Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noordoostpolder

Nota waardering, activeren en afschrijven 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoordoostpolder
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota waardering, activeren en afschrijven 2024
CiteertitelNota waardering, activeren en afschrijven 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Nota waardering, activeren en afschrijven 2017.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. Financiële beheersverordening gemeente Noordoostpolder
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

11-12-2023

gmb-2023-543646

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota waardering, activeren en afschrijven 2024

De raad van de gemeente Noordoostpolder;

 

Gelezen het voorstel van het college van 5 december 2023

 

Gelet op artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 12 van de Financiële beheersverordening

 

Gelezen het advies van de commissie Bestuur, Financiën en Economische zaken;

 

Besluit vast te stellen: Nota waardering, activeren en afschrijven 2024

 

1. Inleiding

De gemeenteraad stelt bij verordening de uitgangspunten vast voor het financiële beleid, het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie. Dit doet zij op grond van artikel 212 van de Gemeentewet (relevante wetteksten zijn opgenomen in bijlage 2).

 

Gemeente Noordoostpolder neemt de uitgangspunten van de raad op in de Financiële beheersverordening. In deze beheersverordening staat vermeld dat het college ten minste éénmaal in de vier jaar een nota ten behoeve van het gemeentelijke waarderings-, activerings- en afschrijvingsbeleid aanbiedt ter vaststelling aan de raad. Die nota omvat de regels voor waardering, activeren en afschrijven van vaste activa. De laatste nota dateert van 2017. De onderhavige nota is van kracht met ingang van 2024.

 

In de volgende hoofdstukken komen achtereenvolgens de immateriële, materiële en financiële vaste activa aan de orde. Per hoofdstuk wordt de volgende opbouw gebruikt:

 

  • -

    waardering;

  • -

    activeren;

  • -

    afschrijven;

  • -

    presentatie in de balans.

In de bijlagen vindt u de afschrijvingstermijnen (bijlage 1) en de relevante wet- en regelgeving uit de Gemeentewet en het BBV (bijlage 2).

2. Vaste activa

Activa (het meervoud van ‘actief’ of ‘activum’) is een term uit de economie waarmee alle bezittingen van een organisatie worden bedoeld.

 

We maken onderscheid tussen vaste en vlottende activa. Vaste activa zijn voor langere tijd vastgelegde ‘vermogensbestanddelen’. In tegenstelling tot vlottende activa – zoals voorraden – kunnen vaste activa niet op korte termijn in liquide middelen worden omgezet. Denk aan grond, gebouwen, machines, verstrekte langlopende leningen en deelnemingen. Als de intentie bestaat om een actief duurzaam te exploiteren dan wel te gebruiken, dan wordt dit actief opgenomen in de vaste activa. De vaste activa worden onderverdeeld in immateriële, materiële en financiële vaste activa.

 

Volgens artikel 59 van het BBV worden alle investeringen geactiveerd. Om te voorkomen dat de staat van activa onnodig wordt belast met veel kleine investeringen die geactiveerd moeten worden, heeft de commissie BBV de ruimte geboden om af te zien van de formeel verplichte activering indien er sprake is van een qua omvang beperkte investering. Voor gemeente Noordoostpolder betekent dit het volgende:

 

  • -

    vaste activa met een economisch nut worden geactiveerd als het investeringsbedrag groter of gelijk is aan € 10.000;

  • -

    vaste activa met een maatschappelijk nut geldt een investeringsbedrag groter of gelijk aan € 500.000.

Investeringen onder deze grens van € 10.000 resp. € 500.000 worden feitelijk in één keer afgeschreven en ten laste gebracht van de exploitatie. Dit geldt ook voor investeringen met een gebruiksduur van kleiner of gelijk aan één jaar.

 

Eventuele van derden verkregen bijdragen die in directe relatie staan met een actief conform artikel 62, lid 2, van het BBV worden in mindering gebracht op het geactiveerde bedrag.

 

De termijnen voor afschrijving van vaste activa kunnen per soort actief verschillen. Afschrijving van vaste activa vindt plaats conform de in bijlage 1 genoemde (maximale) termijnen. Hier kan bij raadsbesluit van worden afgeweken.

3. Immateriële vaste activa

3.1 Inleiding

Immateriële vaste activa zijn, in tegenstelling tot materiële vaste activa, niet stoffelijk van aard. Het zijn bezittingen op de balans die als het ware niet ‘tastbaar’ zijn. Ook als het gaat om bijdragen aan activa in eigendom van derden, geldt de regel dat het hier in wezen niet gaat om activa die tot de ‘eigen’ tastbare bezittingen van de gemeente behoren.

 

Conform artikel 34 van het BBV vallen uitsluitend onder de activeerbare immateriële activa:

  • 1.

    Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen – zoals provisies en kosten van notariële akten – en het saldo van agio en disagio.

