Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noord-Holland

Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoord-Holland
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingBesluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
CiteertitelBesluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2021 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2021
  2. afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-20242142999/2143010

28-11-2023

prb-2023-14945

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

Het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

 

Overwegende dat op 1 januari 2024 de Omgevingswet in werking treedt en om die reden het Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2021 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland dient te worden aangepast;

 

Gelet op:

  • -

    artikelen 2, 31 en 32 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied -

  • -

    de gemaakte afspraken in de Uitvoeringsovereenkomst;

  • -

    afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op het instemmingsbesluit van de secretaris van het dagelijks bestuur d.d. 4 december 2023 van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied;

 

Besluiten vast te stellen:

 

Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland;

  • b.

    regeling: de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2021;

  • c.

    uitvoeringsovereenkomst (UVO): de dienstverleningsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 36 van de gemeenschappelijke regeling getroffen door de opdrachtgever en opdrachtnemer;

  • d.

    OD NZKG: het openbaar lichaam Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, bedoeld in artikel 3 van de regeling;

  • e.

    directeur: de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de regeling;

  • f.

    provincie: de provincie Noord-Holland;

  • g.

    mandaat: de bevoegdheid om in naam van het college van Gedeputeerde Staten besluiten te nemen;

  • h.

    machtiging: de bevoegdheid om handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaat- rechtelijke rechtshandeling zijn;

  • i.

    basistaken: de taken zoals die zijn opgenomen in artikel 13.12 van het Omgevingsbesluit;

  • j.

    Complexe bedrijven: bedrijven die door aard en omvang grote gevolgen kunnen hebben voor de leefomgeving zoals opgenomen in afdeling 3.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal);

  • k.

    IPPC installatie: een installatie als bedoeld in de bijlage van artikel 1.1 van de Omgevingswet; (Ow)

  • l.

    Seveso-inrichting: de milieubelastende activiteit zoals opgenomen in paragraaf 3.3.1 Besluit activiteiten leefomgeving (Bal.

Artikel 2. Mandaat en machtiging

  • 1.

    Aan de directeur alsmede diens plaatsvervanger wordt voor zover het bevoegdheden van het college betreft, mandaat en machtiging verleend overeenkomstig het bij dit besluit behorende register, dat is opgenomen als bijlage 2 bij dit besluit.

  • 2.

    De bevoegdheden bedoeld in het eerste lid, behelzen niet de bevoegdheid te beslissen op bezwaar- schriften, bedoeld in afdeling 7.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Aan de directeur alsmede diens plaatsvervanger wordt mandaat en machtiging verleend om namens het college alle feitelijke handelingen te verrichten ter voorbereiding en uitvoering van de taken en bevoegdheden bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3. Kaders uitoefening bevoegdheden

  • 1.

    Indien het college een voor een besluit relevante beleidsregel heeft vastgesteld, verwijst de directeur dan wel diens plaatsvervanger ter motivering van een besluit naar die regel.

  • 2.

    De directeur dan wel diens plaatsvervanger aan wie bij dit Besluit mandaat en machtiging is verleend past de algemene dan wel specifieke instructies van het college als bedoeld in artikel 10:6 Algemene wet bestuursrecht toe.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat de directeur dan wel diens plaatsvervanger over alle benodigde informatie noodzakelijk voor de uitvoering van het in het eerste lid bepaalde kan beschikken. Het college treedt bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de directeur dan wel diens plaatsvervanger over uitvoeringsaspecten, indien dat beleid raakt aan de taken en bevoegdheden die namens het college worden uitgevoerd.

  • 4.

    De directeur dan wel diens plaatsvervanger treedt in overleg met het college indien hij het noodzakelijk acht af te wijken van de in de vorengaande leden bedoelde kaders of het bedoelde beleid.

Artikel 4. Informatieplicht

  • 1.

    De directeur dan wel diens plaatsvervanger verstrekt desgevraagd alle inlichtingen die betrekking hebben op de uitoefening van het bij het besluit verleende mandaat en machtiging.

  • 2.

    In voorkomende gevallen informeert de directeur dan wel diens plaatsvervanger het college tijdig over: het nemen van beslissingen van principieel juridische aard, beleidsmatig principiële aard, of politiek of bestuurlijk gevoelige aard en tevens bij het nemen van beslissingen met risico’s van financiële aard, zoals een mogelijk kostenverhaal op basis van onrechtmatige daad of anderszins. De directeur alsmede diens plaatsvervanger neemt hierbij de algemene instructie uitoefening mandaat en machtiging die als bijlage 3 is opgenomen bij dit besluit in acht.

  • 3.

    De directeur dan wel diens plaatsvervanger en het college overleggen regelmatig over beleids- doelstellingen en prioriteiten ten behoeve van de beheer- en beleidscyclus van de OD NZKG, in het bijzonder over de planning, de aantallen en de kwaliteit van de in mandaat te nemen en reeds genomen besluiten.

  • 4.

    De directeur dan wel diens plaatsvervanger verstrekt conform de uitvoeringsovereenkomst een rapportage van de besluiten die in mandaat zijn genomen.

Artikel 5. Ondermandaat en ondermachtiging

  • 1.

    De directeur dan wel diens plaatsvervanger kan de bevoegdheden, bedoeld in artikel 2, in onder- mandaat en ondermachtiging opdragen aan ondergeschikten, tenzij dit is uitgesloten in het register.

  • 2.

    De artikelen 2, 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van bevoegdheden in ondermandaat en ondermachtiging.

  • 3.

    De directeur dan wel diens plaatsvervanger zorgt ervoor dat de door hem ondergemandateerden en ondergemachtigden tevens kunnen beschikken over de informatie zoals genoemd in artikel 4.

  • 4.

    Een besluit tot verlening van ondermandaat en ondermachtiging wordt bekend gemaakt in het publicatieblad van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied en treedt in werking op de dag na publicatie.

Artikel 6. Ondertekening

Indien een besluit krachtens (onder)mandaat dan wel (onder)machtiging wordt genomen als bedoeld in artikel 2 respectievelijk artikel 5 luidt de ondertekening:

Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland,

namens deze,

gevolgd door:

  • -

    de functieaanduiding

  • -

    de handtekening

  • -

    de naam van de (onder)gemandateerde of (onder)gemachtigde

Artikel 7. Bevoegdheid besluit intrekken of wijzigen

Indien een mandaat, zoals omschreven in het register opgenomen in bijlage 2, de bevoegdheid verstrekt tot het nemen van een besluit, dan behelst dit mandaat ook de bevoegdheid om dat besluit geheel of gedeeltelijk in te trekken, te wijzigen of te verlengen, tenzij in het register anders is vermeld.

Artikel 8. Slot- en overgangsbepaling

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2024.

  • 2.

    Het Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2021 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland wordt ingetrokken, en blijft van toepassing voor zover mandaat of machtiging is vereist bij de toepassing van overgangsrecht bij of krachtens de Omgevingswet.

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland.

Haarlem, 28 november 2023

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

A.Th.H. van Dijk, voorzitter

M.J.H. van Kuijk, provinciesecretaris

Aldus - gelet op het bepaalde in artikel 10:4, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht - mee ingestemd door de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.

