Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leeuwarden

Beleidsregels Leerlingenvervoer 2023 gemeente Leeuwarden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeeuwarden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Leerlingenvervoer 2023 gemeente Leeuwarden
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024Beleidsregels leerlingenvervoer 2024 gemeente Leeuwarden

31-10-2023

gmb-2023-544012

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Leerlingenvervoer 2023 gemeente Leeuwarden

 

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden;

 

gelet op het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op de Wet op Basisonderwijs, Wet op het Voortgezet Onderwijs en Wet op de expertisecentra;

gelet op de Verordening Leerlingenvervoer 2018 van de gemeente Leeuwarden;

 

 

b e s l u i t

 

 

vast te stellen de navolgende beleidsregels:

Beleidsregels Leerlingenvervoer 2023 gemeente Leeuwarden

 

 

Deze beleidsregels zijn vastgesteld op 31 oktober 2023.

 

 

Inleiding

Ieder kind heeft recht op passend onderwijs. In sommige gevallen kunnen kinderen niet zelfstandig naar school. Wanneer aan bepaalde criteria wordt voldaan kunnen ouders een beroep doen op de verordening leerlingenvervoer. In dit document staan de beleidsregels die de gemeente hanteert betreffende het leerlingenvervoer. Ze zijn bedoeld als houvast voor medewerkers en als leidraad voor nieuwemedewerkers.

 

Visie

De gemeente Leeuwarden werkt vanuit de volgende visie:

  • Ouders/ verzorgers zijn verantwoordelijk voor het schoolbezoek van hun kinderen.

  • Uitgangspunt is de zelfstandigheid en mogelijkheden van de leerling en ouders/verzorgers zo optimaal mogelijk te benutten en te stimuleren.

  • Het is een taak van de gemeente om voor iedere leerling die in aanmerking komt voor het leerlingenvervoer passend vervoer aan te bieden.

  • Uitgangspunt is dat zaken zo efficiënt mogelijk geregeld moeten worden. Hierbij wordt onder andere gedacht aan heldere en eenvoudige procedures en beperking van administratieve lasten voor de burgers.

 

 

 

1. Aanvraagformulier

De aanvraagformulieren voor het nieuwe schooljaar moeten voor 1 juni zijn ingeleverd door de ouders/verzorgers. De formulieren worden voor 1 mei naar de ouders verstuurd.

Voor aanvragen die na 1 juni worden ontvangen kan niet worden gegarandeerd dat zij op tijd zijn afgehandeld voor start van het nieuwe schooljaar. De consequenties hiervan zijn voor de aanvrager.

 

2. Frequentie van de aanvragen

De gemeente kan leerlingenvervoer voor meerdere jaren verstrekken. Vooral in gevallen waarbij het gaat om kinderen die langdurig gehandicapt zijn wordt voor de duur van de schoolperiode vervoer toegekend. Het gaat hier om leerlingen die meestal onderwijs volgen op de scholen die vallen onder cluster 1*, 2*,3* of 4*.Verantwoordelijkheid ligt bij de ouders/verzorgers om wijzigingen door te geven. Op grond van deze wijzigingen kan er een andere vorm van vervoer worden toegewezen.

Aan hen wordt ieder jaar voor datum (voorafgaande aan het nieuwe schooljaar) een formulier “ verlenging leerlingenvervoer” gestuurd. Op grond van deze verklaring vindt er een afweging plaats of het vervoer gecontinueerd wordt. Bij alle verlengingen is hetzelfde formulier van toepassing formulier ”verlenging leerlingenvervoer”

 

* Cluster 1: kinderen met een visuele beperking

* Cluster 2: kinderen met een auditieve en of communicatieve beperking

* Cluster 3: kinderen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking

* Cluster 4: kinderen met ernstige gedragsstoornissen en/of psychiatrische problematiek

 

