Organisatie | Hardenberg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening nadeelcompensatie gemeente Hardenberg 2024 |
Citeertitel | Verordening nadeelcompensatie gemeente Hardenberg 2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe regeling | 12-12-2023 | 535111 |
De raad van de gemeente Hardenberg;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 oktober 2023, zaaknummer 535111;
gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet;
Voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding wordt een recht van € 300 geheven.
Artikel 6 Bepalingen over de onafhankelijke adviescommissie
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de raad van de gemeente Hardenberg van 12 december 2023.
de griffier, de voorzitter,
F.G.S. Droste M.W. Offinga
Artikelsgewijze toelichting Verordening nadeelcompensatie gemeente Hardenberg 2024
Voor de leesbaarheid van de verordening is een begripsomschrijving opgenomen. Hier wordt onder andere onderscheid gemaakt tussen het bestuursorgaan dat het schadeveroorzakende besluit heeft genomen en het bestuursorgaan dat ingevolge de Omgevingswet artikel 15.8 is aangewezen als bevoegd gezag om op de aanvraag te beslissen. Dat is voor de gemeente het college van burgemeester en wethouders.
De derde-belanghebbende is degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid, van de Omgevingswet is gesloten. Waarom derde belanghebbende en niet belanghebbende. Het besluit tot schadevergoeding is niet direct gericht aan degene met wie de overeenkomst is afgesloten. Deze derde-belanghebbende wordt hier wel rechtstreeks door geraakt.
Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding vanwege een rechtmatige overheidsdaad. Het gaat om nadeelcompensatie als bedoeld in titel 4.5 van de Awb en afdeling 15.1 van de Omgevingswet. Het kan voorkomen dat schade door meerdere overheden wordt veroorzaakt, bijvoorbeeld zowel de gemeente als het waterschap. In deze bepaling wordt verduidelijkt dat de aanvrager in dat geval het loket kiest. Ofwel bij de gemeente of een andere overheid. Het gaat in deze verordening om schade waarvan door de aanvrager wordt gesteld dat die wordt veroorzaakt door een rechtmatig besluit van een bestuursorgaan van de gemeente. Hierop bestaat een uitzondering. Dat betreft de situatie waarbij de aanvraag om schadevergoeding betrekking heeft op een besluit ter uitvoering van een projectbesluit. Op die situatie is de regeling van artikel 15.8 van de Omgevingswet van toepassing. Daarin is geregeld dat het bestuursorgaan dat het projectbesluit heeft vastgesteld het bestuursorgaan is dat de schadevergoeding toekent. Een projectbesluit kan niet worden genomen door een bestuursorgaan van de gemeente. Dat kan wel door het Rijk of de provincie. Artikel 22.16 van de Omgevingswet regelt het overgangsrecht voor het projectbesluit. Hier is bepaald dat uiterlijk bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip een projectbesluit moet voldoen aan artikel 5.52 eerste lid van de Omgevingswet. Voor zover een projectbesluit in strijd is met het omgevingsplan, geldt tot die tijd dat hiervoor een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit kan worden verleend.
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding wordt een recht geheven. De figuur van de heffing is in artikel 4:128 van de Awb geïntroduceerd om te voorkomen dat er al te lichtvaardig wordt overgegaan tot indiening van een aanvraag om schadevergoeding. Het recht bedraagt maximaal € 300. Als het recht niet wordt voldaan, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling gesteld. Bij toewijzen van de aanvraag wordt het toe te kennen schadebedrag verhoogd met het geheven recht (artikel 4:129, aanhef en onder c, van de Awb).
De artikelen 4:2 en 4:127 van de Awb bevatten een grondslag voor de aanvraagvereisten voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding. Als niet aan de aanvraagvereisten wordt voldaan kan de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling worden gesteld. In aanvulling hierop is in het eerste lid geregeld dat de aanvrager van schadevergoeding gebruik maakt van een door het bestuursorgaan vastgesteld [elektronisch] formulier. Dit kan mogelijk ook via het DSO in de vorm van een toepasbare regel. Om van de indieningsvereisten een toepasbare regel te kunnen maken moet er sprake zijn van een haakje. Dat houdt in dat de verordening moet worden opgenomen in het DSO. Dit artikel kan helpen om de aanvrager duidelijk te maken welke stukken nodig zijn voor de aanvraag.
