafval, papier en huishoudelijk restafval hemelsbreed niet meer dan 150 m bedraagt; of

      • 2°.

        de loopafstand tussen dat perceel en de dichtstbijzijnde inzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval niet meer dan 125 m bedraagt.

  • 4.

    In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de afstanden uit het derde lid.

§ 3. Bedrijfsafvalstoffen

Artikel 11. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst

Burgemeester en wethouders kunnen bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die worden ingezameld door de inzameldienst, bedoeld in artikel 3, in gevallen waarin de voor deze inzameling verschuldigde heffing op grond van de Verordening reinigingsrecht Schiedam is voldaan.

Artikel 12. Aanbieding ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Het is verboden anders dan in overeenstemming met artikel 11 bedrijfsafvalstoffen ter inzameling door de inzameldienst aan te bieden of over te dragen, of bij een inzamelplaats achter te laten.

Artikel 13. Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen

  • 1.

    Het is verboden bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan in overeenstemming met de door burgemeester en wethouders te stellen regels over de dagen, tijden, wijzen en plaatsen van inzameling van de op grond van artikel 11 aangewezen bedrijfsafvalstoffen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen voor het aanbieden, overdragen of achterlaten van bedrijfsafvalstoffen. Deze regels kunnen ook worden vastgesteld voor anderen dan de inzameldienst. Deze regels kunnen een vrijstelling van het verbod inhouden.

§ 4. Zwerfafval en overige

Artikel 14. Dumpingsverbod

  • 1.

    Het is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders, buiten een inrichting, hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu te veroorzaken, door een afvalstof, een stof of een voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of op een andere manier daar te plaatsen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      het aanbieden, overdragen of achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen in overeenstemming met deze verordening;

    • b.

      het composteren van huishoudelijk groente-, fruit- of tuinafval op het perceel waar dit is ontstaan;

    • c.

      het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen, met inbegrip van daarbij niet te vermijden plaatsing van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen op de weg, bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994;

    • d.

      handelingen die zijn verboden bij of krachtens de Wet bodembescherming, de Omgevingswet of het Besluit bodemkwaliteit.

  • 3.

    Indien de overtreder van dit artikel onbekend is, wordt de persoon tot wie de aangetroffen afvalstof, de stof of het voorwerp kan worden herleid, geacht te hebben gehandeld in strijd met dit artikel.

Artikel 15. Zwerfafval in de openbare ruimte

  • 1.

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen van beperkte omvang en gewicht die zijn ontstaan buiten een perceel, achter te laten in de openbare ruimte, anders dan in daartoe bestemde afvalbakken of andere middelen ter inzameling van deze afvalstoffen.

  • 2.

    Reclamedrukwerk, ander promotiemateriaal en de verpakking daarvan, die in weerwil van het eerste lid in de openbare ruimte wordt weggeworpen of achtergelaten, wordt terstond opgeruimd door degene die het in de betreffende omgeving onder het publiek verspreidde.

  • 3.

    Het is verboden zwerfafval te veroorzaken door ter inzameling gereedstaande afvalstoffen of inzamelmiddelen te doorzoeken of te verspreiden, te stoten, te schoppen, omver te werpen of door deze op een andere manier te behandelen.

Artikel 15a. Ongeadresseerd drukwerk

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • -

      huis-aan-huisblad: ongeadresseerd blad dat met een vaste frequentie gratis huis aan huis wordt verspreid in een geografisch beperkt gebied, waarvan tenminste 30% van de inhoud bestaat uit informatie over en nieuws uit het eigen verspreidingsgebied, niet zijnde reclame;

    • -

      ongeadresseerd reclamedrukwerk: reclamedrukwerk of proefmonsters van producten die gratis huis aan huis worden verspreid zonder vermelding van naam, adres of postbus en woonplaats van de ontvanger, niet zijnde:

      • a.

        een huis-aan-huisblad of andere informatie over werkzaamheden of activiteiten in de buurt die voor de bewoners of gebruikers van een woning, bedrijf, woonschip of bedrijfsschip in die buurt van belang zijn om te weten;

      • b.

        drukwerk van vrijwilligers of niet-commerciële organisaties.

  • 2.

    Een huis-aan-huisblad mag worden bezorgd bij een woning, bedrijf, woonschip of bedrijfsschip, tenzij de bewoner of gebruiker expliciet kenbaar heeft gemaakt geen prijs te stellen op het ontvangen ervan.

  • 3.

    Ongeadresseerd reclamedrukwerk mag alleen worden bezorgd bij een woning, bedrijf, woonschip of bedrijfsschip als de bewoner of gebruiker kenbaar heeft gemaakt prijs te stellen op het ontvangen ervan.

Artikel 16. Zwerfafval rondom inrichtingen

Degene die een inrichting drijft waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, draagt zorg voor de aanwezigheid in of nabij de inrichting van een steeds voor gebruik door het publiek beschikbare en tijdig geleegde afvalbak of soortgelijk middel voor het houden van afval.

Artikel 17. Afval en verontreiniging op de weg

  • 1.

    Het is verboden de weg, bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994, te verontreinigen of het milieu nadelig te beïnvloeden door afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te laden, te lossen of te vervoeren of andere werkzaamheden te verrichten.

  • 2.

    Degene die in strijd met het eerste lid de weg verontreinigt of het milieu nadelig beïnvloedt, of diens opdrachtgever, zorgt direct na de beëindiging van de werkzaamheden van die dag voor het reinigen van de weg, of zoveel eerder als nodig is om de veiligheid van het verkeer of de bescherming van het wegdek te verzekeren.

Artikel 18. Geen opslag van afval in de open lucht

Het is verboden afvalstoffen op een voor het publiek waarneembare plaats in de open lucht op te slaan of opgeslagen te hebben, anders dan door het in overeenstemming met paragraaf 2 van deze verordening aanbieden, achterlaten of overdragen van huishoudelijke afvalstoffen. Het verbod geldt niet als voor de opslag van afvalstoffen een omgevingsvergunning is afgegeven.

Artikel 19. Ontdoen van autowrakken

Het is verboden zich te ontdoen van een autowrak dat afkomstig is van een perceel, anders dan door afgifte aan de houder van een omgevingsvergunning voor het demonteren van autowrakken of wrakken van tweewielige motorvoertuigen.

§ 4a. Kadavers van gezelschapsdieren

Artikel 19a. Kadavers van gezelschapsdieren

  • 1.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder gezelschapsdier verstaan: een dier dat de mens in of rond het huis houdt en verzorgt, niet zijnde een hobby- of landbouwhuisdier.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders wijzen een of meer verzamelplaatsen aan waar kadavers van gezelschapsdieren worden ingezameld.