3. Intakegesprek/gesprek negen jarigen

Ouders/verzorgers van kinderen die nieuw in het leerlingenvervoer komen, worden eerst uitgenodigd voor een gesprek. Hierin wordt uitgelegd wat leerlingenvervoer is en wordt bekeken of de leerling zelfstandig of met begeleiding per fiets of met het openbaar vervoer kan reizen. Indien dit niet het geval is wordt aangepast vervoer toegekend. Ook ouders/verzorgers van kinderen die in het schooljaar negen jaar worden, worden uitgenodigd voor een gesprek. Met hen worden de mogelijkheden van vervoer per fiets of het openbaar vervoer besproken.

 

4. Berekening van de afstand en de route en vergoeding

De kortste route van verblijfadres naar school wordt berekend met de ANWB-routeplanner. Uitgangspunt is de kortste route voor de bepaling van de vergoeding bij vervoer per fiets of openbaar vervoer. Voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt gebruik gemaakt van de ANWB.

De kosten van de reis met het openbaar vervoer worden berekend met de site: www.9292.nl

 

5. Berekening enkele reistijd

De maximale individuele rittijd (enkele reis) per leerling in het voertuig is:

  • Binnen de stad Leeuwarden: maximaal 45 minuten

  • Binnen de gemeente Leeuwarden: maximaal 60 minuten

  • Binnen de provincie Friesland: maximaal 90 minuten

  • Buiten de provincie Friesland: maximaal 1,5 x de directe reistijd

De individuele rittijd (enkele reis) is de tijd vanaf het moment van het instappen van de leerling tot het moment van uitstappen van de leerling. De directe reistijd is gebaseerd op de kortste route volgens de vereiste routeplanner. Bij de uitvoering dient de Opdrachtnemer er rekening mee te houden dat de individuele rittijd zo beperkt mogelijk is. Combinatie van leerlingen mag niet leiden tot overschrijding van de maximale individuele rittijd per leerling. Daarnaast wordt de meest logische route bepaald op basis van adressen van de in de route te vervoeren leerlingen. Het startpunt van de chauffeur is hierbij niet van belang. Voor de bepaling van de individuele rittijd geldt de werkelijke totale, in de praktijk gerealiseerde, tijd per leerling.

 

6. Tijden vervoer

Vervoer vindt plaats op de schooltijden, zoals deze staan vermeld in de schoolgids van de betreffende school, tenzij de (structurele) beperking/ handicap van de leerling deze tijden onmogelijk maakt. Hierbij moet wel gekeken worden naar praktische oplossingen. Er moet naar gestreefd worden dat een leerling met de reguliere ritten mee rijdt. Hierbij is een maximale wachttijd van 30 minuten reëel. School moet een ingroeiplan overleggen waarin men onder andere aangeeft op welk termijn een leerling weer volledig onderwijs kan volgen.

 

7. Dichtstbijzijnde toegankelijke school

Er wordt aan ouders/verzorgers bekostiging verstrekt voor de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Het kind moet als leerling ingeschreven staan op deze school. Als ouders/verzorgers vervoer naar een andere school dan de dichtstbijzijnde toegankelijke school willen, moeten zij schriftelijk verklaren dat ze overwegende bezwaren hebben tegen de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Deze verklaring van bezwaar dient zich te richten tegen de richting van het bijzonder of openbaar onderwijs en niet tegen de onderwijskundige methode die op een school gehanteerd wordt. Het kan hierbij ook gaan om een levensovertuiging die niet per se gebaseerd hoeft te zijn op een kerk of geloofsgemeenschap. Zo kent het holisme bijvoorbeeld geschriften waarin de levensovertuiging is uiteengezet als een richtsnoer voor het leven en de wijze waarop kinderen opgevoed en opgeleid dienen te worden. Uit rechtspraak blijkt dat holisme dus ook valt onder richting. De ambtenaar mag het gewicht van de aangevoerde bedenkingen niet toetsen. Alleen de rechter mag dit in bepaalde mate doen.