  • 2.

    Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief (dit mag onder bepaalde voorwaarden).

  • 3.

    Bijdragen aan activa in eigendom van derden.

 

Ad 1)

Het (dis)agio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het bedrag dat aan de geldnemer – dat is de partij die het geld leent – wordt uitgekeerd. Bij disagio wordt een lager bedrag en bij agio een hoger bedrag uitgekeerd dan waarvoor de lening is aangegaan. In dergelijke gevallen moet een lening voor het totaalbedrag van de aangegane schuld op de balans worden opgenomen en worden de kosten van het sluiten van de geldleningen en het saldo van (dis)agio in één keer afgeschreven en ten laste gebracht van de exploitatie.

Ad 2)

Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd indien de kosten voldoen aan de voorwaarden in onderdelen a t/m d van artikel 60 van het BBV: het voornemen bestaat om het actief te gebruiken of te verkopen, de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien staat vast, het actief zal in de toekomst economisch of maatschappelijk nut genereren én de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen kunnen betrouwbaar worden vastgesteld.

 

Deze voorwaarden bepalen dat deze kosten alleen mogen worden geactiveerd als de plannen omtrent het actief waarvoor de kosten worden gemaakt al redelijk omlijnd zijn, de plannen uitvoerbaar zijn én de kosten redelijkerwijs zijn te schatten.

Ad 3)

Ook bijdragen aan activa in eigendom van derden vallen in het BBV onder de immateriële vaste activa. Deze bijdragen kunnen slechts worden geactiveerd indien de bijdragen voldoen aan de onderdelen a t/m d van artikel 61 van het BBV: er moet sprake zijn van een investering door een derde, de investering draagt bij aan de publieke taak, de desbetreffende derde verplicht zich tot het daadwerkelijk investeren op een wijze zoals is overeengekomen, en de bijdrage kan worden teruggevorderd indien de derde in gebreke blijft of de gemeente recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering. Voor bijdragen aan de activa in eigendom van derden, is de afschrijvingsduur maximaal gelijk aan die van de activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt (artikel 64 lid 6 BBV).

In de volgende paragraaf gaan we in op waardering, activeren en afschrijven van immateriële vaste activa.

 

3.2 Waardering

Volgens artikel 63, lid 1 van het BBV dienen alle activa, dus ook de immateriële vaste activa, te worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

 

3.3 Activeren

Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd, indien aan de voorwaarden in onderdeel a t/m d van artikel 61 van het BBV wordt voldaan. Hiervoor is een kaderstellend besluit van de raad nodig.

 

Gemeente Noordoostpolder activeert bijdragen aan activa in eigendom van derden niet, tenzij de raad hiertoe in een specifieke (verbijzonderde) situatie besluit en indien dat volgens de bepalingen gesteld in artikel 61 BBV mogelijk is.

 

3.4 Afschrijven

De maximale afschrijvingsduur voor kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio is gelijkgesteld aan de looptijd van de betrokken geldlening (artikel 64, vierde lid BBV). Gemeente Noordoostpolder brengt de kosten voor het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio direct ten laste van de exploitatie.

 

Voor de kosten van onderzoek en ontwikkeling geldt een maximale afschrijvingstermijn van vijf jaar (artikel 64, vijfde lid BBV). Gemeente Noordoostpolder brengt de kosten van onderzoek en ontwikkeling in één keer ten laste van de exploitatie. Hier kan om specifieke (verbijzonderde) redenen bij raadsbesluit van worden afgeweken (denk aan voorbereidingskosten op het in exploitatie nemen van bouwgronden). In voorkomende gevallen worden de kosten voor onderzoek en ontwikkeling lineair in maximaal vijf jaar afgeschreven.

 

3.5 Presentatie in de balans

Volgens artikel 51 van het BBV moet in de toelichting op de balans worden aangegeven volgens welke methoden de afschrijvingen worden berekend.

 

Voor de immateriële activa is echter – in tegenstelling tot de materiële vaste activa waar volgens artikel 52 BBV een overzicht van het boekwaardeverloop wordt vereist in de toelichting op de balans – geen voorschrift opgenomen.

4. Materiële vaste activa

4.1 Presentatie in de balans

Materiële vaste activa (denk aan zaken als bedrijfsauto’s, gemeentehuis, computers en riolering) zijn stoffelijk van aard, ze zijn aanraakbaar. We onderscheiden in dit verband investeringen met een economisch nut en investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut:

 

Investeringen met een economisch nut

Investeringen met een economisch nut zijn alle investeringen die bijdragen aan de mogelijkheid om middelen te verwerven en/of die verhandelbaar zijn.

 

Het gaat bij de voorgaande zin nadrukkelijk om de mogelijkheid om middelen te verwerven. Dat een gemeente ervoor kan kiezen om ergens geen of geen kostendekkend tarief voor te heffen is niet relevant voor de vraag of een actief economisch nut heeft.

