Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
West Maas en Waal

Beleidsregels lokaal minimabeleid 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWest Maas en Waal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels lokaal minimabeleid 2024
CiteertitelBeleidsregels lokaal minimabeleid 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpBeleidsregels lokaal minimabeleid 2024

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

12-12-2023

gmb-2023-537936

Z.86834

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels lokaal minimabeleid 2024

Intitulé

Vastgesteld bij collegebesluit van 12 december 2023, kenmerk Z.86834/ 271715

 

Burgemeester en wethouders van West Maas en Waal;

 

Overwegende dat

 

  • *

    doelstellingen elkaar dienen te ondersteunen en niet tegen te spreken. Dat vanuit dat perspectief bij het benoemen van de uitgangspunten (algemeen en specifiek) aansluiting is gezocht bij de belangrijkste kernwaarden van West Maas en Waal:

  • -

    In ons beleid draait het om inclusiviteit (iedereen telt mee);

  • -

    we beogen zelfredzaamheid van onze inwoners (iedereen kan mee doen);

  • -

    ons beleid sluit aan bij de leefwereld van de inwoners (ondersteuning is indien nodig maatwerk);

  • -

    wij zijn een regie-gemeente (uitvoering is belegd bij partners) en

  • -

    uitvoering dient efficiënt en effectief plaats te vinden;

     

  • *

    de Raad in haar vergadering van 13 juli 2023 heeft vastgesteld de notitie “Uitgangspunten lokaal minimabeleid 2024”;

     

  • *

    de algemene uitgangspunten, benoemd in hoofdstuk 3.1 van de notitie “Uitgangspunten lokaal minimabeleid 2024” zoals die al jaren van toepassing zijn, onverminderd van kracht blijven. Hiermee wordt de integraliteit naar de andere gemeentelijke speerpunten van beleid gewaarborgd. Het gaat daarbij om de volgende aspecten:

  • -

    Iedereen doet – naar vermogen – mee (iedereen draagt wat bij in de samenleving);

  • -

    Wij staan voor een gezonde leefstijl (dus gezonde voeding én voldoende bewegen);

  • -

    Wij bestrijden analfabetisme en laaggeletterdheid (iedereen kan lezen en schrijven op tenminste niveau A2);

  • -

    Wij zijn tegen digibetisme (iedereen beschikt over de nodige vaardigheden om met digitale informatie om te gaan);

  • -

    Wij leggen focus op het voorkomen en bestrijden van financiële problematiek (VEO, Thuisadministratie, SHV, etc.);

  • -

    Wij willen eenvoud én uniformiteit in de uitvoering (bespaart kosten) en

  • -

    Wij hebben vertrouwen in de burger (positief zelfbeeld t.b.v. zelfredzaamheid).

     

  • *

    in par. 3.2. van de notitie “Uitgangspunten lokaal minimabeleid 2024” alle uitgangspunten en bijbehorende overwegingen zijn opgenomen;

     

  • *

    als de voor de inwoner meest van belang zijnde uitgangspunten kunnen worden benoemd:

  • -

    Alle inwoners van onze gemeente behoren tot de doelgroep;

  • -

    We hanteren binnen ons minimabeleid één inkomensgrens van 120%;

  • -

    De vermogensgrens wordt voor de jaarlijks toe te kennen vergoedingen opgetrokken tot 125%. Voor de vergoedingen die slechts eenmaal in de 3, 4 of 5 jaren wordt toegekend hanteren we een vermogensgrens van 100%;

  • -

    Bij het bepalen van de inkomens- en vermogensgrens gaan we uit van een referteperiode van 3 maanden;

  • -

    Voor de meest kwetsbaren (chronisch zieken en gehandicapten en de gezinnen in de schuldhulpverlening) gelden op onderdelen afwijkende (gunstigere) voorwaarden of een hogere vergoeding;

  • -

    Wij blijven uitgaan van normatieve vergoedingen maar die worden jaarlijks geïndexeerd én er geldt een bestedingsverplichting;

  • -

    Een toegekende vergoeding is persoonlijk en dus niet overdraagbaar binnen het gezin/huishouden;

  • -

    De normvergoeding voor een kind (0 tot 18 jaar) is hoger dan de normvergoeding voor een volwassene;

  • -

    We gaan door op de weg van vereenvoudiging en uniformering van regelingen door het aantal regelingen te verminderen en uitvoeringsbepalingen op te nemen (vergoeding wordt o.a. afhankelijk van datum / duur inwoner-schap van onze gemeente).

 

Gelet op de van toepassing zijnde artikelen in de Algemene wet bestuursrecht, de Participatiewet en de Gemeentewet;

 

Besluit vast te stellen de volgende beleidsregels:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (Pw) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  •  

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      Aanvraag: een aanvraag voor een financiële tegemoetkoming op basis van de beleidsregel(s), die ingediend wordt middels een door het college vastgesteld (digitaal) aanvraagformulier;

    • b.

      Aanvrager: de inwoner van 18 jaar of ouder die ten behoeve van zichzelf, zijn echtgenoot of tot zijn gezin behorende, minderjarige kinderen, een tegemoetkoming verzoekt;

    • c.

      Belanghebbende: de inwoner die behoort tot de doelgroep van deze beleidsregel en voldoet aan de voorwaarden;

    • d.

      Bijdrage: de met toepassing van deze beleidsregel verleende of te verlenen geldelijke bijdrage;

    • e.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Maas en Waal;

    • f.

      Computer(s): Een computer is een machine of apparaat dat processen, berekeningen en bewerkingen uitvoert op basis van instructies van een software- of hardwareprogramma. Het is ontworpen om applicaties uit te voeren en biedt een verscheidenheid aan oplossingen door geïntegreerde hardware- en softwarecomponenten te combineren. Als computer worden o.a. aangemerkt een desktop, een laptop, een tablet of een 2-in-1 device;

    • g.

      Duurzame gebruiksgoederen: goederen met een levensduur in nieuw staat van tenminste 5 jaren als vermeld in de NIBUD-prijzengids;

    • h.

      Financiële tegemoetkoming: een bijdrage in de kosten voor sociale, culturele, sportieve, educatieve activiteiten of noodzakelijke behoeften, die beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken;

    • i.

      Gemeente: gemeente West Maas en Waal;

    • j.

      Gezinsleden: de tot het huishouden behorende personen van 18 jaar en ouder;

    • k.

      Huishouden: de alleenstaande, alleenstaande ouder of het gezin, zoals bedoeld in artikel 4, lid 1 onderdeel a, b, of c van de Participatiewet;

    • l.

      Inkomen: het in aanmerking te nemen inkomen conform hoofdstuk 3 van de Participatiewet; of totaal van het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, en de algemene bijstand. Niet tot het inkomen wordt gerekend de individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de wet. De kostendelersnorm op grond van artikel 19a en 22a van de wet is van toepassing;

    • m.

      Inwoner: een persoon die ingeschreven staat in de Basisregistratie Personen van de gemeente West Maas en Waal;

    • n.

      Kind(eren): ten laste komende thuiswonende kinderen van 0 tot en met 17 jaar;

    • o.

      Minimuminkomen: het in aanmerking te nemen inkomen tot 120% van de toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in de Participatiewet;

    • p.

      Participatie: deelname aan een maatschappelijke, educatieve, sportieve of culturele activiteit die beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken;

    • q.

      Peildatum: de aanvraagdatum;

    • r.

      Pensioengerechtigde leeftijd; de leeftijd als bedoeld in artikel 1 onderdeel m van de wet;

    • s.

      Raad: de gemeenteraad van de gemeente West Maas en Waal;

    • t.

      Referteperiode: vastgestelde periode van 3 volle kalendermaanden voorafgaand aan de peildatum waarover gemeten wordt of men aan de criteria heeft voldaan om aanspraak te maken op een uitkering of financiële tegemoetkoming;

    • u.

      Schuldenregeling: een (lopende) schuldenregeling op basis van de Wet gemeentelijke Schuldhulpverlening of de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;

  • v.

    Tegemoetkoming: het maximumbedrag dat de aanvrager als bijdrage kan ontvangen;

  • w.

    Ten laste komend kind: een kind tot 18 jaar dat ingeschreven staat in de gemeentelijke Basisregistratie Personen en waarvoor de ouder kinderbijslag ontvangt zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 onder e van de wet, of het pleegkind jonger dan 18 jaar waarvoor een pleegvergoeding wordt ontvangen op grond van artikel 5.3, lid 1, van de Jeugdwet;

  • x.

    Van toepassing zijnde bijstandsnorm: de norm die op aanvrager van toepassing is als bedoeld in paragraaf 3.2 van de wet;

  • y.

    Vermogen: het vermogen van de aanvrager zoals is bedoeld in artikel 34 van de wet;

  • z.

    VVE: Voor- en Vroegschoolse Educatie;

  • aa.

    Voorliggende voorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 15 van de wet;

  • bb.

    Voorziening: financiële dan wel materiele ondersteuning of begeleiding;

  • cc.

    Waardebon: een bon, chipkaart of code die een bepaalde waarde vertegenwoordigt en op daarvoor aangegeven plekken kan worden ingeleverd tegen bepaalde goederen of diensten;

  • dd.

    Wet: Participatiewet;

  • ee.

    zelfstandige woonruimte: een eigen woonruimte in eigendom of een eigen woonruimte waarbij op basis van een schriftelijke overeenkomst met een derde een commerciële prijs is overeengekomen als huurder of als kostganger én waarbij er maandelijks energiekosten worden betaald;

  • ff.

