Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoorn

Beleid restauratie, onderhoud en verbouw van monumenten, beeldbepalende panden en panden met cultuurhistorische- en bouwhistorische waarden Hoorn

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleid restauratie, onderhoud en verbouw van monumenten, beeldbepalende panden en panden met cultuurhistorische- en bouwhistorische waarden Hoorn
CiteertitelBeleid restauratie, onderhoud en verbouw van monumenten, beeldbepalende panden en panden met cultuurhistorische- en bouwhistorische waarden Hoorn
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-01-2024nieuwe regeling

19-09-2023

gmb-2023-537269

1981463

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleid restauratie, onderhoud en verbouw van monumenten, beeldbepalende panden en panden met cultuurhistorische- en bouwhistorische waarden Hoorn

 

Zaaknummer: 1981463

 

Grondslag:

  • artikel 4.28 van de Omgevingswet

  • artikelen 4.4 en 5.1 van de Omgevingswet

  • artikelen 4.12 tot en met 4.17 van de Verordening Fysieke Leefomgeving Hoorn

Inhoud

1. Inleiding

Waarom deze richtlijnen?

2. Wat moet u doen bij wijzigingen aan uw pand?

Reguliere werkzaamheden? Doe de vergunningscheck

Twijfels? Neem contact op met de gemeente

Hoe verloopt het vergunningstraject?

3. Algemene uitgangspunten

Behoud van monumentale waarden

Behoud gaat voor vernieuwen.

Bouwhistorie eerbiedigen.

Vernieuwen met oude materialen blijft vernieuwen.

4. Exterieur

Gevels

Uitgangspunten

Reiniging

Voegwerk

Metselwerk

Natuursteen

Stoepen

Gevelafwerkingen

Kleuren gevelafwerkingen

Brievenbussen, zonwering, rolluiken e.d.

Kozijnen, ramen, deuren

Uitgangspunten

Houten vensters

Stalen vensters en deurpartijen

Beglazing

Kleurgebruik

Dakbedekking

Uitgangspunten

Dakbeschot

Pannen

Leien

Zink, koper en lood

Rieten daken

Voorzieningen in en op het dak

Goten en hemelwaterafvoeren

5. Omgeving

6. Interieur

Algemeen

Uitgangspunten interieur

Brandveiligheid

Structuur

Algemeen: uitgangspunten

Plattegronden

Doorbraken winkelpanden

Kelders en souterrains

Trappen

Constructieve onderdelen

Uitgangspunten

Houten kap- en vloerconstructies

Dragend metselwerk

Betonconstructies

IJzer- en staalconstructies

Vloeren en plafonds

7. Energiebesparende maatregelen

Gevels

Beglazing

Daken

Vloeren en plafonds

8. Aanvullende uitvoeringseisen

9. Voorbeelden van dubbel glas in historische kozijnen

10. Voorbeelden van isoleren van dakkapellen

 

 

1. Inleiding

Bij het verbouwen en restaureren van monumenten en andere beschermde panden kan vaak meer dan men denkt. Uiteraard zijn er beperkingen, maar in overleg met Team Erfgoed is er door inventiviteit en maatwerk veel mogelijk.

 

Wijzigingen aan beschermde panden vragen om een hoge kwaliteit van plannen en uitvoering van de werkzaamheden. Om deze kwaliteit te verkrijgen heeft de gemeente Hoorn voor de uitvoering van restauratie en onderhoud technische richtlijnen opgesteld.

Voor het maken van plannen is het lastig om standaard regels te geven. Geen enkel monument is gelijk en voor elk individueel object bestaan verschillende mogelijkheden. Daarom worden algemene uitgangspunten gegeven die recht doen aan de onderlinge kwaliteiten en verschillen van beschermde panden. Elk pand wordt apart beoordeeld.

 

Deze richtlijnen bevatten voorschriften voor het behoud van de technische en monumentale kwaliteiten van beschermde objecten. De richtlijnen zijn bedoeld als leidraad voor het ontwikkelen van plannen, planbeoordeling en voor de uitvoering van restauratiewerkzaamheden. Het is geen complete handleiding maar een beknopte leidraad voor veel voorkomende praktijkgevallen. Wat betreft de technische aspecten verwijzen wij u ook graag naar de brochures van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumenten (ERM). Stichting ERM heeft voor een aantal onderwerpen die ook in deze folder staan uitvoeringsrichtlijnen geschreven.

 

Waarom deze richtlijnen?

Deze richtlijnen zijn een nadere uitwerking ter uitvoering van artikel 11 van de Erfgoedwet, artikelen 2.1 en 2.2 van de WABO en artikelen 4.12 tot en met 4.17 van de Verordening Fysieke Leefomgeving Hoorn. Iedere wijziging aan een beschermd monument moet vooraf worden beoordeeld door het Team Erfgoed. Het kan echter voorkomen zijn dat een deel van de voorgenomen plannen vergunningsvrij zijn. Voor wijzigingen die niet vergunningsvrij zijn, volgen we de richtlijnen.

