Organisatie | Reusel-De Mierden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening fysieke leefomgeving Reusel-De Mierden |
Citeertitel | Verordening fysieke leefomgeving Reusel-De Mierden |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Bestuur | Organisatie en beleid |
Deze verordening vervangt de Verordening fysieke leefomgeving, vastgesteld op 14 december 2021 en 15 november 2022
artikel 149 van de Gemeentewet
Aanwijzingsbesluit APV/VFL Reusel-De Mierden 2023
Nadere regels geluid in de Verordening fysieke leefomgeving Reusel-De Mierden
Beleidsregel Collecteren Reusel-De Mierden
Beleidsregel Standplaatsen Reusel-De Mierden
Beleidsregel permanente en tijdelijke reclame Reusel-De Mierden
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-12-2023 | Nieuwe regeling | 12-12-2023 | RA23.085 |
De raad van de gemeente Reusel-De Mierden;
dat de Omgevingswet voorschrijft dat bepalingen betreffende de fysieke leefomgeving zoveel mogelijk opgenomen worden in een omgevingsplan;
gezien de behandeling van het voorstel door de commissie Ruimte op 28 november 2023
de ‘Verordening fysieke leefomgeving Reusel-De Mierden’ vast te stellen:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Afdeling 1.1 Inleidende regels
Deze verordening geeft regels voor activiteiten in de fysieke leefomgeving die gaan vallen onder de reikwijdte van de Omgevingswet, zoals aangegeven in artikel 1.2 en 1.3 van die wet, en die niet mogen worden opgenomen in omgevingsplan.
Hoofdstuk 2 Aanwijzingen in de fysieke leefomgeving
Afdeling 2.1 Naamgeving en nummering (BAG)
Artikel 2.1.4 Gedoogplicht naamaanduiding
Als het college het nodig oordeelt dat de door hen toegekende aanduidingen, bedoeld in artikel 2.1.1, tweede lid, aan een bouwwerk, gebouw, muur, paal, schutting of een andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, draagt de rechthebbende er zorg voor dat de hier bedoelde aanduidingen vanwege of op verzoek en overeenkomstig de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Artikel 2.2.1 Algemene vrijstelling
Voor de in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a en b van de Winkeltijdenwet vervatte verboden geldt een algemene vrijstelling:
Artikel 2.3.1.1 Gemeentelijk erfgoedregister
Het college houdt een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.
Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:
Gegevens over door het college van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid van de Erfgoedwet en instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht.
Paragraaf 2.3.2 Aanwijzing van gemeentelijk beschermde cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling
Artikel 2.3.2.1: Aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling
Het college kan besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijke cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermd cultuurgoed.
Het college kan besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermde verzameling.
Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een gemeentelijk beschermd cultuurgoed of een gemeentelijke beschermde verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vraagt het college advies aan de commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet.
Artikel 2.3.2.2 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling
Het college kan een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 2.3.2.1, lid 1 of lid 2, wijzigen of intrekken. Artikel 2.3.2.1, lid 4, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking als zodanig is tenietgegaan.
Paragraaf 2.3.3 Aanwijzing gemeentelijk monument
Artikel 2.3.3.1 Aanwijzing als gemeentelijk monument
Het college kan besluiten, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuur historische waarde zoals gedefinieerd in artikel 1 aan te wijzen als gemeentelijk monument.
Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt, tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 2.3.3.2 heeft of vaststaat dat het monument niet wordt aangewezen, zijn de artikelen 3.5.1.1 tot en met 3.5.1.4 bij wijze van voorbescherming van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2.3.3.4 Advies commissie
Het college vraagt over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 2.3.3.1, eerste lid advies aan een commissie zoals bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet en de verordening gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Reusel-De Mierden.
Artikel 2.3.3.7 Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument
Paragraaf 3.5.1 is overeenkomstig van toepassing vanaf het moment dat de zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van het college tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 2.3.3.6 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.
Artikel 2.3.3.8 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft, is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17 derde lid van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.
Paragraaf 2.3.5 Aanwijzing gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht
Artikel 2.3.5.1 Aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht
De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet vast. Bij besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.