 

Een vergelijkbare redenering geldt voor de verhandelbaarheid: het gaat om de mogelijkheid om de activa te verkopen, niet om de vraag of de gemeente het actief ook daadwerkelijk wil verkopen. Dit betekent onder andere dat alle gebouwen een economisch nut hebben. Er is immers een markt voor gebouwen. Andere voorbeelden van investeringen met een economisch nut zijn vervoermiddelen, machines, apparaten en installaties.

 

Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut

Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut betreffen die activa in de openbare ruimte die geen economisch, maar uitsluitend een maatschappelijk nut hebben. Voorbeelden van dergelijke activa zijn investeringen in (de inrichting van) wegen, pleinen, openbare verlichting, civiele kunstwerken, openbare speelplaatsen, openbaar groen en kunstwerken. Dergelijke activa dienen duidelijk een maatschappelijk nut, maar ze kunnen geen middelen genereren en er is geen markt voor.

 

Software

Weliswaar zijn investeringen in software niet echt tastbaar te noemen, toch heeft de commissie BBV deze investeringen ook onder de materiële vaste activa opgenomen als bedoeld in artikel 35, lid 1a (investeringen met een economisch nut). Ook de licenties op software voor onbepaalde duur die ineens in rekening worden gebracht vallen onder artikel 35, lid 1a.

 

Software kan ook in gebruik worden genomen in de vorm van een SaaS oplossing. In dat geval is er geen sprake van het verkrijgen van een actief (een investering met economisch nut) omdat het bij SaaS gaat om dienstverlening in de vorm van een abonnement waarmee wordt ingelogd bij de dienstverlener. Deze dienstverlener heeft die activa zowel juridisch als economisch in bezit. Dit betekent dat ook de implementatiekosten behorende bij de implementatie van een SaaS oplossing niet geactiveerd mogen worden. Er is geen sprake van een verkrijgingsprijs en daarom zijn de kosten ook niet als bijkomende kosten te kwalificeren.

 

4.2 Waardering

Zoals we in het vorige hoofdstuk al aangaven, dienen volgens artikel 63, lid 1 van het BBV alle activa te worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Dit geldt dus ook voor de materiële vaste activa.

 

Onder verkrijgingsprijs verstaan we de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. Ook is het toegestaan dat een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente (dit is de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend) wordt opgenomen in de vervaardigingsprijs.

 

Voorzieningen, gevormd wegens de bijdragen aan toekomstige vervangingsinvesteringen waarvoor een heffing wordt geheven, moeten in mindering worden gebracht op investeringen met een economisch nut waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing wordt geheven.

 

Volgens artikel 62 van het BBV worden alle vaste activa voor het bedrag van de investering geactiveerd. Dit betekent dat reserves niet in mindering op de investering mogen worden gebracht. Bijdragen van derden, indien die bijdragen in directe relatie staan met de investering, worden wél in mindering gebracht op de investering. Bij materiële vaste activa gaat het dan bijvoorbeeld om een rijksbijdrage voor de aanleg van een weg. Niet toegestaan is de verrekening van een bijdrage met een algemene strekking op een bepaald terrein. Een bijdrage met een dergelijke brede omschrijving heeft dan namelijk onvoldoende directe relatie met een specifiek actief.

 

Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Het bepalen van de vervaardigingsprijs van gronden uitgegeven in erfpacht zou betekenen dat de kostprijs bepaald moet worden. Het bepalen van de kostprijs per kavel is echter dermate bewerkelijk dat voor erfpacht een uitzondering is bepaald door te stellen dat gronden, in erfpacht uitgegeven, worden gewaardeerd tegen de uitgifteprijs bij eerste uitgifte. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde. Dit omdat het economisch eigendom in dat geval niet meer bij de erfverpachter berust.

 

Het BBV schrijft voor dat bijdragen van derden, indien deze bijdragen in directe relatie staan met de investering, in mindering worden gebracht op de investering (zie hoofdstuk 2). Gemeente Noordoostpolder hanteert de netto-methode inzake materiële vaste activa.

Dat houdt in dat een specifieke investeringsbijdrage in mindering wordt gebracht op de investering.

 

4.3 Activeren

Materiële vaste activa behoren tot de gemeentelijke bezittingen. Ze zijn in eigendom van de gemeente. In artikel 59 van het BBV wordt gesteld dat alle investeringen moeten worden geactiveerd, dus ook investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.