Op basis van artikel 5 van de verordening Leerlingenvervoer gemeente Leeuwarden kan ook het samenwerkingsverband Primair Onderwijs of Samenwerkingsverband VO Fryslan Noard een advies geven over de vervoersmogelijkheden van een leerling. Zie voor de routing de bijlage bij de beleidsregels.

 

 

7.1 Wachtlijsten

Als de leerling wegens een wachtlijst moet uitwijken naar een andere school is het niet reëel om te verwachten dat hij halverwege het schooljaar moet overstappen naar de dichtstbijzijnde school, tenzij de school aangeeft dat een eerdere overstap aan te bevelen is en niet tot problemen leidt. Vanwege de continuïteit wordt dan het vervoer bekostigd tot het einde van het schooljaar. Voorwaarde is dan wel dat de leerling op de wachtlijst blijft staan. Wordt niet aan deze voorwaarde voldaan dan vervalt het recht op bekostiging naar de verder weg gelegen school.

Bij het nieuwe schooljaar wordt de vergoeding echter wel gebaseerd op de dichtstbijzijnde toegankelijke school.

 

8. Afstandsgrens

Het vervoer wordt alleen vergoed indien voldaan wordt aan de afstandsgrens.

Voor de verschillende soorten onderwijs worden verschillende afstandsgrenzen

gehanteerd:

  • reguliere basisschool: 6 km

  • speciaal basisonderwijs: 6 km

  • cluster 1,2,3 en 4 onderwijs: 3 km

 

9. Gehandicapte leerling

Voor gehandicapte leerlingen geldt deze afstandsgrens niet. Een gehandicapte leerling is een leerling die naar het oordeel van het college van B&W geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer vanwege een lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke handicap.

Het gaat hierbij om leerlingen van het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs.

Artikel 20 van de verordening gaat over de gehandicapte leerlingen voor scholen van speciaal onderwijs.

Bij twijfel of een leerling onder deze artikelen valt moet er een medisch advies worden gevraagd.

 

9.1 Tijdelijke handicap

Een leerling met een tijdelijke handicap, zoals een gebroken been of arm, komt niet in aanmerking voor leerlingenvervoer op basis van titel 6. In het leerlingenvervoer kennen we alleen de structurele handicap waarvoor eventueel vervoer kan worden verleend. Het kan echter voorkomen dat een leerling een zware operatie moet ondergaan of een meervoudige ledenmatenbreuk heeft opgelopen, met als gevolg dat hij of zij een groot gedeelte van het schooljaar afhankelijk is van de rolstoel en/of krukken vanwege herstel of revalidatie. In dat geval kan een leerling eventueel wel een beroep doen op het leerlingenvervoer op basis van titel 6. De gemeente geeft dan een beschikking af voor de duur van het herstel of revalidatie. Als richtlijn kan worden gehanteerd:

Tijdelijke handicap tot drie maanden: geen aanspraak op leerlingenvervoer.

Tijdelijke handicap die langer duurt dan 3 maanden: de gemeente bekijkt of de leerling in aanmerking kan komen voor vervoer op basis van titel 6.

 

10. Gradatie van vervoer

De gemeente Leeuwarden streeft er naar zoveel mogelijk kinderen per fiets en met het openbaar vervoer te laten reizen. Dit drukt voor de gemeente de kosten van het leerlingenvervoer en de zelfstandigheid en flexibiliteit van het kind wordt bevorderd.

De gradatie van de toekenning is als volgt: men kan een vergoeding in de kosten van vervoer aanvragen voor de volgende wijzen van vervoer:

  • Fietsen

  • Fietsen met begeleiding

  • Openbaar vervoer

  • Openbaar vervoer met begeleiding

  • Eigen vervoer

  • Aangepast vervoer (taxi)

  • Aangepast vervoer (taxi) met begeleiding

 

10.1 Fietsvergoeding

Een leerling komt in aanmerking voor een vergoeding voor het vervoer per fiets indien de school niet verder weg staat dan 15 km. De school moet dan wel verder weg staan dan de in punt 9 genoemde afstandsgrens. Ook voor de afstandsbepaling van thuis naar school wordt gebruik gemaakt van de ANWB-route planner.