Bijlage 1: Toelichting behorend bij Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

 

1.1 Inleiding

 

Voor de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (hierna: OD NZKG) is een gemeenschappelijke regeling getroffen, genaamd Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2021 (hierna: regeling).

 

1.1.1 Mandaat

 

Onder mandaat wordt in de Algemene wet bestuursrecht verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Met andere woorden de functionaris, dit is de gemandateerde, krijgt de bevoegdheid om een besluit te nemen dat geldt als een besluit van het bestuursorgaan dat het mandaat heeft verleend (mandaatgever). Het door de gemandateerde genomen besluit geldt derhalve als een besluit van het bestuursorgaan en heeft dezelfde juridische consequenties als een door het bestuursorgaan zelf genomen besluit. Er worden evenwel geen publiekrechtelijke bevoegdheden van het bestuursorgaan overgedragen aan de directeur van de OD NZKG. Het betreft hier een vorm van publiekrechtelijke vertegenwoordiging. Bij de omschrijving van het begrip mandaat wordt uitgegaan van de bevoegdheid tot het nemen van een besluit. Met andere woorden de uitoefening van gemandateerde bevoegdheden wordt zichtbaar in het nemen van besluiten (zie ondertekening). Mandaat wordt in dit besluit niet verleend aan een persoon, maar aan een functionaris, dus aan degene die een functie bekleedt. De mandaatgever kan de gemandateerde per geval of in het algemeen instructies geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. Daarnaast blijft de mandaatgever ook altijd zelf bevoegd om de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen.

 

1.1.2 Machtiging

 

Aan de directeur alsmede diens plaatsvervanger wordt ook machtiging verleend om handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn in het kader van de gemandateerde bevoegdheden. Voorbeelden hiervan zijn procesvertegenwoordiging, het vaststellen van brieven zonder rechtsgevolg en het feitelijk toepassen van bestuursdwang. De bepalingen in voorliggend besluit inzake ondermandaat moeten analoog worden toegepast op ondermachtiging van ondergeschikten. Dit is in lijn met de systematiek van de Algemene wet bestuursrecht.

 

1.1.3 Relatie Gemeenschappelijke regeling

 

Het Besluit mandaat en machtiging behelst de taken die in het kader van de regeling worden ingebracht en die zich richten op het in artikel 2 van de regeling genoemde belang. In artikel 31 van de regeling is aangegeven dat geen bevoegdheden worden overgedragen. In artikel 32 van de regeling is aangegeven dat de taken in mandaat worden uitgevoerd en dat de opdrachtgevers zich ertoe verplichten dat namens hun bestuur ten minste de bevoegdheden noodzakelijk voor de uitvoering van het basistakenpakket en de VTH-taken voor de complexe bedrijven in mandaat worden verleend.

 

1.1.4 Volledig mandaat

 

De effectiviteit en slagvaardigheid worden vergroot wanneer het bestuursorgaan aan de directeur van de OD NZKG alsmede diens plaatsvervanger de bevoegdheid toekent om namens hen de benodigde besluiten te nemen en handelingen te verrichten. Door vaststelling van het onderhavige Besluit mandaat en machtiging wordt aan de directeur alsmede diens plaatsvervanger deze bevoegdheid toegekend. Het volledige mandaat geldt ook voor de plustaken. Hierbij wordt aangesloten op het landelijk beleid waarin beoogd is omgevingsdiensten in het leven te roepen als professionele uitvoeringsorganisaties die met een hoge mate van zelfstandigheid moeten kunnen werken.

 

1.1.5 Seveso-inrichtingen

 

De uitvoering van de vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavende taken van Seveso-inrichtigen vraagt om een gespecialiseerde aanpak. Voor de uitvoering van deze taken is landelijk afgesproken dat zes omgevingsdiensten zich hierin specialiseren. Deze zes Brzo-omgevingsdiensten opereren landsdelig en zijn gevestigd in gebieden waar sprake is van een concentratie van Seveso-inrichtingen. De OD NZKG is aangewezen als de Brzo-Omgevingsdienst die voor de genoemde taken het landsdeel Noord-Holland, Flevoland en Utrecht effectief en slagvaardig gaat bedienen.

 

1.1.6 Model Besluit mandaat en machtiging

 

Om de opdrachtgevers te faciliteren, is een modelbesluit opgesteld. Uitgangspunt is volledig mandaat voor alle ingebrachte taken voor alle opdrachtgevers. Dit om zoveel mogelijk uniformiteit te bereiken.

 

Voor de OD NZKG is het immers praktisch en efficiënt als de verlening van mandaat en machtiging zo uniform mogelijk geschiedt. Een model sluit aan bij de aanbevelingen van staatssecretaris Mansveld in het ‘Rapport evaluatie van het vernieuwde VTH-stelsel waaronder het stelsel van omgevingsdiensten’ van juli 2015.

 

1.1.7 Inhoud Besluit mandaat en machtiging

 

In het Besluit mandaat en machtiging is bepaald dat de directeur van de OD NZKG alsmede diens plaatsvervanger bij de aan hem in mandaat en machtiging opgedragen bevoegdheden de algemene instructies en de instructies per geval van de provincie Noord-Holland in acht neemt.

 

1.1.8 Instructie omgaan met mandaat en machtiging

 

Omdat er behoefte was om duidelijkheid te geven over de wijze waarop de OD NZKG de mandaatgevers in staat stelt hun verantwoordelijkheid voor de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden waar te maken, is er een notitie opgesteld met uitgangspunten over het omgaan met het mandaat in relatie tot bestuurlijke besluitvorming. Deze algemene instructie is als bijlage 3 bij dit besluit toegevoegd.

 

De directeur van de OD NZKG alsmede diens plaatsvervanger maakt geen gebruik van het mandaat indien hij een persoonlijk belang heeft bij het uitoefenen van de bevoegdheid.

 

1.2 Artikelsgewijze toelichting

 

1.2.1 Artikel 1 Begripsbepalingen

 

Artikel 1 van het Besluit mandaat en machtiging bevat een omschrijving van de belangrijkste begrippen die in het besluit worden gebruikt. Mandaatgevend orgaan is het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland.

 

1.2.2 Artikel 2 Mandaat en machtiging

 

Artikel 2, eerste lid, verwijst naar het register behorende bij het Besluit mandaat en machtiging. Hierin staan de concrete bevoegdheden opgenomen. In het tweede lid is bepaald dat van het mandaat is uitgesloten, de bevoegdheid om op bezwaar te besluiten. Deze bevoegdheid blijft bij de opdrachtgever.

 

Het laatste lid gaat over feitelijke handelingen ter voorbereiding en uitvoering van de taken en bevoegd- heden zoals genoemd in het eerste lid.

 

1.2.3 Artikel 3 Kaders uitoefening bevoegdheden

 

In artikel 3 zijn de kaders van de uitoefening van de bevoegdheden aangegeven. De OD NZKG zal zijn besluiten, voor zover relevant, motiveren met bestaand beleid. Provincie Noord-Holland zal relevant beleid moeten bekendmaken aan de OD NZKG. Als er sprake is van algemene en specifieke instructies, zal de OD NZKG deze toepassen. De OD NZKG treedt in overleg met de provincie Noord-Holland als afgeweken wordt van het beleid en indien nodig wordt er aandacht aan geschonken in de rapportages.