    Zorgkosten: Onder zorgkosten worden verstaan de wettelijke eigen bijdrage (hiertoe behoort niet het eigen risico) en/of niet vergoede ziektekosten. Zelfmedicatie wordt niet gerekend tot de hier bedoelde zorgkosten.

 

HOOFDSTUK 2. DOEL, UITSLUITINGSVOORWAARDEN EN VERGOEDBARE KOSTEN

Artikel 2 Doel

Het doel van de beleidsregels lokaal minimabeleid 2024 is, door het verstrekken van een financiële tegemoetkoming voor sociale, culturele, sportieve, educatieve activiteiten of noodzakelijke behoeften, voorkomen of doorbreken dat inwoners van de gemeente West Maas en Waal met een laag inkomen in een sociaal-maatschappelijk isolement raken als gevolg van het om financiële redenen niet kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer.

Artikel 3 Uitsluitingen doelgroep

Van een financiële tegemoetkoming zijn de volgende categorieën inwoners uitgesloten:

  • 1.

    personen die niet in de Basisregistratie Personen van de gemeente West Maas en Waal zijn ingeschreven.

  • 2.

    Inwoners die in detentie verkeren zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 onder a van de wet;

  • 3.

    Inwoners die niet als Nederlander kan worden aangemerkt, tenzij er sprake is van een uitzondering, zoals bedoeld in artikel 11 lid 2 en lid 3 van de wet;

     

Artikel 4 Vergoedbare kosten

Voor vergoeding komen in aanmerking de kosten die zijn gemaakt voor of in verband met sociale, culturele, sportieve en educatieve activiteiten, als ook kosten die verbandhouden met noodzakelijke behoeften die kunnen bijdragen aan het bereiken van het doel.

 

HOOFDSTUK 3. PARTICIPATIE 0 TOT 18 JARIGEN

Artikel 5 Onderdelen participatie 0 tot 18 jarigen

  • 1.

    Voor 0 tot 18 jarige kinderen bestaan er voorzieningen die in dit hoofdstuk van de beleidsregel worden genoemd. Het gaat om de volgende onderdelen:

  • A.

    maatschappelijke participatie jeugd: onder kosten voor maatschappelijke participatie worden in ieder geval geacht inbegrepen te zijn kosten gerelateerd aan school (bijv. oudervereniging, kosten van deelname aan (buiten)schoolse activiteiten), noodzakelijke behoeften zoals kleding en vervoerskosten (ook voor deelname aan activiteiten), een fiets (of onderhoud daarvan), vakantie- en kinderactiviteiten door het jaar heen, lidmaatschap van een vereniging die zich richt op sociale, culturele of educatieve activiteiten (zoals muziek- of, toneelvereniging en de kosten van benodigdheden/attributen die daarmee verband houden) en

  • B.

    sport- en beweegkosten: hieronder worden in ieder geval geacht inbegrepen te zijn

  • *

    lidmaatschap van een vereniging of club die zich richt op sport en/of beweegactiviteiten;

  • *

    kosten van attributen, kleding en schoeisel die deelname aan (al dan niet verenigings- of clubverband) sport- en/of recreatieve activiteiten mogelijk maakt;

  • *

    kosten verbonden aan de deelname aan de sport- of beweegactiviteiten;

  • *

    kosten van sport of beweegactiviteiten die niet in verenigingsverband worden beoefend, etc..

  • 2.

    Als er ten behoeve van een kind een aanvraag wordt ingediend voor een van de bovengenoemde voorzieningen, dan wordt deze aanvraag behandeld als een aanvraag voor alle onderdelen.

     

Artikel 6 Doelgroep en voorwaarden participatie 0 tot 18 jarigen

  • 1.

    Recht op grond van deze beleidsregel heeft de inwoner van West Maas en Waal die tussen 0 en 18 jaar is.

  • 2.

    Recht heeft het kind van de inwoner die tijdens de referteperiode aangewezen is op

  • A.

    een nettomaandinkomen dat niet meer bedraagt dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Participatiewet (beiden inclusief vakantietoeslag).

  • B.

    een vermogen niet hoger dan 125% van de voor hen geldende vermogensgrens, zoals bedoeld in artikel 34 lid 2 (onder d) en lid 3 van de Participatiewet.

  • Een nettomaandinkomen boven 120% van de toepasselijke bijstandsnorm (beiden inclusief vakantietoeslag) en/of vermogen hoger dan 125% dan de toepasselijke vermogensgrens, leidt tot verlies van het recht op aanspraak op de regeling.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid, heeft eveneens recht de inwoner die op het moment van aanvraag een (lopende) schuldenregeling heeft op basis van de Wet gemeentelijke Schuldhulpverlening of de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Tevens wordt als rechthebbende aangemerkt de inwoner aan wie door de gemeentelijke schuldhulpverlener financieel of budgetbeheer is toegekend.

  • 4.

    Bij de vaststelling van het inkomen zijn de bepalingen van de wet van toepassing zoals beschreven onder artikel 1, 2e lid onder l van deze beleidsregel.

  • 5.

    Bij de vaststelling van het vermogen zijn de bepalingen van de wet van toepassing zoals beschreven onder artikel 1, 2e lid onder y van deze beleidsregel.

  • 6.

    De tegemoetkoming wordt verstrekt ten behoeve van de ten laste komende kind(eren) tot 18 jaar en geldt voor ieder kind afzonderlijk, tenzij anders vermeld.

Artikel 7 Tegemoetkoming participatie 0 tot 18 jarigen

  • 1.

    Het college kan aan belanghebbenden (op aanvraag) een bijdrage verstrekken voor een tegemoetkoming in de kosten van participatie voor kinderen van 0 tot 18 jaar.

  • 2.

    De hoogte van de bijdrage, bedoeld in lid 1, is maximaal € 525,- per kind per kalenderjaar en bestaat uit:

  • A.

    Een bedrag van maximaal € 175,- ten behoeve van de kosten als bedoeld in artikel 5, lid 1 onder A en

  • B.

    Een bedrag van maximaal € 350,- ten behoeve van de kosten als bedoeld in artikel 5, lid 1 onder B.

  • 3.

    Bepalend voor de hoogte van de vergoeding waarop recht bestaat, is afhankelijk van de duur van het inwoner-schap van de persoon waarvoor de vergoeding wordt aangevraagd. De hoogte wordt gebaseerd op het aantal volle maanden per kalenderjaar.

  • 4.

    De bijdrage moet worden besteed aan het kind waarvoor het is aangevraagd, aan het doel waarvoor het wordt ontvangen en de besteding moet plaatsvinden in het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend;

  • 5.

    Op verzoek moet aanvrager de besteding van de toegekende vergoeding kunnen aantonen door middel van bonnen, nota’s e.d. of aannemelijk kunnen maken.

  • 6.

    Het is niet mogelijk over voorgaande jaren een aanvraag in te dienen zoals bedoeld in het eerste lid.

 

HOOFDSTUK 4. MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE VOLWASSENEN

Artikel 8 Doelgroep en voorwaarden maatschappelijke participatie volwassenen

  • 1.

    Hoofdstuk 4 Maatschappelijke participatie volwassenen is van toepassing op personen van 18 jaar en ouderdie in de Basisregistratie Personen van de gemeente West Maas en Waal zijn ingeschreven.

  • 2.

    Recht op een voorziening heeft de inwoner van 18 jaar en ouder die tijdens de referteperiode aangewezen is op;

  • A.

    een nettomaandinkomen dat niet meer bedraagt dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Participatiewet (beiden inclusief vakantietoeslag).

  • B.

    een vermogen niet hoger dan 125% van de voor hen geldende vermogensgrens, zoals bedoeld in artikel 34 lid 2 (onder d) en lid 3 van de Participatiewet.

  • Een nettomaandinkomen boven 120% van de toepasselijke bijstandsnorm (beiden inclusief vakantietoeslag) en/of vermogen hoger dan 125% dan de toepasselijke vermogensgrens, leidt tot verlies van het recht op aanspraak op de regeling.

  • 3.

    Indien de aanvrager een (thuiswonend) gezinslid van 18 jaar en ouder is, wordt het nettomaandinkomen van de aanvrager getoetst aan de jongerennorm (voor 18 tot 21 jaar), de kostendelersnorm (21 tot 27 jaar) en de bijstandsnorm voor een alleenstaande, allen verhoogd met 20%. Het vermogen van het gezinslid van 18 jaar en ouder mag niet meer bedragen dan 125% van de toepasselijke vermogensgrens van een alleenstaande.

  • 4.

    In afwijking van het tweede lid, heeft eveneens recht de inwoner die op het moment van aanvraag een (lopende) schuldenregeling heeft op basis van de Wet gemeentelijke Schuldhulpverlening of de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Tevens wordt als rechthebbende aangemerkt de inwoner aan wie door de gemeentelijke schuldhulpverlener financieel of budgetbeheer is toegekend.

  • 5.

    Bij de vaststelling van het inkomen zijn de bepalingen van de wet van toepassing zoals beschreven onder artikel 1, 2e lid onder l van deze beleidsregel.

  • 6.

    Bij de vaststelling van het vermogen zijn de bepalingen van de wet van toepassing zoals beschreven onder artikel 1, 2e lid onder y van deze beleidsregel.

  • 7.