  • 3.

    Van ingezamelde kadavers wordt aangifte gedaan bij Rendac Son B.V. De kadavers worden bewaard en overgedragen aan Rendac Son B.V. in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens artikel 3.1 van de Wet dieren.

  • 4.

    Uiterlijk op de eerste werkdag die volgt op de dag waarop het gezelschapsdier dood is aangetroffen, geeft de houder van het kadaver dit af op een aangewezen verzamelplaats.

  • 5.

    Tot het tijdstip van afgifte bewaart de houder het kadaver zodanig dat er geen vermenging is met ander materiaal.

  • 6.

    Het vierde lid is niet van toepassing op het kadaver dat wordt begraven op een terrein dat ter beschikking staat van de houder van het kadaver of dat uiterlijk de eerste werkdag na overlijden wordt afgegeven aan een ondernemer die is erkend op grond van artikel 24, eerste lid, onder b, c of d, van de Verordening 1069/2009/EG.

§ 5. Handhaving en toezicht

Artikel 20. Strafbare feiten

Overtreding van het bij of krachtens de artikelen 4, 6, 6a, 8 tot en met 10 en 12 tot en met 19a bepaalde en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen, is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, onderdeel 3, van de Wet op de economische delicten.

Artikel 21. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de op grond van artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 18.6 van de Omgevingswet aangewezen personen.

§ 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 22. Intrekking oude verordening

De Afvalstoffenverordening Schiedam 2013 wordt ingetrokken.

Artikel 23. Overgangsrecht

De intrekking van de verordening, bedoeld in artikel 22, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Afvalstoffenverordening gemeente Schiedam 2024.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam in zijn openbare vergadering van 12 december 2023.

De griffier,

M.J.W. Tobeas

De voorzitter,

J.G. Bijl

TOELICHTING  

Algemeen

 

1. Inleiding

De Afvalstoffenverordening dient het belang van de bescherming van het milieu, met inbegrip van een doelmatig afvalstoffenbeheer. Het belang daarvan neemt toe omdat tegenwoordig anders naar afval wordt gekeken dan in het verleden. Afval wordt steeds meer benaderd als grondstof. In een meer circulaire economie is afval van waarde. Dat betekent duurzaam omgaan met natuurlijke hulpbronnen, zuiniger zijn op grondstoffen, voorwerpen langer en opnieuw gebruiken en optimalere reststromen. Afvalscheiding en -inzameling zijn daarbij van wezenlijk belang. Gemeenten werken mee in het Uitvoeringsprogramma VANG – Huishoudelijk Afval om te komen tot minder huishoudelijk afval en tot het beschikbaar krijgen van meer waardevolle grondstoffen van de juiste kwaliteit. Deze verordening moderniseert de regels van de gemeente op dit terrein.

 

Grondslagen

De verordening geeft uitvoering aan de verplichting van artikel 10.23 van de Wet milieubeheer (hierna: Wm), waarin de raad wordt opgedragen om in het belang van de bescherming van het milieu een Afvalstoffenverordening vast te stellen. De regels over het zwerfafval houden verband met de regels van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor de openbare ruimte maar zijn vanwege de samenhang met het onderwerp van de Afvalstoffenverordening opgenomen in deze verordening. De artikelen 10.24, 10.25 en 10.26 van de Wm bevatten voorschriften waaraan de Afvalstoffenverordening moet voldoen.

De opname van paragraaf 4a inzake de inzameling van kadavers van gezelschapsdieren heeft als grondslag artikel 3.5, eerste lid, van de Wet dieren.

Artikel 2, eerste lid, van het Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen (hierna: Besluit GIHA) biedt een grondslag voor het niet gescheiden inzamelen van bioafval of kunststoffen, metaal en glas. Deze grondslag is gebruikt voor artikel 7, tweede en vierde lid.

 

2. Hoofdlijnen van de Afvalstoffenverordening

Scheiden van afvalstromen begint bij huishoudens (huishoudelijke afvalstoffen) en bedrijven (kantoor-, winkel- en dienstensector (hierna: KWD-sector)) waar die afvalstoffen ontstaan – of waar die in de openbare ruimte terechtkomen. De Afvalstoffenverordening bevat regels over huishoudelijk afval, bedrijfsafval, afval in de openbare ruimte en kadavers van gezelschapsdieren.

 

Huishoudelijke afvalstoffen

Wat betreft huishoudelijke afvalstoffen heeft het gemeentebestuur de wettelijke taak om te zorgen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen door middel van de inzameldienst die daartoe bij deze verordening is aangewezen. Bij de uitvoering van deze taak wordt de gemeente in de praktijk in toenemende mate ondersteund door het initiatief van andere inzamelaars zoals scholen, ideële instellingen of anderen die bijvoorbeeld papier, glas of andere bestanddelen van het huishoudelijk afval verzamelen voor inzameling. Deze verordening regelt de aanwijzing van de inzameldienst en van andere inzamelaars en bepaalt welke bestanddelen gescheiden moeten worden aangeboden en dus ook gescheiden moeten worden ingezameld.

 

Gescheiden inzameling van huishoudelijk afval

De Afvalstoffenverordening geeft uitvoering aan de artikelen 1 en 2 van het Besluit GIHA.

Artikel 1 van het Besluit GIHA bepaalt dat de gemeenteraad en burgemeester en wethouders zorgdragen voor gescheiden inzameling van tenminste de volgende bestanddelen van huishoudelijk afval:

  • a.

    bioafval;

  • b.

    papier;

  • c.

    metaal;

  • d.

    kunststof;

  • e.

    glas;

  • f.

    textiel (treedt in werking met ingang van 1 januari 2025);

  • g.

    gevaarlijke afvalstoffen (treedt in werking met ingang van 1 januari 2025);

  • h.

    afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.

Afzien van scheiding van bioafval is op grond van artikel 2, eerste lid, onder a, van het Besluit GIHA mogelijk, indien daarbij is voldaan aan artikel 10, derde lid, onder c of d, van de Kaderrichtlijn afvalstoffen. Dat is het geval in bepaalde delen van de gemeente Schiedam. De scheiding van bioafval brengt daar hoge economische kosten met zich mee (zie artikel 7).