 

1.2.4 Artikel 4 Informatieplicht

 

De OD NZKG informeert, gevraagd en ongevraagd, de provincie Noord-Holland over de door hem uitgevoerde taken. Voor de politieke of bestuurlijke gevoelige gevallen wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde risico- en aandachts (R&A) dossiers. Regelmatig worden deze dossiers besproken met het bestuur. Daarnaast wordt de provincie geïnformeerd in de rapportages.

 

1.2.5 Artikel 5 Ondermandaat en ondermachtiging

 

Dit artikel geeft aan dat de directeur van de OD NZKG bevoegdheden in ondermandaat en ondermachtiging kan opdragen aan ondergeschikten. Het is aan de directeur om dit te bepalen, en zo ja aan welke functionarissen. Tevens zijn de artikelen 2, 3 en 4 van toepassing voor ondermandaat en ondermachtiging en zal de directeur zorg dragen dat de door hem ondergemandateerden, dan wel ondergemachtigden over de benodigde informatie zoals genoemd in artikel 3 beschikken. Een besluit tot verlening van ondermandaat en ondermachtiging wordt bekend gemaakt in het publicatieblad van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied en treedt in werking op de dag na publicatie.

 

1.2.6 Artikel 6 Ondertekening

 

In dit artikel is aangegeven hoe de ondertekening luidt bij (onder)mandaat en (onder)machtiging.

 

1.2.7 Artikel 7 Bevoegdheid besluit intrekken of wijzigen

 

In dit artikel is bepaald dat indien het mandaat de bevoegdheid verstrekt tot het nemen van een besluit dit mandaat tevens de bevoegdheid behelst om dit besluit geheel of gedeeltelijk in te trekken of te wijzigen.

 

1.2.8. Artikel 8 Slot- en overgangsbepaling

 

In dit artikel is aangegeven dat het Besluit mandaat en machtiging in werking treedt op 1 januari 2024.

 

Tevens wordt aangegeven dat het Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2021 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland wordt ingetrokken.

 

Daarnaast wordt in dit artikel het overgangsrecht beschreven. In dit mandaat worden de besluiten en handelingen op grond van de Omgevingswet beschreven en gaat gelden vanaf het moment dat de Omgevingswet in werking treedt. Het overgangsrecht van de Omgevingswet en andere Aanvullingswetten regelen dat lopende aanvragen en handhavingsprocedures volgens het oude recht worden afgehandeld en het mandaat voor de oude besluiten en bevoegdheden blijft gelden.

Bijlage 2: Register behorend bij Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

 

In dit register staan de taken waarvoor mandaat wordt verleend door het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland aan de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.

 

Het gaat daarbij om de taken uit het basistakenpakket zoals genoemd in het Omgevingsbesluit voor vergunningverlening, toezicht en handhaving voor milieubelastende activiteiten waarvoor Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag zijn 1, gelegen in de provincie Noord-Holland. Daarnaast gaat het om projecten van provinciaal belang, gesloten stortplaatsen en windparken gelegen binnen het grondgebied van de provincie Noord-Holland. Daarnaast voert de OD NZKG ook andere taken uit zoals genoemd in het register hieronder. Denk hierbij aan taken in het kader van de Omgevingsverordening Noord-Holland en onttrekkingen en ontgrondingen waarvoor de provincie bevoegd gezag is.

 

Het mandaat is ook van toepassing op VTH-taken ter uitvoering van of betrekking hebbend op het Projectplan Versterking Markermeerdijken en het Projectplan Dijkversterking Katwoude.

 

Op grond afdeling 18.3 (artikel 18.22) van de Omgevingswet kunnen basistaken worden aangewezen die, gelet op de bijzondere deskundigheid die voor het uitvoeren van die taken is vereist, uitsluitend door bepaalde omgevingsdiensten mogen worden uitgevoerd. Bepaald is dat de vergunningverlening op grond van de Omgevingswet en het toezicht daarop voor de milieubelastende activiteit Seveso-inrichtingen, worden uitgevoerd door zes gespecialiseerde omgevingsdiensten, de zogenaamde Brzo-omgevingsdiensten.

 

Voor de meest recente lijst van bedrijven, neem contact op via het emailadres: oga@noord-holland.nl

 

Afkortingen

Awb

Algemene wet bestuursrecht

Bag

Wet basisadministratie adressen en gebouwen

Bal

Besluit activiteiten leefomgeving

Bbl

Besluit bouwwerken leefomgeving

Bkl

Besluit kwaliteit leefomgeving

EEP

Energie Efficiëntie Plan

GS

Gedeputeerde Staten

ILT

Inspectie Leefomgeving en Transport

IPPC

installatie voor industriële activiteiten als bedoeld in bijlage I van richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (PbEU L 334)

Mer

Milieueffectrapportage

MW

Megawatt

Ob

Omgevingsbesluit

OD NZKG

Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied

Ow

Omgevingswet

PRTR

Pollutant Release and Transfer Register

VOS

Vluchtige organische stoffen

VTH

Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving

Warvw

Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels

Wet Bibob

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

Wkpb

Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken

Wm

Wet milieubeheer

Woo

Wet open overheid

 

Algemeen, geldend voor alle gemandateerde bevoegdheden

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

TOELICHTING/VOORWAARDEN

A01

Op grond van artikel 2 van het mandaatbesluit omvatten de bij of krachtens dit mandaatbesluit verleende mandaten en machtigingen tevens alle feitelijke handelingen ter voorbereiding en uitvoering van de taken en bevoegdheden opgenomen in dit mandaatregister.

Het voeren van correspondentie over Awb-procedures, ontheffingen, vrijstellingen en vergunningen (uitnodigingen, toezending verslagen e.d.) niet zijnde correspondentie in het kader van bezwaarschriftprocedure en het voldoen aan publicatie verplichtingen.

 

Het schriftelijk opvragen van inlichtingen, stukken in het kader van de voorbereiding van besluitvorming ten aanzien van beroepschriften, goedkeuring, etc.

A02

Door- of terugzenden van stukken als bedoeld in artikel 2:3 van de Awb.

Als een ander bestuursorgaan bevoegd is, worden de stukken doorgezonden.

A03

Doorzenden van een onjuist ingediend bezwaar- of beroepschrift aan het bevoegde orgaan en mededelen daarvan aan de indiener.

Het gaat hier om het op grond van artikel 6:15 van de Awb doorzenden van een onjuist ingediend bezwaar- of beroepschrift.

A04

Beslissen inzake het geheel of gedeeltelijk – ambtshalve of op verzoek – intrekken, wijzigen of verlengen van de onder dit mandaatregister vallende besluiten, toestemmingen, ontheffingen of verklaringen.

Omvat het intrekken, wijzigen of verlengen van een besluit, toestemming, ontheffing of verklaring zoals elders in het mandaatregister is opgenomen op grond van de geldende regelgeving.