    De tegemoetkoming wordt verstrekt ten behoeve van de inwoner vanaf 18 jaar, tenzij anders vermeld.

Artikel 9 Tegemoetkoming maatschappelijke participatie volwassenen

  • 1.

    Het college kan aan inwoners van 18 jaar en ouder (op aanvraag) een tegemoetkoming verstrekken in de kosten van maatschappelijke participatie voor volwassenen.

  • 2.

    Onder kosten voor maatschappelijke participatie worden in ieder geval geacht inbegrepen te zijn kosten gerelateerd aan sociale, sportieve, culturele en educatieve activiteiten. Bij de kosten van de maatschappelijke participatie valt te denken aan aantoonbare kosten van o.a.:

  • *

    lidmaatschap van een vereniging die zich richt op sociale, sportieve, culturele of educatieve activiteiten zoals sport-, muziek- of, toneelvereniging en de kosten van benodigdheden/attributen die verband houden met deelname aan activiteiten;

  • *

    lidmaatschap en gebruik van de bibliotheek;

  • *

    theaterbezoek of museumjaarkaart;

  • *

    abonnement op een tijdschriften of dag- en weekbladen;

  • *

    bezoek pretpark, dierentuin, etc.;

  • *

    cursuskosten voor niet-beroepsgerichte vaardigheden (geen schriftelijke cursussen);

  • *

    kosten openbaar vervoer voor deelname aan een activiteit.

  • 3.

    De hoogte van de onder lid 1 genoemde tegemoetkoming bedraagt voor de doelgroep maximaal € 125,00 per persoon per kalenderjaar.

  • 4.

    Bepalend voor de hoogte van de vergoeding waarop recht bestaat, is afhankelijk van de duur van het inwoner-schap van de aanvrager of de persoon waarvoor de vergoeding wordt aangevraagd. De hoogte wordt gebaseerd op het aantal volle maanden per kalenderjaar.

  • 5.

    De bijdrage moet door de aanvrager of de persoon waarvoor de vergoeding wordt aangevraagd, worden besteed aan het doel waarvoor het wordt ontvangen en de besteding moet plaatsvinden in het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend;

  • 6.

    Op verzoek moet aanvrager de besteding van de toegekende vergoeding kunnen aantonen door middel van bonnen, nota’s e.d. of aannemelijk kunnen maken.

  • 7.

    Het is niet mogelijk over voorgaande jaren een aanvraag in te dienen zoals bedoeld in het eerste lid.

 

HOOFDSTUK 5. COMPENSATIE ZORGKOSTEN

Artikel 10 Doelgroep en voorwaarden compensatie zorgkosten

  • 1.

    De compensatie zorgkosten is van toepassing op inwoners vanaf 18 jaar en ouder.

  • 2.

    Recht op een voorziening heeft de inwoner die tijdens de referteperiode aangewezen is op

  • A.

    een nettomaandinkomen dat niet meer bedraagt dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Participatiewet (beiden inclusief vakantietoeslag) en

  • B.

    een vermogen niet hoger dan 125% van de voor hen geldende vermogensgrens, zoals bedoeld in artikel 34 lid 2 (onder d) en lid 3 van de Participatiewet.

Met

  • 1.

    een basisverzekering met een aanvullende verzekering (ongeacht soort / vorm) of

  • 2.

    aantoonbare zorgkosten in het lopende kalenderjaar die hoger dan of gelijk zijn aan € 385,-- of

  • 3.

    wanneer belanghebbende dient te worden aangemerkt als chronisch zieke of gehandicapte inwoner.

  • 3.

    Onder aantoonbare zorgkosten, als bedoeld in lid 2 onder 2 hiervoor, worden verstaan de wettelijke eigen bijdrage (hiertoe behoort niet het eigen risico) en/of niet vergoede ziektekosten. Zelfmedicatie wordt niet gerekend tot de hier bedoelde zorgkosten.

  •  

  • 4.

    Een inwoner wordt als chronisch ziek of gehandicapt, als bedoeld in lid 2 onder 3 hiervoor, aangemerkt wanneer belanghebbende beschikt over

    • A.

      een indicatie van tenminste 26 weken voor een voorziening op grond van

  • *

    de Wet maatschappelijke ondersteuning niet zijnde een toekenning voor deelname aan collectief vraagafhankelijk vervoer;

  • *

    de Wet langdurige zorg (Wlz);

  • *

    de Zorgverzekeringswet (Zvw) in de vorm van persoonlijke verzorging;

  • *

    de Jeugdwet (niet zijnde pleegzorg, opvoedondersteuning of behandeling) of

  • B.

    een gehandicaptenparkeerkaart (als bestuurder of passagier) of

  • C.

    een uitkering wegens duurzame arbeidsongeschiktheid (tenminste 80%)

  • 5.

    In afwijking van het tweede lid onder A of B, heeft eveneens recht de inwoner van 18 jaar en ouder die op het moment van aanvraag een (lopende) schuldenregeling heeft op basis van de Wet gemeentelijke Schuldhulpverlening of de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Tevens wordt als rechthebbende aangemerkt de inwoner aan wie door de gemeentelijke schuldhulpverlener financieel of budgetbeheer is toegekend. Aanvrager of de persoon waarvoor de aanvraag wordt ingediend, dient wel te voldoen aan 1 van de voorwaarden genoemd onder 1 tot en met 3 van artikel 10, 2e lid.

  • 6.

    Bij de vaststelling van het inkomen zijn de bepalingen van de wet van toepassing zoals beschreven onder artikel 1, 2e lid onder l van deze beleidsregel.

  • 7.

    Bij de vaststelling van het vermogen zijn de bepalingen van de wet van toepassing zoals beschreven onder artikel 1, 2e lid onder y van deze beleidsregel.

Artikel 11 Tegemoetkoming compensatie zorgkosten

  • 1.

    Het college kan aan belanghebbenden een bijdrage verstrekken voor een tegemoetkoming in de zorgkosten.

  • 2.

    De hoogte van de onder lid 1 genoemde tegemoetkoming is voor belanghebbende die voldoet aan de inkomens- en vermogensgrens als beschreven in artikel 10, lid 2 onder A en B, afhankelijk van het voldoen aan het aanvullende criterium in artikel 10 ,lid 2 onder 1 tot en met 3.

  • A.

    Voldoet belanghebbende aan het criterium in artikel 10, lid 2 onder 1 en 2 dan bestaat aanspraak op een tegemoetkoming van maximaal € 250,-- per kalenderjaar.

  • B.

    Voldoet belanghebbende aan het criterium in artikel 10, lid 2 onder 3 bedraagt de tegemoetkoming maximaal € 350,- per kalenderjaar.

  • C.

    Indien belanghebbende voldoet aan de criteria in artikel 10, lid 2 onder 1 tot en met 3 dan bedraagt de tegemoetkoming eveneens maximaal € 350,- per kalenderjaar.

  • 3.

    Bepalend voor de hoogte van de vergoeding waarop recht bestaat, is afhankelijk van de duur van het inwoner-schap van de aanvrager of de persoon waarvoor de vergoeding wordt aangevraagd. De hoogte wordt gebaseerd op het aantal volle maanden per kalenderjaar.

  • 4.

    De bijdrage moet door de aanvrager of de persoon waarvoor de vergoeding wordt aangevraagd, worden besteed aan het doel waarvoor het wordt ontvangen en de besteding moet plaatsvinden in het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend;

  • 5.

    Op verzoek moet aanvrager de besteding van de toegekende vergoeding kunnen aantonen door middel van bonnen, nota’s e.d. of aannemelijk kunnen maken.

  • 6.

    Het is niet mogelijk over voorgaande jaren een aanvraag in te dienen zoals bedoeld in het eerste lid.

 

HOOFDSTUK 6. Computer Primair Onderwijs

Artikel 12 Doelgroep en voorwaarden

  • 1.

    Recht op grond van deze beleidsregel heeft de alleenstaande ouder of het gezin met thuiswonende schoolgaande kinderen die als leerling(e) van een instelling voor Primair Onderwijs zijn ingeschreven (kinderen in de leerjaren 1 tot en met 8);

  • 2.

    Recht heeft de inwoner die tijdens de referteperiode aangewezen is op

  • A.

    een nettomaandinkomen dat niet meer bedraagt dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Participatiewet (beiden inclusief vakantietoeslag).

  • B.

    een vermogen niet hoger dan 100% van de voor hen geldende vermogensgrens, zoals bedoeld in artikel 34 lid 2 (onder d) en lid 3 van de Participatiewet.

  • Een nettomaandinkomen boven 120% van de toepasselijke bijstandsnorm (beiden inclusief vakantietoeslag) en/of vermogen hoger dan 100% dan de toepasselijke vermogensgrens, leidt tot verlies van het recht op aanspraak op de regeling.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid, heeft eveneens recht de inwoner die op het moment van aanvraag een (lopende) schuldenregeling heeft op basis van de Wet gemeentelijke Schuldhulpverlening of de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Tevens wordt als rechthebbende aangemerkt de inwoner aan wie door de gemeentelijke schuldhulpverlener financieel of budgetbeheer is toegekend.

  • 4.

    Bij de vaststelling van het inkomen zijn de bepalingen van de wet van toepassing zoals beschreven onder artikel 1, 2e lid onder l van deze beleidsregel.

  • 5.

    Bij de vaststelling van het vermogen zijn de bepalingen van de wet van toepassing zoals beschreven onder artikel 1, 2e lid onder y van deze beleidsregel.

