Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leeuwarden

Verordening Jeugdhulp 2024 gemeente Leeuwarden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeeuwarden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Jeugdhulp 2024 gemeente Leeuwarden
CiteertitelVerordening Jeugdhulp 2024 gemeente Leeuwarden
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpVerordening Jeugdhulp 2024 gemeente Leeuwarden

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108, tweede lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet
  3. artikel 2.9 van de Jeugdwet
  4. artikel 2.10 van de Jeugdwet
  5. artikel 2.12 van de Jeugdwet
  6. artikel 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

06-12-2023

gmb-2023-543899

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Jeugdhulp 2024 gemeente Leeuwarden

 

De gemeenteraad van de gemeente Leeuwarden;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van;

gelet op artikel 108, tweede lid en artikel 147, eerste lid van de gemeentewet;

gelet de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;

 

b e s l u i t

 

vast te stellen de:

Verordening Jeugdhulp 2024 gemeente Leeuwarden

 

Deze verordening is vastgesteld op 6 december 2023.

 

 

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

 

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en de Awb:

 

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • 1.

    aanvraag: het verzoek van de jeugdige en/of ouder(s) aan de gemeente om een beslissing te nemen op de vraag om een individuele maatwerkvoorziening te verstrekken.

  • 2.

    algemene voorziening: het aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoefte, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruiker toegankelijk is.

  • 3.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet.

  • 4.

    Awb: algemene wet bestuursrecht.

  • 5.

    besluit: een besluit dat door of namens het college op een aanvraag voor ondersteuning genomen wordt en vastgelegd wordt in een beschikking aan de jeugdige.

  • 6.

    bovengebruikelijke hulp: ondersteuning geboden door partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten, die de gebruikelijke hulp in aard, omvang en/of intensiteit overstijgt.

  • 7.

    college: burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden, die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het gevoerde beleid. Het college kan deze bevoegdheid mandateren op grond van de algemene regels van de Awb. Verstrekte mandaten worden vastgelegd in het mandaatoverzicht.

  • 8.

    eigen kracht: de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen (capaciteit), tijd en middelen van de jeugdige en/of ouders(s) (gebruikelijke hulp en bovengebruikelijke hulp) om, zelf of met personen uit het sociaal netwerk (mantelzorg), de opgroei en/of opvoedingsproblemen op te lossen.

  • 9.

    familiegroepsplan: een plan dat de jeugdige en/of ouders, zelf of samen met het sociaal netwerk van de jeugdige en/of ouder(s), opstellen.

  • 10.

    formele ondersteuning: ondersteuning die wordt geboden door een professional, niet zijnde een persoon uit het sociaal netwerk van de jeugdige en/of ouder(s).

  • 11.

    gebruikelijke hulp: ondersteuning die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid geacht worden elkaar onderling te bieden.

  • 12.

    individuele maatwerkvoorziening: op de jeugdige en/of ouder(s) toegesneden ondersteuning, die op basis van zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de jeugdige en/of ouder(s) toegankelijk is. In de Jeugdwet wordt dit een individuele voorziening genoemd.

  • 13.

    informele ondersteuning: ondersteuning die geboden wordt door een persoon die geen formele ondersteuning biedt, zoals een persoon uit het sociale netwerk van de jeugdige en/of ouder(s) of een beroepskracht die niet voldoet aan de gestelde (kwaliteits)eisen.

  • 14.

    jeugdhulp: de ondersteuning aan jeugdige en/of ouder(s) waar sprake is van opgroei- en opvoedingsproblematiek die een bedreiging kan vormen voor:

    • a.

      een veilige (cognitieve, sociale, emotionele en lichamelijke) ontwikkeling van de jeugdige en/of zijn omgeving en/of

    • b.

      deelname aan het maatschappelijk verkeer en/of zelfstandig functioneren.

  • 15.

    jeugdige: een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, dit impliceert ook een ongeborene.

  • In deze verordening spreken we ook van ‘jeugdige’ als een persoon ondersteuning in de vorm van Jeugdhulp ontvangt na het 18e levensjaar als:

    • a.

      in het kader van het Jeugdstrafrecht door de rechter is bepaald dat jeugdhulp noodzakelijk is of een verplicht nazorgtraject is opgelegd. Dan loopt de ondersteuning door conform de termijn in de rechterlijke beschikking;

    • b.

      de jeugdige ondersteuning in de vorm van voltijd en/of deeltijd pleegzorg geboden wordt of als de jeugdige verblijft in een gezinshuis. Dan kan de ondersteuning doorlopen tot 21 jaar.

    • c.

      voor het bereiken van de leeftijd van 18 jaar conform de Jeugdwet door de verwijzer is bepaald dat voortzetting of hervatting van reeds (eerder) ingezette jeugdhulp noodzakelijk is. Dan kan de ondersteuning doorlopen tot maximaal 23 jaar.

  • 16.

    mantelzorg: ondersteuning die vrijwillig en onbetaald wordt geboden door een persoon uit het sociaal netwerk van de jeugdige en/of ouder(s).

  • 17.

    melding: het bericht waarin aangegeven wordt dat de jeugdige en/of ouder(s) behoefte aan ondersteuning hebben.

  • 18.

    ondersteuningsprofiel: een algemeen geformuleerd profiel binnen specialistische jeugdhulp dat de aard van de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of ouders weergeeft. Er zijn binnen specialistische jeugdhulp 10 ondersteuningsprofielen (A t/m J) gedefinieerd.

