Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haarlem

Beleidsregel nadeelcompensatie Omgevingswet Haarlem 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaarlem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel nadeelcompensatie Omgevingswet Haarlem 2022
CiteertitelBeleidsregel nadeelcompensatie Omgevingswet gemeente Haarlem 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling treedt in werking op de dag nadat de Omgevingswet in werking is getreden.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108 van de Gemeentewet
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
  3. afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-01-2024nieuwe regeling

08-03-2022

gmb-2023-540624

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel nadeelcompensatie Omgevingswet Haarlem 2022

Burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem

 

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, afdeling 3.3 en titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet;

 

besluiten vast te stellen de Beleidsregel nadeelcompensatie Omgevingswet Haarlem 2022

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

 

  • a.

    aanvrager: degene die een aanvraag om nadeelcompensatie doet als bedoeld in afdeling 15.1 van de Omgevingswet;

  • b.

    adviescommissie: de schadebeoordelingscommissie als bedoeld in artikel 8 van deze beleidsregel, niet zijnde een adviescommissie/-orgaan als bedoeld in afdeling 17.2 Omgevingswet;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Haarlem;

  • d.

    gemeente: gemeente Haarlem;

  • e.

    schadeveroorzakend besluit, maatregel of handeling: oorzaak als bedoeld in afdeling 15.1 van de Omgevingswet;

  • f.

    normomzet: gemiddelde omzet over minimaal de laatste drie jaren voorafgaand aan het begin van schadeperiode, inclusief eventuele procentuele dalingen of stijgingen.

Artikel 2. Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze beleidsregel heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarvan de aanvrager stelt dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente, als gevolg van een of meerdere in afdeling 15.1 van de Omgevingswet genoemde oorzaken.

  • 2.

    Deze beleidsregel heeft geen betrekking op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere regeling van toepassing is.

  • 3.

    Deze beleidsregel heeft geen betrekking op aanvragen die zien op besluiten, maatregelen en/of handelingen die voortvloeien uit autonome gemeentelijke verordeningen die (nog) geen onderdeel zijn van het (tijdelijk deel) omgevingsplan.

  • 4.

    Deze beleidsregel is niet van toepassing op vergoeding van schade als bedoeld in Afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (“planschadevergoeding’’).

Artikel 3. Normaal maatschappelijk risico

  • 1.

    Binnen het normaal maatschappelijk risico of het normaal ondernemersrisico vallende schade komt niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 15, zevende lid, van de Omgevingswet valt onder het normaal maatschappelijk risico of het normaal ondernemersrisico in ieder geval:

    • a.

      schade van maximaal € 500,-- voor een particulier;

    • b.

      schade van maximaal € 1.000, -- voor een onderneming; en

    • c.

      schade ten gevolge van een omzetdaling van maximaal 8% van de normomzet van een onderneming, over de kalenderjaren waarin de omzetdaling zich voltrekt; dan wel

    • d.

      schade ten gevolge van een kostenstijging van maximaal 4% van de normkosten van een onderneming, over de kalenderjaren waarin de kostenstijging zich voltrekt.

Artikel 4. Kosten van deskundigenbijstand

Voor beoordeling van de hoogte van de kosten als bedoeld in artikel 4:129, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht, gebruikt het college het dan geldende `Besluit proceskosten bestuursrecht`. Deskundigen kunnen recht hebben op een vergoeding conform het Besluit proceskosten bestuursrecht als ware zij gemachtigde. Hiervoor geldt een maximum van 1,5 punt zoals bedoeld in dit besluit.

Hoofdstuk 2. Aanvraag en behandelbedrag

Artikel 5. Aanvraag

  • 1.

    De aanvrager van schadevergoeding maakt gebruik van een door het college vastgesteld [elektronisch] formulier en verstrekt gelijktijdig de daarin gevraagde gegevens en bescheiden die voor het nemen van de beslissing op zijn aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 4:127 van de Algemene wet bestuursrecht bevat een aanvraag mede:

    • a.

      als het schade betreft wegens winst- of inkomstenderving: de jaarrekeningen en de maandcijfers van de drie jaren voorafgaand aan het schade jaar, en de maandcijfers van het lopende schadejaar - voorzien van een handtekening van de bestuurder van de orderneming of bij een accountantsrapport een handtekening van een account -, alsmede de aanslagen vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting over die perioden, of

    • b.

      als het schade betreft wegens gederfde huurinkomsten: een afschrift van de huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst en een eigendomsakte.