 

Voor kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde is een uitzondering gemaakt. Op basis van artikel 59 lid 2 mogen dergelijke kunstvoorwerpen niet worden geactiveerd. Reden om deze uitzondering te maken is dat activering van deze activa (bijvoorbeeld werken van beroemde schilders in eigendom van de gemeente) leidt tot het kunstmatig ‘opblazen’ van de balans. Indien de gemeente kunstvoorwerpen in bezit heeft die juist bestemd zijn voor de verkoop, met bijvoorbeeld als doel de verkoop van het werk van plaatselijke schilders te stimuleren, moeten de kunstvoorwerpen echter wél worden geactiveerd.

Gemeente Noordoostpolder activeert investeringen in de openbare ruimte met een meerjarig maatschappelijk nut conform artikel 59 van het BBV.

 

In paragraaf 4.2 werd reeds gemeld dat het in de vervaardigingsprijs van materiële vaste activa is toegestaan om, naast de directe kosten, ook een redelijk deel van de indirecte kosten mee te nemen. Onder de directe en indirecte kosten wordt ook verstaan een toerekening van de interne uren (vermenigvuldigd met het uurtarief) aan de investering. Uren die direct bijdragen aan de vervaardiging van een actief maken deel uit van de vervaardigingsprijs. Bij het aanvragen van het investeringskrediet dienen deze uren onderdeel te zijn van het door de Raad beschikbaar te stellen krediet (artikel 63 lid 3 van het BBV).

 

NB: Urentoerekening in het kader van de grondexploitaties valt buiten het bereik van deze nota en zodoende ook buiten de twee genoemde voorwaarden om tot activering van interne uren over te gaan.

 

4.4 Afschrijven

Uitgaven mogen alleen op de balans worden opgenomen indien deze in de toekomst meerjarig ‘gebruiksnut’ opleveren (dit wordt het nutscriterium genoemd). Vervolgens wordt jaarlijks de waardevermindering via afschrijvingen ten laste van de exploitatie gebracht. Deze last maakt samen met de rentelast onderdeel uit van de kapitaallasten.

NB: binnen de materiële activa wordt op gronden en terreinen niet afgeschreven; dit zijn zogenaamde ‘niet slijtende’ activa.

 

Zoals eerder vermeld worden volgens artikel 59 alle investeringen geactiveerd. Dus ook de investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. Op deze activa mag niet extra worden afgeschreven en mogen geen reserves in mindering worden gebracht.

 

De stelregel in gemeente Noordoostpolder is dat er normaal gesproken geen afschrijvingsreserves worden gevormd ter dekking van de afschrijvingslasten van een investering met een economisch nut. Die mogelijkheid bestaat echter wel.

Voor investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut wordt de stelregel aangehouden dat normaliter een afschrijvingsreserve wordt gevormd ter dekking van de afschrijvingslasten. Als er bijvoorbeeld een nieuwe brug wordt aangelegd, en hiervoor is ‘gespaard’ via een algemene bestemmingsreserve voor bruggen, dan wordt ten laste van deze bestemmingsreserve een afschrijvingsreserve gevormd ter dekking van de afschrijvingslast in de exploitatie, die ontstaat in jaar t+1 na ingebruikname van de nieuwe brug1.

 

4.5 Afschrijvingsmethoden

In artikel 64, lid 3 BBV is bepaald dat op vaste activa met een beperkte levensduur jaarlijks wordt afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur. Dit betekent dat extra afschrijven uitsluitend is toegestaan als er sprake is van duurzame waardevermindering, of als het actief eerder buiten gebruik wordt gesteld.

 

De te hanteren afschrijvingsmethode is niet specifiek voorgeschreven. Bij de overheid in het algemeen en bij Noordoostpolder in het bijzonder worden er maar twee methoden toegepast, te weten de lineaire methode en de annuïtaire methode.

 

Lineaire methode

De lineaire methode van afschrijven wordt het meest gehanteerd binnen de staat van activa van Noordoostpolder. Bij deze methode worden jaarlijks gelijkblijvende bedragen afschreven. De afschrijvingslast wordt bepaald door de verkrijgingsprijs (het investeringsbedrag), eventueel verminderd met de restwaarde, te delen door de periode van afschrijving (ook wel gebruiksduur of looptijd genoemd).

Het voordeel van deze methode is, naast de eenvoud en begrijpelijkheid van de methode, de jaarlijkse daling van de rentecomponent in de totale kapitaallasten. Doordat de boekwaarde als gevolg van de jaarlijkse afschrijving daalt, daalt de jaarlijkse rentelast eveneens.

 

Annuïtaire methode

De componenten rente en afschrijving vormen bij de annuïtaire methode opgeteld een bedrag waarvan de hoogte ongewijzigd blijft tijdens de periode van afschrijving. Daarbij neemt de rentecomponent jaarlijks af en de afschrijvingscomponent toe.

Het voordeel van deze methode is dat de jaarlijkse kapitaallasten gelijk blijven zolang het rentepercentage niet wordt aangepast.