Artikel 13 Tegemoetkoming

  • 1.

    Het college kan aan belanghebbenden (op aanvraag) een bijdrage verstrekken in de kosten van aanschaf van een computer. Niet voor vergoeding komen in aanmerking ‘bijkomende’ kosten voor bijvoorbeeld PC tafel, stoel, inktcartridges, enz.

  • 2.

    De hoogte van de bijdrage, bedoeld in lid 1, is maximaal € 400,-. Indien naast de computer software wordt aangeschaft, (software)licenties worden verworven en/of tegen vergoeding worden gebruikt, trainingen digitale vaardigheden worden gevolgd, etc., komen deze alleen voor vergoeding in aanmerking indien het hiervoor vernoemde bedrag van € 400,- nog niet ten volle is besteed;

  • 3.

    Om in aanmerking te komen voor de bijdrage is aan de aanvrager in de afgelopen vijf jaar na een eerdere toekenningsdatum door de gemeente West Maas en Waal, niet eerder een bijdrage aan aanvrager verstrekt;

  • 4.

    De bijdrage moet, worden besteed aan het doel waarvoor het wordt ontvangen en de besteding moet plaatsvinden binnen 3 maanden nadat de aanvraag is toegekend dan wel in het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend;

  • 5.

    Op verzoek moet aanvrager de besteding van de toegekende vergoeding kunnen aantonen door middel van bonnen, nota’s e.d. of aannemelijk kunnen maken.

  • 6.

    Het is niet mogelijk over voorgaande jaren een aanvraag in te dienen zoals bedoeld in het eerste lid.

 

HOOFDSTUK 7. Computer VO / MBO / HBO / WO

Artikel 14 Doelgroep en voorwaarden

  • 1.

    Recht op grond van deze beleidsregel heeft de alleenstaande ouder of het gezin met thuiswonende schoolgaande kinderen die als leerling(e) van een instelling voor voortgezet, middelbaar of hoger onderwijs zijn ingeschreven en de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt;

  • 2.

    Recht heeft de inwoner die tijdens de referteperiode aangewezen is op

  • A.

    een nettomaandinkomen dat niet meer bedraagt dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Participatiewet (beiden inclusief vakantietoeslag).

  • B.

    een vermogen niet hoger dan 100% van de voor hen geldende vermogensgrens, zoals bedoeld in artikel 34 lid 2 (onder d) en lid 3 van de Participatiewet.

  • Een nettomaandinkomen boven 120% van de toepasselijke bijstandsnorm (beiden inclusief vakantietoeslag) en/of vermogen hoger dan 100% dan de toepasselijke vermogensgrens, leidt tot verlies van het recht op aanspraak op de regeling.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid, heeft eveneens recht de inwoner die op het moment van aanvraag een (lopende) schuldenregeling heeft op basis van de Wet gemeentelijke Schuldhulpverlening of de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Tevens wordt als rechthebbende aangemerkt de inwoner aan wie door de gemeentelijke schuldhulpverlener financieel of budgetbeheer is toegekend.

  • 4.

    Bij de vaststelling van het inkomen zijn de bepalingen van de wet van toepassing zoals beschreven onder artikel 1, 2e lid onder l van deze beleidsregel.

  • 5.

    Bij de vaststelling van het vermogen zijn de bepalingen van de wet van toepassing zoals beschreven onder artikel 1, 2e lid onder y van deze beleidsregel.

Artikel 15 Tegemoetkoming

  • 1.

    Het college kan aan belanghebbenden (op aanvraag) een bijdrage verstrekken in de kosten van aanschaf van een computer. Niet voor vergoeding komen in aanmerking ‘bijkomende’ kosten voor bijvoorbeeld PC tafel, stoel, inktcartridges, enz.

  • 2.

    De hoogte van de bijdrage, bedoeld in lid 1, is maximaal € 600,- per kind. Indien naast de computer software wordt aangeschaft, (software)licenties worden verworven en/of tegen vergoeding worden gebruikt, trainingen digitale vaardigheden worden gevolgd, etc., komen deze alleen voor vergoeding in aanmerking indien het hiervoor vernoemde bedrag van € 600,- nog niet ten volle is besteed;

  • 3.

    Om in aanmerking te komen voor de bijdrage is aan de aanvrager in de afgelopen vier jaar na een eerdere toekenningsdatum door de gemeente West Maas en Waal, niet eerder een bijdrage ten behoeve van de aankoop van een computer voor het betreffende kind aan aanvrager verstrekt;

  • 4.

    De bijdrage moet, worden besteed aan het doel waarvoor het wordt ontvangen en de besteding moet plaatsvinden binnen 3 maanden nadat de aanvraag is toegekend dan wel in het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend;

  • 5.

    Op verzoek moet aanvrager de besteding van de toegekende vergoeding kunnen aantonen door middel van bonnen, nota’s e.d. of aannemelijk kunnen maken.

  • 6.

    Het is niet mogelijk over voorgaande jaren een aanvraag in te dienen zoals bedoeld in het eerste lid.

 

HOOFDSTUK 8 Bijdrage in kosten voor- en vroegschoolse educatie

Artikel 16 Doelgroep en voorwaarden

  • 1.

    Het college kan aan belanghebbenden (op aanvraag) een tegemoetkoming verstrekken in de kosten van de Eigen Bijdrage voor het 1e en 2e dagdeel wegens bezoek van de peuteropvang bij deelname aan een programma voor Voor- en vroegschoolse educatie (VVE);

  • 2.

    De tegemoetkoming wordt uitsluitend verstrekt aan de aanvrager ten behoeve van kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar.

  • 3.

    Recht op een voorziening heeft de inwoner die tijdens de referteperiode aangewezen is op

  • A.

    een nettomaandinkomen dat niet meer bedraagt dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Participatiewet (beiden inclusief vakantietoeslag) en

  • B.

    een vermogen niet hoger dan 125% van de voor hen geldende vermogensgrens, zoals bedoeld in artikel 34 lid 2 (onder d) en lid 3 van de Participatiewet.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid, heeft eveneens recht de inwoner die op het moment van aanvraag een (lopende) schuldenregeling heeft op basis van de Wet gemeentelijke Schuldhulpverlening of de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Tevens wordt als rechthebbende aangemerkt de inwoner aan wie door de gemeentelijke schuldhulpverlener financieel of budgetbeheer is toegekend.

  • 5.

    Bij de vaststelling van het inkomen zijn de bepalingen van de wet van toepassing zoals beschreven onder artikel 1, 2e lid onder l van deze beleidsregel.

  • 6.

    Bij de vaststelling van het vermogen zijn de bepalingen van de wet van toepassing zoals beschreven onder artikel 1, 2e lid onder y van deze beleidsregel.

Artikel 17 Tegemoetkoming

  • 1.

    Het college kan aan belanghebbenden een bijdrage verstrekken tot ten hoogste het verschil tussen het uurtarief van de peuteropvangorganisatie en de door de Belastingdienst toegekende kinderopvangtoeslag of de door gemeente verstrekte bijdrage in de kosten van peuteropvang.

  • 2.

    De hoogte van de onder lid 1 genoemde tegemoetkoming is voor belanghebbende die voldoet aan de inkomens- en vermogensgrens als beschreven in artikel 16, afhankelijk van

  • A.

    De deelname van het kind gedurende 2 dagdelen aan peuteropvang (dagdeel 1 en2) en

  • B.

    de feitelijke deelname gedurende 2 dagdelen (de dagdelen 3 en 4) aan een programma voor Voor- en vroegschoolse educatie.

  • 3.

    Bij de aanvraag dient overgelegd te worden het bewijs van inschrijving / deelname aan zowel de peuteropvang (voor 2 dagdelen) als een programma voor Voor- en Vroegschoolse educatie (voor 2 dagdelen). Het recht op een bijdrage ontstaat op de 1e dag van deelname (doch niet gelegen voor de dag waarop het kind waarvoor de aanvraag wordt ingediend de leeftijd van 2 jaar heeft bereikt) en eindigt op de laatste dag van deelname doch niet later dan de dag waarop het kind de leeftijd van 4 jaar heeft bereikt.

  • 4.

    De bijdrage moet door de aanvrager of de persoon waarvoor de vergoeding wordt aangevraagd, worden besteed aan het doel waarvoor het wordt ontvangen en de besteding moet plaatsvinden in het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend;

  • 5.

    Op verzoek moet aanvrager de besteding van de toegekende vergoeding kunnen aantonen door middel van bonnen, nota’s e.d. of aannemelijk kunnen maken.

  • 6.

    Het is niet mogelijk over voorgaande jaren een aanvraag in te dienen zoals bedoeld in het eerste lid.

 

HOOFDSTUK 9 Duurzame gebruiksgoederen

Artikel 18 Doelgroep en voorwaarden

  • 1.

    De artikelen 18 en 19 zijn van toepassing op alleenstaande, alleenstaande ouder en het gezin die ingeschreven zijn in de gemeente West Maas en Waal en zelfstandig een huishouden voeren. Thuiswonenden en personen die in een inrichting verblijven, zijn uitgesloten.

  • 2.