    • c.

      een kopie van de eigendomsakte van de onroerende zaak, dan wel - als het de verkoop van een bedrijf betreft – van een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel (bij een aanvraag wegens de lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak).

  • 3.

    Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken na ontvangst daarvan.

  • 4.

    Indien naar het oordeel van het college niet of onvoldoende is voldaan aan het bepaalde in het eerste en/of tweede lid, stelt het de aanvrager in de gelegenheid om de aanvraag aan te vullen, dit binnen een termijn van vier weken na verzending van de brief waarin op het verzuim is gewezen.

Artikel 6. Heffen recht

  • 1.

    Voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding wordt een recht geheven ter hoogte van het ten tijde van het indienen van de aanvraag geldende – door de gemeenteraad bij verordening vastgestelde – behandelbedrag.

  • 2.

    Het college wijst de indiener van de aanvraag op de verschuldigdheid van het recht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na verzending van de mededeling dient te zijn bijgeschreven op de – in de mededeling vermelde - rekening van de gemeente. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven, verklaart het college de aanvraag niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Hoofdstuk 3. Vereenvoudigde afdoening

Artikel 7. Vereenvoudigde behandeling van de aanvraag, zonder onderzoek adviescommissie

  • 1.

    Het college neemt de aanvraag niet in behandeling indien:

    • a.

      niet, niet tijdig of niet volledig is voldaan aan het gestelde in artikel 5;

    • b.

      het schadeveroorzakende besluit/maatregel nog niet bekend is gemaakt.

  • 2.

    Het college wijst de aanvraag af indien het naar zijn oordeel kennelijk ongegrond is dan wel wijst het de aanvraag toe, als het naar zijn oordeel kennelijk gegrond is.

  • 3.

    Een aanvraag is onder meer kennelijk ongegrond wanneer:

    • a.

      de verjaringstermijn van vijf jaren is verstreken als bedoeld in artikel 4:131, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      de verjaringstermijn van vijf jaren is verstreken als bedoeld in artikel 4:131, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, nadat de in artikel 15.4, derde lid, van de Omgevingswet bedoelde kennisgeving is gedaan;

    • c.

      de schade evident niet uitgaat boven het toepasselijke normaal maatschappelijk risico of het normaal ondernemersrisico;

    • d.

      de schade evident geheel voor rekening van de aanvrager dient te blijven, als bedoeld in artikel 4:126, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • e.

      de schade kennelijk niet kan worden toegerekend aan een door een bestuursorgaan van de gemeente genomen besluit, maatregel of verrichte handeling;

    • f.

      het naar oordeel van het college steunt op de onrechtmatige uitoefening door of namens een bestuursorgaan van de gemeente van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak dan wel er sprake is van immateriële schade als bedoeld in artikel 15.2 van de Omgevingswet.

  • 4.

    Een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt aan de aanvrager schriftelijk medegedeeld, binnen acht dan wel – als toepassing is gegeven aan artikel 4:130, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht – uiterlijk binnen zestien weken na ontvangst van de aanvraag.

Hoofdstuk 4. Advies en onderzoek

Artikel 8. Adviescommissie

  • 1.

    Het college kan een adviescommissie instellen, voor zover dat naar zijn oordeel noodzakelijk is om op de aanvraag om schadevergoeding te kunnen beslissen.

  • 2.

    In elk geval wordt geen advies ingewonnen bij een adviescommissie als:

    • a.

      de aanvraag middels vereenvoudigde behandeling - als bedoeld in artikel 7 – wordt afgedaan, of

    • b.

      de aanvraag naar het oordeel van het college voldoende gelijkenis vertoont met andere aanvragen waarvoor al advies is uitgebracht, of

    • c.

      naar het oordeel van het college in de gemeentelijke organisatie voldoende deskundigheid voor de beoordeling van de aanvraag aanwezig is.

  • 3.

    Een adviescommissie bestaat uit één of meer onafhankelijke extern deskundigen. Dit aantal kan op verzoek van die commissie – na goedkeuring van het college – lopende de behandeltermijn worden uitgebreid, indien bijvoorbeeld nadere specifieke deskundigheid is vereist.

  • 4.

    Een adviescommissie kan worden benoemd als:

    • a.

      vaste commissie, waarbij de leden voor een termijn van maximaal vier jaar worden benoemd met de mogelijkheid tot herbenoeming voor maximaal vier jaar, of

    • b.

      tijdelijke commissie voor advisering met betrekking tot een of meer aanvragen.