Het nadeel van deze methode is dat vooral in de eerste helft van de looptijd de relatief lage afschrijving zorgt voor een relatief (te) hoge waarde op de balans, terwijl de waardedaling van een investering zich over het algemeen vooral in de beginperiode doet gelden (zoals bij de aankoop van een auto). Een ander nadeel is dat over de totale looptijd gezien, de rentelasten hoger zijn dan bij de lineaire methode van afschrijving. Dit komt doordat bij de annuïtaire methode de afschrijvingslast sterk naar de toekomst wordt verschoven met als gevolg dat er langer vermogensbeslag wordt gelegd. Dit brengt dus ook meer rentelasten met zich mee.

Gemeente Noordoostpolder hanteert in beginsel de lineaire methode van afschrijving. In specifieke (verbijzonderde) gevallen kan de annuïtaire methode worden toegepast bij investeringen die gevolgen kunnen hebben voor het vaststellen van tarieven, huren en pachten. De lineaire methode doet het meest recht aan de realiteit van de waarde in het economisch verkeer en geeft gedeeltelijk ruimte voor vervangingsinvesteringen in het geheel van alle investeringen en de te dekken lasten daarvoor.

4.5.1 Aanvang afschrijvingen

Omdat ingebruikname van de investering door het hele jaar heen op willekeurige data kan plaatsvinden, wordt met afschrijving van de vaste activa gestart in het jaar volgend op aanschaf of ingebruikname van het actief. De rente over nieuwe investeringen wordt niet gerekend over het jaar van aanschaf of ingebruikname maar over het jaar t+1.

4.5.2 Afschrijvingstermijnen

Zoals eerder vermeld schrijft artikel 64 van het BBV voor dat op vaste activa met een beperkte gebruiksduur jaarlijks wordt afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur. Tevens is bepaald dat de afschrijvingen onafhankelijk van het resultaat geschieden.

 

Elk jaar wordt een lijst met de vervangingsinvesteringen in de meerjarenprogrammabegroting ter besluitvorming aan de raad aangeboden. Hierop komen de investeringen voor die volledig zijn afgeschreven en op de nominatie staan om te worden vervangen. Pas na goedkeuring van de meerjarenbegroting en de start van het jaar waarin de investering opgenomen is, kan worden overgegaan tot de daadwerkelijke vervanging van het actief. In bijlage 1 staan de (maximale) afschrijvingstermijnen voor vaste activa weergegeven. Bij grote en/of politiek gevoelige investeringen kan een afzonderlijk raadsvoorstel voor de raad gemaakt worden. In die gevallen worden de investeringen in de programmabegroting van een asterisk (*) voorzien.

4.5.3 Vervroegde en/of extra afschrijvingen

Het is belangrijk voor het inzicht in de activa en toekomstige benodigde investeringen om activa consequent en onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar af te schrijven. Artikel 65 van het BBV geeft aan in welke gevallen er toch resultaatonafhankelijk extra moet worden afgeschreven. Extra afschrijvingen moeten plaatsvinden indien het actief wordt afgestoten en er nog een boekwaarde resteert. Tevens dient extra te worden afgeschreven, tot de reële waarde, wanneer er sprake is van naar verwachting duurzame waardevermindering.

 

Voor vastgoed met een economische functie is afwaardering verplicht en wordt de toets met behulp van de directe opbrengstwaarde voorgeschreven.

 

Het beleid van Noordoostpolder is conform artikel 65 van het BBV.

4.5.4 Componentenbenadering

De componentenbenadering houdt in dat verschillende samenstellende delen van een investering – bijvoorbeeld een gebouw – afzonderlijk worden afgeschreven op basis van het individuele waardeverloop van die delen. Het is immers goed voorstelbaar dat er, per onderdeel van de investering, verschillen zijn in verwachte gebruiksduur of verwacht gebruikspatroon. Hieronder is als voorbeeld voor de componentenbenadering een gebouw aangegeven, dat in de volgende onderdelen te splitsen is:

 

  • grond: wordt niet op afgeschreven

  • gebouw: afschrijftermijn 40 jaar

  • technische installaties: afschrijftermijn 15 jaar

De uitgaven worden op basis van hiervan afzonderlijk verwerkt en afgeschreven. In dit voorbeeld kan na 15 jaar zonder verzwaring van de afschrijvingslasten per jaar (indien de aanschafprijs onveranderd blijft) de Cv-installatie worden vervangen en opnieuw geactiveerd. De componentenbenadering is niet voorgeschreven door het BBV.

 

Het beleid in onze gemeente is dat de componentenbenadering kan worden toegepast voor specifieke (verbijzonderde) gevallen voor materiële vaste activa.