  • 19.

    onderzoek: het verhelderen van de behoefte van de jeugdige en/of ouder(s) aan ondersteuning en in kaart brengen wat de mogelijke oplossingen zijn.

  • 20.

    ouder(s): gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt.

  • 21.

    persoonsgebonden budget (PGB): het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet, zijnde een bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan die jeugdige of zijn ouders, in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele maatwerkvoorziening behoort van derden te betrekken.

  • 22.

    professional: beroepskracht met (middels diploma of ervaringscertificaat) aantoonbare specifieke kennis en vaardigheden ten aanzien van de opgroei-, opvoed- en ontwikkelingsproblematiek van de jeugdige en/of ouder(s) en/of de benodigde ondersteuning én die (aantoonbaar) voldoet aan de in de branche geldende (kwaliteits)eisen én een gericht op de voorziening passende registratie heeft bij de KvK of in het beroepsregister of in loondienst is bij een formele zorgaanbieder.

  • 23.

    traject: een traject omvat alle ondersteuning die een jeugdige en/of ouder(s) nodig hebben om de opgroei en opvoedproblemen op te lossen.

  • 24.

    vertegenwoordiger: persoon of rechtspersoon die de jeugdige en/of ouder(s), die niet in staat kan worden geacht tot redelijke waardering van zijn belangen ter zake, vertegenwoordigt.

  • 25.

    zorgaanbieder: een organisatie of persoon die ondersteuning biedt aan de jeugdige en/of ouder(s). Dit wordt ook wel een jeugdhulpaanbieder genoemd.

 

Artikel 2. Aanbod van ondersteuning

 

De gemeente Leeuwarden biedt de volgende vormen van ondersteuning middels een algemene voorziening:

  • 1.

    Preventieve jeugdhulp:

  • waaronder publieke jeugdgezondheidszorg (inclusief het Opvoedpunt) en het gesubsidieerde Preventief aanbod Jeugd.

  • 2.

    Jeugd Ondersteuner Kindcentra (JOK):

  • onafhankelijke expertise binnen een Integraal Kindcentrum, ten behoeve van het vroegtijdig signaleren van ontwikkelingsvragen, opvoedvragen en ondersteuningsvragen van kinderen, ouders en het IKC team. Met als doel hier preventief, snel en effectief op te acteren en bij te dragen aan het versterken van een inclusieve pedagogische omgeving voor kinderen van 0-12 jaar, waarbij aandacht is voor vernieuwende werkwijzen.

  • 3.

    Praktijk Ondersteuning Huisarts- Jeugd (POH-Jeugd):

  • Hulp en ondersteuning binnen de huisartsenpraktijk aan jeugdigen met psychische en/of psychosociale problemen die, zelf of via hun ouders/begeleiders, een beroep doen op hun huisarts. De POH-GGZ-Jeugd biedt deze ondersteuning snel, zonder wachtlijst en in een vertrouwde omgeving. De POH-GGZ-Jeugd brengt in 5 gesprekken de problemen in kaart en komt tot een goed advies of ondersteuningsplan. De POH-GGZ Jeugd is de verbindende schakel tussen de huisarts en het Jeugdexpertteam.

  • 4.

    Cliёntondersteuning:

  • onafhankelijk geven van informatie, advies en korte ondersteuning, waarbij het belang van de jeugdige het uitgangspunt is, ten behoeve van het verkrijgen van (integrale) ondersteuning of het uitoefenen van de rechten van de jeugdige en/of ouder(s) hierbij. Een cliëntondersteuner wordt ook wel vertrouwenspersoon genoemd. Deze ondersteuning kan informeel (uit het eigen netwerk van de jeugdige en/of ouder(s)) of formeel (door een professional) geboden worden.

  • 5.

    Basisondersteuning:

  • algemene ondersteuning geboden door een professional die bijdraagt aan het veilig en gezond opgroeien van jeugdige en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, onderwijs, welzijn, wonen, schulphulpverlening, werk en inkomen.

  • Binnen de basisondersteuning wordt vanuit de Jeugdwet ook lichte opvoedondersteuning geboden.

  • 6.

    Mantelzorgondersteuning:

  • ondersteuning ten behoeve van de mantelzorger met als doel het blijvend kunnen bieden van de mantelzorg en het voorkomen van overbelasting van de mantelzorger, door waar nodig (deels of tijdelijk) taken over te dragen aan een vrijwilliger of professional.

 

De gemeente Leeuwarden biedt de volgende vormen van ondersteuning middels een individuele maatwerkvoorziening:

  • 7.

    Dyslexiezorg:

  • ondersteuning voor jeugdigen met (een vermoeden van) Ernstig Dyslexie (ED), in de vorm van dyslexieonderzoek en/of behandeling. Dyslexiezorg wordt geboden aan jeugdigen in de leeftijd van 7 tot en met 12 jaar, dan wel aan jeugdigen waarvan de dyslexiezorg vóór de 13e verjaardag van de jeugdige is gestart.

  • Er is sprake van ED als de leerachterstand in lezen en/of spellen erg groot is gezien de leeftijd en het onderwijsniveau, ondanks extra instructie op school. Er is alleen sprake van ED als er volgens het Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling 2.0 een diagnose is gesteld en er geen andere oorzaken zijn gevonden die de problemen kunnen verklaren.

  • 8.