    Recht op een voorziening heeft de aanvrager die tijdens de referteperiode aangewezen is op

  • A.

    een nettomaandinkomen dat niet meer bedraagt dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Participatiewet (beiden inclusief vakantietoeslag) en

  • B.

    een vermogen niet hoger dan 100% van de voor hen geldende vermogensgrens, zoals bedoeld in artikel 34 lid 2 (onder d) en lid 3 van de Participatiewet.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid, heeft eveneens recht de inwoner die op het moment van aanvraag een (lopende) schuldenregeling heeft op basis van de Wet gemeentelijke Schuldhulpverlening of de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Tevens wordt als rechthebbende aangemerkt de inwoner aan wie door de gemeentelijke schuldhulpverlener financieel of budgetbeheer is toegekend.

  • 4.

    Bij de vaststelling van het inkomen zijn de bepalingen van de wet van toepassing zoals beschreven onder artikel 1, 2e lid onder l van deze beleidsregel.

  • 5.

    Bij de vaststelling van het vermogen zijn de bepalingen van de wet van toepassing zoals beschreven onder artikel 1, 2e lid onder y van deze beleidsregel.

Artikel 19 Tegemoetkoming

  • 1.

    Het college kan aan belanghebbenden op aanvraag een bijdrage verstrekken in de kosten van aanschaf (en/of economisch verantwoorde reparatie) van een duurzaam gebruiksgoed.

  • 2.

    De hoogte van de bijdrage, bedoeld in lid 1, is maximaal € 500,- in een tijdvak van 3 kalenderjaren. Het tijdvak vangt aan op de datum van toekenning van de aanvraag.

  • 3.

    Om in aanmerking te komen voor de bijdrage is aan de aanvrager in de afgelopen drie jaar na een eerdere toekenningsdatum door de gemeente West Maas en Waal, niet eerder een bijdrage ten behoeve van de aankoop van een duurzaam gebruiksgoed aan aanvrager verstrekt, tenzij de eerder gedane aanvraag de maximaal uit te keren tegemoetkoming het bedrag van € 500,- niet heeft overschreden;

  • 4.

    De bijdrage moet worden besteed aan het doel waarvoor het wordt ontvangen en de besteding moet plaatsvinden in het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend;

  • 5.

    Op verzoek moet aanvrager de besteding van de toegekende vergoeding kunnen aantonen door middel van bonnen, nota’s e.d. of aannemelijk kunnen maken.

  • 6.

    Het is niet mogelijk over voorgaande jaren een aanvraag in te dienen zoals bedoeld in het eerste lid.

 

HOOFDSTUK 10 WAARDEBONNEN

Artikel 20. Doelgroep en voorwaarden

  • 1.

    Het college kan (op aanvraag) aan een alleenstaande ouder of een gezin die op 1 januari van het kalenderjaar ingeschreven zijn in de gemeente West Maas en Waal en zelfstandig een huishouden voeren, waardebonnen toekennen

  • 2.

    De tegemoetkoming wordt uitsluitend verstrekt aan de aanvrager ten behoeve van kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar en/of medegezinsleden van 18 jaar en ouder wanneer sprake is van een door de gemeente bekostigd schuldhulpverleningstraject of financieel of budgetbeheer (basis of compleet).

  • 3.

    Recht op een voorziening heeft de inwoner die tijdens de referteperiode aangewezen is op

  • A.

    een nettomaandinkomen dat niet meer bedraagt dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Participatiewet (beiden inclusief vakantietoeslag) en

  • B.

    een vermogen niet hoger dan 125% van de voor hen geldende vermogensgrens, zoals bedoeld in artikel 34 lid 2 (onder d) en lid 3 van de Participatiewet.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid, heeft eveneens recht de inwoner die op het moment van aanvraag een (lopende) schuldenregeling heeft op basis van de Wet gemeentelijke Schuldhulpverlening of de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Tevens wordt als rechthebbende aangemerkt de inwoner aan wie door de gemeentelijke schuldhulpverlener financieel of budgetbeheer is toegekend.

  • 5.

    Bij de vaststelling van het inkomen zijn de bepalingen van de wet van toepassing zoals beschreven onder artikel 1, 2e lid onder l van deze beleidsregel.

  • 6.

    Bij de vaststelling van het vermogen zijn de bepalingen van de wet van toepassing zoals beschreven onder artikel 1, 2e lid onder y van deze beleidsregel.

Artikel 21 Tegemoetkoming

  • 1.

    Het college kan aan belanghebbenden (op aanvraag) waardebonnen verstrekken. De waardebonnen hebben een vaste geldswaarde van € 25,-.

  • 2.

    De geldwaarde van de te verstrekken waardebonnen:

  • A.

    Voldoet belanghebbende aan het criterium in artikel 20, lid 3 dan bestaat aanspraak op waardebonnen tot een bedrag van € 75,- per kind in de leeftijd van 0 tot 18 jaar

  • B.

    Voldoet belanghebbende aan het criterium in artikel 20, lid 4 bedraagt de geldwaarde van de waardebonnen € 75,- per kind in de leeftijd van 0 tot 18 jaar en daarnaast € 50,- per gezinslid van 18 jaar en ouder. Niet als gezinslid 18+ worden aangemerkt de aanvrager en/of haar/zijn partner (de ouders/verzorgers). Zij hebben geen recht op een vergoeding.

  • 3.

    Bepalend voor het recht op waardebonnen is verder de leefsituatie van de aanvrager op 1 januari van het kalenderjaar. De samenstelling van het huishouden (zowel qua omvang als leeftijd) bepaalt het aantal waardebonnen dat wordt verstrekt. Verhuizingen (inkomend of uitgaand) en wijziging van de (gezins)situatie (geboorte, sterfte) gedurende het kalenderjaar hebben geen invloed op de hoogte van de tegemoetkoming.

  • 4.

    Besteding van de waardebon(nen) kan uitsluitend plaatsvinden bij de deelnemende ondernemingen in de gemeente West Maas en Waal. Door de deelnemende ondernemers wordt géén geld uitgekeerd indien de waarde van de besteding lager is dan de hoogte van de waardebon. Het staat de deelnemende ondernemer vrij om aanvullende kortingen aan te bieden aan de personen die behoren tot de doelgroep en betalen met een waardebon.

  • 5.

    Het is niet mogelijk over voorgaande jaren een aanvraag in te dienen zoals bedoeld in het eerste lid.

 

HOOFSTUK 11. WERKWIJZE EN AANVULLENDE VOORWAARDEN

Artikel 22 Voorliggende voorziening

  • 1.

    Op de verstrekkingen zoals beschreven in hoofdstuk 3 tot en met 10 van deze beleidsregel zijn voorliggende voorzieningen als bedoeld in artikel 15 van de wet van toepassing.

  • 2.

    In afwijking van lid 1, wordt de individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de wet, niet als voorliggende voorziening op verstrekkingen zoals beschreven in hoofdstuk 3 tot en met 10 van deze beleidsregel beschouwd.

  • 3.

    De verstrekkingen zoals beschreven in hoofdstuk 3 tot en met 10 van deze beleidsregel worden in ieder geval als voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de wet, op de verstrekking van individuele bijzondere bijstand voor soortgelijke kosten, beschouwd.

Artikel 23 Aanvraag

  • 1.

    De aanvrager kan een financiële tegemoetkoming aanvragen voor zichzelf, zijn of haar partner en zijn of haar ten laste komend(e) kind(eren) tot de leeftijd van 18 jaar.

  • 2.

    Een thuiswonend gezinslid van 18 jaar en ouder, niet zijnde de hoofdbewoner, die een aanvraag wenst in te dienen op grond van hoofdstuk 4 of 5 van deze beleidsregel dient zelfstandig een aanvraag in te dienen.

  • 3.

    Op de aanvraag wordt binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beslissing genomen.

  • 4.

    Een aanvraag dient ingediend te worden via een daartoe bestemd (digitaal) aanvraagformulier.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht dienen bij de aanvraag bewijsstukken van inkomen en vermogen te worden geleverd.

  • 6.

    In afwijking van het vijfde lid van dit artikel, hoeft de aanvrager geen bewijsstukken van inkomen en vermogen bij de aanvraag te leveren indien hij/zij een periodieke bijstandsuitkering ontvangt op basis van de wet.

  • 7.

    Voor tegemoetkomingen zoals genoemd in de hoofdstukken 5 (tenzij sprake is van chronisch of gehandicapt) en 8 van deze beleidsregel dient de aanvrager aan te tonen dat hij/zij hier kosten heeft gemaakt.

  • 8.

    In afwijking van lid 7 kan een tegemoetkoming zoals genoemd in de artikelen 7, 13, 15 en 19 van deze beleidsregel vooraf door de belanghebbende worden gedeclareerd middels een proformanota, of anderszins een bewijsstuk waaruit de hoogte van de kosten blijken, indien de belanghebbende niet in staat is tot betaling of indien betaling vooraf leidt tot financiële problemen voor andere kosten.

  • 9.

    De verstrekkingen zoals beschreven in hoofdstuk 3, 4, 5, 8 en 10 van deze beleidsregel worden per kalenderjaar verstrekt.

  • 10.

    Het is niet mogelijk over voorgaande jaren een aanvraag in te dienen.

Artikel 24 Procedure en controle rechtmatigheid

  • 1.

    De aanvrager is zelf verantwoordelijk voor de aanlevering van de juiste gegevens aan het college.

  • 2.

    Het college kan op basis van een steekproef de aanvrager tot 6 maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de vergoeding is toegekend, vragen om de volledige besteding van de ontvangen tegemoetkoming(en) zoals genoemd in artikelen 7, 9, 13, 15 en 19 aan te tonen.

