Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoeksche Waard

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoeksche Waard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2024
CiteertitelVerordening afvalstoffenheffing 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening afvalstoffenheffing 2023.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 15.33 van de Wet milieubeheer

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-12-2023nieuwe regeling

12-12-2023

gmb-2023-543645

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2024

De raad van de gemeente Hoeksche Waard

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 31 oktober 2023;

 

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

“Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2024”

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2. Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam een aan plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 4. Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

De belasting, als bedoeld in artikel 3 wordt geheven naar de volgende grondslagen, die naast elkaar verschuldigd zijn, te weten:

  • a.

    Een vast bedrag per perceel, en

  • b.

    Een vast bedrag per extra restafvalcontainer, en

  • c.

    Een vast bedrag per soort container, per lediging, en

  • d.

    Een vast bedrag per ontgrendeling van een verzamelcontainer, en

  • e.

    Een vast bedrag voor het achterlaten van huishoudelijk grofvuil op de milieustraat in Westmaas;

één en ander naar de tarieven zoals opgenomen in artikel 6.

Artikel 6. Tarief

1.1

De belasting wordt per perceel berekend naar een vast tarief, verhoogd met één of meer gedifferentieerde tarieven

 

1.2

Het vaste belastingtarief, als bedoeld in artikel 5, onder a, bedraagt per perceel, per belastingjaar

€ 167,-

1.3

Het vaste belastingtarief, als bedoeld in artikel 5, onder a, bedraagt per perceel per belastingjaar voor percelen die geen gebruik maken van een container met een gebruiksregistratiesysteem, of van een verzamelcontainer met een toegangsregistratiesysteem

€ 245,-

1.4

Het vaste belastingtarief, als bedoeld in artikel 5, onder b, bedraagt per extra restafvalcontainer per belastingjaar

€ 70,-

1.5

Het gedifferentieerde belastingtarief, als bedoeld in artikel 5 onder c, bedraagt

 

1.5.1

per aanbieding ter lediging van een restafvalcontainer van 240 liter

€ 10,60

1.5.2

per aanbieding ter lediging van een restafvalcontainer van 140 liter

€ 7,10

1.6

Het gedifferentieerde belastingtarief, als bedoeld in artikel 5 onder d, bedraagt per ontgrendeling van een verzamelcontainer met behulp van een afvalpas

€ 1,80

1.7

Onverminderd het hierboven bepaalde, bedraagt het tarief voor het achterlaten van huishoudelijk grofvuil op de milieustraat in Westmaas:

 

1.7.1

De eerste zesmaal op vertoon van de verstrekte pas hiervoor

€ 0,-

1.7.2

De zevende en volgende keren, per keer

€ 10,-

Artikel 7. Vrijstelling

Indien sprake is van een perceel dat wordt gebruikt door een instelling in de zin van artikel 1 onder f van de Wet toelating zorginstellingen, en de huishoudelijke afvalstoffen worden als bedrijfsafval van de instelling afgevoerd en bij de instelling in de heffing van de reinigingsrechten betrokken wordt ter zake van dit perceel geen afvalstoffenheffing geheven.

Artikel 8. Belastingtijdvak

Voor de belastingen als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, b, c, en d is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar

Artikel 9. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting verschuldigd naar de grondslag als bedoeld in artikel 5, onderdelen a en b, is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    De belasting verschuldigd naar de grondslagen als bedoeld in artikel 5, onderdelen c en d is verschuldigd na het einde van het belastingtijdvak.

  • 3.

    Indien in afwijking van het tweede lid, de belastingplicht voor de belasting verschuldigd naar de grondslagen als bedoeld in artikel 5 onderdelen c en d in de loop van het belastingtijdvak eindigt, is de belasting verschuldigd bij het einde van de belastingplicht.

  • 4.

    Indien de belastingplicht voor de belasting verschuldigd naar de grondslag als bedoeld in artikel 5, onderdelen a en b, in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5.

    Indien de belastingplicht voor de belasting, bedoeld in artikel 5, onderdelen a en b in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,00.

  • 6.

    Het vierde lid en het vijfde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 7.

    Het vierde lid is niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een extra container in gebruik neemt.

  • 8.

    Voor de toepassing van het bepaalde in het vijfde lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen afvalstoffenheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 11. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald uiterlijk 3 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening afvalstoffenheffing 2023”, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemd datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening afvalstoffenheffing 2024”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 december 2023.

De griffier ,

G. de Schipper-Tinga

De voorzitter,

F. D. van Heijningen