    Pleegzorg:

  • pleegzorg is ondersteuning voor jeugdigen die (tijdelijk of blijvend) niet thuis kunnen wonen. Ondersteuning waarbij pleegouders de jeugdige basiszorg op het gebied van dagelijkse en specifieke verzorging en opvoeding, onderwijs en wonen bieden in combinatie met professionele begeleiding van het pleegkind, de pleegouders en de biologische ouders door een pleegzorgaanbieder. Pleegzorg kan zowel tijdelijk als langdurig en zowel in voltijd, deeltijd als crisis geboden worden. Een pleeggezin kan zowel een gezin uit het pleeggezinnenbestand van een voorziening voor pleegzorg als een gezin uit het eigen netwerk van familie of bekenden zijn.

  • 9.

    Woonvoorziening:

  • Woonvormen voor jeugdigen die (tijdelijk) niet thuis kunnen wonen, waar jeugdigen kunnen opgroeien en opvoedondersteuning ontvangen. Woonvormen zijn: gezinshuizen, kleinschalige woonvoorzieningen, ouder en kind woonvoorzieningen en zelfstandigheidstraining woonvoorzieningen.

  • 10.

    Specialistische jeugdhulp:

  • Ondersteuning voor jeugdigen met ontwikkelings- en gedragsproblemen.

  • Binnen Specialistische Jeugdhulp worden de volgende profielen onderscheiden:

    • a.

      Profiel A: Enkelvoudige Specialistische Jeugdhulp. Ambulante ondersteuning gerichte aanpak enkelvoudige ontwikkel-, gedrags- emotionele en/of verslavingsproblematiek (ook bij jeugdigen met beneden gemiddelde intelligentie).

    • b.

      Profiel B: Meervoudige Specialistische Jeugdhulp. Ambulante ondersteuning gerichte aanpak meervoudige ontwikkel-, gedrags- emotionele en/of verslavingsproblematiek (ook bij jeugdigen met beneden gemiddelde intelligentie).

    • c.

      Profiel C: Complexe problematiek. Ambulante ondersteuning gericht op het oplossen dan wel verminderen van complexe problematiek. Het gehele gezin is onderdeel van de behandeling en mogelijk is ook individuele problematiek van meerdere gezinsleden aan de orde.

    • d.

      Profiel D: (Zeer) Complexe en intensieve problematiek. Ambulante ondersteuning gericht op het oplossen dan wel verminderen van de aanwezige zeer complexe problematiek,

    • e.

      Profiel E: Begeleiding en ondersteuning bij duurzame problematiek en versterken van zelfredzaamheid Jeugdige en ouders. Ondersteuning en begeleiding gericht op het leren hanteren en omgaan met duurzame problematiek en het versterken van de zelfredzaamheid van de jeugdige en het gezinssysteem.

    • f.

      Profiel F: Dagopvang (niet zijnde 24 uur per dag). Opvang van de jeugdige met (ouders met) langdurig of zelfs chronische problematiek in een pedagogische setting buiten de eigen thuissituatie van de Jeugdige. De opvang is aanvullend op profiel B,C, D of E en tijdelijk en beperkt van aard.

    • g.

      Profiel G: Dagbehandeling Specialistische Jeugdhulp. Behandeling (indien aangevuld met diagnostiek en/of ondersteuning) gericht op het oplossen dan wel verminderen van de aanwezige problematiek zodat een stabiele situatie ontstaat.

    • h.

      Profiel H: Residentiële Specialistische Jeugdhulp. Verblijf (inclusief belgeleiding en verzorging) gedurende meerdere dagen per week op locatie van een aanbieder. Het verblijf is aanvullend op behandeling die gericht is op het oplossen dan wel verminderen van de aanwezige problematiek zodat een stabiele situatie ontstaat.

    • i.

      Profiel I: Logeren. Logeeropvang in een pedagogische setting aanvullend op profiel B, C, D of E.

    • j.

      Profiel J: Randvoorwaardelijke zaken en producten. De onder dit profiel vallende producten kunnen noodzakelijk zijn om er voor te zorgen dat er sprake is van effectieve jeugdhulp. Het gaat om de volgende producten:

      • 1.

        Vervoer;

      • 2.

        Reistijd: bij hulpverlening op één van de Friese Waddeneilanden;

      • 3.

        Medicatiecontrole;

      • 4.

        Overbrugging: naar Wlz of Diagnostiek;

      • 5.

        Laag frequent contact;

      • 6.

        Nazorg;

      • 7.

        Multidisciplinaire Diagnostiek: t.b.v. het bepalen van passende Jeugdhulp.

  • 11.

    Hoogspecialistische jeugdhulp:

  • zeer complexe, intensieve specialistische jeugdhulp, waarbij al dan niet gedwongen een klinisch vangnet (Jeugdzorg Plus) setting, een Driemilieuvoorziening (of vergelijkbare intramurale voorziening) noodzakelijk is. Het klinische vangnet is structureel en continu beschikbaar. Er is sprake van meervoudige ernstige problematiek, die vraagt om een multidisciplinaire aanpak vanuit meerdere jeugdhulpdisciplines.

  • 12.

    Crisishulp:

  • ondersteuning die directe inzet vraagt om de veiligheid van de jeugdige en/of ouder(s) te garanderen. Dit kan zijn in situaties waarbij gevaar voor een jeugdige dreigt door ernstige verwaarlozing, fysiek geweld of seksueel misbruik, situaties waarin een ouder of jeugdige dreigt met zelfdoding of een psychose heeft. Crisishulp kan zowel ambulant als residentieel zijn.