 

Via eerdergenoemde lijst met vervangingsinvesteringen worden de afzonderlijke componenten in het jaar van vervanging opgenomen en de hieruit voortvloeiende lasten in de programmabegroting verwerkt. De kosten van toekomstig groot onderhoud kunnen via het vormen van een voorziening worden geëgaliseerd. Bij de aanvraag van de initiële investeringsaanvraag zal de uitwerking hiervan in het raadsvoorstel opgenomen moeten zijn.

4.5.5 Restwaarde

De stellige uitspraak van de commissie BBV luidt dat de boekwinst die wordt gerealiseerd bij het afstoten van een kapitaalgoed als incidentele bate in de jaarrekening moet worden verwerkt. De opbrengst mag niet direct met de boekwaarde van het eventuele vervangingsobject worden verrekend.

 

De restwaarde aan het eind van de gebruiksduur van een actief is vaak nihil (of nagenoeg nihil). In specifieke gevallen kan echter rekening worden gehouden met een restwaarde.

 

In het algemeen wordt in onze gemeente geen rekening gehouden met een restwaarde van een actief. In specifieke (verbijzonderde) situaties kan hiervan worden afgeweken. Hiertoe dient de raad specifiek te besluiten.

4.5.6 Presentatie in de balans

In de toelichting op de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

  • a.

    gronden en terreinen;

  • b.

    woonruimten;

  • c.

    bedrijfsgebouwen;

  • d.

    grond-, weg- en waterbouwkundige werken;

  • e.

    vervoermiddelen;

  • f.

    machines, apparaten en installaties;

  • g.

    overige materiële vaste activa.

Tevens wordt in de toelichting op de balans het verloop van deze activa gedurende het begrotingsjaar in een sluitend overzicht weergegeven. Hieruit moet blijken, voor zover van toepassing:

  • a.

    de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar;

  • b.

    de investeringen of desinvesteringen;

  • c.

    de afschrijvingen;

  • d.

    bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief;

  • e.

    afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen;

  • f.

    de boekwaarde aan het einde van het begrotingsjaar.

Verder wordt in de toelichting op de balans aangegeven volgens welke methoden de afschrijvingen worden berekend.

5. Financiële vaste activa

5.1 Inleiding

De Wet financiering decentrale overheden is met een wetsvoorstel van 8 februari 2013 gewijzigd: gemeenten worden volgens dit voorstel verplicht tot schatkistbankieren. Dit houdt in dat gemeenten hun overtollige middelen bij het Rijk moeten uitzetten. Hierdoor hoeft de Staat minder geld te lenen op de financiële markten en daalt de staatsschuld. Daarnaast wordt beoogd dat financiële risico’s voor gemeenten worden verminderd.

 

In de balans worden volgens het (aangepaste) artikel 36 van het BBV onder de financiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

  • a)

    kapitaalverstrekkingen aan:

    • 1.

      deelnemingen;

    • 2.

      gemeenschappelijke regelingen;

    • 3.

      overige verbonden partijen.

  • b)

    leningen aan:

    • 1.

      openbare lichamen: provincies; gemeenten; waterschappen; lichamen met rechtspersoonlijkheid, ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen; door ministers aan te wijzen andere bij wet ingestelde lichamen en organen (artikel 1, onderdeel a, van de Wet financiering decentrale overheden);

    • 2.

      woningbouwcorporaties;

    • 3.

      deelnemingen;

    • 4.

      overige verbonden partijen.

  • c)

    overige langlopende leningen;

  • d)

    uitzettingen in ’s Rijks schatkist met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

  • e)

    uitzettingen in de vorm van Nederlands schuldpapier met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

  • f)

    overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer.

5.2 Waardering

Financiële vaste activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs. Behalve als er sprake is van een duurzaam lagere waarde – dan wordt deze lagere waarde aangehouden.

 

5.3 Activeren

Gemeente Noordoostpolder activeert financiële vaste activa – het gaat dan om kapitaalverstrekkingen, leningen en uitzettingen – tegen de verkrijgingsprijs (zie 5.2).

 

5.4 Afschrijven

Op financiële vaste activa wordt niet afgeschreven.

 

5.5 Presentatie in de balans

Artikel 36 BBV schrijft voor welke financiële vaste activa afzonderlijk in de balans van een gemeente zichtbaar moeten worden gemaakt. Dit zijn de reeds onder 5.1 Inleiding genoemde categorieën.

 

Afwaarderingen in verband met verwachte insolvabiliteit van een debiteur vinden plaats door vorming van een voorziening die als waarderingscorrectie op het actief in mindering wordt gebracht.

 

Ten slotte dient in de toelichting op de balans de aard en de omvang van de waardeverminderingen van de leningen en de vorderingen te worden opgenomen.

6. Slotbepalingen

6.1. Intrekking oude regeling

De nota waardering, activeren en afschrijven 2017, vastgesteld op 12 december 2016, wordt ingetrokken.

 

6.2. Inwerkingtreding

Deze nota treedt in werking op 1 januari 2024.