 

Artikel 10, eerste lid, onder c en d, van de Kaderrichtlijn afvalstoffen:

“c. gescheiden inzameling is technisch niet haalbaar wanneer rekening wordt gehouden met goede praktijken op het gebied van afvalinzameling;

d. gescheiden inzameling zou buitensporig hoge economische kosten meebrengen, rekening houdend met de kosten van negatieve milieu- en gezondheidseffecten van gemengde afvalinzameling en -verwerking, het potentieel voor efficiëntieverbeteringen op het gebied van afvalinzameling en -verwerking, inkomsten uit de verkoop van secundaire grondstoffen alsook de toepassing van het beginsel „de vervuiler betaalt” en uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.”

 

Het is daarnaast toegestaan om af te zien van gescheiden inzameling van glas, metaal of kunststoffen als is voldaan aan artikel 10, eerste lid, onder a, van de Kaderrichtlijn afvalstoffen. Voor de gemeente Schiedam is van deze mogelijkheid gebruik gemaakt voor wat betreft plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en drankkartons (hierna: PMD) (zie artikel 7). PMD wordt samen met het restafval ingezameld. Deze wijze van inzameling van PMD is niet van invloed op het potentieel van hergebruik, recycling of andere nuttige toepassing. Bij de afvalverwerker worden de verschillende componenten via nascheiding geschikt gemaakt voor verdere verwerking.

 

Artikel 10, eerste lid, onder a, van de Kaderrichtlijn afvalstoffen:

“a. het inzamelen van bepaalde soorten afval is niet van invloed op het potentieel ervan om overeenkomstig artikel 4 (van de Kaderrichtlijn afvalstoffen) voorbereiding voor hergebruik, recycling of andere behandelingen voor nuttige toepassing te ondergaan en levert een output van die handelingen op waarvan de kwaliteit vergelijkbaar is met die welke door middel van gescheiden inzameling wordt bereikt;”

 

In de nota van toelichting bij het Besluit GIHA wordt verwezen naar het Landelijk afvalbeheerplan (hierna: LAP). Daarin staat, met name voor bioafval, uitgebreid toegelicht in welke gevallen van de uitzondering op de plicht tot gescheiden inzameling van de in artikel 1 van het Besluit GIHA genoemde huishoudelijke afvalstoffen, gebruik kan worden gemaakt.

Als een uitzondering voor gescheiden inzameling wordt opgenomen in de Afvalstoffenverordening, dient de gemeente met enige regelmaat de rechtmatigheid van deze bepaling(en) te bezien. Deze beoordeling vindt op zijn minst elke keer plaats op het moment dat in het LAP op dit punt nieuwe inzichten en beleid worden opgenomen.

 

Met ingang van 1 januari 2025 treden de onderdelen f en g van artikel 1 van het Besluit GIHA in werking. Op grond daarvan moeten textiel en gevaarlijke afvalstoffen ook gescheiden worden ingezameld. De verordening hoeft met het oog op de voorziene inwerkingtreding van deze onderdelen van het Besluit GIHA niet aangepast te worden.

 

Bedrijfsafvalstoffen

Wat betreft bedrijfsafvalstoffen is de afvalscheiding door de KWD-sector binnen de gemeente van belang. De inzameling van bedrijfsafval kan plaatsvinden door de inzameldienst maar ook door anderen. Het beheer van bedrijfsafvalstoffen is in belangrijke mate op Rijksniveau geregeld door de Wm en daarop gebaseerde centrale regelgeving. Deze verordening bevat enkele aanvullende regels voor de inzameling door de inzameldienst of de wijze van aanbieding van bedrijfsafvalstoffen in de openbare ruimte.

 

Afval in de openbare ruimte

Wat betreft het afval in de openbare ruimte is het voorkomen van zwerfafval van belang. Zwerfafval ontstaat niet alleen door illegale dumping en bewuste ontdoening (weggooien of achterlaten) maar kan ook ontstaan uit huishoudelijk afval, bijvoorbeeld als dat verkeerd is aangeboden of als ter inzameling gereedstaand huishoudelijk afval is doorzocht of omgeschopt, verwaaid of aangevreten door dieren. Zwerfafval komt ook in de openbare ruimte terecht via het publiek rondom winkels, eet- en drinkgelegenheden, evenementen of reclame- en promotiecampagnes. De verordening bevat regels voor het tegengaan van zwerfafval.

 

Kadavers van gezelschapsdieren

De Afvalstoffenverordening geeft eveneens uitvoering aan de verplichting van artikel 3.5 van de Wet dieren om regels op te nemen over het aangeven, ophalen, overdragen van kadavers van gezelschapsdieren (zie paragraaf 4a).

 

3. Wettelijke begrippen

In het belang van de eenvoud maakt deze verordening slechts in beperkte mate gebruik van begripsbepalingen. Ten eerste zijn geen definities van begrippen gegeven als deze begrippen al op grond van artikel 1.1 van de Wm zijn gedefinieerd. Deze begrippen gelden al onverkort voor de toepassing van deze verordening. Er zijn daarom niet opnieuw definities in de verordening opgenomen. Voorbeelden van in de wet gedefinieerde begrippen die ook in deze verordening worden gebruikt zijn afvalstoffen, huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen.

 

Het begrip inzameling is door de Wm gedefinieerd en daarom zonder begripsbepaling opgenomen in deze verordening. Artikel 1.1 van de Wm verstaat onder inzameling: verzameling van afvalstoffen, met inbegrip van de voorlopige sortering en de voorlopige opslag van afvalstoffen, om deze daarna te vervoeren naar een afvalverwerkingsinstallatie. Dit begrip is letterlijk overgenomen van de Kaderrichtlijn afvalstoffen. Inzameling is het begin van het afvalstoffenbeheer. Onder afvalstoffenbeheer verstaat de richtlijn immers: inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van handelaars of makelaars.