  • 13.

    Jeugdbescherming:

  • ondersteuning in de vorm van jeugdbeschermingsmaatregelen. Een (Voorlopige) Ondertoezichtstelling en een Gezagsbeëindigende maatregel zijn jeugdbeschermingsmaatregelen. Deze maatregelen kan de rechter opleggen als vrijwillige hulp niet toereikend is en de jeugdige ernstig bedreigd wordt in zijn ontwikkeling. Soms woont een kind daarom (tijdelijk) niet meer thuis. Gezinsvoogden van een gecertificeerde instelling begeleiden een gezin bij de opvoeding, tot de ouders dit weer zelfstandig kunnen.

  • 14.

    Jeugdreclassering:

  • ondersteuning in de vorm van intensieve begeleiding en controle voor jongeren die veroordeeld zijn of verdacht worden van een strafbaar feit. Dit kan zowel op basis van een proces-verbaal van de politie als van de leerplichtambtenaar zijn.

  • De jeugdreclassering wordt uitgevoerd door een gecertificeerde instelling of de volwassenreclassering.

 

Artikel 3. Privacy

 

  • 1.

    Het college informeert actief de bewoner over zijn privacy rechten en de gegevensverwerkingen die in het kader van de ondersteuning plaats vinden.

  • 2.

    Het college is, bij de verwerking van persoonsgegevens, gehouden aan de wettelijke bepalingen in de Jeugdwet, de daaruit afgeleide regelgeving, de Algemene Wet Bestuursrecht, de Algemene Verordening Gegevensbescherming en aanvullende wetgeving omtrent gegevensverwerking.

  • 3.

    Indien er door of aan het college een overdracht plaats vindt ten behoeve van onderzoek naar of het bieden van passende ondersteuning aan de jeugdige en/of ouder(s), verstrekt de betrokken professional – met toestemming van de jeugdige en/of ouder(s)- de informatie die nodig is voor de beoordeling hiervan.

  • 4.

    Binnentreden van de woning geschiedt in samenspraak met de jeugdige en/of ouder(s), tenzij in het kader van jeugdhulp binnentreden zonder instemming noodzakelijk is omdat er acuut levensgevaar dreigt voor betrokkene en/of een ander dan wel een aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, of om ernstig in zijn ontwikkeling te worden geschaad, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.

 

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

 

  • 1.

    Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2.

    Indien verwijzing plaatsvindt naar een niet-gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, is vooraf toestemming van het college vereist.

  • 3.

    Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele maatwerkvoorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking.

 

Artikel 5. Toegang jeugdhulp via rechter of gecertificeerde instelling

 

  • 1.

    Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.

  • 2.

    Indien verwijzing plaatsvindt naar een niet-gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, is vooraf toestemming van het college vereist.

 

Artikel 6. Toegang jeugdhulp via de gemeente

 

  • 1.

    De behoefte aan jeugdhulp kan door of namens een jeugdige en/of ouders bij het college worden gemeld. Als de jeugdige en/of ouder(s) daarom verzoeken, zorgt het college voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.

  • 2.

    De melding van behoefte aan jeugdhulp is vormvrij en kan schriftelijk, digitaal, mondeling of telefonisch bij het college worden gedaan.

  • 3.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding, schriftelijk (per mail of post), tenzij de jeugdige en/of ouder(s) dit niet wensen.

  • 4.

    Het college wijst de jeugdige en/of ouder(s) voor het onderzoek, bedoeld in artikel 7, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

  • 5.

    Het college wijst de jeugdige en/of ouder(s) op de mogelijkheid om een familiegroepsplan op te stellen en stelt hen gedurende 7 dagen na de melding in de gelegenheid om het plan te overhandigen.

  • 6.

    Indien noodzakelijk verstrek het college bij spoedeisende gevallen direct na ontvangst van een melding een tijdelijke individuele maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag van de jeugdige en/of ouder(s) of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 7.

    Er wordt afgezien van een ontvangstbevestiging en onderzoek als een melding enkel bestaat uit een informatieverzoek of (vervolg)vraag die direct kan worden beantwoord of voor een adequate behandeling van de vraag een gerichte doorverwijzing naar een andere organisatie of afdeling noodzakelijk is.

  • 8.

    Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een algemene voorziening.

 

Artikel 7. Onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte

 

  • 1.

    Het college onderzoekt in samenspraak met de jeugdige en/of ouder(s) dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger(s) en desgewenst iemand uit het sociaal netwerk, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 6 weken na ontvangst van de melding:

    • a.

      de behoefte aan ondersteuning, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige en/of ouder(s), de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige en de gezinssituatie.

    • b.

      of sprake is van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen en zo ja welke problemen of stoornissen dit zijn.

    • c.

      wat het aanvaardbare niveau van een veilige (cognitieve, sociale, emotionele en/of lichamelijke) ontwikkeling is (ofwel het gewenste resultaat).

    • d.

      welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren.

    • e.

      de (ervaren) belasting van de mantelzorger(s)en de daaruit voortvloeiende behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger(s).

    • f.

      de mogelijkheden van de jeugdige en/of ouder(s) om op eigen kracht, het aanvaardbaar niveau van een veilige ontwikkeling te behouden of te bereiken.

    • g.

      voor zover de eigen kracht ontoereikend is, de mogelijkheden om met gebruik van andere voorzieningen of algemene voorzieningen het aanvaardbare niveau van een veilige ontwikkeling te behouden of te bereiken.