A05

Proceshandelingen in bestuursrechtelijke procedures zoals:

  • -

    vaststellen/indienen van zienswijzen;

  • -

    het vaststellen/indienen van verweerschriften en andere processtukken en verzoeken;

  • -

    procesvertegenwoordiging ter zitting;

  • -

    instemmen met of verzoeken om uitstel van behandeling van bezwaar en beroep;

  • -

    verzoeken om opheffing of opschorting van een voorlopige voorziening in een bestuursrechtelijke procedure.

Voor vertegenwoordiging ter zitting kan de directeur medewerkers en deskundigen schriftelijk machtigen.

 

Omvat tevens het herstellen van een gebrek in een besluit n.a.v. de bestuurlijke lus en het nemen van een besluit n.a.v. een tussenuitspraak.

 

Omvat tevens de bevoegdheid tot schikken voorafgaande aan, tijdens of na afloop van een zitting voor zover het past binnen de gemandateerde bevoegdheden.

Als sprake is van schikken met financiële gevolgen voor de provincie Noord-Holland dan is voorafgaand overleg met GS vereist. Dit houdt in dat afstemming plaats vindt via het team opdrachtgeversoverleg (ambtelijk).

 

Uitgezonderd is het beslissen of rechtstreeks beroep kan worden ingesteld.

A06

Instellen van bezwaar, beroep en/of voorlopige voorziening tegen een besluit van een bestuursorgaan.

Het gaat om bezwaar, beroep en voorlopige voorziening in het kader van de gemandateerde bevoegdheden. Daarnaast dient ingevolge artikel 158, eerste lid, onder e van de Provinciewet door het college van Gedeputeerde Staten een procesbesluit te worden genomen.

A07

Instellen van hoger beroep ter zake van een door de rechtbank gedane uitspraak.

Het gaat om hoger beroep in het kader van de gemandateerde bevoegdheden. Daarnaast dient ingevolge artikel 158, eerste lid, onder e van de Provinciewet door het college van Gedeputeerde Staten een procesbesluit te worden genomen.

A08

Besluiten op grond van:

  • a.

    art. 4:5 en 4:6 Awb (buiten behandeling stellen aanvraag en afdoen herhaalde aanvraag);

  • b.

    art. 4:7 en 4:8 Awb (horen);

  • c.

    afdeling 4.1.3 Awb en 16.77 Ow (opschorten beslistermijn en besluiten over dwangsommen bij niet tijdig beslissen;

  • d.

    titel 4.4 Awb (bestuursrechtelijke geldschulden);

  • e.

    art. 8:51a, 8:51b, 8:51c, 8:80a en 8:80b Awb (bestuurlijke lus en tussenuitspraak);

  • f.

    afdeling 3.4 Awb (uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing verklaren);

  • g.

    art. 16.24 lid 2 Ow (afdeling 3.4 Awb buiten toepassing verklaren bij kennelijke verschrijving).

Ondermandaat is t.a.v het gemandateerde onder d slechts mogelijk tot het niveau van adjunct-directeur Toezicht en Handhaving alsmede diens plaatsvervanger t.a.v.:

  • -

    Verlenen van een beschikking tot uitstel van betaling (over de geldschuld) als bedoeld in artikel 4:94 van de Awb.

  • -

    Besluit tot aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 van de Awb.

  • -

    Besluit tot het uitvaardigen van een dwangbevel als bedoeld in artikel 4:114 Awb.

A09

Het voeren van het woord ten behoeve van de bezwaarschriftenprocedure bij de provinciale Hoor- en Advies Commissie (HAC).

A10

Het beantwoorden van vragen (schriftelijk).

Met uitzondering van schriftelijke vragen van PS-leden.

A11

De behandeling van en beslissing over klachten op grond van titel 9.1 van de Awb.

A12

Het zorgdragen voor inschrijving van beperkingenbesluiten op grond van de Wkpb, voor zover het besluiten betreft waarvoor mandaat is verleend en de Wkpb tot inschrijving verplicht.

De verplichting tot inschrijving van beperkingenbesluiten volgt uit artikel 15 Wkpb.

A13

Het verzoeken aan GS om aanvragen te toetsen aan de hand van de Wet Bibob.

De Bibob toetsing, onderzoek en besluitvorming verlopen geheel via GS.

Het mandaat omvat wel het opvragen van gegevens die nodig zijn voor het verrichten van Bibob onderzoek.

A14

Het nemen van besluiten op grond van de Wet open overheid en de Wet hergebruik van overheidsinformatie alsmede besluiten tot actief openbaar maken van informatie op grond van artikel 19.1 Wm.

Betreft besluiten op verzoek en besluiten tot actief openbaar maken van informatie die de OD NZKG onder zich heeft in het kader van de uitoefening van een gemandateerde taak/bevoegdheid. Indien nodig vindt afstemming met GS plaats. Dit houdt in dat afstemming plaatsvindt via de Woo-coördinatiedesk van de provincie (ambtelijk).

A15

Afstemmen en samenwerken met andere overheden in het kader van artikel 2.2 Ow, alsmede het adviseren van GS in het kader van o.a. het opstellen van regels, vaststellen van programma's, etc.

Hieronder valt: overleggen en maken van afspraken waaronder het afsluiten van samenwerkingsarrangementen met andere omgevingsdiensten dan wel andere overheidsdiensten en/of organisaties die belang hebben bij het omgevingsrecht in algemene zin

 

Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld havendiensten, luchthavens, GGD's, Veiligheidsregio’s etc.

 

ACTIVITEITEN DIE DE FYSIEKE LEEFOMGEVING BETREFFEN

Geldt voor het grondgebied van de provincie Noord-Holland

 

Vergunningverlening

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

TOELICHTING/VOORWAARDEN

V01

Het beslissen op aanvragen om omgevingsvergunningen bij of krachtens artikel 5.1 en 5.4 van de Ow en het nemen van besluiten op grond van paragraaf 5.1.5 van de Ow.

Bij het toepassen van paragraaf 5.1.5 van de wet gaat het over het:

  • 1)

    wijzigen van voorschriften van omgevingsvergunningen (artikel 5.38, 5.39, 5.40 en 5.41 van de wet);

  • 2)

    intrekken van omgevingsvergunningen (artikel 5.39, 5.40 en 5.41 van de wet);

  • 3)

    verlenen van revisievergunningen (artikel 5.43 van de wet).

Tot de werkzaamheden behoort niet de toepassing van de Wet Bibob. De Bibob toetsing, onderzoek en besluitvorming verlopen geheel via GS.

V02

Het afhandelen van meldingen als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, van de Ow.

V03

Besluiten inzake het treffen van gelijkwaardige maatregelen en het afhandelen van meldingen als bedoeld in artikel 4.7 van de Ow.

Op grond van artikel 4.7 lid 1 van de Ow kan toestemming worden verleend om een maatregel te treffen die gelijkwaardig is aan een voorgeschreven maatregel. Soms is voorafgaande toestemming niet nodig, maar moet het treffen van de gelijkwaardige maatregel vooraf gemeld worden.