Bij vervoer per fiets moet in overweging worden genomen:

  • de leeftijd van de leerling;

  • de eventuele beperking;

  • de veiligheid van de route en de afstand;

  • belastbaarheid van de leerling

 

Indien de belastbaarheid van de basisschool leerling het niet toestaat in de winter/herfst periode te fietsen kan worden overwogen in deze periode openbaar vervoer te vergoeden. Het gaat hierbij om maatwerk en geldt alleen binnen de periode van 1 oktober tot 1 maart ( kan dus ook voor 1 maand gelden).

 

10.2 Vergoeding op basis van het openbaar vervoer/per fiets

Het uitgangspunt van de gemeente is: alle kinderen in het openbaar vervoer/per fiets tenzij:

  • dit verstandelijk of lichamelijk niet mogelijk is;

  • dit gezien de leeftijd van de leerling niet mogelijk is;

  • dit gezien de afstand niet mogelijk is;

  • de reistijd in het openbaar vervoer langer is dan anderhalf uur.

 

Hierbij moet wel de toegankelijkheid in acht worden genomen. De gemeente vindt dat een leerling van 9 tot en met 11 jaar die met het openbaar vervoer kan reizen eenmaal per enkele reis kan overstappen. Een leerling van 12 jaar en ouders kan meerdere keren overstappen.

 

Als ouders/verzorgers van mening zijn dat het kind niet één- of tweemaal kan overstappen, moeten zij dat kunnen aantonen. Er kan sprake zijn van niet kunnen overstappen als:

  • de leerling gedurende de rit moet overstappen op een gevaarlijk punt en hij/zij daar gezien zij/haar leeftijd te jong voor is;

  • de route van het uitstappunt van de bus/trein naar de school gevaarlijke punten kent;

  • de aard van de beperking overstappen niet mogelijk maakt.

 

De gemeente bekostigt de goedkoopst mogelijke wijze van vervoer (bijvoorbeeld een ov chipkaart, een jaarabonnement of een maandabonnement of een kilometervergoeding voor de (brom)fiets.

 

10.3 Vergoeding van de vervoerskosten van een begeleider

De eisen voor vergoeding van de vervoerkosten van een begeleider in het openbaar vervoer/ vervoer per fiets zijn:

  • de afstand van de woning naar school moet voldoen aan de afstandsgrens

  • ( zie punt 9);

  • de leerling is jonger dan negen jaar; of

  • de leerling is niet in staat zelfstandig van het openbaar vervoer / vervoer per fiets gebruik te maken. Dit moet door de ouders/verzorgers worden aan getoond. Hier van kan onder andere sprake zijn als:

  • de leerling gedurende de rit met het openbaar vervoer één of meerdere malen moet overstappen op gevaarlijke overstappunten en hij, gezien leeftijd, te jong hiervoor is;

  • de route van het uitstappunt van de bus naar de school gevaarlijke punten kent (en oplossing daarvan door bijvoorbeeld verkeersbrigadiers niet mogelijk is).

  • De fietsroute gevaarlijke punten bevat.

 

Indien er een fietsvergoeding of een vergoeding voor het openbaar wordt voorgesteld en ouders twijfelen of hun kind dit wel aan kan biedt de gemeente de mogelijkheid maximaal een maand te oefenen (eventueel onder begeleiding) op kosten van de gemeente.