    • h.

      voor zover het gebruik van andere voorzieningen of algemene voorzieningen ontoereikend zijn, de mogelijkheid om met gebruik van een individuele maatwerkvoorziening het aanvaardbare niveau van een veilige ontwikkeling te behouden of te bereiken.

    • i.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele maatwerkvoorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg en ondersteuning, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, welzijn, wonen, werk en inkomen met het oog op het behouden of bereiken van het aanvaardbaar niveau van een veilige ontwikkeling.

    • j.

      hoe bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.

  • 2.

    Als de jeugdige en/of ouder(s) dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger een familiegroepsplan aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek.

  • 3.

    Het college informeert de jeugdige en/of ouder(s) dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het onderzoek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 4.

    Het college informeert de jeugdige en/of ouder(s) dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger over de mogelijkheden om onder bepaalde voorwaarden te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de jeugdige en/of ouder(s) in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 5.

    De jeugdige en/of ouder(s) dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger verschaft het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 6.

    Bij het onderzoek stelt het college de identiteit van de jeugdige en ouder(s) vast aan de hand van een door hen ter inzage verstrekt document als bedoeld in artikel 1 van de wet op de identificatieplicht.

 

Artikel 8. Verslag

 

  • 1.

    Binnen 4 weken (twintig werkdagen) na het onderzoek verstrekt het college aan de jeugdige en/of ouder(s) dan wel wettelijk vertegenwoordiger, een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek (het verslag), tenzij de jeugdige en/of ouder(s) dit niet te wensen.

  • 2.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of ouder(s) worden aan het verslag toegevoegd.

 

Artikel 9. Aanvraag

 

  • 1.

    Een jeugdige en/of ouder(s) dan wel wettelijk vertegenwoordiger kan een aanvraag om een individuele maatwerkvoorziening schriftelijk of digitaal indienen bij het college.

  • 2.

    Een aanvraag kan ook namens de jeugdige en/of ouder(s) door een door het college daartoe gemandateerde organisatie/afdeling digitaal, via het door de gemeente gebruikte ICT systeem worden ingediend, op voorwaarde dat de inhoud van de aanvraag vooraf met de jeugdige en/of ouder(s) besproken is.

  • 3.

    Uit de aanvraag blijkt welke ondersteuning wordt aangevraagd en welk doel deze ondersteuning dient.

  • 4.

    Het college geeft de beschikking binnen 2 weken na ontvangst van de aanvraag.

 

Artikel 10. Criteria voor een individuele maatwerkvoorziening

 

  • 1.

    Het college toetst vooraf, op basis van het woonplaatsbeginsel, of de gemeente Leeuwarden de verantwoordelijk gemeente is voor het bieden van ondersteuning vanuit de Jeugdwet aan de jeugdige en/of ouder(s).

  • 2.

    Het college neemt het verslag en, indien aanwezig het familiegroepsplan, als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een individuele maatwerkvoorziening.

  • Een jeugdige en/of ouder(s) komt slechts in aanmerking voor een individuele maatwerkvoorziening indien naar het oordeel van het college de jeugdige en/of ouder(s) geen toereikende oplossing kunnen vinden voor de ondersteuningsbehoefte:

    • a.

      binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, tijd en middelen (eigen kracht), waaronder in ieder wordt verstaan:

      • i.

        (boven) gebruikelijke hulp van de ouder(s) en hulp van andere personen uit het sociaal netwerk (mantelzorg).

      • ii.

        het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten.

    • b.

      door gebruik te maken van algemene voorzieningen en/of vrijwilligers en/of andere voorzieningen.

  • 3.

    Het college kent eveneens een individuele maatwerkvoorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing zoals bedoeld in artikel 4, is afgegeven.

  • 4.

    Een individuele maatwerkvoorziening wordt niet eerder dan de datum van aanvraag verstrekt.

  • 5.

    Als een individuele maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate tijdig beschikbare voorziening.

 

Artikel 11. Deskundig oordeel en advies

 

  • 1.

    Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

 

Artikel 12. Inhoud beschikking

 

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als PGB wordt verstrekt. Tevens wordt aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een individuele maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken individuele maatwerkvoorziening is, wat het beoogde resultaat daarvan is en indien van toepassing wat de omvang is.

    • b.

      wat de ingangsdatum en indien van toepassing wat de duur van de verstrekking is.

    • c.

      indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een individuele maatwerkvoorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welke voorziening het PGB moet worden aangewend, wat het beoogde resultaat daarvan is en indien van toepassing wat de omvang is.

    • b.

      wat de hoogte van het PGB is.

    • c.

      welke eisen gelden voor de besteding van het PGB.

    • d.

      welke voorwaarden aan het PGB verbonden zijn.

    • e.

      wat de ingangsdatum en indien van toepassing de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld.

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB.

 

Artikel 13. Regels voor PGB

 

  • 1.

    Het college kan een individuele maatwerkvoorziening verstrekken in de vorm van een PGB in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • Een PGB kan worden verstrekt indien:

    • a.

      de jeugdige en/of ouder(s), al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn de aan een PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders overtuigend kunnen motiveren waarom zij de individuele maatwerkvoorziening die door een gecontracteerde zorgaanbieder wordt geleverd, niet passend achten.

    • c.

      naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die de jeugdige en/of ouder(s) willen betrekken van een zorgaanbieder of een persoon die behoort tot het sociale netwerk van goede kwaliteit is.

  • 2.