V04

Besluiten inzake het stellen van maatwerkvoorschriften en het verbinden van voorschriften aan omgevingsvergunningen als bedoeld in paragraaf 5.1.4 van de Ow, artikel 4.5 lid 1 van de Ow en de artikelen 13.5 en 13.5 van de Ow.

Omvat ook het opleggen van voorzieningen bij maatwerk o.g.v. artikel 3.7 Bbl bij bouwwerken die niet voldoen aan niveau bestaande bouw uit het Bbl.

 

Omvat het opleggen van voorschriften die de vergunninghouder verplichten tot financiële zekerheidstelling. Afdeling 8.3 van het Omgevingsbesluit bevat de regels voor het bevoegd gezag over het stellen van voorschriften over financiële zekerheid in omgevingsvergunningen.

V05

Beslissen op verzoeken om goedkeuring/instemming die benodigd zijn op grond van een vergunningvoorschrift.

In een vergunningvoorschrift kan een bepaald onderzoek, plan, melding of een rapportage (energieverbruik, VOS uitstoot, bodemonderzoek, vervoersplan, afvalpreventieplan, etc.) zijn voorgeschreven. Vervolgens moet worden beslist of het ingediende stuk aan de gestelde normen in de vergunning voldoet.

V06

Beslissen op later ingediende gegevens en bescheiden met betrekking tot bouwactiviteiten.

Ingevolge artikel 8.3c Bkl juncto artikel 7.16 van de Omgevingsregeling kan in een vergunning voor een bouwactiviteit worden bepaald dat bepaalde gegevens en bescheiden later kunnen worden ingediend, indien de aanvrager hierom heeft verzocht. Indien dit het geval is wordt vervolgens beslist over de later ingediende gegevens.

V07

Het ontvangen van gegevens en bescheiden in het kader van een informatieplicht.

Betreft onder andere het verwerken van gegevens als de omgevingsvergunning gaat gelden voor een ander dan de aanvrager of de vergunninghouder als bedoeld in artikel 5.37, tweede lid van de Ow.

V08

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van bij of krachtens paragraaf 16.4.2 van de Ow gestelde regels.

Het gaat hier om besluiten inzake milieueffectrapportages voor mer-beoordelingsplichtige projecten en voorbereiden van besluiten inzake milieueffectrapportages voor mer-plichtige projecten als bedoeld in paragraaf 16.4.2 van de Ow, voor zover betrekking hebbend op omgevingsvergunningen voor milieubelastende activiteiten.

V09

Uitvoeren van werkzaamheden in het kader van de Pollutant Release and Transfer Register (PRTR) -verordening als bedoeld in paragraaf 10.8.6 van het Ob.

V10

Uitvoeren van werkzaamheden en nemen van besluiten op grond van de hoofdstukken 1, 8, 10, 13 en 17, 19 en 20 en 21 van de Wm.

Omdat niet alle delen van deze hoofdstukken van de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur

worden geïntegreerd in de Omgevingswet en het Besluit activiteiten leefomgeving, blijft dit artikel bestaan. Het gaat bijvoorbeeld om activiteiten met afvalstoffen (Hfst 10), waaronder bestuurlijk rechtsoordeel status bijproduct/einde-afvalstof (art. 1.1 zesde en achtste lid) en ontheffingverlening stilliggend ontgassen, bevoegdheden in verband met de openbaarheid van gegevens (Hfst 19), maatregelen bij grote gevallen van milieuschade (Hfst 17), gesloten stortplaatsen en gesloten afvalvoorzieningen (Hfst 8).

V11

Verstrekken van gegevens over externe veiligheid ten behoeve van het openbare register als bedoeld in artikel 20.11, sub b van de Ow.

Het gaat hierbij om gegevens van activiteiten zoals aangegeven in het Besluit kwaliteit leefomgeving (paragraaf 11.1.1) en het Omgevingsbesluit (paragraaf 10.8.1). De bevoegde gezagen voor deze activiteiten dienen gegevens over o.a. de soort stoffen, hoeveelheden en specifieke locatie te inventariseren en in te voeren in het risicoregister. Op basis van deze gegevens worden door de provincies de digitale provinciale risicokaarten gemaakt.

 

Het register wordt beheerd door de minister van Infrastructuur en Waterstaat (11.8 Bkl).

V12

Uitvoeren van werkzaamheden op de e-MJV applicatie en IPPC applicatie inzake PRTR-verslagen, EEP-rapportages en IPPC-gegevens.

V13

Het in verband met gemandateerde/gemachtigde taken aan andere bestuursorganen

  • -

    verzoeken om advies (en instemming), en

  • -

    verstrekken van advies (en instemming).

Als bedoeld in artikel 16.15, 16.15a en 16.16 Ow juncto 4.25 Ob.

Betreft tevens advisering aan bevoegd gezag wateractiviteit in situaties als bedoeld in art. 16.11 Ow.

 

De regels over advies en instemming gelden ook voor:

  • -

    Een aanvraag tot wijziging van de voorschriften (artikel 4.18 Ob).

  • -

    Een aanvraag tot intrekking (artikel 4.18 Ob).

  • -

    Het ambtshalve (zonder aanvraag) wijzigen of intrekken van een besluit (artikel 16.19 Ow).

V14

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen.

Betreft het verlenen van ontheffing voor bepaalde afvalstoffen.

V15

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens het Vuurwerkbesluit.

V16

Het toepassen van de coördinatieregeling van Afdeling 3.5 van de Awb als bedoeld in art. 16.7, eerste lid Ow en het uitvoeren van de bevoegdheden van het coördinerend bestuursorgaan als bedoeld in art. 16.7, tweede lid Ow juncto art. 10.25 Ob.

Het betreft onder meer de verlening van vergunningen, ontheffingen, toestemmingen en de afhandeling van meldingen ter uitvoering van een projectbesluit

En

De coördinatie tussen aanvragen om omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit en voor een wateractiviteit.

Het besluit om de provinciale coördinatieregeling toe te passen is voorbehouden aan GS.

V17

Het ingevolge artikel 9c, lid 1, van de Elektriciteitswet 1998 vaststellen van een projectbesluit als bedoeld in afdeling 5.2 van de Ow voor de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie voor opwekking van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie met een capaciteit van ten minste 5 MW maar minder dan 100 MW, met inbegrip van de aansluiting van die installatie op een net.

Het gaat om besluiten voor windturbines c.q windturbineparken met een vermogen van 5-100 MW.

 

Hierbij dienen de uitgangspunten voor participatie betrokken te worden en is in elke fase voorafgaand overleg met GS vereist.

V18

Uitoefenen van bevoegdheden en taken op grond van het Bbl en het ter plaatse geldende omgevingsplan.

Het gaat onder meer om het verlenen van de volgende ontheffingen

geluid 7.17 Bbl

gebruiksmelding 6.7 Bbl

sloopmelding 7.10 Bbl

melding mobiel puinbreken 7.33 Bbl

melding beëindiging bouwwerkzaamheden 7.7 Bbl en de artikelen 2.17 tot en met 2.21 Bbl.