  • 5.

    Voordat een adviescommissie wordt aangewezen, kan het college verlangen dat de leden aantonen - op grond van opleiding en ervaring - deskundig te zijn met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde aspecten.

  • 6.

    De leden van de adviescommissie maken geen deel uit van of zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan van de gemeente Haarlem en zijn geen ingezetenen van de gemeente Haarlem. Eveneens mag een lid van een adviescommissie niet betrokken zijn bij het schadeveroorzakende besluit, maatregel of handelingen waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 7.

    De kosten verbonden aan de werkzaamheden van de adviescommissie, komen voor rekening van de gemeente, tenzij in een overeenkomst - als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid, van de Omgevingswet - is bepaald dat deze kosten geheel of gedeeltelijk voor rekening komen van degene die de activiteit verricht.

Artikel 9. Betrokkenheid aanvrager en overige belanghebbenden bij aanwijzing adviescommissie

  • 1.

    Als advies wordt ingewonnen bij een adviescommissie, informeert het college de aanvrager.

  • 2.

    Naast de aanvrager worden - voor zover van toepassing - ook geïnformeerd en betrokken:

    • a.

      degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid, van de Omgevingswet is gesloten, en

    • b.

      als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals geregeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet, de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht, tenzij:

      • de schadevergoeding redelijkerwijze voor rekening behoort te blijven van het bestuursorgaan, of

      • de schadevergoeding voldoende op een andere manier is verzekerd.

  • 3.

    Voordat het college de opdracht tot advisering geeft, stelt het college de aanvrager en de andere belanghebbenden schriftelijk op de hoogte van de voorgenomen aanwijzing van een adviescommissie als bedoeld in artikel 8. Hierbij wordt gelijktijdig mededeling gedaan dat de beslistermijn genoemd in artikel 4:130, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht – op grond van het tweede lid van dat artikel – met zes maanden wordt verlengd.

  • 4.

    De aanvrager en andere belanghebbenden kunnen binnen twee weken - na de mededeling als bedoeld in het derde lid - schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van een of meer leden van de adviescommissie bij het college indienen.

  • 5.

    Het college beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking.

Artikel 10. Werkwijze adviescommissie

  • 1.

    Het college en de aanvrager stellen alle - voor het advies relevante - informatie aan de adviescommissie ter beschikking.

  • 2.

    Het college kan - al dan niet de adviescommissie gehoord – de door aanvrager eventueel afzonderlijk ingediende aanvragen om schadevergoeding gebundeld laten behandelen, als sprake is van onderlinge samenhang tussen de schadeoorzaken.

  • 3.

    Het college kan de adviescommissie mede om advies vragen inzake het bepaalde in artikel 4:129, onder sub a en b, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4.

    Het college kan de adviescommissie - in voorkomend geval - vragen om in het advies ook een voorstel te doen omtrent de toepasbaarheid van artikel 15.7, derde lid, van de Omgevingswet.

  • 5.

    Het college wijst uit de ambtelijke organisatie één of meer personen aan die de adviescommissie bij de uitvoering van de adviesopdracht bijstaat.

  • 6.

    De voorzitter van de adviescommissie organiseert één of meerdere hoorzittingen, waar de aanvrager en de in het vijfde lid bedoelde ambtelijke vertegenwoordiger(s) in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag toe te lichten, onderscheidenlijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen, dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag aan de adviescommissie kenbaar te maken. Eventuele andere belanghebbenden worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

  • 7.

    De adviescommissie kan een plaatsopneming houden indien dit nodig wordt geacht. De voorzitter bepaalt het tijdstip waarop de adviescommissie de situatie ter plaatse zal bezichtigen en nodigt de aanvrager voor de plaatsopneming uit.

  • 8.

    Ten behoeve van een taxatie van een bij de aanvraag betrokken onroerende zaak, wordt door de voorzitter van de adviescommissie met de aanvrager een afspraak gemaakt.

  • 9.

    De adviescommissie kan inlichtingen en adviezen inwinnen bij derden. Hiervan wordt melding gemaakt en verslag gedaan in het advies. Indien hiermee kosten zijn gemoeid, wordt deze bevoegdheid pas uitgeoefend nadat hiervoor van het college instemming is verkregen.

  • 10.