    In aanvulling op lid 1 a kan een persoon in de volgende gevallen in ieder geval geen PGB beheren als de persoon:

  • a.

    geen (financieel) onafhankelijke positie heeft ten aanzien van de zorgaanbieder die formele ondersteuning biedt.

  • b.

    een wettelijk vertegenwoordiger heeft, zoals een curator, bewindvoerder of (zorg)mentor.

  • c.

    niet meerderjarig is.

  • d.

    niet over een woonadres beschikt volgens de BR.;

  • e.

    in detentie zit.

  • f.

    de Nederlandse taal onvoldoende beheerst.

  • g.

    onvoldoende rekenvaardig is.

  • h.

    niet in staat is de veiligheid in de eigen leefsituatie te waarborgen.

  • i.

    een verslaving heeft, zoals een alcohol-, drugs-, gok- of koopverslaving.

  • j.

    ondersteuning nodig heeft bij de eigen administratie.

  • k.

    in de schuldsanering zit of daarvoor een verzoek heeft ingediend.

  • l.

    surseance van betaling heeft aangevraagd of failliet is verklaard.

  • m.

    eerder een PGB heeft beheerd en toen is gebleken dat deze persoon onvoldoende vaardig was en/of verplichtingen niet nakwam en/of er sprake is geweest van fraude met een PGB of sociale voorzieningen.

  • 3.

    Het college verstrekt in principe geen PGB voor Crisishulp.

  • 4.

    Voor informele hulp kan alleen een PGB worden verstrekt voor de profielen A: Enkelvoudige Specialistische Jeugdhulp, E: Begeleiding en Ondersteuning en I: Logeren. Dit in verband met de doelmatigheid van de geboden hulp in combinatie met de complexere problematiek in de andere profielen.

  • 5.

    Onverminderd artikel 8.1.1, van de wet verstrekt het college geen PGB voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de jeugdige en/of ouder(s) voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt.

  • 6.

    De hoogte van een PGB:

  • a.

    wordt vastgesteld aan de hand van een door de jeugdige en/of ouder(s) opgesteld en door het college goedgekeurd budgetplan waarin in ieder geval uiteen is gezet:

    • i.

      welke jeugdhulp die tot de individuele maatwerkvoorziening behoort de jeugdige en/of ouder(s) van het budget willen betrekken, en

    • ii.

      indien van toepassing, welke hiervan de jeugdige en/of ouder(s) wil inkopen middels informele ondersteuning.

  • b.

    wordt berekend op basis van een prijs of tarief:

    • i.

      waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het PGB de jeugdige en/of ouder(s) in staat stelt om tijdig veilige, doeltreffende en kwalitatief goede ondersteuning van derden te betrekken, en

    • ii.

      waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten van derden van wie de jeugdige en/of ouder(s) de jeugdhulp willen betrekken, en

    • iii.

      waarbij, voor zover van toepassing, rekening is gehouden met de in het negende lid van dit artikel gestelde voorwaarden betreffende het tarief onder welk de jeugdige en/of ouder(s) de mogelijkheid heeft om de betreffende jeugdhulp in te kopen middels informele ondersteuning.

  • c.

    bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente tijdig beschikbare individuele maatwerkvoorziening in natura.

  • 7.

    Bij de tariefbepaling voor een PGB wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van ondersteuning (formele en informele ondersteuning) en voor zover van toepassing, de te bieden deskundigheid en/of de in de branche geldende kwaliteitseisen. De tarieven voor formele ondersteuning PGB zijn niet gelijk aan de ZIN tarieven, omdat er door de betreffende zorgaanbieders minder overheadkosten gemaakt hoeven worden dan door gemeente gecontracteerde aanbieders. Dit betreft o.a. kosten in relatie tot de aanbesteding en bijbehorende programma van eisen, verantwoordingsrapportages en (afstemmings-)overleggen.

  • a.

    het maximale PGB tarief voor formele ondersteuning wordt gebaseerd op 80% van het zorg in natura tarief.

  • b.

    het PGB tarief voor informele ondersteuning bedraagt maximaal het uurloon van de passende loonschaal uit de geldende CAO VVT (hoogste periodiek, inclusief vakantietoeslag en tegenwaarde van verlofuren), met uitzondering van informele ondersteuning in de vorm van Logeren.

  • c.

    de vergoeding bij informele ondersteuning in de vorm van Logeren bedraagt, conform de ministeriële regeling voor hulp uit het sociaal netwerk (te betalen uit een PGB), maximaal € 141,-- per kalendermaand.

  • 8.

    Het college stelt in het Financieel Besluit, conform de door de gemeenteraad vastgestelde tariefbepaling in lid 7, de tarieven voor PGB’s vast.

  • 9.

    Indien het tarief van de door de jeugdige en/of ouder(s) gekozen zorgaanbieder hoger is dan het maximum vastgestelde tarief in het Financieel Besluit Jeugdhulp van de gemeente Leeuwarden, betaalt de jeugdige en/of ouder(s) het meerdere zelf.

  • 10.

    Een jeugdige en/of ouder(s) die in aanmerking komt voor een individuele maatwerkvoorziening middels een PGB, kan informele ondersteuning inkopen, onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    (voor) de opgroei- en opvoedproblematiek:

    • niet op eigen kracht kan worden opgelost

    • de gebruikelijke hulp overstijgt

    • bovengebruikelijke hulp of mantelzorg geen passende oplossing is

    • geen mogelijkheden zijn voor andere voorzieningen of inzet van vrijwilligers

  • b.

    dit aantoonbaar tot een beter resultaat leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan formele ondersteuning of zorg in natura.

