Organisatie | Altena |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening marktgelden 2024 |
Citeertitel | Verordening marktgelden 2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.
Deze regeling vervangt de Verordening marktgelden 2023.
artikel 229, eerste lid, van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-12-2023 | nieuwe regeling | 12-12-2023 |
Belastingplichtig is degene die een standplaats inneemt, dan wel degene die een standplaats aanvraagt.
Artikel 3. Maatstaf van heffing
Het marktgeld wordt geheven per strekkende meter kraam of uitstalling van waren
Indien gebruik wordt gemaakt van een stroomvoorziening uit een evenementenkast, anders dan voor verlichting van de marktkraam of uitstalling van waren, wordt per standplaats op markten die een dag duren en per losse standplaats die een dag in de week wordt ingenomen per kalenderkwartaal het tarief verhoogd met € 23,39;
Indien gebruik wordt gemaakt van een stroomvoorziening uit een evenementenkast, anders dan voor verlichting van de marktkraam of uitstalling van waren, wordt per standplaats op markten die een dagdeel duren en per losse standplaats die een dagdeel in de week wordt ingenomen per kalenderkwartaal het tarief verhoogd met € 12,36;
Artikel 7. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht in de loop van het kalenderkwartaal eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel maanden van het voor dat kwartaal verschuldigde recht als er in dat kalenderkwartaal, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, resterende volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 8. Termijn van betaling
Het marktgeld moet worden betaald binnen 30 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.
De ‘Verordening marktgelden 2023’ van 20 december 2022 vervalt met ingang van de in artikel 11, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.