 

10.4.1 Vergoeding op basis van de kosten van het eigen vervoer

Bij het eigen vervoer gaat het om ouders/verzorgers die de leerling zelf naar school vervoeren. Als een ouder voor bekostiging van het eigen vervoer in aanmerking wil komen, moet dit vervoer voor de gemeente goedkoper zijn. Hiervan is bijvoorbeeld geen sprake wanneer er al een taxibusje rijdt en er voor de leerling nog plaats is.

Er zijn twee soorten vergoedingen voor het eigen vervoer:

  • Als ouders/verzorgers in aanmerking komen voor een vergoeding op basis van het openbaar vervoer en ze vervoeren de leerling zelf, dan keert het college een vergoeding uit op basis van het openbaar vervoer. Het goedkoopste tarief is hier het uitgangspunt.

  • Als ouders/verzorgers in aanmerking komen voor aangepast vervoer en zij met toestemming van het college de leerling zelf vervoeren, geldt een vergoeding per kilometer. Deze vergoeding is gebaseerd op het Reisbesluit binnenland en de Reisregeling binnenland. De vergoeding van de kosten van het eigen vervoer bestaat uit twee keer de afstand woning-school x € 0,19 per kilometer. Ook de kosten van de reis met het openbaar vervoer moeten worden berekend. Als het reizen naar school met het openbaar vervoer niet langer dan anderhalf uur duurt (enkele reis), mag de goedkoopste variant worden uitgekeerd. Ook als de leerling niet daadwerkelijk met het openbaar vervoer gaat.

 

10.4.2 Vergoeding van de kosten van het aangepast vervoer

Een vergoeding van de kosten van het aangepast vervoer, moet pas in uitzonderingsgevallen worden verleend als:

  • de handicap van de leerling aangepast vervoer vereist (hier moeten medische stukken aan ten grondslag liggen);

  • de reistijd met het openbaar vervoer langer dan anderhalf uur is;

  • openbaar vervoer ontbreekt;

  • de leerling is te jong om met het openbaar vervoer/ per fiets te reizen.

De school geeft een vervoersverklaring af, waarin staat dat het kind volgens school met het aangepast vervoer moet reizen. Het gaat hierbij om een advies van de school, waarvan door de ambtenaar mag worden afgeweken.

 

10.5.1 Medische keuring

Wanneer er wordt aangegeven dat een leerling gebruik moet maken van aangepast vervoer op grond van een handicap, moet ter onderbouwing een medische verklaring worden meegestuurd. Deze verklaring mag niet ouder zijn dan 3 jaar. Wanneer de medische verklaring ontbreekt, zal de leerling worden opgeroepen voor een medische keuring. Dit geldt ook wanneer de overgelegde medische verklaring onvoldoende houvast biedt voor de beoordeling van de aanvraag en geen uitsluitsel biedt met betrekking tot het vervoer.

Het medisch onderzoek wordt uitgevoerd door een door het college aan te wijzen onafhankelijke adviesorganisatie.

De kosten van dit extern advies komen voor rekening van de woongemeente van de leerling.

Het ontvangen advies heeft een geldigheidsduur van maximaal drie jaar.

 

In de volgende gevallen zal er geen onafhankelijk indicatieadvies worden gevraagd:

  • Kinderen die afhankelijk zijn van een rolstoel;

  • Kinderen die afhankelijk zijn van een rollator;

  • Kinderen met een meervoudige handicap;

  • Kinderen met zware lichamelijke beperkingen

 

10.5.2 Verruiming mogelijkheid voor aangepast vervoer

Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor het begeleiden, of laten begeleiden van hun kind in het openbaarvervoer/vervoer per fiets. Alleen als “genoegzaam” wordt aangetoond, dat begeleiding niet mogelijk is of tot onredelijke tijdsinvestering zou leiden, kan dit leiden tot een indicatie voor aangepast vervoer. Hiervan is sprake wanneer:

  • Er in het gezin nog een kind jonger dan 9 jaar is, dat nog niet zelfstandig naar school kan en

  • Het niet mogelijk is het kind door een ander naar school te laten brengen en

  • Voorschoolse opvang niet mogelijk is.