 

Het gaat om het omgevingsplan van de gemeente waar het bedrijf of project van provinciaal belang is gelegen.

V19

Aanbieden van op grond van artikel 10, eerste lid Wet Bag aangewezen brondocumenten ter inschrijving op in het adressenregister dan wel gebouwenregister en voor zover het besluiten betreft waarvoor aan de OD NZKG mandaat is verleend.

Verleende omgevingsvergunningen bouw, startmeldingen en gereedmeldingen van bouwwerken worden gemeld aan de gemeente, die zorg draagt voor de inschrijving. Voor bouwplannen met als bevoegd gezag provincie geldt dat het wordt aangeboden aan de gemeente waar het bouwwerk is gelegen.

V20

Aanvragen van een ontheffing als bedoeld in artikel 2.32, tweede lid Ow, juncto artikel 8.9 van de Wet Luchtvaart.

Het gaat om aanvragen van een ontheffing bij het ILT als sprake is van strijdigheid met het Luchthavenbesluit/Luchthavenindelingsbesluit Schiphol. Dergelijke aanvragen worden gedaan in het kader van een lopende vergunningprocedure voor een omgevingsvergunning bouw en/of gebruik.

V21

Beslissen op grond van artikel 8a.51 van de Wet luchtvaart (voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik).

Het gaat om het verlenen van ontheffingen voor het tijdelijk en uitzonderlijk gebruik van een terrein, niet zijnde een luchthaven, voor starts en landingen van luchtvaartuigen zoals een helikopter.

V22

Beslissen op grond van artikel 3 van het Besluit geluidproductie sportmotoren.

Het betreft een ontheffing voor het gebruik van sportmotoren buiten de daartoe aangewezen terreinen.

 

OMGEVINGSVERORDENING Noord-Holland

Geldt voor het grondgebied van de provincie Noord-Holland

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

TOELICHTING/VOORWAARDEN

V23

Het besluiten op een aanvraag omgevingsvergunning, vrijstelling

het actualiseren/wijzigen van de voorschriften dan wel

het intrekken van een omgevingsvergunning op grond van de Noord-Hollandse omgevingsverordening.

Het betreft de volgende onderwerpen uit de omgevingsverordening

  • -

    handelingen in een Grondwaterbeschermingsgebied;

  • -

    de bescherming van de nazorgvoorzieningen van de gesloten stortplaats. Ten aanzien van de uitvoering van de nazorg gesloten stortplaats door de provincie wordt advies gevraagd bij GS. Afstemming vindt plaats via het team opdrachtgeversoverleg (ambtelijk);

  • -

    varend ontgassen.

V24

Het stellen van maatwerk/vergunningvoorschriften, afhandelen van meldingen en besluiten op verzoeken om toestemming tot het treffen van een gelijkwaardige maatregel dan wel het ontvangen van gegevens en bescheiden in het kader van een informatieplicht.

Het stellen van maatwerk/vergunningvoorschriften, afhandelen van meldingen en besluiten op verzoeken om toestemming tot het treffen van een gelijkwaardige maatregel dan wel het ontvangen van gegevens en bescheiden in het kader van een informatieplicht op grond van de Noord-Hollandse omgevingsverordening.

V25

Bijhouden van het grondwaterregister zoals aangegeven in artikelen 11.3 en 11.4 van de Omgevingsverordening Noord-Holland ten behoeve van de onder V01 genoemde bevoegdheden.

 

BODEMENERGIE

Geldt voor het grondgebied van de provincie Noord-Holland

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

TOELICHTING/VOORWAARDEN

V26

Be- en afhandelen van een melding op grond van artikel 4.1149 van het Bal en het in ontvangstnemen van informatie op grond van artikel 4.116 van de Omgevingsverordening van Noord-Holland.

Dit betreft de meldingsplicht en informatieplicht voor een open bodemenergiesysteem dat in de Omgevingsverordening is uitgezonderd van vergunningplicht.

 

TOEZICHT EN HANDHAVING

Geldt voor het grondgebied van de provincie Noord-Holland

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

TOELICHTING/VOORWAARDEN

T01

Het ambtshalve of naar aanleiding van een verzoek uitvoeren van toezicht op de naleving van de regels en voorschriften gesteld bij of krachtens de in V01 tot en met V26 genoemde (onderdelen van) wet- en regelgeving waarvoor bevoegdheden zijn gemandateerd.

Het uitvoeren van toezicht betreft onder meer het uitvoeren van een opleveringscontrole, een controle n.a.v. klachten/incidenten, ambtshalve controle, themacontrole.

 

Het mandaat omvat tevens het houden van (signaal)toezicht op de naleving van in de genoemde wet- en regelgeving opgenomen verboden. Waaronder bijvoorbeeld het toezicht door middel van e-noses op het verbod op varend ontgassen.

T02

Het ambtshalve of naar aanleiding van een verzoek houden van toezicht op de naleving van:

1° de verboden, bedoeld in de artikelen 5.5 en 5.6 van de Ow.

Het gaat om het verbod te handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning en het verbod een zonder vergunning gebouwd bouwwerk in stand te laten.

T03

Het ambtshalve of naar aanleiding van een verzoek houden van toezicht op de naleving van de regels gesteld bij of krachtens de Omgevingswet en de Wet milieubeheer, over activiteiten die zijn aangewezen in bijlage VI, categorie 1 tot en met 6 van het Ob.

Het gaat onder andere om de algemene regels gesteld in het Besluit activiteiten leefomgeving en het omgevingsplan.

Het kan gaan om milieubelastende activiteiten als bedoeld in het Bal of het omgevingsplan.

T04

Ketentoezicht op de regels over activiteiten die zijn aangewezen in bijlage VI, categorie 7 Ob.

T05

Besluiten over het nemen van maatregelen op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens afdeling 19.1 Ow

Betreft het uitoefenen van bevoegdheden en uitvoeren van taken n.a.v. een ongewoon voorval.

T06

Het houden van toezicht op de zorgplichtbepalingen op grond van afdeling 1.3 Ow voor zover het gaat om een situatie die verband houdt met de taken die aan de OD NZKG zijn opgedragen en de specifieke zorgplicht uit het Bbl.

Het mandaat geldt tevens voor het project Versterking

Markermeerdijken zoals omschreven in het Projectplan

Waterwet Versterking Markermeerdijken en de

Projectplannen Durgerdam en Katwoude.

Bij gebruik van dit mandaat op het grondgebied van de

omgevingsdiensten IJmond en Noord-Holland-Noord

dienen de desbetreffende omgevingsdiensten hierover

geïnformeerd te worden.

Dit mandaat geldt gedurende de looptijd van het project

Versterking Markermeerdijken.

T07

Het stilleggen van de bouw als de kosten bij een exploitatieplan (exploitatiebijdrage) niet tijdig wordt betaald.

13.11 en 13.12 Ow.

T08

Het aanwijzen van personen belast met het houden van toezicht (art. 18.6 Ow), voor zover de OD NZKG belast is met uitvoering van een wettelijke regeling op grond waarvan toezichthouders kunnen worden aangewezen.