Wanneer de aanvraag niet wordt aangeleverd via het [elektronisch] formulier, kan worden besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Dat kan betekenen dat de aanvrager wordt verzocht de aanvraag nadeelcompensatie alsnog via het formulier in te dienen. De gemeente kan dan expliciet de termijnen opschorten tot het moment dat wel de stukken zijn ingediend.
In lid 3 zijn aanvullende eisen ten aanzien van schadeclaims wegens winst- of inkomstenderving of gederfde huurinkomsten opgenomen.
In artikel 4:2 van de Awb is vastgelegd dat een aanvraag wordt ondertekend en ten minste bevat: (a) de naam en het adres van de aanvrager, (b) de dagtekening en (c) een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd. In artikel 4:127 van de Awb is vastgelegd dat de aanvraag mede bevat: (d) een aanduiding van de schadeveroorzakende gebeurtenis en (e) een opgave van de aard van de geleden of te lijden schade en, (f) voor zover redelijkerwijs mogelijk, het bedrag van de schade of een specificatie daarvan. Verder verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Het gaat hier om gegevens en bescheiden die ten minste worden verstrekt. Het kan wenselijk zijn om dit voor aanvragen om schadevergoeding nader te specificeren. Uiteraard worden alleen gegevens gevraagd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
Artikel 5 Adviesaanvraag aan onafhankelijke commissie
In tegenstelling tot de modelverordening van de VNG is er voor gekozen in het eerste lid van dit artikel een kan bepaling te maken. Het bestuursorgaan kan een adviescommissie inschakelen maar is dat niet verplicht. Ook kan bepaald worden dat voor een gedeelte van de afhandeling een adviescommissie wordt ingeschakeld. Het artikel duidt wel aan dat het de regel zal zijn om wel een adviescommissie in te schakelen. Hier zijn meerdere redenen voor.
Een belanghebbende die schadevergoeding aanvraagt kan sceptisch zijn over een vastgesteld schadebedrag wanneer het bevoegd gezag dit bedrag zelf heeft vastgesteld. Hierdoor kan bij de belanghebbende wantrouwen ontstaan en dat kan leiden tot onnodig meer beroepszaken. Betrouwbaarheid en vertrouwen in de overheid moeten hier leidend zijn. Hierover is onder het begrip planschade, als bedoeld in afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening, ook veel jurisprudentie over ontstaan.
Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State zegt hier het volgende over:
Volgens vaste rechtspraak mag een bestuursorgaan, indien in een advies van een door een bestuursorgaan benoemde onafhankelijke en onpartijdige deskundige op objectieve wijze verslag is gedaan van het door deze deskundige verrichte onderzoek en daarin op inzichtelijke wijze is uitgelegd welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, bij het nemen van een besluit op een verzoek om tegemoetkoming in planschade van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht.
Het gegeven dat hier veel jurisprudentie over is ontstaan is gelegen in het feit dat aanvragers moeite hebben om een besluit tot een tegemoetkoming in schade te vertrouwen. Een onpartijdig adviseur draagt wel bij aan dit vertrouwen.
Bij de gemeente is onvoldoende kennis aanwezig om een dergelijke aanvraag af te handelen. De VNG stelt voor om regionaal kennis te bundelen en zo samen te werken in het afhandelen van aanvragen voor schadeverzoeken. Het is echter de vraag of ook regionaal deze kennis er is. Immers onder het huidige recht was het verplicht voor alle gemeenten, dus ook die in de regio, om een onafhankelijke commissie in te schakelen. De kennis was niet nodig en dus nu ook niet aanwezig.
Voor het taxateren van onroerend goed om te beoordelen of er schade is ontstaan door een rechtmatige besluit, moet een taxateur ingeschakeld worden die hiervoor geschoold is. Het is van belang dat hiervoor een taxateur wordt ingeschakeld die ingeschreven staat in de verschillende kamers van het NRVT. Een makelaar is in de regel hier niet altijd voor geschoold en kan op grond van verkeerde feiten een taxatie uitvoeren. Voor de betrouwbaarheid van het taxateren is het van belang dat een onafhankelijk taxateur de taxatie uitvoert.