 

Wat betreft de huishoudelijke afvalstoffen regelt deze verordening, enerzijds, dat de inzameling slechts kan geschieden door aangewezen inzameldiensten. Anderzijds regelt de verordening dat deze afvalstoffen slechts mogen worden overgedragen of aangeboden ter inzameling aan deze inzameldienst of overgedragen aan inzamelaars, of achtergelaten op een daartoe ter beschikking gestelde plek. Inzameling door of het aanbieden ter inzameling aan anderen dan deze personen is verboden. De verordening regelt eveneens op welke wijze de aanbieding plaats dient te vinden. Er zijn regels over gescheiden inzameling van afzonderlijke bestanddelen van afval zoals bioafval of papier, over de middelen waarmee dat dient te gebeuren. In onderstaand schema is de terminologie van artikel 10.24 van de Wm en artikel 1.1 van de Wm dus als volgt gebruikt ten aanzien van de huishoudelijke afvalstoffen:

 

De gebruiker van een perceel

De inzameldienst of inzamelaar

Overdragen (aan een inzamelaar)

Innemen (door een inzamelaar)

Ter inzameling aanbieden (al dan niet via inzamelmiddelen of inzamelvoorzieningen)

Inzameling (via de betreffende middelen of voorzieningen) door de inzameldienst

Achterlaten op een ter beschikking gestelde plaats

Inzamelplaats

 

De begrippen inzameldienst en inzamelaar behoeven geen zelfstandige definitie nu uit artikelen 3 en 4 genoegzaam volgt om wie het gaat. Andere begrippen kwamen in de verordening zo weinig voor dat een definitie overbodig was en in de artikeltekst zelf uitsluitsel kon worden gegeven. Een voorbeeld is het begrip weg in artikel 17.

 

4. Verhouding met ander hoger recht

Verwerking van persoonsgegevens

De gemeente verwerkt persoonsgegevens onder meer voor de inzameling en verwerking van huishoudelijk afval. De inzameling en verwerking van huishoudelijk afval is een publieke taak, die verwerking van persoonsgegevens noodzakelijk maakt. De grondslag voor verwerking van de persoonsgegevens is artikel 6, eerste lid, onder e, van de Algemene verordening gegevensbescherming (2016/679/EU).

 

Omgevingswet

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet (hierna: Ow) kunnen de gemeentelijke regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving worden opgenomen in het omgevingsplan. Regels die worden opgenomen in het omgevingsplan zullen in deze Afvalstoffenverordening vervallen. De gemeente heeft tot 2030 de tijd om een omgevingsplan voor het gehele grondgebied te maken. Om voorlopig onder de Ow te kunnen doorwerken met de Afvalstoffenverordening is deze al wel technisch aangepast aan die wet.

 

5. Nadere regels

Uitvoeringsbesluit van het college van burgemeester en wethouders

De Afvalstoffenverordening delegeert de bevoegdheid tot het stellen van regels over de volgende onderwerpen aan het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college):

  • Nadere regels over de wijze van inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen (artikel 3, tweede lid).

  • Nadere regels over vrijstelling voor categorieën personen en organisaties als inzamelaars (artikel 4, eerste lid).

  • Nadere regels over de bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk door de inzameldienst worden ingezameld (artikel 7, negende lid).

  • Nadere regels inclusief vrijstelling voor gescheiden aanbieden ter inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, zoals het nader omschrijven van de bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen, of over fracties waarvan vermenging is toegestaan (artikel 8, derde lid).

  • Regels over het gebruik van inzamelmiddelen, inzamelvoorzieningen of een inzamelplaats en het aanbieden van afvalstoffen zonder gebruik te maken van inzamelmiddelen of -voorzieningen (artikel 10).

  • Regels over de bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen die worden ingezameld door de inzameldienst (artikel 11).

  • Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen (artikel 13, tweede lid).

Daarnaast is sprake van nadere besluitvorming door het college die strikt genomen geen algemeen verbindende voorschriften inhoudt maar die samen met de hiervoor genoemde regels opgenomen kan worden in het uitvoeringsbesluit van het college. Deze besluitvorming gaat over:

  • De dagen en tijden waarop de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen plaatsvindt (artikel 9).

  • De aanwijzing van de specifieke locaties van inzamelvoorzieningen (artikel 10).

  • De aanwijzing van toezichthoudende personen (artikel 21).

Hiervoor kunnen ook aparte aanwijzingsbesluiten worden genomen.

 

Artikelsgewijs

 

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven zijn hieronder nader toegelicht.

 

Artikel 1. Definities

De begrippen inzamelmiddel, inzamelplaats en inzamelvoorziening zijn opgenomen om deze van elkaar te onderscheiden. Een inzamelmiddel is bestemd voor een enkel huishouden en is bijvoorbeeld een huisvuilzak, minicontainer, afvalemmer, kca-box of big bag.

Een inzamelplaats is aangewezen op grond van artikel 5. In de gemeente Schiedam wordt de inzamelplaats ook wel milieustraat genoemd.

Een inzamelvoorziening is bestemd voor meerdere huishoudens. Een inzamelvoorziening is bijvoorbeeld een (ondergrondse) verzamelcontainer, wijkcontainer of brengdepot.

 

Het begrip perceel is omwille van de leesbaarheid opgenomen met een vaste toevoeging die bij het gebruik van dit begrip in de verordening telkens moet worden meegelezen. Het gaat immers telkens om percelen waar huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Deze toevoeging is opgenomen in verband met de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wm, waarin sprake is van de zorg van de gemeente voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen “bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan”. Wat onder perceel moet worden verstaan kan niet goed op het niveau van deze verordening worden vastgesteld. Uit het arrest van de Hoge Raad van 18 september 1991, nr. 27597, BNB 1991/333, volgt dat een perceel een plaats is waar huishoudelijke afvalstoffen geregeld binnen een particuliere huishouding kunnen ontstaan. Slechts dan is geen sprake van een perceel, indien het gaat om een gedeelte van een onroerende (of roerende) zaak dat blijkens indeling en inrichting niet is bestemd voor het voeren van een particuliere huishouding waarin geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Dit zal telkens naar de feiten en het spraakgebruik bepaald moeten worden. Uit het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1773) volgt dat ook een woonruimte in een zorgcentrum een particuliere huishouding kan zijn waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan (zie voor de feiten Gerechtshof Den Haag 19 augustus 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2862).

 

Artikel 2. Doelstelling

In dit artikel is het met de verordening te dienen doel vermeld. Deze volgt uit de wettelijke grondslag van de verordening. De toepassing van bevoegdheden op basis van deze verordening zullen derhalve telkens in dat kader moeten plaatsvinden. Doelmatig afvalstoffenbeheer is onderdeel van de bescherming van het milieu. Het begrip afvalstoffenbeheer is gedefinieerd in de Kaderrichtlijn afvalstoffen als: “inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van handelaars of makelaars”.

 

Artikel 3. Aanwijzing van de inzameldienst

In het eerste lid wordt NV IRADO aangewezen als inzameldienst die is belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. De zorg voor deze inzameling berust op grond van de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wm op de raad en het college. De aangewezen inzameldienst zal aan die zorg praktische uitvoering geven.

 

In het tweede lid wordt een grondslag gegeven om nadere regels te stellen over de wijze waarop de inzameldienst huishoudelijke afvalstoffen inzamelt.

