Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Borsele

Verordening op de heffing en invordering van de verblijfsbelasting 2025

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBorsele
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van de verblijfsbelasting 2025
CiteertitelVerordening verblijfsbelasting 2025
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 224 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-12-2023nieuwe regeling

07-12-2023

gmb-2023-538912

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van de verblijfsbelasting 2025

De raad van de gemeente Borsele;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders (21 november 2023);

 

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

 

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en invordering van de verblijfsbelasting 2025

Artikel 1. Definities

  • 1.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      Vakantieonderkomens: recreatiewoningen, chalets, stacaravans en andere (delen van) verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens, die hoofdzakelijk bestemd zijn als vakantieverblijf en andere recreatieve doeleinden;

    • b.

      Mobiel kampeeronderkomen: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

    • c.

      Kampeerterrein: terrein of terreingedeelte, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van mobiele onderkomens en/of vakantieonderkomens geheel of nagenoeg geheel ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

    • d.

      Arrangement: periodes in het belastingjaar zoals weergegeven in artikel 6, lid 3.

Artikel 2. Belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam 'verblijfsbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente Borsele in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

  • 2.

    Het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente Borsele in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, indien deze personen gedurende hun verblijf beroeps- of bedrijfsmatige werkzaamheden verrichten voor of in opdracht van anderen.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 4.

    De belastingplichtige die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf als bedoeld in artikel 2, in hem daartoe ter beschikking staande ruimten, dan wel ter beschikking staande terreinen kan er zake van elk van die ruimten en/of terreinen afzonderlijk in de heffing worden betrokken.

Artikel 4. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • a.

    van degene die verblijft in een instelling als bedoeld in artikel 4 van de Wet toetreding zorgaanbieders;

  • b.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

  • c.

    van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf forensenbelasting is verschuldigd;

  • d.

    van degene die tijdelijk als minderjarige in de gemeente Borsele verblijft als deelnemer aan een door een school, vereniging, scoutinggroep of andere vorm van een door een vrijwilligersorganisatie georganiseerde groepsreis en de meerderjarige begeleiders;

  • e.

    van personen die als werknemer verblijven in ruimten die op het terrein van het bedrijf van de werkgever aanwezig zijn waarvoor zij als werknemer werkzaam zijn, terwijl de werkgever werkzaam is in de agrarische sector.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten dat zij verblijf houden.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, wordt met toepassing van artikel 6, lid 2, de belasting geheven naar een vast bedrag per arrangement.

  • 3.

    Op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedaan verzoek wordt de maatstaf van heffing als bedoeld in het tweede lid vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen als bedoeld in het eerste lid, als blijkt dat dit resulteert in een lager aanslagbedrag.

Artikel 6. Belastingtarief

  • 1.

    Het tarief bedraagt per persoon, per nacht € 1,35.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de belasting voor het houden van verblijf op een kampeerterrein, in mobiele kampeeronderkomens of vakantieonderkomens, die gedurende de gehele arrangementsperiode worden gebruikt door dezelfde persoon of personen, bij de aangifte gebruik worden gemaakt van de in lid 3 opgenomen tarieven per arrangement.

  • 3.

    Het tarief bedraagt:

    • a.

      Bij een arrangement met verblijf van 4 weken tot 3 maanden: € 101,25;

    • b.

      Bij een arrangement met verblijf van 3 tot 6 maanden: € 135,00;

    • c.

      Bij een arrangement met verblijf van 6 tot 9 maanden: € 168,75;

    • d.

      Bij een arrangement met verblijf van 9 tot 12 maanden: € 202,50.

Artikel 7. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9. Voorlopige aanslag

  • 1.

    Na aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

  • 2.

    De voorlopige aanslag, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald op 75% van het aantal overnachtingen gerealiseerd in het voorgaande belastingjaar maal het tarief en 100% van het aantal vaste standplaatsen. Indien vóór het opleggen van de voorlopige aanslag aannemelijk is dat het aantal overnachtingen vermoedelijk lager zal zijn dan 75% van het aantal overnachtingen gerealiseerd in het voorgaande belastingjaar, wordt de voorlopige aanslag bepaald op het vermoedelijke aantal overnachtingen maal het tarief.

  • 3.

    De voorlopige aanslag wordt met de aanslag verrekend.

Artikel 9. Aanslaggrens

Een belastingaanslag wordt niet opgelegd als het aantal overnachtingen, waartoe gelegenheid wordt of is gegeven, tijdens het belastingjaar minder dan tien heeft belopen.

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11. Aanmeldingsplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen heffingsambtenaar.

  • 2.

    De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing van de verblijfsbelasting betrokken is.

Artikel 12. Registratieplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is verplicht per belastingjaar een nachtverblijfsregister bij te houden.

  • 2.

    De vorm van het nachtverblijfregister is vrij, maar bevat tenminste met betrekking tot een ieder aan wie gelegenheid tot overnachten wordt verschaft, de volgende gegevens:

    • a.

      naam, adres en woonplaats van de (hoofd)persoon die overnacht;

    • b.

      aantal van het gezin of de groep waarmee men reist;

    • c.

      datum van aankomst en datum van vertrek;

    • d.

      het aantal overnachtingen ter zake waarvan belasting verschuldigd is.

  • 3.

    De verplichting als bedoeld in de voorgaande leden geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de vaste tarieven van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 6, lid 2 van deze verordening. In dit geval is de in het eerste lid genoemde verplichting beperkt tot de in het tweede lid onder sub a en c genoemde gegevens tezamen met de aanduiding (naam of nummer) van de standplaats waar wordt overnacht.

  • 4.

    Voor zover op grond van andere wet- of regelgeving geen langere termijn geldt, geldt voor het nachtverblijfregister een bewaartermijn van 5 jaar.

Artikel 13. Aangifteplicht

  • 1.

    De belastingplichtige, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, indien hij niet binnen vier weken na afloop van het belastingjaar een uitnodiging heeft ontvangen tot het doen van aangifte, binnen twee weken na afloop van deze termijn schriftelijk aan de aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, tot een uitnodiging tot het doen van aangifte te verzoeken.

  • 2.

    De gemeente Borsele behoudt zich te allen tijde het recht voor alsnog een uitnodiging tot het doen van aangifte te verzenden, dan wel, bij gebrek aan een (tijdige) aangifte door belastingplichtige, de grondslag voor de berekening van de verblijfsbelasting te schatten en de belasting middels een ambtshalve aanslag op te leggen.

  • 3.

    Indien beschikbaar zal de grondslag voor de aanslag als bedoeld in het voorgaande lid tenminste gelijk zijn aan de grondslag van het voorgaande belastingjaar.

Artikel 14. Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 15. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de verblijfsbelasting.

Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening verblijfsbelasting 2025’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 7 december 2023.

de griffier,

P.J.M. de Vree

de voorzitter,

G.M. Dijksterhuis