Dit artikel is niet van toepassing op een beschermd stads- of dorpsgezicht dat via instructies de functie-aanduiding rijksbeschermend of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht heeft of dat is aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 2.3.5.2 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht
De gemeenteraad kan, op voorstel van het college, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 2.3.5.1 lid 1 wijzigen of intrekken. Artikel 2.3.5.1 lid 2 en lid 3, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
Paragraaf 2.3.6 Archeologische verwachtingswaarden
Artikel 2.3.6.1 Vangnet archeologie
Het verbod in lid 1 is niet van toepassing:
Indien de bodemverstoring plaatsvindt op basis van een door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg opgestelde deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade aan archeologische waarden wordt voorkomen.
Artikel 2.3.6.2 Wijzigen kwalificatie van een locatie
Op grond van een melding ingevolge artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet en op grond van de resultaten van archeologisch onderzoek kan het college een terrein of locatie alsnog aanwijzen als een gemeentelijk archeologisch monument, gebied van archeologische waarde, of een gebied met hoge of middelhoge verwachting of een gebied met lage of geen archeologische verwachting.
Artikel 2.3.6.3 Omgevingsvergunning
Artikel 2.3.6.4 Archeologisch (voor)onderzoek en opgravingen
Indien binnen het grondgebied van de gemeente archeologisch (voor)onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van de archeologische monumentenzorg, in de zin van de Erfgoedwet, dient dit onderzoek te voldoen aan de gemeentelijke archeologische richtlijnen die in aanvulling op programma’s van eisen door het college zijn vastgesteld en waarmee aanvullende voorwaarden kunnen worden gesteld aan de uitvoeringsmethodiek en rapportage van archeologisch onderzoek.
Afdeling 2.4. Stilte gebieden en natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Het verbod is niet van toepassing als de activiteit is toegelaten bij of krachtens de Omgevingswet, in het bijzonder afdeling 3.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving en binnen de in het omgevingsplan aangewezen terreinen voor zover die activiteit daarbij is toegelaten of als sprake is van een situaties waarin wordt voorzien door de Zondagswet of het Besluit geluidsproductie sportmotoren.
Afdeling 2.5 Geurhinder en veehouderij
Artikel 2.5.1: Aanwijzing gebieden
Als gebieden als bedoeld in artikel 6 van de Wet worden de volgende gebieden aangewezen:
De gebieden die de woonkernen Reusel, Hulsel, Hooge Mierde en Lage Mierde omsluiten en die nader aangegeven zijn op de bijlage 1 van deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart.
De gebieden buiten de woonkernen Reusel, Hulsel, Hooge Mierde en Lage Mierde en deze omsluiten. Het betreffen de kernrandzones, het agrarisch gebied (verweving en landbouwontwikkelingsgebied) en natuur welke nader zijn aangegeven op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart.
Het gebied dat het bedrijventerrein Kleine Hoeven omsluit en dat grenst aan woonkernen Reusel en gelegen is in de kernrandzone van Reusel.
Artikel 2.5.2: Andere waarden voor de geurbelasting
In de gebieden A als omschreven in artikel 2.5.1 van deze afdeling, geldt de volgende andere waarde.
Op grond van artikel 6, lid 1 van de Wet en in afwijking van artikel 3, lid 1 van de Wet bedraagt de maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij voor zover de voor geur gevoelige objecten in het gebied zich bevinden binnen de bebouwde kom: 0,1 odour units (ouE/m3).
In gebied B als omschreven in artikel 2.5.1 van deze afdeling, geldt de volgende andere waarde.
Op grond van artikel 6, lid 1 van de Wet en in afwijking van artikel 3, lid 1 van de Wet bedraagt de maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij op de voor geur gevoelige objecten: 5 odour units (ouE/m3).
In gebied C als omschreven in artikel 2.5.1 van deze afdeling, geldt de volgende andere waarde.
Op grond van artikel 6, lid 1 van de Wet en in afwijking van artikel 3, lid 1 van de Wet bedraagt de maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij op de voor geur gevoelige objecten: 10 odour units (ouE/m3).
In de gebieden A, B en C als omschreven in artikel 2.5.1 van deze afdeling, geldt de volgende andere waarde voor de vaste afstand van melkveehouderijen.
Op grond van artikel 6, lid 3 van de Wet en in afwijking van artikel 4, lid 1 van de Wet bedraagt de vaste afstand van melkveehouderijen tot de voor geur gevoelige objecten, de in onderstaande tabel aangegeven waarde.