 

6.3. Citeertitel

Deze nota wordt aangehaald als nota waardering, activeren en afschrijven 2024.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 11 december 2023

De voorzitter,

De griffier,

Bijlage 1: Afschrijvingstermijnen

 

Onderstaande lijst met afschrijvingstermijnen per soort actief geldt voor investeringen vanaf 2017. Voor de investeringen die hun oorsprong kennen in de periode vóór het jaar 2017 worden de oorspronkelijke, voor die periode geldende afschrijvingstermijnen gehanteerd.

 

Soort actief

Afschrijvingstermijn (maximaal)

1.

Immateriële vaste activa

1.1

Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen; saldo agio en disagio

Ineens of maximaal de looptijd van de geldlening

1.2

Onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief

Ineens of maximaal 5 jaren

1.3

Bijdrage aan activa in eigendom van derden

Geen of maximaal de looptijd van het desbetreffend actief

 

 

 

2.

Materiële vaste activa

2.1

Gronden en terreinen

Geen afschrijving

 

2.2

Woonruimten:

- opstallen permanent (nieuwbouw)

max. 50 jaar

- opstallen permanent (aankoop)

max. 25-50 jaar

- opstallen semi-permanent

max. 25 jaar

- uitbreiding

max. 30 jaar

- ingrijpende renovaties/restauraties

max. 30 jaar

 

2.3

Bedrijfsgebouwen:

- opstallen permanent (nieuwbouw)

max. 50 jaar

- opstallen permanent (aankoop)

max. 25-50 jaar

- opstallen semi-permanent

max. 30 jaar

- uitbreiding

max. 25 jaar

- ingrijpende renovaties/restauraties

max. 30 jaar

- 1e inrichting en onderwijsleerpakketten

max. 20 jaar

- aankoop/plaatsing noodlokalen (onderwijs)

max. 15 jaar

 

2.4

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken:

- aanleg begraafplaatsen

max. 40 jaar

- aanleg wegen, pleinen, fiets- en voetpaden

max. 40 jaar

- reconstructies wegen, pleinen, fiets- en voetpaden

max. 30 jaar

- aanleg rotondes

max. 25 jaar

- aanleg parkeerterrein

max. 20 jaar

- bruggen (staal):

max. 60 jaar

- bruggen (hout):

max. 20 jaar

- aanleg en reconstructie plantsoenen en parken

max. 25 jaar

- aanleg sportterreinen, speelplaatsen

max. 25 jaar

- aanleg kunstgrasvelden: toplaag

max. 14 jaar

- aanleg kunstgrasvelden: onderlaag

max. 28 jaar

- speeltoestellen/-voorzieningen

max. 15 jaar

- rioleringen

zie: vGRP; ineens t.l.v. spaarvoorziening

 

 

 

2.5

Vervoermiddelen:

- (personen)auto's

max. 8 jaar

- tractoren

max. 10 jaar

- vrachtauto's

max. 8 jaar

- haakarm + container voor vrachtauto

max. 16 jaar

- aanhangers, schaftwagens

max. 10 jaar

 

2.6

Machines, apparaten en installaties:

- openbare verlichting: masten

max. 40 jaar

- openbare verlichting: armaturen

max. 20 jaar

- technische installaties woonruimten / bedrijfsgebouwen

max. 15 jaar

- verkeersregelinstallaties

max. 15 jaar

- (maai)machines

max. 15 jaar

- automatisering bruggen

max. 10 jaar

- gereedschappen en werktuigen

max. 5 jaar

- materieel gladheidsbestrijding

max. 6-20 jaar

 

2.7

Overig:

- (kantoor)meubilair en inventaris

max. 20 jaar

- keukenapparatuur

max. 10 jaar

- meubilair pantry's

max. 10 jaar

- koffie automaten

max. 8 jaar

- software

max. 5-10 jaar

- laptops

max. 5 jaar

- audio visuele middelen

max. 5 jaar

- kopieer- en lichtdrukmachines

max. 5 jaar

- foto- en filmapparatuur

max. 5 jaar

- pc's, printers, servers, beamers

max. 5 jaar

- tablets en smartphones

max. 3 jaar

Bijlage 2: Relevante wet- en regelgeving

 

GEMEENTEWET

 

Artikel 212

  • 1.

    De raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2.

    De verordening bevat in ieder geval:

    • a.

      regels voor waardering en afschrijving van activa;

    • b.

      grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b, alsmede, voor zover deze wordt geheven, voor de heffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

    • c.

      regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie.

BESLUIT BEGROTING EN VERANTWOORDING PROVINCIES EN GEMEENTEN

 

HOOFDINDELING VAN DE BALANS:

 

Artikel 31

Op de balans worden de activa onderscheiden in vaste en vlottende activa, al naar gelang zij zijn bestemd om de uitoefening van de werkzaamheid van de provincie onderscheidenlijk gemeente al dan niet duurzaam te dienen.