 

Artikel 4. Regulering van andere inzamelaars

Dit artikel regelt de mate waarin het voor anderen dan de inzameldienst mogelijk is huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. In beginsel is dit verboden. Er zijn echter drie categorieën van andere inzamelaars dan de inzameldienst, die bepaalde bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen mogen inzamelen. Ten eerste als een inzamelaar is aangewezen. Het gaat dan om een beschikking, waaraan op grond van het tweede lid voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden. Een aanwijzing wordt niet van rechtswege verleend als sprake zou zijn van niet tijdig beslissen. Redenen van algemeen belang, met name de bescherming van het milieu en de volksgezondheid, dwingen ertoe de lex silencio positivo (paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht) niet van toepassing te verklaren. Ten tweede kan het college bepaalde personen of organisaties vrijstellen bij nadere regels. In het eerste lid, onder b, is mogelijk gemaakt dat er met generieke vrijstellingen kan worden gewerkt voor bijvoorbeeld scholen die papier inzamelen of voor andere organisaties of personen die bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen inzamelen als inzamelaar. Ten derde zijn er producenten van bijvoorbeeld witgoed voor wie op grond van de Wm in algemene maatregelen van bestuur verplichtingen bestaan tot inname van afgedankte producten. Het gaat dan om de producentenverantwoordelijkheid. Vanzelfsprekend kan daarvoor geen verbod gelden. De aanwijzing van inzamelaars verschilt qua karakter van de aanwijzing van de inzameldienst. Het gaat bij de inzamelaars om personen of organisaties die om verschillende redenen behulpzaam willen zijn bij de taak om huishoudelijk afval in te zamelen. Deze aanwijzing heeft – anders dan de aanwijzing van de inzameldienst – het karakter van een vergunning en gaat niet gepaard met een uitvoeringsplicht.

 

Artikel 5. Aanwijzing van inzamelplaats

Op deze plaats wordt afzonderlijk geregeld dat op ten minste een plaats ook buiten kantooruren of in het weekend (in voldoende mate dus) gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten. Hiertoe is het gemeentebestuur verplicht in verband met de in artikel 7 geboden mogelijkheid om niet telkens per week en bij elk perceel in te zamelen. Dit is geregeld in artikel 10.27 van de Wm. Het gaat hier om een daartoe ter beschikking gestelde plaats, waar alle bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden achtergelaten.

 

Artikel 6. Algemene verboden

Dit artikel regelt dat het aanbieden, overdragen of achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen alleen mag geschieden via de kanalen die daarvoor in de artikelen 4 en 5 zijn aangewezen. Dit verbod is de keerzijde van de bij of krachtens die artikelen tot de inzameldienst en andere inzamelaars gerichte gebod om het afval in te zamelen en het in artikel 4, eerste lid, opgenomen verbod voor anderen om afval in te zamelen.

 

Artikel 6a. Verbod op ter inzameling aanbieden door anderen

Dit artikel is toegevoegd ten opzichte van de model Afvalstoffenverordening van de VNG. Het artikel bepaalt dat alleen diegenen die binnen de gemeente afvalstoffenheffing betalen, huishoudelijke afvalstoffen mogen aanbieden. Hiermee wordt voorkomen dat inwoners van andere gemeenten (afvaltoerisme) of bedrijven van binnen en buiten de gemeente afvalstoffen aanbieden en op die manier de kosten van de verwijdering van hun afvalstoffen willen ontlopen.

 

Om de systematiek van de modelverordening van de VNG in stand te laten en daarmee het risico op fouten in de formulering (o.a. verwijzingen in artikelen naar andere artikelen) te verkleinen en ook de koppeling met eventuele jurisprudentie te behouden, wordt er bij het toevoegen van een artikel aan het model gewerkt met een artikelnummer + letter in plaats van het vernummeren van de hele verordening.

 

Artikel 7. Gescheiden afvalinzameling

Dit artikel regelt welke bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk moeten worden ingezameld, met welke frequentie en op welke locatie. Het Besluit GIHA bevat ook voorschriften over de gescheiden inzameling van afvalstoffen. Deze verordening vult de verplichting tot gescheiden inzameling aan door nader te bepalen welke bestanddelen gescheiden worden ingezameld.

 

Artikel 10.21 van de Wm schrijft voor dat het gemeentebestuur, al dan niet samen met het gemeentebestuur van andere gemeenten, ervoor zorgt dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan. Grove huishoudelijke afvalstoffen zijn daarvan uitgezonderd.

 

Op grond van artikel 10.26 van de Wm kan de raad in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen bij de Afvalstoffenverordening afwijken:

  • a.

    van de inzameling bij elk perceel (bepaald mag worden nabij elk perceel);

  • b.

    van de frequentie van eenmaal per week (bepaald mag worden met welke regelmaat bij de verordening);

  • c.

    van de inzameling in het gehele grondgebied (bepaald mag worden dat in een gedeelte van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld);

Artikel 2, eerste lid, van het Besluit GIHA bepaalt verder dat onder voorwaarden voor de volgende bestanddelen afgezien kan worden van de gescheiden inzameling voor:

  • d.

    bioafval (wanneer gescheiden inzameling technisch niet mogelijk is of buitensporig duur);

  • e.

    metaal, kunststof of glas (als de kwaliteit voor hergebruik of recycling gelijk blijft).

Een Afvalstoffenverordening die een van deze mogelijkheden benut, dient te worden voorbereid met toepassing van de Inspraakverordening die op grond van artikel 150 van de Gemeentewet is vastgesteld (artikel 10.26 van de Wm). Indien toepassing wordt gegeven aan de onderdelen b of c, dan moet de gemeente zorgen voor een daartoe ter beschikking gestelde plaats voor het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen (artikel 10.27 van de Wm). Dat laatste is geregeld in artikel 5.

 

In Schiedam wordt afgeweken van de inzameling bij elk perceel en van de frequentie van tenminste eenmaal per week:

  • Bioafval, papier en restafval worden deels ingezameld via inzamelvoorzieningen nabij elk perceel. Glas en textiel worden alleen ingezameld via inzamelvoorzieningen op wijkniveau. Gevaarlijke afvalstoffen (voorheen KCA) en afgedankte elektrische en elektronische apparatuur worden ingezameld via een brengdepot (de milieustraat).