Paragraaf 3.1.1 Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen
Artikel 3.1.1.1 Voorwerpen op of aan een openbare plaats
Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen voor terrassen, uitstallingen en reclameborden voor zover deze regels niet zien op een activiteit die de fysieke leefomgeving wijzigt, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van het Omgevingsbesluit.
Artikel 3.1.1.2 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeersweg 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepqaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Verordening ondergrondse infrastructuur.
Artikel 3.1.1.4 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 3.1.1.5 Openen straatkolken en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Paragraaf 3.1.2 Inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Paragraaf 3.1.3 voorkomen en beperken geluidshinder en hinder van verlichting
Artikel 3.1.3.1 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Op de dagen, bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm, als bedoeld in de artikelen 2.17, 2:17a, 2.19, 2:19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 3.1.3.3, uiterlijk om 01.00 uur beëindigd wanneer sprake is van de buitenruimte. Wanneer sprake is van het bebouwde gedeelte van de inrichting wordt het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm uiterlijk beëindigd op het tijdstip dat de inrichting conform artikel 2:29 APV gesloten moet worden.
Artikel 3.1.3.2 Melding incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan op maximaal 4 dagen of dagdelen per kalenderjaar incidentele festiviteiten te houden waarbij de geluidsnormen, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 3.1.3.3 niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste 10 werkdagen voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 4 dagen of dagdelen per kalenderjaar in verband met de viering van incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste 10 werkdagen voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Op de dagen, bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm, als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 3.1.3.3, uiterlijk om 01.00 uur beëindigd wanneer sprake is van de buitenruimte. Wanneer sprake is van het bebouwde gedeelte van de inrichting wordt het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm uiterlijk beëindigd op het tijdstip dat de inrichting conform artikel 2:29 APV gesloten moet worden.
Artikel 3.1.3.3 Onversterkte muziek
Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer binnen inrichtingen is de in het tweede lid opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:
de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1 onder d, van het Besluit geluidhinder zoals die wet en dat besluit luidden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;
Artikel 3.1.3.4 Geluidhinder in de openlucht
Het college kan terreinen of wateren aanwijzen waar het verbod niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van geluidsapparaten, toestellen of machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van geluidhinder.
Artikel 3.1.3.5 Geluidhinder door dieren
Degene die buiten een inrichting de zorg heeft voor een dier, voorkomt dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder veroorzaakt.
Artikel 3.1.3.6 Geluidhinder door motorvoertuigen en bromfietsen
Het is verboden zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder ontstaat.
Het is verboden met een vrachtauto als bedoeld in artikel 3.1.3.7 waarvan het ledig gewicht vermeerderd met het laadvermogen meer bedraagt dan 3.500 kilogram of die met inbegrip van de lading een lengte heeft van meer dan zes meter of een hoogte van meer dan twee meter, tussen 23.00 uur en 07.00 uur op een andere dan door het college aangewezen weg te rijden.
Afdeling 3.3 Milieubelastende activiteiten
Artikel 3.3.1 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 3.3.2 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Artikel 3.3.3 Ballonnen oplaten
1. Het is verboden ballonnen, van welk materiaal dan ook, door middel van hete lucht afkomstig van vuur op te laten stijgen.
2. Onder een ballon wordt mede verstaan: herdenkingsballon, vuurballon, sfeerballon, geluks-lampion, Thaise wensballon, papierballon en geluks-ballon, dan wel een voorwerp dat door middel van open vuur en zonder sturing wegdrijft.
3. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
4. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een heteluchtballon, zijnde een luchtvaartuig.
5. Het college kan nadere regels vaststellen ten behoeve van het op laten stijgen van ballonnen, van welk materiaal dan ook, door middel van helium of andere gassen.
Afdeling 3.4 Activiteiten op of bij wegen of bij wateren in beheer bij de gemeente
Artikel 3.4.1 Voertuigen van autobedrijf en dergelijke
Artikel 3.4.3 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 3.4.5 Kampeermiddelen en andere voertuigen
Artikel 3.4.8 Uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 3.4.11 Overlast van fietsen of bromfietsen
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 3.4.12 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van openbaar wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen die bij de gemeente in beheer zijn.
Paragraaf 3.5.1 Bescherming gemeentelijk monument
Artikel 3.5.1.1 Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument
Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.