  • c.

    hiervoor een tarief wordt gehanteerd dat niet hoger is dan het op grond van het zesde en zevende lid gehanteerde tarief.

  • d.

    tussenpersonen, belangenbehartigers of anderszins niet uit het PGB worden betaald.

  • e.

    met in achtneming van de in de Beleidsregels Jeugdhulp van de gemeente Leeuwarden vastgestelde (bestedings-)regels en algemeen toetsings- en afwegingskader.

  • 11.

    De volgende bestedingsregels gelden voor een PGB:

  • a.

    Het PGB tarief is inclusief overhead en alle bijkomende kosten (zoals opleiding, maaltijden, entreegelden), hier wordt geen extra budget voor toegekend.

  • b.

    Kosten voor de uitvoering van taken die horen bij een budgetbeheer mogen niet uit het PGB worden betaald.

  • c.

    Kosten voor bemiddeling, coördinatie, tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het PGB worden betaald.

  • d.

    Na het overlijden van de jeugdige mag, indien niet teruggevallen kan worden op het sociaal netwerk, vanwege activiteiten verband houdend met het overlijden maximaal een gemiddeld maandbedrag, berekend over de laatste drie gewerkte maanden, door de zorgaanbieder gedeclareerd worden.

  • e.

    Het bedrag dat niet verantwoord hoeft te worden betreft alleen de jaarlijkse kosten voor het basislidmaatschap voor ‘Per Saldo’ (de belangenorganisatie voor PGB-budgethouders).

  • f.

    Er mag een feestdagenuitkering verstrekt worden van maximaal €100,- in totaal op jaarbasis.

  • g.

    Er mag niet meer dan de landelijk vastgestelde belastingvrije reiskostenvergoeding aan zorgaanbieder worden betaald, voor een reisafstand vanaf 6 km (enkele reis) tot maximaal 150 km (retour) per persoon per keer.

  • h.

    Voor sub e tot en met sub g wordt geen extra budget toegekend.

 

Artikel 14. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele maatwerkvoorzieningen (in natura of PGB) en misbruik of oneigenlijk gebruik

 

  • 1.

    Het college informeert de jeugdige en/of ouder(s) dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele maatwerkvoorziening (in natura of PGB) zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de voorziening.

  • 2.

    Onverminderd de Jeugdwet artikel 8.1.2 doet een jeugdige en/of ouder(s) op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn voor een heroverweging van een beslissing aangaande een individuele maatwerkvoorziening.

  • 3.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele maatwerkvoorziening (in natura of PGB) herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige en/of ouder(s) en/of wettelijk vertegenwoordiger onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid.

    • b.

      de jeugdige en/of ouder(s) niet langer op de individuele maatwerkvoorziening (in natura of PGB) zijn aangewezen.

    • c.

      de individuele maatwerkvoorziening (in natura of PGB) niet (meer) toereikend is te achten of op een lager niveau vastgelegd dient te worden.

    • d.

      de jeugdige en/of ouder(s) niet voldoen aan de individuele maatwerkvoorziening (in natura of PGB) verbonden voorwaarden.

    • e.

      de jeugdige en/of ouder(s) de individuele maatwerkvoorziening (in natura of PGB) niet of voor een ander doel gebruiken.

    • f.

      de jeugdige langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een PGB kan worden ingetrokken als blijkt dat het PGB binnen 3 maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken kan het college bij dwangbevel geheel of gedeeltelijk het ten onrechte genoten PGB invorderen.

  • 6.

    Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele maatwerkvoorzieningen (in natura of PGB) met het oog op de beoordeling van de kwaliteit, rechtmatigheid en doelmatigheid daarvan.

 

Artikel 15. Schending Inlichtingenplicht

 

  • 1.

    Bij signalen dan wel een vermoeden van schending inlichtingenplicht, conform artikel 14 lid 2 en 3, is de gemeentelijke toezichthouder bevoegd onderzoek te verrichten. De jeugdige en/of ouder(s), de PGB budgetbeheerder en de zorgaanbieder(s) zijn verplicht aan dit onderzoek mee te werken en alle relevante informatie ten behoeve van dit onderzoek schriftelijk en/of mondeling aan de gemeentelijke toezichthouder te verstrekken.

  • 2.

    Het college kan bij geconstateerde schending inlichtingenplicht een besluit tot verstrekking van een individuele maatwerkvoorziening of het PGB geheel of gedeeltelijk intrekken.

  • 3.

    Aanvullend op lid 2 kan het college, geheel of gedeeltelijk de geldwaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten PGB.

  • 4.

    Indien de beschikking voor een PGB is gewijzigd of ingetrokken vanwege toerekenbaar handelen van de zorgaanbieder die ten laste van het PGB formele of informele ondersteuning levert, ontstaat een vordering op die zorgaanbieder. De vordering bedraagt het bedrag gelijk aan het door de zorgaanbieder, vanwege het toerekenbaar handelen, ten laste van het PGB ten onrechte ontvangen bedrag. Dit derdenbeding is onherroepelijk en blijft ook na beëindiging van de zorgovereenkomst van kracht.

 

Artikel 16. Invorderen

 

  • 1.

    De wijze van invorderen van de geldwaarde van de ten onrechte genoten individuele maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten PGB (Artikel 13, lid 3) vindt plaats conform artikel 4:92 van de Awb.