  • Inzamelmiddelen voor bioafval en restafval worden tenminste 1x per 2 weken geleegd (bioafval in de zomer 1x per week), inzamelmiddelen voor papier worden tenminste 1x per 4 weken geleegd. Voor inzamelvoorzieningen geldt dat deze in beginsel worden geleegd voordat zij vol zijn.

Daarnaast wordt afgezien van gescheiden inzameling van bioafval (in bepaalde delen van de gemeente) en van PMD.

 

In het tweede lid, aanhef en onder b, is geregeld dat bioafval niet overal gescheiden wordt ingezameld. In delen van Schiedam met hoogbouw of laagbouw met beperkte buitenruimte wordt het bioafval gelijk met het restafval ingezameld. Bij laagbouw met beperkte buitenruimte wordt gedoeld op percelen waar het redelijkerwijs niet mogelijk is een inzamelmiddel te stallen of die niet beschikken over een ‘achterom‘ naar de openbare weg. Het gaat om buurten waar voor de gescheiden inzameling van bioafval dure collectieve inzamelvoorzieningen zijn vereist en de aangeboden hoeveelheden bioafval per inwoner/huishouden laag zijn.

Op grond van de Kaderrichtlijn afvalstoffen hoeft bioafval niet gescheiden te worden ingezameld als dit technisch niet mogelijk is (artikel 10, derde lid, onder c, van de Kaderrichtlijn) of buitensporig duur is (artikel 10, derde lid, onder d, van de Kaderrichtlijn). Op grond van onderdeel A.4.7 van het LAP-3 kan van buitensporig hoge kosten sprake zijn als de meerkosten van gescheiden inzameling € 205,- per ton of meer bedragen. In Schiedam zouden de kosten van gescheiden inzameling circa € 390,- per ton hoger zijn. Dit bedrag is gebaseerd op de jaarrapportage over 2021 en betreft alleen de logistieke kosten. De extra onderhoudskosten van de inzamelvoorzieningen (o.a. vanwege de toegangscontrole) komen daar nog bij.

Overigens wordt aan de gebruikers van de betreffende percelen wel de mogelijkheid geboden gebruik te maken van c.q. toegang te verkrijgen tot een inzamelvoorziening voor bioafval naar keuze, die wat verder van hun perceel is gesitueerd.

 

In het vierde lid is bepaald dat PMD wordt ingezameld met het huishoudelijk restafval. Hiermee wordt afgeweken van de verplichting om metaal en kunststof gescheiden in te zamelen. Nascheiding van het restafval levert een vergelijkbare kwaliteit op als het gescheiden inzamelen van de stromen. Daarmee is voldaan aan artikel 10, derde lid, onder a, van de Kaderrichtlijn afvalstoffen: “a. het inzamelen van bepaalde soorten afval is niet van invloed op het potentieel ervan om overeenkomstig artikel 4 voorbereiding voor hergebruik, recycling of andere behandelingen voor nuttige toepassing te ondergaan en levert een output van die handelingen op waarvan de kwaliteit vergelijkbaar is met die welke door middel van gescheiden inzameling wordt bereikt.”

 

Artikel 8. Gescheiden aanbieding

Dit artikel regelt de keerzijde van artikel 7. Wat gescheiden moet worden ingezameld, moet ook gescheiden worden aangeboden. Voor de bestanddelen die niet gescheiden worden ingezameld, geldt dat het tweede lid regelt dat niet-afzonderlijke aanbieding is toegestaan.

Concrete omschrijvingen van de bestanddelen kunnen door het college in de nadere regels op grond van artikel 8 worden gegeven om discussies te slechten en om in het kader van de handhaving houvast te bieden. Ook kan van de vrijstellingsmogelijkheid gebruik worden gemaakt om te regelen dat bepaalde hoeveelheden (fracties) van de bestanddelen mogen voorkomen bij de inzameling van andere bestanddelen. Zo zal het niet verboden hoeven te zijn als er eens een papiertje tussen het bioafval voorkomt.

Het is niet mogelijk om bij nadere regels af te wijken van de verplichting om gescheiden in te zamelen en aan te bieden, voor zover die verplichting voortvloeit uit artikel 1 van het Besluit GIHA.

 

Artikel 9. Tijdstip van aanbieding

De tijdstippen voor de inzameling van huishoudelijk afval worden door het college bepaald.

 

Artikel 10. Wijze en plaats van aanbieding

Er is een onderscheid tussen inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen. Inzamelmiddelen zijn bedoeld voor het ter inzameling aanbieden door een huishouden, zoals een minicontainer, afvalemmer, plastic afvalzak. Inzamelvoorzieningen zijn bestemd voor het collectief ter inzameling aanbieden door meerdere huishoudens, zoals een boven- of ondergrondse verzamelcontainer. Op grond van dit artikel kunnen inzamelmiddelen worden voorgeschreven. Ook kunnen hier regels worden gesteld over het gebruik van inzamelvoorzieningen.

De regels over het gebruik van de inzamelmiddelen en -voorzieningen zijn in beginsel algemeen verbindende voorschriften. Het college kan in deze regels ook concreet locaties aanwijzen voor de inzamelvoorzieningen. Een dergelijk onderdeel van de regels is geen algemeen verbindend voorschrift dus daartegen staat bezwaar en beroep open. Voor de aanwijzing van een locatie van een opstelplaats voor inzamelmiddelen of een inzamelvoorziening kan ook een apart aanwijzingsbesluit worden genomen.

 

Het tweede lid bevat een verbod om de inzamelmiddelen buiten het perceel te laten staan na afloop van de bepaalde dag en tijden. Gebruikers van een perceel zijn gehouden de inzamelmiddelen binnen het perceel te bewaren. Het verbod geldt ook voor afval dat op de ophaaldag is buitengezet, maar om wat voor reden dan ook, niet is opgehaald.

 

Het derde lid geeft randvoorwaarden voor het aanwijzen van locaties voor opstelplaatsen voor inzamelmiddelen en locaties voor inzamelvoorzieningen. Dit artikellid is toegevoegd ten opzichte van de model Afvalstoffenverordening van de VNG. De Afvalstoffenverordening Schiedam 2013 bevatte deze regels ook al. Gemeenten hebben beleidsvrijheid om invulling te geven aan hetgeen zij verstaan onder inzameling bij of nabij elk perceel. De gemeente Schiedam maakt gebruik van die beleidsvrijheid door in de Afvalstoffenverordening regels op te nemen over de maximale afstand tussen een perceel en de dichtstbijzijnde opstelplaats voor inzamelmiddelen of de dichtstbijzijnde inzamelvoorziening.