Artikel 3.5.1.2 Omgevingsvergunning gemeentelijk monument
Het college kan in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van de werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Ook kan het nadere regels van de aanvrager verlangen, waaronder de resultaten van een bouwhistorisch onderzoek, een cultuurhistorische analyse of een werkomschrijving van de werkzaamheden/bestek van de werkzaamheden. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van een verbod, bedoeld in lid 1, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in lid 2.
Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om een omgevingsvergunning aan de commissie voor advies of, indien het een archeologisch monument betreft, aan een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg voordat zij beslissen op de aanvraag. Binnen 4 weken na de datum van verzending van het afschrift van deze aanvraag brengt de commissie schriftelijk advies uit aan het college.
Paragraaf 3.6.2 Cultuurhistorische waarden
Artikel 3.6.2.1 Instandhoudingbepaling
Het college vraagt de commissie als een vergunning wordt aangevraagd in objecten, gebieden of cultuurhistorische ensembles met een cultuurhistorische waarde zoals aangeduid op de gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaart. Binnen de termijn van artikel 7 van de Verordening gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Reusel-De Mierden brengt de commissie schriftelijk advies uit aan het college.
Het college kan nadere regels aan de omgevingsvergunning stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden. Ook kan het nadere gegevens van de aanvrager verlangen, waaronder de resultaten van een bouwhistorisch onderzoek, een cultuurhistorische analyse of een werkomschrijving/bestek van de werkzaamheden. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid.
Paragraaf 3.6.1 Het bewaren van houtopstanden en overig gemeentelijk groen
Artikel 3.6.1.4 Financiële compensatieplicht
Indien houtopstand waarvoor een kapverbod geldt, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan of ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de veroorzaker daarvan de verplichting opleggen binnen een bepaalde termijn een geldelijke vergoeding voor de schade te storten in het geoormerkt groenkrediet van de gemeente.
Artikel 3.6.1.5 Bescherming publieke houtopstand
Het is verboden om houtopstanden, die publiek eigendom zijn en overig gemeentelijk groen, zoals bijvoorbeeld hagen en plantsoenen:
Artikel 3.6.1.6 Afstand van de erfgrenslijn
De afstand grenzend aan iemand anders zijn erf als bedoeld in artikel 5:42, tweede lid, Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters.
Paragraaf 3.7.1 Collecteren en Venten
Artikel 3.7.1.1 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving
Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard. Het venten van gedrukte of geschreven stukken kan verboden worden op door het college in het belang van de openbare orde aangewezen openbare plaatsen, dagen of uren.
Paragraaf 3.7.2 Standplaatsen en snuffelmarkten
Artikel 3.7.2.2 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Paragraaf 3.7.3 Stoken van vuur en het verstrooien van as
Artikel 3.7.3.1 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Hoofdstuk 4 Beheer en onderhoud
Afdeling 4.1 Onderhoud- en instandhoudingsverplichtingen
Artikel 4.1.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4.1.2 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college op of aan een onroerende zaak (handels)reclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de openbare weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is.
Artikel 5.1.1 Indiening aanvraag, melding
Indien krachtens artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht of bij of krachtens enige wettelijke bepaling een formulier is vastgesteld voor het doen van een aanvraag of melding of voor het indienen van enig document of het doen van enige kennisgeving als bedoeld in deze verordening, is het gebruik van dat formulier verplicht.
Afdeling 6.1 Strafregels, toezicht en binnentreden woningen
Artikel 6.1.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Besluiten, genomen krachtens de Verordening fysieke leefomgeving Reusel-De Mierden, vastgesteld op 14 december 2021 en die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige bevoegdheden kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Aldus besloten in de vergadering van 12 december 2023.
De raad voornoemd,
de griffier,
mw. J.M. van Dongen-Hermans
de voorzitter,
mw. A.J.M.H. van de Ven
Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:
Een beperkingengebied is een bij of krachtens de wet aangewezen gebied waar vanwege de aanwezigheid van een werk of een object regels gelden over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor dat werk of object. Een beperkingengebiedactiviteit is een activiteit binnen een beperkingengebied
Voor de toepassing van hoofdstuk 2 en afdeling 2.1 en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
dat wat daaronder wordt verstaan in de Wet basisregistratie adressen en gebouwen.