Geen ondermandaat mogelijk. Het aanwijzen van toezichthouders betekent dat deze medewerkers gebruik mogen maken van de bevoegdheden voor toezichthouders als bedoeld in titel 5.2 van de Awb.

H01

Het nemen van besluiten op grond van art. 5:20 lid 3 Awb en Titel 5.3 Awb (herstelsancties) wegens overtreding van een verbod of plicht gesteld bij of krachtens de in V01 tot en met V26 genoemde (onderdelen van) wet- en regelgeving waarvoor bevoegdheden zijn gemandateerd.

Het mandaat omvat ook de mondelinge mededeling van het besluit indien onverwijlde tenuitvoerlegging noodzakelijk is.

 

Het opleggen van een last onder bestuursdwang en dwangsom vanwege niet naleving van onder meer de volgende wetten: Omgevingswet, Wet milieubeheer, en de daarop gebaseerde regelgeving voor zover de OD NZKG belast is met de uitvoering hiervan. Het mandaat omvat daarnaast onder meer waarschuwingsbrieven, brieven waarin wordt bevestigd dat de overtredingen ongedaan zijn gemaakt en concept-handhavingsbesluiten.

 

Het mandaat omvat tevens toezicht en handhaving van artikel 8.49 van de Wet milieubeheer betreffende het nazorgplan gesloten stortplaats.

 

Betreft mede het besluit tot het opleggen van een spoedeisende last onder bestuursdwang, dan wel het toepassen van spoedeisende bestuursdwang, conform art. 5:31 Awb dan wel de schriftelijke bekrachtiging van de mondelinge aanzegging daartoe.

 

Het mandaat onder omvat tevens toezicht en handhaving bij de regionale luchthavens van de regels en grenswaarden van de Luchthavenregeling of het Luchthavenbesluit.

H02

Het nemen van besluiten op grond van art. 5:20 lid 3 Awb en Titel 5.3 Awb (herstelsancties) wegens overtreding van een verbod of plicht gesteld bij of krachtens de in T02 tot en met T04 genoemde (onderdelen van) wet- en regelgeving waarvoor bevoegdheden zijn gemandateerd.

 

H03

Verzamelen en registreren van gegevens en het behandelen van klachten op grond van afdeling 18.1 Ow (bestuursrechtelijke handhaving).

 

H04

Nemen van een invorderingsbeschikking zoals geregeld in de artikelen 5:37 en 5:38 van de Awb.

Het gehele bestuursrechtelijke traject van handhaving inclusief de invorderingsbeschikking wordt door de OD NZKG uitgevoerd. Het daadwerkelijke financiële traject (aanmaning, invordering bij dwangbevel) wordt door provincie Noord-Holland uitgevoerd.

H05

Nemen van een toepassingsbeschikking als bedoeld in artikel 5:31a van de Awb.

Het gaat hier om een beslissing van het bestuursorgaan om al dan niet tot toepassing van de reeds aangezegde bestuursdwang over te gaan. Een dergelijke beschikking kan slechts op verzoek worden gegeven.

H06

Nemen van een kostenverhaalbeschikking als bedoeld in artikel 5:25, zesde lid, van de Awb.

Het gaat om het nemen van een besluit waarin de hoogte van de kosten van het uitvoeren van bestuursdwang is vastgesteld. Het daadwerkelijke financiële traject (aanmaning, invordering bij dwangbevel) wordt door provincie Noord-Holland zelf uitgevoerd.

H07

Indienen van een verzoek om handhaving.

Het als OD NZKG indienen van een verzoek om handhaving bij een bestuursorgaan (niet zijnde één van de opdrachtgevers). Voor zover betrekking hebbend op het omgevingsrecht in algemene zin.

H08

Opleggen van een bestuurlijke boete ingevolge paragraaf 18.1.4. Ow.

 

H09

Opleggen van een bestuurlijke boete ingevolge artikel 11.23 van de Wet luchtvaart juncto titel 5.4 van de Awb.

Het gaat hier om artikel 11.23 van de Wet luchtvaart. Ingevolge dit artikel kan een bestuurlijke boete worden opgelegd bij overtreding van voorschriften uit TUG-ontheffingen en van regels uit een Luchthavenbesluit en een Luchthavenregeling alsmede bij overtreding van een voorgeschreven maatregel vanwege het niet voldoen aan grenswaarden uit een Luchthavenbesluit en een Luchthavenregeling.

H10

Beslissingen omtrent gedogen en onder welke voorwaarden.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

H11

Het nemen van besluiten tot (al dan niet spoedeisende) op grond van art. 5:20 lid 3 Awb en Titel 5.3 Awb (herstelsancties) wegens bestuursrechtelijke handhaving verband houdende met schending van zorgplichtbepalingen op grond van afdeling 1.3 Ow voor zover het gaat om een situatie die verband houdt met de taken die aan de OD NZKG zijn opgedragen en de specifieke zorgplicht uit het Bbl.

Het mandaat omvat ook de mondelinge mededeling van het besluit indien onverwijlde tenuitvoerlegging noodzakelijk is.

 

Het gaat om toezicht op en handhaving van de algemene zorgplicht en de specifieke zorgplicht Bbl.

 

(o.a. artikelen 2.6 3.5, 6.4, 7.4 en 7.31 Bbl).

 

Algemene zorgplichten uit de Omgevingswet kunnen aan de orde zijn, wanneer de bescherming van de leefomgeving dit vergt en er geen specifieke zorgplicht of andere specifieke regels op de situatie van toepassing zijn. Bijvoorbeeld een bodemverontreiniging die heeft plaatsgevonden in een grondwaterbeschermingsgebied zonder dat daarbij sprake is van een activiteit/specifieke zorgplicht op grond van het Bal, de omgevingsverordening, het omgevingsplan of de waterschapsverordening.

 

Het mandaat geldt tevens voor het project Versterking Markermeerdijken zoals omschreven in het Projectplan Waterwet Versterking Markermeerdijken en de Projectplannen Durgerdam en Katwoude.

Bij gebruik van dit mandaat op het grondgebied van de omgevingsdiensten IJmond en Noord-Holland-Noord dienen de desbetreffende omgevingsdiensten hierover geïnformeerd te worden.

Dit mandaat geldt gedurende de looptijd van het project Versterking Markermeerdijken.

H12

Samenwerken en het delen en opvragen van informatie met de landelijk opererende handhavingsorganisaties, zoals de rijksinspecties, en de hiervoor als het aanspreekpunt voor die organisaties aan te wijzen OD.

 

H13

Het maken van afspraken met de politie c.q. de korpschef en het functioneel parket over het gebruik van opsporingsbevoegdheid door en de kwaliteit van de bij de omgevingsdienst werkzame BOA’s.

 

H14

Overleggen en maken van afspraken met OM, politie en landelijke inspectie- en opsporingsdiensten, waaronder het periodiek afsluiten van handhavingsarrangementen met het OM en de politie.