  • Er medische redenen zijn die ouders belemmeren het kind te begeleiden. Dit moet worden vastgesteld door een medisch deskundige (zie 10.5.1)

 

 

11.Vervoer naar meerdere adressen na schooltijd

Vervoer na schooltijd naar andere plaatsen dan de woning van de leerlingen(de buitenschoolse opvang bijvoorbeeld) wordt alleen toegekend indien:

  • er geen extra kosten mee zijn gemoeid (het adres ligt op de route) en

  • het vervoer na schooltijd structureel is (op dezelfde dagen van de week, op hetzelfde adres).

  • er sprake is van co-ouderschap. Er is sprake van co-ouderschap als zowel de moeder, als de vader in een regelmatige afwisseling de zorg voor het kind of de kinderen hebben. Bij co-ouderschap kan er recht zijn op bekostiging van het leerlingenvervoer voor de dagen dat de leerling bij de betreffende ouders verblijft. De beide ouders moeten afzonderlijk een aanvraag indienen voor de dagen dat het kind tijdens weekdagen bij hen verblijft.

 

12.Vervoer naar stage adressen

Als een stage deel is van het onderwijsprogramma en als de leerling al dagelijks leerlingenvervoer krijgt dan bestaat er ook recht op leerlingenvervoer naar het stageadres, mits dit adres voldoet aan de afstandcriteria. Het stagevervoer moet dan wel conform schooltijden zijn. Vervoer naar stage in de avonduren wordt bijvoorbeeld niet vergoed.

De gemeente doet een dringend beroep op scholen om de stageplaatsen zo dicht mogelijk bij de school of het huisadres van de leerling te organiseren.

Aangezien de stage een voorbereiding is op deelname aan het maatschappelijk verkeer wordt verwacht dat alles in het werk gesteld wordt om de maximaal mogelijke zelfstandigheid in het reizen naar het stageadres te bereiken.

 

 

 

13. Vervoer naar crisisopvang/pleeggezinnen

Als vooraf vast staat dat een leerling gedurende een korte periode ( niet langer dan 6 weken) in een crisis opvang(pleeggezin) geplaatst wordt en in een andere gemeente verblijft, heeft het soms de voorkeur dat de leerling zijn/haar oude school blijft bezoeken. Indien dit het geval is moet de oorspronkelijke gemeente ook het vervoer blijven verzorgen voor deze 6 weken (de leerling moet dus al recht hebben op een vervoersvergoeding). Is de afstand van het tijdelijk verblijf van de leerling naar school kleiner dan de kilometergrens die de oorspronkelijke gemeente hanteert, dan zal er geen sprake zijn van bekostiging van de vervoerskosten. In de meeste gevallen reist de jongere met het vervoer mee van de gemeente waar de jongere verblijft en wordt er door de vervoerder een factuur gestuurd naar de gemeente waar de leerling van afkomstig is.

Indien er voorafgaande aan de tijdelijke plaatsing nog geen recht op bekostiging van het leerlingenvervoer bestond, dient de hoofdregel te worden toegepast, namelijk dat in de gemeente waarin de leerling feitelijk verblijft het leerlingenvervoer wordt aangevraagd. Toetsing vindt dan plaats volgens de verordening.

In sommige gevallen wordt de crisisopvang met 6 weken verlengd. In die gevallen is de gemeente van de feitelijke verblijfplaats verantwoordelijk. In deze periode moet duidelijk worden wat het perspectief voor het vervolg is. Indien duidelijk is dat een jongere in de gemeente Leeuwarden woonachtig blijft is het noodzakelijk te onder onderzoeken of er sprake is van de dichtstbijzijnde toegankelijke school, indien dit niet het geval is moet onderzocht worden of plaatsing op de dichtstbijzijnde toegankelijke school mogelijk is. Hierbij moet toetsing plaats vinden volgens de verordening.