Voor de toepassing van hoofdstuk 2 en afdeling 2.2 en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Voor de toepassing van hoofdstuk 2 en afdeling 2.3 en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Archeologisch vooronderzoek: In schriftelijke rapportage vastgelegd inventariserend onderzoek naar de geschiedenis van de archeologische waarden van een locatie in overeenstemming met de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in de vorm van archeologisch bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek;
Archeologisch bureauonderzoek: Vorm van archeologisch onderzoek waarbij de aan- of afwezigheid , het karakter en de omvang , de gaafheid, de conservering en de relatieve kwaliteit van archeologische waarden worden bepaald aan de hand van bestaande bronnen over archeologische waarden die voor een bepaald gebied al bekend zijn of worden verwacht;
Cultureel erfgoed: Uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurende ontwikkelende waarden, overtuiging, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden;
Gebied met hoge archeologische verwachting (historische kern): Gebied of terrein in dat zich bevindt de zone die op de archeologische beleidskaart van de gemeente is aangeduid als categorie 3 en 4 en waarvan op basis van historische, geologische en/of bodemkundige opbouw een hoge dichtheid aan archeologische sporen/vindplaatsen wordt verwacht;
Gebied met lage archeologische verwachting: Gebied of terrein in dat zich bevindt de zone die op de archeologische beleidskaart van de gemeente is aangeduid als categorie 6 en waarvan op basis van geologische en bodemkundige opbouw een lage dichtheid aan archeologische sporen/vindplaatsen wordt verwacht;
Gebied met een middelhoge archeologische verwachting: Gebied of terrein in dat zich bevindt de zone die op de archeologische beleidskaart van de gemeente is aangeduid als categorie 5 en waarvan op basis van geologische en bodemkundige opbouw een middelhoge dichtheid aan archeologische sporen/vindplaatsen wordt verwacht;
Kerkelijk monument: Monument dat eigendom is van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van een ander genootschap op geestelijke grondslag en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging;
Opgraving: Het onderzoeken van archeologische vindplaatsen, met als doel de gegevens van de vindplaats te documenteren en daarmee de informatie te behouden die van belang is voorkennisvorming over het verleden. Opgravingen worden verricht door een partij met certificaat als bedoeld in artikel 5.1 lid 1 van de Erfgoedwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse archeologen (KNA);
Plan van aanpak: Een door de opdrachtnemer op te stellen plan voor de uit te voeren werken waarmee beoogd wordt aan de vereisten zoals geformuleerd in het Programma van Eisen te voldoen. Ook wordt hierin een voorstel gedaan voor de werkwijze waarmee de in het Programma van Eisen geformuleerde resultaatsverwachtingen bereikt kunnen worden;
Terrein van archeologische waarde: Gebied of terrein dat zich bevindt in de zone die op de archeologische beleidskaart van de gemeente is aangeduid als categorie 2 en waar archeologische waarden, door onderzoek en/of in combinatie met andere bronnen zijn aangetoond, die als behoudenswaardig kunnen worden gekarakteriseerd;
Voor de toepassing van hoofdstuk 2 en afdeling 2.5 en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
veehouderij: inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer aangewezen categorie behoort en is bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren;
Wet: de Wet geurhinder en veehouderij;
Voor de toepassing van hoofdstuk 3, afdeling 3.1, paragraaf 3.1.2 en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
inrichting elke al of niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft
Voor de toepassing van hoofdstuk 3, afdeling 3.1, paragraaf 3.1.3 en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 3.1.3.1 tot en met 3.1.3.3 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;
Voor de toepassing van hoofdstuk 3, afdeling 3.6 en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Voor de toepassing van hoofdstuk 3, afdeling 3.7, paragraaf 3.7.1 en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
venten: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis.
Onder venten wordt niet verstaan:
Voor de toepassing van hoofdstuk 3, afdeling 3.7, paragraaf 3.7.2 en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
Onder standplaats wordt niet verstaan:
Snuffelmarkt: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf standplaatsen.
Onder snuffelmarkt wordt niet verstaan:
Voor de toepassing van hoofdstuk 3, afdeling 3.7, paragraaf 3.7.3 en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
incidentele as verstrooiing : het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de Lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Voor de toepassing van hoofdstuk 3, afdeling 3.7, paragraaf 3.7.4 en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
kampeermiddel: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.