 

 

Bijlage 3 Algemene instructie uitoefening Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

 

Artikel 1 Informeren van het bevoegd gezag

 

In voorkomende gevallen informeert de directeur de portefeuillehouder/wethouder/gedeputeerde tijdig over het nemen van beslissingen van:

 

  • principieel juridische aard;

  • beleidsmatig principiële aard;

  • politiek of bestuurlijk gevoelige aard.

Tevens stelt hij het bevoegd gezag in de gelegenheid hem aanwijzingen te geven. Zo nodig treedt de directeur met de portefeuillehouder/wethouder/gedeputeerde in overleg. Hieraan voorafgaand stemt de directeur ambtelijk af. Het bevoegd gezag kan in deze gevallen in lijn met artikelen 10:6 en 10:7 van de Awb de aanvraag zelf afhandelen, of een bijzonder mandaat aan de directeur verlenen voor verdere behandeling van de zaak onder voorwaarde van naleving van de voor de afhandeling door de het bevoegd gezag gegeven instructies. Afhandeling van deze gevallen geschiedt bij voorkeur door de directeur, niet door het bevoegd gezag zelf.

 

Artikel 2 Verstrekken van inlichtingen

 

Gemandateerden,2 gevolmachtigden en gemachtigden verstrekken desgevraagd alle inlichtingen die betrekking hebben op de uitoefening van het bij het mandaatbesluit verleende mandaat, volmacht en machtiging.

 

Artikel 3 Bekendmaking van besluiten

 

Het in een document vastleggen van een besluit of handeling, genomen respectievelijk verricht op grond van het mandaatbesluit geschiedt op briefpapier van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.

 

Artikel 4 Beleidsregels

 

  • a.

    Indien de mandaatgever een voor een besluit relevante beleidsregel heeft vastgesteld, verwijst de directeur ter motivering van een besluit naar die regel.

  • b.

    Wanneer de directeur vermoedt dat er zodanig tegenstellingen (dreigen) te ontstaan in het beleid van een of meer van de deelnemers, dat het functioneren van de dienst als gemeenschappelijke dienst daardoor zou kunnen worden bemoeilijkt, meldt hij dit aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling en aan het bestuur van de betreffende deelnemers.

  • c.

    De directeur kan bij tegenstellingen in het beleid tussen de mandaatgevers voorstellen voor uitvoeringsbeleid in het verzorgingsgebied doen ter opheffing van deze tegenstellingen.

Bijlage 4 Toelichting Algemene instructie Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

 

Algemeen

 

Uitgangspunt is een verantwoord gebruik van het mandaat binnen de grenzen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) maakt voortdurend afwegingen over een verantwoord gebruik van de gemandateerde bevoegdheden. De directeur OD NZKG dient immers de uitoefening van het mandaat te weigeren, indien hij van de mandaatgever instructies ontvangt die de grenzen van het mandaat te buiten gaan. Anderzijds is hij zich ervan bewust dat hij op grond van de Awb de uitvoering van het mandaat niet kan weigeren, indien hij met de opdrachtgever binnen de sfeer van het mandaat van mening verschilt over de toepassing van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid waarvoor mandaat is verleend. De zeggenschap over de in mandaat uitgeoefende bevoegdheden ligt immers bij het bevoegd gezag. Kern van de instructie is het benoemen van de situaties waarin de directeur het initiatief neemt om bij individuele besluiten het bevoegd gezag in de gelegenheid te stellen hem aanwijzingen te geven.

 

Artikel 1

 

Dit artikel geeft duidelijkheid over de gevallen waarbij informeren van het bevoegd gezag over individuele besluiten in beginsel aan de orde is. De OD NZKG is onder meer ingesteld om een level playing field voor bedrijven te realiseren. Dit vraagt een uniformering van optreden en zo weinig mogelijk bemoeienis van het bevoegd gezag met individuele besluiten. Dat is ook in het belang van een doortastend optreden bij overtredingen. De bemoeienis van het bevoegd gezag met individuele besluiten blijft daarom in beginsel beperkt tot kwesties van principieel juridische aard, beleidsmatig principiële aard, of politiek of bestuurlijk gevoelige aard. Een tweede element is het op tijd informeren van de mandaatgever. De professionaliteit, deskundigheid, integriteit en gezaghebbendheid van de OD NZKG kunnen alleen goed naar voren komen, als de directeur in voorkomende gevallen de mandaatgever tijdig informeert. Zo vroeg mogelijk in het proces, dus niet pas op het moment dat het besluit op een aanvraag aanstaande is.

 

Artikel 2

 

Volgens artikel 10:6 onder b van de Awb verschaft de gemandateerde de mandaatgever op diens verzoek inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid. In deze instructie wordt duidelijk dat dit ook betrekking heeft op houders van een ondermandaat. Daarnaast wordt hiermee tot uitdrukking gebracht dat het bevoegd gezag in overeenstemming met de Awb ook de volledige zeggenschap houdt over zaken die op grond van artikel 1 niet door de directeur bij het bevoegd gezag zijn aangemeld.

 

Artikel 3

 

Dit is een bevestiging van de bestaande praktijk. Hiermee wordt ook in de communicatie met de burgers en bedrijven eenheid van optreden in het verzorgingsgebied bevorderd.

 

Artikel 4

 

Dit artikel is gericht op het uitvoeringsbeleid. Harmonisering van uitvoeringsbeleid en uniformering van optreden in het verzorgingsgebied is gewenst. Het is een voorwaarde voor een level playing field en een doortastende handhaving. Ook moet worden voorkomen dat grote verschillen in uitvoeringsbeleid van de deelnemers het functioneren van de dienst bemoeilijken.

 

  • -

    Onderdeel a volgt het uitgangspunt van de Awb, dat het bevoegd gezag bij mandaat ook de zeggenschap over het uitvoeringsbeleid behoudt.

  • -

    Onderdeel b is overgenomen uit de bestaande instructieregeling voor de directeur van het algemeen bestuur van de OD NZKG. Het is gemotiveerd vanuit de zorg voor het doelmatig functioneren van de dienst.

  • -

    Onderdeel c volgt uit de wens tot harmonisering. Daarnaast is de deskundigheid rond de vergunningverlening, toezicht en handhaving in de OD NZKG geconcentreerd, zodat het voor de hand ligt dat deze dienst ook voorstellen doet tot (voor het verzorgingsgebied geharmoniseerde) beleidsregels.


1

Inclusief de taken waarvoor Gedeputeerde Staten bevoegd zijn op grond van artikel 5.12, tweede lid van de Omgevingswet juncto artikel 4.6, tweede lid van het Omgevingsbesluit (magneetwerking) en de taken waarvoor Gedeputeerde Staten bevoegd zijn op grond van artikel 5.13, eerste lid van de Omgevingswet juncto artikel 4.16, eerste lid van het Omgevingsbesluit (eens bevoegd gezag altijd bevoegd gezag) en de taken waarvoor Gedeputeerde Staten bevoegd zijn op grond van artikel 5.10, eerste lid en 5.12, tweede lid Omgevingswet juncto artikel 4.6 van het Omgevingsbesluit juncto artikel 2.9 Bal (bevoegd gezag algemene regels in combinatie met een omgevingsvergunning).

2

Dit geldt dus ook voor houders van een ondermandaat.