 

14. Hoogbegaafde leerlingen

Volgens de minister zijn er twee situaties waarin een hoogbegaafde leerling wel aanspraak kan maken op leerlingenvervoer:

  • Als de hoogbegaafde leerling als gevolg van een handicap niet zelfstandig kan reizen en als die leerling aangewezen is op een school op afstand.

  • Als de dichtstbijzijnde basisschool geen passend aanbod heeft voor de hoogbegaafde leerling en de leerling verder moet reizen voor een toegankelijke school met passend aanbod. Dit moet dan goed worden uitgezocht.

 

15. Wangedrag in het aangepast vervoer

Bij wangedrag van een kind in de taxi of taxibus ligt de actie in eerste instantie bij de vervoerder. Er moet een gesprek plaats vinden tussen ouders/kind en vervoerder/chauffeur.

Van dit gesprek moet een verslag gemaakt worden met de gemaakte afspraken. Het doel is verbetering van het gedrag van de leerling. De gemeente ontvangt een kopie van de afspraken. Wanneer dit niet leidt tot verbetering van het gedrag vindt er gesprek plaats tussen ouders/verzorgers en de gemeente. Indien nodig wordt er een waarschuwingsbrief gestuurd. Als het probleem aanhoudt krijgen ouders een schriftelijke waarschuwing dat het vervoer wordt beëindigd indien het gedrag van de leerling niet verbetert.

In dit soort zaken moet er een afweging worden gemaakt of het gedrag verwijtbaar is. En of dit gedrag te wijten is aan de handicap en eventueel met begeleiding kan worden opgelost. Indien het probleem met begeleiding kan worden opgelost moet worden onderzocht of het aanbieden van een zitplaats in het voertuig voor begeleiding een optie is.

In alle gevallen zijn het de ouders/verzorgers die de begeleiding van het kind moeten organiseren, niet de gemeente. Van begeleiders wordt verwacht dat zij zelf zorgdragen voor de terug weg naar huis (’s ochtends) en het vervoer naar de school (‘s middags). Vergoeding vindt plaats op basis van openbaar vervoer.

 

16. Extreme weersomstandigheden

Bij extreme weersomstandigheden beslist de vervoerder of het vervoer niet of op een later tijdstip plaats moet vinden. De vervoerder communiceert dit naar de ouders/verzorgers en naar de gemeente. De vervoerder dient zorg te dragen voor veilig vervoer en dient de snelheid en rijstijl aan te passen aan de geldende weeromstandigheden.

 

17. Hardheidsclausule

De verordening Leerlingenvervoer kent een hardheidsclausule. Dit betekent dat in de gevallen die niet in de verordening geregeld zijn en waarin dit tot een kennelijke onbillijke situatie zou leiden er met een beroep op deze bepaling alsnog bekostiging van leerlingen vervoer kan worden verleend. Toepassen van de hardheidsclausule is bedoeld voor uitzonderlijke situatie, omdat het overgrote deel van de voorkomende situaties in de verordening is geregeld. Ook van de beleidsregels zelf kan worden afgeweken op grond van de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid van het college.

Het toepassen van de hardheidsclausule, of het afwijken beleidsregels kan alleen met toestemming van de teamleider.

 

18. Eigen bijdrage

Op grond van artikel 23 van de verordening dienen ouders/verzorgers een inkomensafhankelijke bijdrage te betalen, van wie de kinderen een school voor basisonderwijs bezoeken en waarvan de school ten minste 20 kilometer van de woning ligt. De inkomensafhankelijke bijdrage wordt per gezin geheven en kan alleen bij het reguliere basisonderwijs (op basis van levens of geloofsovertuiging ) worden gevraagd.

Voor leerlingen die onder Titel 6 vallen mag geen inkomensafhankelijke bijdrage gevraagd worden.