 

Artikel 32

Op de balans worden de passiva onderscheiden in vaste en vlottende passiva.

 

Vaste activa:

 

Artikel 33

Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de immateriële, de materiële en de financiële vaste activa.

 

Artikel 34

In de balans worden onder de immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

  • a.

    kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio;

  • b.

    kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief;

  • c.

    bijdragen aan activa in eigendom van derden.

Artikel 35

  • 1.

    In de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

    • a.

      investeringen met een economisch nut;

    • b.

      investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;

    • c.

      investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.

  • 2.

    Van de materiële vaste activa wordt aangegeven welke in erfpacht zijn uitgegeven.

Artikel 36

In de balans worden onder de financiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

 

  • a)

    kapitaalverstrekkingen aan:

    • 1.

      deelnemingen;

    • 2.

      gemeenschappelijke regelingen;

    • 3.

      overige verbonden partijen;

  • b)

    leningen aan:

    • 1.

      openbare lichamen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet financiering Decentrale overheden;

    • 2.

      woningbouwcorporaties;

    • 3.

      deelnemingen;

    • 4.

      overige verbonden partijen;

  • c)

    overige langlopende leningen;

  • d)

    uitzettingen in ’s Rijks schatkist met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

  • e)

    uitzettingen in de vorm van Nederlands schuldpapier met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

  • f)

    overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer.

TOELICHTING OP DE BALANS:

 

Artikel 51

In de toelichting op de balans wordt aangegeven volgens welke methoden de afschrijvingen worden berekend.

 

Artikel 52

  • 1.

    In de toelichting op de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

    • a.

      gronden en terreinen;

    • b.

      woonruimten;

    • c.

      bedrijfsgebouwen;

    • d.

      grond-, weg- en waterbouwkundige werken;

    • e.

      vervoermiddelen;

    • f.

      machines, apparaten en installaties;

    • g.

      overige materiële vaste activa.

  • 2.

    In de toelichting op de balans wordt het verloop van de activa, als bedoeld in het eerste lid, gedurende het begrotingsjaar, in een sluitend overzicht weergegeven. Daaruit blijken, voor zover van toepassing:

    • a.

      de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar;

    • b.

      de investeringen of desinvesteringen;

    • c.

      de afschrijvingen;

    • d.

      bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief;

    • e.

      afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen;

    • f.

      de boekwaarde aan het einde van het begrotingsjaar.

WAARDERING, ACTIVEREN EN AFSCHRIJVEN:

 

Artikel 59

  • 1.

    Alle investeringen worden geactiveerd.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid worden kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde niet geactiveerd.

Artikel 60

Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd indien:

  • a.

    het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;

  • b.

    de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat;

  • c.

    het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en;

  • d.

    de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

Artikel 61

Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd, indien:

  • a.

    er sprake is van een investering door een derde;

  • b.

    de investering bijdraagt aan de publieke taak;

  • c.

    de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen en;

  • d.

    de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de provincie onderscheidenlijk gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

Artikel 62

  • 1.

    Alle vaste activa worden voor het bedrag van de investering geactiveerd.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid worden de bijdragen van derden die in directe relatie staan met het actief op de waardering daarvan in mindering gebracht.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid moeten de voorzieningen, bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder d, in mindering gebracht worden op de investeringen, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onder b.

Artikel 63

  • 1.

    Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

  • 2.

    De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.

  • 3.

    De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.

  • 4.

    Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde.

  • 5.

    Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen.

  • 6.

    In afwijking van het eerste lid is waardering tegen actuele waarde toegestaan voor de activa van de Nazorgfondsen bedoeld in artikel 15.47 van de Wet milieubeheer.

  • 7.

    Passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van voorzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd.

  • 8.

    Eventuele voorzieningen wegens oninbaarheid worden met de boekwaarde van leningen en vorderingen verrekend.

Artikel 64

  • 1.

    De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar.

  • 2.

    Slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De reden van de verandering wordt in de toelichting op de balans uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor de financiële positie en voor de baten en de lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar.

  • 3.

    Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder a, maximaal gelijk aan de looptijd van de lening.

  • 5.

    In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder b, ten hoogste vijf jaar.

  • 6.

    Voor bijdragen aan de activa in eigendom van derden, bedoeld in artikel 34, onderdeel c, is de afschrijvingsduur maximaal gelijk aan die van de activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt.

Artikel 65

  • 1.

    Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

  • 2.

    Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

  • 3.

    Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.


1

Genoemde bestemmingsreserve voor bruggen blijft bestaan omdat deze bestemmingsreserve niet voor één specifieke brug in het leven is geroepen maar voor meerdere (beweegbare/niet beweegbare) bruggen.