  • 2.

    De vastgestelde (gehele of gedeeltelijke) geldwaarde, zoals medegedeeld in het betalingsbesluit, geldt als een opgelegde betalingsverplichting.

  • 3.

    De termijn waarbinnen deze betalingsverplichting moet plaatsvinden is, conform de Awb, in principe zes weken. Hiervan kan afgeweken worden als, op basis van de vastgestelde betalingscapaciteit of voorstel van de belanghebbende, een betalingsregeling conform lid 6 is afgesproken.

  • 4.

    De betalingscapaciteit in het inkomen is gelijk aan het gedeelte van het inkomen dat de beslagvrije voet overschrijdt.

  • 5.

    Elk voorstel van de belanghebbende, waarbij het totaal bedrag van de nieuwe vorderingen in beginsel binnen een termijn van 36 maanden betaald wordt, wordt geaccepteerd.

  • 6.

    Voor zover de belanghebbende beschikt over activa, die nauw samenhangen met de ontstaansgrond van de vordering, wordt teruggevorderd ten laste van deze activa.

  • 7.

    Voor zover de belanghebbende beschikt over vermogen (waaronder wordt verstaan alle aan de belanghebbende in eigendom toebehorende roerende en onroerend zaken en vermogensrechten) dat nauw samenhangt met de ontstaansgrond van de vordering, wordt teruggevorderd ten laste van het vermogen voor zover het vermogen na aftrek van alle schulden, uitgezonderd de gemeentelijke vorderingen, een bedrag van € 1.500,- te boven gaat.

  • 8.

    Bij de vaststelling van de betalingsverplichting en de betalingscapaciteit in het inkomen dient rekening gehouden te worden met de bijzondere, financiële en persoonlijke omstandigheden van belanghebbende.

 

Artikel 17. Opschorting betaling uit het PGB

 

  • 1.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het PGB voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een jeugdige en/of ouder(s) een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in de wet artikel 8.1.4 eerste lid, onder a, d of e. (zie artikel 15, lid 3 sub a, d en e).

  • 2.

    Indien de jeugdige langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet kan het college de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het PGB voor de duur van de opname.

  • 3.

    Het college stelt de persoon aan wie het PGB is verstrekt schriftelijk op de hoogte van een verzoek als bedoel in lid 1 en 2.

 

Artikel 18. Verhouding prijs en kwaliteit zorgaanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering (gecertificeerde instellingen)

 

  • 1.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken.

    • b.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten.

    • c.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg.

    • d.

      kosten voor bijscholing van het personeel.

    • e.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie.

  • 2.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitsverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorzieningen, en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd.

 

Artikel 19. Klachtregeling

 

  • 1.

    Het college heeft een regeling vastgesteld voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen, verzoeken en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Zorgaanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders ten aanzien van alle voorzieningen vallend binnen het jeugddomein.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtenregeling van zorgaanbieders door periodieke overleggen met de zorgaanbieders, en een jaarlijks cliënttevredenheidsonderzoek.

 

Artikel 20. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

 

  • 1.

    Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt ingezetenen en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4.

    Het college heeft ter uitvoering van het eerste, tweede en derde lid de verordening Adviesraad voor het Sociaal Domein Gemeente Leeuwarden opgesteld.

 

Artikel 21. Hardheidsclausule

 

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

Artikel 22. Overige aanvullende bepalingen

 

  • 1.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening en de hierop gebaseerde regelgeving niet voorziet, beslist het college

  • 2.

    Het college is bevoegd een (her)onderzoek te doen naar het voortbestaan van de aanspraak op een voorziening en eventueel de aanspraak te herzien, bijvoorbeeld indien er sprake is van een wijziging in de situatie van de jeugdige en/of ouders, de vorm van de voorziening, de afwegings- en toetsingscriteria voor de toekenning van een voorziening of het tarief. Indien de herbeoordeling leidt tot een wijziging ten nadele van de jeugdige en/of ouders wordt een gewenningstermijn gehanteerd van minimaal 3 maanden en maximaal 6 maanden, ingaande vanaf de datum van het nieuwe besluit.

  • 3.

    Het college is bevoegd ter zake van de uitvoering van deze verordening en de daarop berustende besluiten nadere regels te sluiten en algemene voorwaarden te stellen.

 

Artikel 23. Evaluatie

 

  • 1.

    Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 2 jaar geëvalueerd, waarbij onder andere de ervaringen van jeugdigen en ouders en de bij het college en zorgaanbieder ingediende klachten in het kader van de klachtenregeling betrokken worden.

 

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

 

  • 1.

    De Verordening Jeugdhulp 2024 gemeente Leeuwarden treedt in werking op 1 januari 2024, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Jeugdhulp 2022 gemeente Leeuwarden.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Jeugdhulp 2024 gemeente Leeuwarden’.

 

Artikel 25. Overgangsbepaling

 

  • 1.

    Een besluit op een aanvraag wordt genomen op basis van de op de datum van het besluit geldende verordening.

  • 2.

    Een jeugdige en/of ouder(s) houdt het recht op een verstrekte voorziening, inclusief het daarbij verstrekte persoonsgebonden budget, ook na inwerkingtreding van een nieuwe verordening, tot de einddatum van de beschikking of tot het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3.

    Bij bezwaarschriften wordt beslist met inachtneming van de verordening die geldig was ten tijde van het bestreden besluit.