 

Voor percelen waar de inzameling via inzamelmiddelen plaatsvindt geldt een maximale afstand tot de dichtstbijzijnde opstelplaats voor inzamelmiddelen van 125 meter hemelsbreed. Voor percelen waar de inzameling via inzamelvoorzieningen plaatsvindt geldt dat de afstand tot het dichtstbijzijnde cluster van inzamelvoorzieningen voor bioafval, papier en huishoudelijk restafval hemelsbreed niet meer dan 150 meter bedraagt óf binnen een loopafstand van 125 meter een inzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval voorhanden is.

Bij het bepalen van de afstand gaat het overigens om de afstand tussen de perceelgrens en de opstelplaats of de inzamelvoorziening en niet om de afstand tussen de voordeur en de opstelplaats of de inzamelvoorziening.

 

Op grond van het vierde lid kan het college in bijzondere gevallen een grotere afstand te hanteren. Een dergelijk besluit dient te worden gemotiveerd. Bij ‘bijzondere omstandigheden’ kan bijvoorbeeld worden gedacht aan praktische belemmeringen in verband met de verkeersveiligheid, de bereikbaarheid van een opstelplaats of inzamelvoorziening voor het inzamelvoertuig en/of de aanwezigheid van kabels, leidingen of andere objecten in de openbare ruimte.

 

Artikel 11. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst

De inzameldienst kan ook bepaalde bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen inzamelen. Anders dan bij huishoudelijke afvalstoffen geldt voor bedrijfsafvalstoffen echter geen zorgplicht voor de gemeente. Inzameling van bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst is daarom een daarvan te onderscheiden activiteit waarbij de inzameldienst tegen vergoeding afval inzamelt bij bedrijven.

 

Artikel 12. Aanbieding ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Alleen die bedrijven die betalen voor de gemeentelijke inzamelvoorzieningen mogen hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de inzameldienst.

 

Artikel 13. Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Het college kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop de bedrijfsafvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden. De basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan worden gevonden in artikel 10.23, derde lid, van de Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: “Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieuregels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 van de Wm voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt.” (Kamerstukken 26 638, nr. 3, blz. 48). Het is dus mogelijk om in het belang van het milieu bepaalde dagen te kunnen aanwijzen waarop bedrijfsafvalstoffen mogen worden ingezameld. Bijvoorbeeld ter beperking of voorkoming van geluidhinder of aanzuigende werking of om ritten zoveel mogelijk te combineren. Dit artikel kan met name van belang zijn voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in een (historisch) centrum. Uiteraard kunnen deze regels gelden voor alle betrokken inzamelaars die bedrijfsafvalstoffen ophalen.

 

Artikel 14. Dumpingsverbod

Dit artikel heeft primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te geven om illegale dumpingen, voor zover geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan. In het tweede lid, onder d, zijn wetten opgenomen die voorrang hebben op het verbod, genoemd in het eerste lid. Naast de Ow gaat het om de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit. Op grond van hoofdstuk 3 van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet blijft namelijk - ook na inwerkingtreding van de Ow - aan de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit enige werking toekomen. In het eerste lid worden bewust de termen stof en voorwerp gebruikt en niet alleen de term afvalstof, omdat niet altijd duidelijk is of de desbetreffende stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn. Artikel 10.25, onder a, van de Wm is de grondslag voor het opnemen van een dergelijk artikel in de Afvalstoffenverordening.

 

Artikel 15. Zwerfafval in de openbare ruimte

Op grond van artikel 10.25, onder a en b, van de Wm kunnen gemeenten in de Afvalstoffenverordening de zwerfafvalproblematiek regelen. Er is sprake van facultatief medebewind. Gemeenten hebben hiertoe de bevoegdheid, maar geen wettelijke plicht.

 

Het eerste lid gaat over straatafval. Dat is afval dat onderweg ontstaat, buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor afvalbakken of voorzieningen zijn om zich daarvan ter plekke te ontdoen (voor zover van beperkte omvang en gewicht, zoals proppen papier, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal en etenswaren). Het gaat hier per definitie om afvalstoffen die "buiten een perceel ontstaan". Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 2.

 

In het derde lid behoeft het begrip zwerfafval zelf geen verdere definitie. Uit de redactie blijkt dat van zwerfafval sprake is wanneer ter inzameling gereedstaand afval wordt verspreid, omgestoten of omgeschopt, enz. De redactie brengt ook mee dat doorzoeken op een manier die geen zwerfafval veroorzaakt, bijvoorbeeld door morgensterren of stadsjutters, niet onder het verbod valt.

 

Artikel 15a. Ongeadresseerd drukwerk

Artikel 15a heeft als doel om de verspreiding van ongewenst drukwerk, en daarmee uiteindelijk afval, te voorkomen via het zogenoemde opt-in systeem. De grondslag voor dit artikel is artikel 10.23 van de Wm.

In het eerste lid zijn de definities opgenomen met het onderscheid tussen ongeadresseerd reclamedrukwerk voor commerciële doeleinden en huis-aan-huisbladen of drukwerk van niet commerciële organisaties, waaronder ook politieke partijen.

Met ongeadresseerd reclamedrukwerk wordt in deze verordening bedoeld al het reclamedrukwerk dat zonder adres wordt aangeboden. Onder deze definitie vallen alle aanduidingen zonder toevoeging van een feitelijk adres, zoals bijvoorbeeld “aan de bewoners van dit pand of gebouw”.

De gemeente kiest voor dit onderscheid omdat huis-aan-huisbladen en pamfletten een belangrijke functie vervullen voor onder meer de nieuwsverspreiding op lokaal niveau en de sociale cohesie in de buurt. Daarbij hebben deze bladen een lage frequentie.

In de definitie van huis-aan-huisblad is een norm gehanteerd van tenminste 30% aan inhoudelijk buurtgericht nieuws. Hiermee wordt afgeweken van de norm van 10% aan inhoudelijke content die landelijk door de Stichting Reclamecode wordt gehanteerd. Met het verhogen van de inhoudelijke content wordt een duidelijker onderscheid gemaakt tussen een redactioneel huis-aan-huisblad en een advertentieblad dat voornamelijk bestaat uit reclame.

Als geen ongeadresseerd reclamedrukwerk maar wel huis-aan-huisbladen mogen worden verspreid bestaat het risico van, speciaal om het opt-in systeem te omzeilen bedachte, ‘dikke advertentiekranten’. Hierdoor wordt de beoogde papierbesparing deels teniet gedaan. De Stichting Reclamecode staat toe dat huis-aan-huisbladen tot 90% reclame bevatten. In deze verordening wordt ongeadresseerd drukwerk dat voor tenminste 70% uit reclame bestaat, gekwalificeerd als ongeadresseerd reclamedrukwerk.