Het derde lid van artikel 15.7 Omgevingswet bepaalt dat het bevoegd gezag bij de behandeling van een aanvraag om schadevergoeding het normaal maatschappelijk risico buiten toepassing kan laten als dat van toepassing is geweest bij de beslissing op een eerder ingediende aanvraag om vergoeding van schade die bestaat uit waardevermindering van de onroerende zaak.
Artikel 6 Bepalingen over de onafhankelijk adviescommissie
Een onafhankelijke adviescommissie kan uit een of meerdere deskundigen bestaan. Zowel voor het benoemen van leden voor een vaste commissie als het inschakelen van een deskundige in een enkel geval, gaat het om een bevoegdheid die toekomt aan het college. Artikel 15.8 van de Omgevingswet wijst voor de afhandeling van aanvragen om schadevergoeding het college aan als bevoegd gezag. Bepalingen die voorheen nog in de procedureverordening planschade zijn opgenomen zoals de termijn van advisering volgt nu uit titel 4.5 Awb.
In lid drie van dit artikel is opgenomen dat bij een vaste commissie nadere afspraken worden gemaakt over de wijze van advisering. Deze regels zijn in deze verordening niet opgenomen omdat het raadzaam is de werkwijze met de te benoemen commissie te bespreken.
De procedure en bijbehorende beslistermijnen voor het tot stand komen van het besluit op de aanvraag om schadevergoeding zijn uitputtend geregeld in de Awb. Aanvullend hierop is vastgelegd dat het bevoegd gezag de aanvrager en belanghebbenden informeert als advies wordt ingewonnen bij een adviescommissie. De opdracht aan de adviseur(s) kan ook worden ingetrokken. In dat geval worden de aanvrager en belanghebbenden daar ook over geïnformeerd. Het is hier van belang om ook een eventuele derde-belanghebbende bij te betrekken.
In lid 2 en 3 worden bepalingen genoemd over de mogelijkheid om de commissie genoemd in het eerste lid te kunnen wraken. Dit is opgenomen omdat het bepalen van een schadebedrag door een onpartijdige partij van belang kan zijn. Wanneer een aanvrager vermoed dat een commissie niet onpartijdig is maar vooringenomen en mogelijk niet met een betrouwbaar oordeel zal komen, kan een verzoek om wraking worden ingediend. Een beslissing op een verzoek tot wraking van een aangewezen adviseur is aan te merken als een procedurebeslissing i.z.v. artikel 6:3 Awb, genomen in het kader van de voorbereiding van het te nemen besluit op het verzoek om nadeelcompensatie. Tegen deze beslissing kunnen geen afzonderlijke rechtsmiddelen worden aangewend. Er is een termijn van twee weken om een verzoek tot wraking in te dienen.
De Awb bepaalt dat een aanvrager en mogelijk derde belanghebbende in de gelegenheid moet worden gesteld om een toelichting te geven op zijn aanvraag. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk. In bepaalde omstandigheden kan er ook voor gekozen worden om het horen via een digitale verbinding te laten plaatsvinden.
In de meeste gevallen zal een overeenkomst worden afgesloten met een derde belanghebbende om eventuele uit te keren vergoeding voor schade op deze derde belanghebbende verhaald kan worden.
Schade wordt niet in rekening gebracht als:
a. de schadevergoeding redelijkerwijze voor rekening behoort te blijven van het bestuursorgaan, of
b. de schadevergoeding voldoende op een andere manier is verzekerd.
In deze bepaling is de uiterste betaaltermijn vastgelegd. Als een aanvraag om schadevergoeding geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, wordt het betreffende bedrag uiterlijk binnen vier weken bij het onherroepelijk worden van het toekenningsbesluit uitbetaald. Dus na afronding van eventuele bezwaar- en beroepsprocedures.
Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel
Regels over de inwerkingtreding van de verordening zijn opgenomen in de Bekendmakingswet. Hierin is geregeld dat de verordening of op de achtste dag na de bekendmaking in werking treedt of op een specifiek genoemde dag. In dit geval is het raadzaam de verordening gelijktijdig met de Omgevingswet in werking te laten treden.