  • 3.

    Met inachtneming van lid 2 dient de aanvrager de bewijsstukken, inclusief de nota’s/bonnen, voor het toegekende bedrag te bewaren tot 6 maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de vergoeding is toegekend.

  • 4.

    Als de belanghebbende de besteding van de ontvangen tegemoetkoming naar het oordeel van het college niet of niet volledig aantoont, kan het college het niet verantwoorde deel van de tegemoetkoming terugvorderen. Hierbij zijn de bepalingen van hoofdstuk 6.4 van de wet en de daarop gebaseerde handhavings- en/of terugvorderingsbeleidsregel(s) van overeenkomstige toepassing.

Artikel 25 Intrekking/wijziging

  • 1.

    Het college kan de beschikking tot het verlenen van een financiële tegemoetkoming intrekken of wijzigen indien:

    • A.

      De aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;

    • B.

      De beschikking anderszins onjuist was en de ontvanger van de financiële tegemoetkoming dit wist of redelijkerwijs kon weten;

    • C.

      Uit controle achteraf blijkt dat er geen recht was op verstrekking van de financiële tegemoetkoming;

    • D.

      Uit controle achteraf blijkt dat de aanvrager de verstrekking / bijdrage niet of niet geheel heeft besteed in het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend of heeft besteed ten behoeve van andere personen of doelen waarvoor de vergoeding is verstrekt.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de financiële tegemoetkoming is verstrekt.

HOOFDSTUK 12. SLOTBEPALINGEN

Artikel 26 Beleid

Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze beleidsregel nadere regels stellen.

Artikel 27 Indexering

  • 1.

    De vergoedingen die op basis van de artikelen 7, 9, 11, 13, 15 en 19 van deze beleidsregel worden verstrekt, worden per 1 januari van het jaar aangepast aan het indexatiecijfer voor prijsontwikkeling dat wordt toegepast voor de Gemeentebegroting (vaststelling Voorjaarsnota medio het kalenderjaar voorafgaand). Per 1-1-2024 worden de bedragen vastgesteld die vervolgens als uitgangswaarde dienen voor de passing per 1-1-2025.

  • 2.

    De vergoedingen genoemd in artikelen 7, 9 en 11 (participatie / comp. zorgkosten) worden naar boven afgerond op een veelvoud van € 5,--. Daarbij wordt uitgegaan van het niet-afgeronde normbedrag van het voorafgaande jaar verhoogd met het indexatiecijfer.

  • 3.

    De vergoeding genoemd in de artikelen 13, 15 en 19 (computers / duurzame gebruiksg.) wordt naar boven afgerond maar dan op een veelvoud van € 25,-. Ook nu weer wordt als basis genomen het niet-afgeronde bedrag van het voorafgaande kalenderjaar verhoogd met het indexcijfer voor prijsontwikkeling.

  • 4.

    De vergoedingen genoemd in artikel 21 (waardebonnen) worden niet geïndexeerd.

  • 5.

    Het college kan jaarlijks afzien de hoogte van de bijdragen te indexeren zoals bedoeld in lid 1 tot en met 3. Het besluit daartoe wordt genomen gelijktijdig met het vaststellen van de Voorjaarsnota en de daarin benoemde kaders en uitgangspunten voor het daaropvolgende begrotingsjaar (uiterlijk medio juli).

Artikel 28 Onvoorziene omstandigheden

In alle gevallen waarin deze beleidsregel niet voorziet of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.

Artikel 29 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen kan ten gunste van de aanvrager afgeweken worden van de bepalingen in deze beleidsregel, als toepassing daarvan voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Artikel 30 Intrekking en overgangsrecht

  • 1.

    De beleidsregels

  • A.

    Meedoen-regeling West Maas en Waal 2023

  • B.

    Sport (- en beweeg)regeling West Maas en Waal 2023

  • C.

    Maatschappelijke participatieregeling West Maas en Waal 2023

  • D.

    Compensatie voor Eigen Bijdrage peuteropvang bij deelname aan Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) West Maas en Waal 2023

  • E.

    Compensatieregeling zorgverzekering West Maas en Waal 2023

  • F.

    Financiële tegemoetkoming chronisch zieken West Maas en Waal 2023

  • G.

    Computer voor gezinnen met kinderen in het Primair Onderwijs West Maas en Waal 2023

  • H.

    Computer voor kinderen in het voortgezet, middel en hoger onderwijs West Maas en Waal 2023

  • I.

    Inrichtingskosten duurzame gebruiksgoederen West Maas en Waal 2023

  • J.

    Waardebonnen-regeling West Maas en Waal 2023

  • worden met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregel ingetrokken.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend onder het regime van de onder lid 1, onder A tot en met I genoemde regelingen en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze beleidsregel, worden afgehandeld krachtens die beleidsregel(s).

  • 3.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit die zijn ingediend op of na de ingangsdatum van de beleidsregel maar betrekking hebben op een besluit genomen op grond van de onder lid 1, onder A tot en met J genoemde regelingen, worden afgehandeld op basis van de van toepassing zijnde wetgeving en gemeentelijke (beleids)regels zoals die golden voor inwerkingtreding van deze beleidsregel.

Artikel 31 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2024.

Artikel 32 Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: Beleidsregels lokaal minimabeleid 2024.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van de Burgemeester en Wethouders van West Maas en Waal van 12 december 2023, kenmerk Z.86834 / 271715.

 

burgemeester en wethouders,

 

 

P.G. (Perry) Arissen

gemeentesecretaris

 

 

V.M. (Vincent) van Neerbos

burgemeester

 

 

 

ALGEMENE TOELICHTING

Met de Participatiewet zijn de mogelijkheden voor gemeenten om categoriaal bijzondere bijstand te verstrekken beperkt. Voor de gemeente West Maas en Waal houdt dat op het gebied van maatschappelijke participatie in dat om de mogelijkheden ter bevordering van maatschappelijke participatie in stand te houden, we de bewuste keuze hebben gemaakt om op basis van de gemeentewet een regeling in te zetten. Deze beleidsregel(s) dient/dienen hiervoor. Op basis van artikel 108 (en artikel 121) Gemeentewet kan de gemeente regels stellen, en op basis van artikel 149 Gemeentewet heeft de gemeenteraad de bevoegdheid om een beleidsregel te maken die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt. De gemeenteraad kan daarbij bepalen hoe, voor welke doelgroep, en voor welke uitgaven deze regels dienen, gericht op maatschappelijke participatie.

Het doel is het stimuleren van het maatschappelijk participeren van inwoners met een laag inkomen. Onder maatschappelijke participatie wordt verstaan het deelnemen aan activiteiten waardoor contacten met anderen in de samenleving worden gestimuleerd met als doel sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken. Het sluit aan bij het uitgangspunt van de Participatiewet, waarbij geldt dat iedereen een steentje kan bijdragen aan de maatschappij en dat ondersteuning vanuit de lokale overheid gericht moet zijn op het vergroten van de zelfredzaamheid, de onderlinge solidariteit van burgers en sociale cohesie. Door invoering van deze beleidsregel wordt hier expliciet aandacht aan besteed.

Tevens wordt ingezet op het wegnemen van belemmeringen, bijvoorbeeld voor schoolgaande kinderen, ten behoeve van deelname op het voortgezet onderwijs. Te denken valt dus aan het deelnemen aan sociaal-culturele of sportieve activiteiten, maar ook kan onder voorwaarden een pc worden aangeschaft voor schoolgaande kinderen.

Hoewel het mogelijk blijft voor gemeenten om met de gemeentewet als wettelijke basis, bepaalde groepen aan te wijzen, zal er wel sprake zijn van een individuele beoordeling. Hiervoor moet een aanvraag worden ingediend, en iedere aanvraag dient individueel beoordeeld te worden. Een ander belangrijk verschil is dat categoriale bijzondere bijstand geen vergoeding was van daadwerkelijk gemaakte kosten, maar een tegemoetkoming (vooraf) daarin. Ondanks dat werkelijke kosten voor verschillende activiteiten wellicht hoger kunnen liggen, hebben we wel een maximum bijdrage ingesteld.

Door de inkomensgrenzen boven het sociaal minimum te leggen kan een persoon die werk heeft of inkomen heeft uit een sociale zekerheidsuitkering ook aanspraak maken op een voorziening ter voorkoming van sociaal isolement. Voor de uitvoering van de beleidsregel is het college verantwoordelijk. De beleidsregel geeft houvast om effectief beleid te kunnen maken en uitvoering te geven aan het voorkomen van sociaal isolement als men om financiële redenen niet kan deelnemen aan het maatschappelijk verkeer.

TOELICHTING PER ARTIKEL

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begrippen

Begrippen die in de Participatiewet, Awb of de gemeentewet voorkomen hebben in deze beleidsregel dezelfde betekenis als in deze wetten. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de beleidsregel moet worden gewijzigd. Ten aanzien van een aantal begrippen die als zodanig niet in deze wetten staan, is een definitie gegeven in deze beleidsregel.

HOOFDSTUK 2. DOEL, UITSLUITINGSVOORWAARDEN EN VERGOEDBARE KOSTEN

Artikel 2. Doel

Dit artikel spreekt voor zich. Zie ook de algemene toelichting hierboven.