 

In het tweede lid is bepaald dat huis-aan-huisbladen bezorgd mogen worden bij een woning, bedrijf, woonschip of bedrijfsschip, tenzij de ontvanger onmiskenbaar duidelijk heeft gemaakt deze bladen niet te willen ontvangen. Met de komst van nee-nee-, ja-ja- en nee-ja-brievenbusstickers kunnen bewoners hun voorkeur ten aanzien van de ontvangst van commercieel reclamedrukwerk en/of de huis-aan-huisbladen kenbaar maken (zie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25 februari 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:1528).

 

Tabel: Overzicht wanneer bezorging gewenst is en dus mag geschieden

Overzicht stickers

Ongeadresseerd reclamedrukwerk gewenst

Ongeadresseerde huis-aan-huisbladen gewenst

ja-ja sticker

Ja

Ja

ja (ongeadresseerde folders) sticker

Ja

Ja

geen sticker

Nee

Ja

of nee-ja sticker

nee-nee sticker

Nee

Nee

 

In het derde lid is bepaald dat de gemeente bezorging van ongeadresseerd reclamedrukwerk alleen toestaat als de ontvangende bewoner of gebruiker van een woning, bedrijf, woonschip of bedrijfsschip onmiskenbaar – met een ja(-ja) sticker – duidelijk heeft gemaakt dat hij het ongeadresseerde reclamedrukwerk wil ontvangen. Daarbij gaat het niet alleen om de bezorging maar ook om het laten bezorgen. De adverteerders dienen zich ook aan dit opt-in systeem te houden (zie Gerechtshof Amsterdam 24 september 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3423).

 

Artikel 16. Zwerfafval rondom inrichtingen

Dit artikel verplicht inrichtingen waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, voor een afvalbak zorg te dragen. Eerder bevatte de Afvalstoffenverordening ook regels over het verwijderen van afval in een straal van ten minste 25 meter rondom de inrichting. Die regels zijn na inwerkingtreding van de Ow onderdeel van de zogenoemde bruidsschat (artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet) die onderdeel uitmaakt van het tijdelijk deel van het omgevingsplan van de gemeente. De regels in de Afvalstoffenverordening kunnen om die reden vervallen.

 

Artikel 17. Afval en verontreiniging op de weg

Het gaat in dit artikel met name over laden, lossen en vervoeren. Het artikel bevat een gebod om de veroorzaakte verontreiniging op te ruimen. Mocht aan dit gebod geen gehoor gegeven worden, dan is sprake van een overtreding die strafbaar is gesteld op grond van artikel 20. Daarnaast is er de mogelijkheid om door middel van bestuursdwang tot opruiming te dwingen. Dit kan inhouden dat de gemeente de verontreiniging zelf opruimt en de kosten daarvoor op de overtreder verhaalt.

 

Artikel 18. Geen opslag van afval in de open lucht

Kern van dit artikel is opslag van huishoudelijke afvalstoffen, het gaat niet om het bewaren van afvalstoffen voor aanbieding tijdens de eerstvolgende inzameling daarvan. Waarneembaar gaat in de eerste plaats om zicht. Daarnaast kan sprake zijn van reukoverlast.

 

Artikel 19. Ontdoen van autowrakken

In dit artikel is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken (hierna: BBA) moeten gemeenten in hun Afvalstoffenverordening of omgevingsplan bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden). In artikel 7 van het BBA worden autowrakken afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.

 

Artikel 19a. Kadavers van gezelschapsdieren

Dit artikel betreft de inzameling van kadavers van gezelschapsdieren. Het eerste lid regelt wat onder gezelschapsdier moet worden verstaan. Tot de gezelschapsdieren worden gerekend onder meer honden, katten, knaagdieren, kooi- en volièredieren, duiven en vissen. Konijnen, kippen, kalkoenen, kwartels, parelhoenders, eenden, ganzen en fazanten behoren eveneens tot deze categorie indien er geen commerciële opbrengst aan verbonden is, zoals de (commerciële) productie van vlees, wol, pels, eieren, pluimen of huiden. Het artikel heeft geen betrekking op hobby- en landbouwhuisdieren zoals runderen, paarden, schapen, (dwerg)geiten, hangbuikzwijnen, varkens en herten.

De gemeente draagt zorg voor de verwerking en verwijdering van kadavers van gezelschapsdieren. De kadavers zijn een bijzondere vorm van afvalstoffen, die op grond van de Wet dieren nadere regeling behoeven. De grondslag voor deze nadere regeling is deels gelegen in artikel 10.23 van de Wet milieubeheer, en voor het overige in artikel 3.5 van de Wet dieren. De Wet dieren verplicht de gemeente diegene aan te wijzen die met de inzameling van kadavers is belast (tweede lid). Deze draagt dan zorg voor de overdracht van de kadavers van gezelschapsdieren aan Rendac Son B.V. Deze verwerker is door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen op grond van artikel 3.3, eerste lid, van de Wet dieren.

In het vierde tot en met zesde lid zijn de verantwoordelijkheden en plichten van de houder van een kadaver van een gezelschapsdier opgenomen. De houder (meestal de eigenaar) is ervoor verantwoordelijk dat het kadaver wordt verwijderd. Op grond van de Wet dieren kan de houder het dier op eigen terrein begraven, of afgeven aan een van de erkende dierencrematoria of dierenbegraafplaatsen. In dat geval gelden de bepalingen in het vierde lid niet voor de houder op grond van het zesde lid.

Als de houder van die mogelijkheid geen gebruik maakt, dan moet de houder het kadaver afgeven aan degene die de inzameling daarvan doet. Deze afgifte vindt plaats uiterlijk op de eerste werkdag nadat de houder het overlijden heeft geconstateerd. Tot het moment van afgifte wordt het kadaver zodanig bewaard dat er geen vermenging met ander materiaal kan plaatsvinden (vijfde lid).

 

Artikel 21. Toezichthouders

Toezichthouders kunnen worden aangewezen op grond van artikel 18.6 van de Ow. Met de inwerkingtreding van de Ow vervalt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) weliswaar, maar direct na inwerkingtreding zijn niet meteen alle toezichthouders die op grond van die wet zijn aangewezen opnieuw aangewezen. De verwijzing naar de Wabo kan dus blijven bestaan.