    Van de in het zesde lid bedoelde hoorzitting en van de in het zevende lid bedoelde bezichtiging wordt door, dan wel onder verantwoordelijkheid van de voorzitter van de adviescommissie een verslag gemaakt, dat onderdeel vormt van het uit te brengen advies.

  • 11.

    Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviescommissie - binnen twaalf weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering - een concept daarvan aan het college, aan de aanvrager en aan de andere belanghebbenden.

  • 12.

    De aanvrager, het college alsmede de andere belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het conceptadvies schriftelijk hierop te reageren.

  • 13.

    In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het twaalfde lid bedoelde termijn een advies uit aan het college, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken. De voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 14.

    In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het twaalfde lid bedoelde termijn een advies uit aan het college.

  • 15.

    Indien het advies niet tijdig wordt uitgebracht staat het enkele ontbreken daarvan niet in de weg aan het nemen van het besluit.

Hoofdstuk 4. Financiële bepalingen

Artikel 11. Nadeelcompensatie in geld of in natura

  • 1.

    Bij geheel of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag om schadevergoeding, wordt de toegewezen schadevergoeding – en de overige op grond van artikel 4:129 van de Algemene wet bestuursrecht voor uitbetaling in aanmerking komende bedragen - uitbetaald uiterlijk 30 dagen ná het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag.

  • 2.

    Ingeval het college besluit om de schade geheel of gedeeltelijk in natura te voldoen, volgt er geen uitbetaling plaats of slechts uitbetaling van de geldsom – conform het eerste lid - die in het onherroepelijk geworden besluit is bepaald.

Artikel 12. Aanvraag voorschot

  • 1.

    Het college kan – eventueel nadat de adviescommissie is gehoord - op een daartoe strekkende schriftelijk verzoek van de aanvrager beslissen een voorschot te verlenen op een uit te betalen geldsom, indien de aanvrager een spoedeisend belang bij de toekenning aannemelijk heeft gemaakt en aanvrager naar redelijke verwachting aanspraak maakt op nadeelcompensatie.

  • 2.

    Een voorschot wordt enkel verstrekt ingeval sprake is van winst- of inkomstenderving en gederfde huurinkomsten en bedraagt maximaal 70 % van de ter verwachten – of de in het conceptadvies opgenomen - geldsom.

  • 3.

    Met het verstrekken van een voorschot wordt geen recht op nadeelcompensatie erkend.

  • 4.

    Het voorschot wordt alleen dan verstrekt, wanneer de aanvrager schriftelijk de verplichting aanvaardt tot onvoorwaardelijke gehele of gedeeltelijke terugbetaling, wanneer op grond van het definitief oordeel van het college op het verzoek blijkt, dat het voorschot geheel of gedeeltelijk ten onrechte is verstrekt. Voor de terugbetaling van een geheel of ten dele ten onrechte ontvangen voorschot kan het college zekerheidstelling, bijvoorbeeld in de vorm van een bankgarantie, verlangen.

  • 5.

    De artikelen 4:95 en 4:96 van de Algemene wet bestuursrecht zijn op dit voorschot van toepassing.

Artikel 13. Aanvraag goedkeuring schadebeperkende maatregelen

  • 1.

    Degene die in aanmerking wil komen voor vergoeding van redelijke kosten ter voorkoming van schade als bedoeld in artikel 4:129, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht, vraagt het college goedkeuring voor het maken van de met die maatregelen gemoeide kosten onder overlegging van alle voor de beoordeling van zijn aanvraag noodzakelijke gegevens.

  • 2.

    Geen goedkeuring is vereist, indien de benadeelde aannemelijk kan maken dat de maatregelen met spoed moesten worden getroffen.

  • 3.

    Indien het college een formulier voor het doen van een aanvraag - vergoeding redelijke kosten - heeft vastgesteld, maakt de aanvrager hiervan gebruik.

Hoofdstuk 5. Overige bepalingen en slotbepalingen

Artikel 14. Hardheidsclausule

Indien een strikte toepassing van deze regeling zou leiden tot een beslissing die onmiskenbaar als onredelijk moet worden aangemerkt, kan het college, in voorkomend geval de adviescommissie gehoord, in bijzondere gevallen van deze regeling afwijken.

Artikel 15. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de dag nadat de Omgevingswet in werking is getreden.

  • 2.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel nadeelcompensatie Omgevingswet gemeente Haarlem 2022.

Aldus besloten te Haarlem op 8 maart 2022

de secretaris,

mr. C.M. Lenstra

de burgemeester,

drs. J. Wienen