Artikel 3. Uitsluitingen doelgroep

Dit artikel beschrijft welke personen geen aanspraak kunnen maken op een financiële tegemoetkoming. Het gaat naast personen in detentie, om studenten die een beroep (kunnen) doen op de Wet Studiefinanciering 2000 en vreemdelingen zonder rechtsgeldige verblijfstitel.

Artikel 4. Vergoedbare kosten

Naast de sociale, culturele, sportieve en educatieve activiteiten, kunnen via de beleidsregels eventueel ook noodzakelijke behoeften zoals kleding en vervoer worden vergoed voor zover zij bijdragen aan het bereiken van het doel zoals omschreven in artikel 2.

HOOFDSTUK 3. PARTICIPATIE 0 TOT 18 JARIGEN

Artikel 5. Onderdelen Participatie 0 tot 18 jaren

In dit artikel wordt beschreven voor welke kosten een vergoeding voor het kind tot 18 jaar kan worden aangevraagd. Wat verstaan we nu onder maatschappelijke participatie. En welke kosten kunnen worden gerekend tot sport- en beweegkosten. Het is geen limitatieve opsomming. Ook andere niet benoemde kosten kunnen vallen binnen de begripsomschrijving. Verder is aangegeven dat als iemand ten behoeve van zijn kind een aanvraag doet voor een enkele voorziening, dan behandelen we deze aanvraag als ware het een aanvraag voor het geheel. Hiermee wordt bevorderd dat kinderen krijgen waar ze recht op hebben.

Artikel 6Doelgroep en voorwaarden

In dit artikel wordt aangegeven wie tot de doelgroep. In dit geval gaat het om kinderen van 0 tot 18 jaar. Ook wordt benoemd aan welke voorwaarden moet worden voldaan. Het inkomen mag niet hoger zijn dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en het vermogen niet meer bedragen dan 125% van de vermogensgrens. Verder is aangegeven dat de inkomens- en vermogensgrens niet van toepassing is wanneer er sprake is van een door de gemeente bekostigd schulphulpverleningstraject op grond van de WGS of de WSNP. Hiertoe worden ook gerekend de situaties waarbij door de schuldhulpverlener financieel of budget beheer Is ingezet.

Artikel 7Tegemoetkoming

Hierin wordt omschreven de hoogte van de vergoeding waarop aanspraak kan worden gemaakt. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van het aantal volle maanden dat het kind woonachtig is in de gemeenten (ingeschreven in de BRP). Daarnaast wordt vermeld dat de vergoeding moet worden besteed aan het doel waarvoor hij wordt ontvangen. De aanvrager moet aan de hand van aankoop- en/of betalingsbewijzen kunnen aantonen dat de ontvangen vergoeding is besteed aan het doel waarvoor die is ontvangen. Er kan géén vergoeding meer worden aangevraagd voor een kalenderjaar dat inmiddels is verstreken.

HOOFDSTUK 4. MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE VOLWASSENEN

Artikel 8 Doelgroep en voorwaarden

In dit artikel wordt aangegeven voor welke kosten een vergoeding kan worden aangevraagd. Wat verstaan we nu onder maatschappelijke participatie. Het is geen limitatieve opsomming. Ook andere niet benoemde kosten kunnen vallen binnen de begripsomschrijving. Verder wordt aangegeven aan welke voorwaarden moet worden voldaan. Zo mag het inkomen niet hoger zijn dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en het vermogen niet meer bedragen dan 125% van de vermogensgrens. Verder is aangegeven dat de inkomens- en vermogensgrens niet van toepassing is wanneer er sprake is van een door de gemeente bekostigd schulphulpverleningstraject op grond van de WGS of de WSNP. Hiertoe worden ook gerekend de situaties waarbij door de schuldhulpverlener financieel of budget beheer Is ingezet.

Artikel 9Tegemoetkoming

Artikel 9 beschrijft de hoogte van de vergoeding waarop aanspraak kan worden gemaakt. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van het aantal volle maanden dat de inwoner woonachtig is in de gemeenten (ingeschreven in de BRP). Daarnaast wordt vermeld dat de vergoeding moet worden besteed aan het doel waarvoor hij wordt ontvangen. De aanvrager moet aan de hand van aankoop- en/of betalingsbewijzen kunnen aantonen dat de ontvangen vergoeding is besteed aan het doel waarvoor die is ontvangen. Er kan géén vergoeding meer worden aangevraagd voor een kalenderjaar dat inmiddels is verstreken.

HOOFDSTUK 5. COMPENSATIE ZORGKOSTEN

Artikel 10 Doelgroep en voorwaarden

In dit artikel wordt aangegeven voor welke kosten een vergoeding kan worden aangevraagd. Er wordt onderscheid gemaakt in de leefsituatie van de inwoners. Verder wordt aangegeven wat wordt verstaan “aantoonbare zorgkosten”. Ook wordt vermeld wanneer een aanvragen wordt aangemerkt als chronisch ziek of gehandicapt. Ook wordt aangegeven dat in alle gevallen voldaan moet worden aan de inkomens- en vermogensgrens. Ook nu weer mag het inkomen niet hoger zijn dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en het vermogen niet meer bedragen dan 125% van de vermogensgrens. Verder is aangegeven dat de inkomens- en vermogensgrens niet van toepassing is wanneer er sprake is van een door de gemeente bekostigd schulphulpverleningstraject op grond van de WGS of de WSNP. Hiertoe worden ook gerekend de situaties waarbij door de schuldhulpverlener financieel of budget beheer Is ingezet.

Artikel 11Tegemoetkoming

Artikel 11 beschrijft de hoogte van de vergoeding waarop aanspraak kan worden gemaakt. Voldoet de aanvragen aan de inkomens- en vermogensgrens én is hij/zij chronisch ziek of gehandicapt dan bestaat er aanspraak op een vergoeding van € 350,-. Is betrokken niet chronisch ziek of gehandicapt maar heeft hij/zij wel een basisverzekering met een aanvulling of aantoonbare zorgkosten hoger dan € 385,- dan kan recht bestaan op een vergoeding van € 250,-. Ook nu weer is de hoogte van de vergoeding is afhankelijk van het aantal volle maanden dat de inwoner woonachtig is in de gemeenten (ingeschreven in de BRP). Er kan géén vergoeding meer worden aangevraagd voor een kalenderjaar dat inmiddels is verstreken.

HOOFDSTUK 6. Computer Primair Onderwijs

Artikel 12 Doelgroep en voorwaarden

In dit artikel wordt aangegeven waarvoor een vergoeding kan worden aangevraagd. Natuurlijk wordt aangegeven dat in alle gevallen voldaan moet worden aan de inkomens- en vermogensgrens. In dit geval mag het inkomen niet hoger zijn dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en het vermogen niet meer bedragen dan 100% van de vermogensgrens. Verder is aangegeven dat de inkomens- en vermogensgrens niet van toepassing is wanneer er sprake is van een door de gemeente bekostigd schulphulpverleningstraject op grond van de WGS of de WSNP. Hiertoe worden ook gerekend de situaties waarbij door de schuldhulpverlener financieel of budget beheer Is ingezet.

Artikel 13Tegemoetkoming

Artikel 13 beschrijft de hoogte van de vergoeding waarop aanspraak kan worden gemaakt. Nadrukkelijk wordt vermeld welke kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Voldoet de aanvrager aan de criteria dan bestaat er aanspraak op een vergoeding van € 400,- per gezin/huishouden. Er kan slechts eenmaal in de 5 kalenderjaren een aanspraak wordt gedaan op de vergoeding. Daarnaast wordt vermeld dat de vergoeding moet worden besteed aan het doel waarvoor hij wordt ontvangen. Dat moet gebeuren binnen 3 maanden na toekenning. De aanvrager moet aan de hand van aankoop- en/of betalingsbewijzen kunnen aantonen dat de ontvangen vergoeding is besteed aan het doel waarvoor die is ontvangen. Er kan géén vergoeding meer worden aangevraagd voor een kalenderjaar dat inmiddels is verstreken.

HOOFDSTUK 7. Computer VO/MBO/HBO/WO

Artikel 14 Doelgroep en voorwaarden

Uiteraard wordt ook in dit artikel aangegeven waarvoor een vergoeding kan worden aangevraagd. Ook wordt weer aangegeven dat in alle gevallen voldaan moet worden aan de inkomens- en vermogensgrens. In dit geval mag het inkomen niet hoger zijn dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en het vermogen niet meer bedragen dan 100% van de vermogensgrens. Verder is aangegeven dat de inkomens- en vermogensgrens niet van toepassing is wanneer er sprake is van een door de gemeente bekostigd schulphulpverleningstraject op grond van de WGS of de WSNP. Hiertoe worden ook gerekend de situaties waarbij door de schuldhulpverlener financieel of budget beheer Is ingezet.

Artikel 15Tegemoetkoming

Artikel 15 beschrijft weer de hoogte van de vergoeding waarop aanspraak kan worden gemaakt. Uitdrukkelijk wordt vermeld welke kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Voldoet de aanvrager aan de criteria dan bestaat er aanspraak op een vergoeding van € 600,- per kind. Er kan slechts eenmaal in de 4 kalenderjaren een aanspraak wordt gedaan op de vergoeding. Ook wordt weer vermeld dat de vergoeding moet worden besteed aan het doel waarvoor hij wordt ontvangen. Dat moet gebeuren binnen 3 maanden na toekenning. De aanvrager moet aan de hand van aankoop- en/of betalingsbewijzen kunnen aantonen dat de ontvangen vergoeding is besteed aan het doel waarvoor die is ontvangen. Er kan géén vergoeding meer worden aangevraagd voor een kalenderjaar dat inmiddels is verstreken.

HOOFDSTUK 8 Bijdrage in kosten voor- en vroegschoolse educatie

Artikel 16 Doelgroep en voorwaarden

In dit artikel wordt aangegeven voor welke kosten een vergoeding kan worden aangevraagd Verder wordt aangegeven dat in alle gevallen voldaan moet worden aan de inkomens- en vermogensgrens. Ook nu weer mag het inkomen niet hoger zijn dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en het vermogen niet meer bedragen dan 125% van de vermogensgrens. Verder is aangegeven dat de inkomens- en vermogensgrens niet van toepassing is wanneer er sprake is van een door de gemeente bekostigd schulphulpverleningstraject op grond van de WGS of de WSNP. Hiertoe worden ook gerekend de situaties waarbij door de schuldhulpverlener financieel of budget beheer Is ingezet.

Artikel 17Tegemoetkoming

In dit artikel wordt beschreven hoe de tegemoetkoming wordt bepaald. De bijdrage is niet meer dan het verschil tussen het uurtarief van de peuteropvangorganisatie en de door de Belastingdienst toegekende kinderopvangtoeslag of de door gemeente verstrekte bijdrage in de kosten van peuteropvang. Er kan géén vergoeding meer worden aangevraagd voor een kalenderjaar dat inmiddels is verstreken.

HOOFDSTUK 9 Duurzame gebruiksgoederen

Artikel 18 Doelgroep en voorwaarden

In dit artikel wordt aangegeven wie waarvoor een vergoeding kan aanvragen. In artikel 1 wordt aangegeven wat onder een duurzaam gebruiksgoed wordt verstaan. Ook wordt aangegeven dat in alle gevallen voldaan moet worden aan de inkomens- en vermogensgrens. In dit geval mag het inkomen niet hoger zijn dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en het vermogen niet meer bedragen dan 100% van de vermogensgrens. Verder is aangegeven dat de inkomens- en vermogensgrens niet van toepassing is wanneer er sprake is van een door de gemeente bekostigd schulphulpverleningstraject op grond van de WGS of de WSNP. Hiertoe worden ook gerekend de situaties waarbij door de schuldhulpverlener financieel of budget beheer Is ingezet.

Artikel 19Tegemoetkoming

Artikel 19 beschrijft weer de hoogte van de vergoeding waarop aanspraak kan worden gemaakt. Het gaat niet alleen om de kosten van aanschaf van een duurzaam gebruiksgoed maar ook de economisch verantwoorde reparatie. Voldoet de aanvrager aan de criteria dan bestaat er aanspraak op een vergoeding van € 500,-. Er kan slechts eenmaal in de 3 kalenderjaren een aanspraak wordt gedaan op de vergoeding. Ook wordt weer vermeld dat de vergoeding moet worden besteed aan het doel waarvoor hij wordt ontvangen. Dat moet gebeuren in het kalenderjaar van toekenning. De aanvrager moet aan de hand van aankoop- en/of betalingsbewijzen kunnen aantonen dat de ontvangen vergoeding is besteed aan het doel waarvoor die is ontvangen. Er kan géén vergoeding meer worden aangevraagd voor een kalenderjaar dat inmiddels is verstreken.

HOOFDSTUK 10 WAARDEBONNEN

Artikel 20 Doelgroep en voorwaarden

In dit artikel wordt aangegeven wie tot de doelgroep behoren en aan welke voorwaarden moet worden voldaan. Bepalend is de gezinssituatie op 1 januari van het kalenderjaar. Ook nu mag het inkomen niet hoger zijn dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en het vermogen niet meer bedragen dan 125% van de vermogensgrens. Verder is aangegeven dat de inkomens- en vermogensgrens niet van toepassing is wanneer er sprake is van een door de gemeente bekostigd schulphulpverleningstraject op grond van de WGS of de WSNP. Hiertoe worden ook gerekend de situaties waarbij door de schuldhulpverlener financieel of budget beheer Is ingezet.

Artikel 21Tegemoetkoming

Artikel 11 beschrijft de hoogte van de vergoeding waarop aanspraak kan worden gemaakt. Voor de kinderen van 0 tot 18 jaar (op 1 januari) in gezinnen met een laag inkomen bestaat recht op een bedrag van € 75,- per kind. Wanneer er sprake is van een schuldhulpverleningstraject dan bestaat recht op een vergoeding van € 75,-- voor de kinderen van 0 tot 18 jaar en daar bovenop een bedrag van € 50,- voor de medegezinsleden 18+. De aanvrager (ouders/verzorgers) en of zijn/haar partner hebben geen recht op een vergoeding. Besteding van de waardebonnen kan plaatsvinden bij de aangesloten ondernemers/winkeliers. Er kan géén vergoeding meer worden aangevraagd voor een kalenderjaar dat inmiddels is verstreken.

HOOFSTUK 11. WERKWIJZE EN AANVULLENDE VOORWAARDEN

Artikel 22 Voorliggende voorziening

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 23 Aanvraag

In artikel 8 wordt nadere informatie gegeven over het aanvraagtraject. Wie kan er aanvragen, hoe kun je aanvragen, welke informatie moet aan een aanvraag worden toegevoegd, binnen welke termijn wordt er op een aanvraag beslist, etc. Uitgangspunt is laagdrempeligheid van het aanvraagproces (niet meer vragen dan nodig is / alleen die zaken die echt noodzakelijk zijn om zijn situatie te beoordelen.). Het uitgangspunt is, naast de laagdrempeligheid, voorkomen van onnodige bureaucratie voor zowel inwoner als medewerker van de gemeente.

Het kan voorkomen dat de aanschaf van een voorziening of product waarop op basis van deze beleidsregels een tegemoetkoming mogelijk is, voor een belanghebbende een dusdanige financiële impact heeft op de bekostiging van het dagelijks leven, dat de belanghebbende niet in staat is vooraf de voorziening of het product te kopen. In dat geval kan een tegemoetkoming op grond van deze beleidsregel ook vooraf worden verstrekt. De belanghebbende zal daarbij wel moeten aantonen om welke kosten het gaat, bijvoorbeeld middels een proformanota of een vergelijkbaar bewijsstuk. Achteraf zal de belanghebbende wel een definitief bewijsstuk van de kosten dienen in te leveren. Dit wordt steekproefsgewijs gecontroleerd (lid 8).

Artikel 24 Procedure en controle rechtmatigheid

De inwoner die een toekenning krijgt, wordt geïnformeerd over het bewaren van bonnen en dergelijke in verband met mogelijke verantwoording. Deze verantwoording kan steekproefsgewijs worden uitgevoerd binnen 6 maanden na afloop van het kalenderjaar.

Artikel 25 Intrekking/wijziging

Behoeft geen nadere toelichting.

HOOFDSTUK 12. SLOTBEPALINGEN

Artikel 26 Beleid

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 27 Indexering

De vergoedingen die op basis van deze beleidsregels worden verstrekt, worden per 1 januari van het jaar aangepast aan het indexatiecijfer voor prijsontwikkeling dat wordt toegepast voor de Gemeentebegroting (vaststelling Voorjaarsnota medio het kalenderjaar voorafgaand). Per 1-1-2024 worden de bedragen vastgesteld die vervolgens als uitgangswaarde dienen voor de aanpassing per 1-1-2025.

Afronding verbruiksgerelateerde vergoeding: deze normvergoedingen worden naar boven afgerond op € 5,-- naar boven. Daarbij wordt uitgegaan van het niet-afgeronde normbedrag van het voorafgaande jaar (T-1) verhoogd met het indexatiecijfer.

Afronding gebruiksgerelateerde vergoeding: ook deze vergoeding wordt naar boven afgerond maar dan op een veelvoud van € 25,-. Ook nu weer wordt als basis genomen het niet-afgeronde bedrag van het voorafgaande kalenderjaar (T-1)verhoogd met het indexcijfer voor prijsontwikkeling

Het bijzondere karakter van de regeling Waardebonnen maakt dat hier geen sprake kan zijn van indexatie. De vouchers hebben immers een vaste waarde van € 25,-Desgewenst / indien noodzakelijk vindt bijstelling plaats van het aantal vouchers waarop recht bestaat.

Voorbehoud: De financiële positie van de gemeente kan noodzaken tot het niet of niet volledig door vertalen van het indexatie-principe voor het daaropvolgende kalenderjaar. Een besluit daartoe zal – vanwege de uitvoeringsactiviteiten die daaruit voortvloeien – genomen moet worden gelijktijdig met het vaststellen van de Voorjaarsnota en de daarin benoemde kaders en uitgangspunten voor het daaropvolgende begrotingsjaar (uiterlijk medio juli). Wanneer eerst bij de behandeling van de Begroting (in de 1e helft van november) het besluit wordt genomen tot het niet (of gewijzigd) toepassen van de indexatie, worden deze in het jaar T+1 toegepast (voorbeeld: november 2025 besluit tot wijziging indexatiecijfer anders dan benoemd in de Voorjaarsnota voor 2026 – doorwerking eerst per 1-1-2027).

Artikel 28 Onvoorziene omstandigheden

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 29 Hardheidsclausule

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 30 Intrekking en overgangsrecht

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 31 Inwerkingtreding

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 32 Citeertitel

Behoeft geen nadere toelichting.