 

2. Wat moet u doen bij wijzigingen aan uw pand?

 

Reguliere werkzaamheden? Doe de vergunningscheck

Voor reguliere onderhoudswerkzaamheden die geen wijzigingen aan het monument aanbrengen, is geen vergunning nodig. Schilderwerk in de bestaande kleuren of plaatselijk herstel van het voegwerk zijn bijvoorbeeld vergunningsvrij. Het geheel vervangen van voegwerk is wel vergunningsplichtig. De medewerkers van team Erfgoed kunnen beoordelen of u een vergunning nodig heeft voor uw geplande werkzaamheden. Met de vergunningscheck op het Omgevingsloket kunt u dit zelf ook controleren.

 

Twijfels? Neem contact op met de gemeente

Twijfelt u of u een omgevingsvergunning nodig heeft? Of is uw project complex? Maak dan een afspraak voor een gratis vooroverleg met adviseurs van de gemeente. Zij kunnen u uitleg geven over de procedure en welke gegevens u moet geven om een volledige aanvraag te doen. Neem hiervoor contact op met de gemeente.

 

Hoe verloopt het vergunningstraject?

 

1.Stem af en vraag advies

Als u een omgevingsvergunning monumenten moet aanvragen, neemt u bij voorkeur eerst contact op met de medewerkers van team Erfgoed. Zij stemmen graag met u de plannen af en kunnen in de meeste gevallen al op voorhand aangeven wat mogelijk is of op welke wijze de plannen mogelijk worden. Dit informele advies kan onnodig werk en onnodige kosten besparen.

 

2. Technische beoordeling

Een ingediend bouwplan wordt technisch beoordeeld door de gemeente Hoorn of door de gemeente ingeschakelde partijen zoals de Veiligheidsregio en de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord.

 

3. Welstand

Naast de technische toets wordt een bouwplan ook beoordeeld door een onafhankelijke Commissie voor Monumenten en Welstand. Deze commissie toetst de omgevingsvergunningaanvragen voor bouwen en verbouwen aan de richtlijnen uit de welstandsnota.

 

4. Verleende vergunning

Op basis van alle adviezen besluit het college van burgemeester en wethouders of u de vergunning krijgt. Als alle bezwaartermijnen van uw vergunning verlopen zijn, kunt u beginnen met de werkzaamheden. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden, adviseren de medewerkers van team Erfgoed u tijdens de uitvoering.

 

3. Algemene uitgangspunten

 

Behoud van monumentale waarden

Het belangrijkste uitgangspunt bij verbouwingen is het behoud van de monumentale waarden. Door vooronderzoek kan met de planvorming rekening gehouden worden met deze waarden en aandacht worden gegeven aan bijzondere kenmerken.

 

Behoud gaat voor vernieuwen.

Historische bouwmaterialen, structuren en constructiewijzen vertegenwoordigen een belangrijke monumentale en historische waarde. Deze waarde dient zoveel mogelijk te worden gerespecteerd, zodat de geschiedenis en ontwikkeling van het ambachtelijke bouwen en het gebruik van een monument afleesbaar blijven. Door vervanging gaat deze afleesbaarheid voorgoed verloren.

 

Bouwhistorie eerbiedigen.

De veranderingen die een gebouw door de tijd heeft ondergaan, hebben grote historische waarde. Een monument ontleent veel van zijn waarde aan de bouwgeschiedenis. Wijzigingen of toevoegingen kunnen van groot belang zijn omdat de bouwgeschiedenis van een gebouw daaraan afleesbaar is. Daarom is er voor de binnenstad van Hoorn ook een bouwhistorische kaart opgesteld waarop aangegeven wordt welke panden op bouwhistorische waarden onderzocht moeten worden.

 

Vernieuwen met oude materialen blijft vernieuwen.

Historische bouwmaterialen of -onderdelen mogen niet worden vervangen als herstel mogelijk is. Indien een onderdeel ondanks kwaliteitsverlies zijn functie in redelijkheid nog vervult, is vervanging niet toegestaan. Indien een toevoeging nodig is om een historisch onderdeel naar behoren te laten functioneren is dit te verkiezen boven een volledig nieuw onderdeel.

 

4. Exterieur

 

Gevels

De uiterlijke kwaliteiten en technische staat van een gevel zijn van groot belang voor de historische waarde en de beleving van een monument. Materiaal, metselverband, textuur, patina, vorm en uiterlijk van het voegwerk spelen hierin een belangrijke rol.

 

Uitgangspunten

  • Bij herbestemming gebruik maken van bestaande openingen in gevels en bouwmuren.

  • In geval van schade bij gevels moet eerst de oorzaak van de schade worden vastgesteld en verholpen alvorens tot reparatie over te gaan. Vaak wordt te snel een oorzaak aangewezen die achteraf niet juist blijkt te zijn, waardoor onnodige wijzigingen aan de gevel zijn aangebracht.

  • Moderne toevoegingen terugliggend in de gevel aanbrengen of achter bestaande kozijnen plaatsen Een voorbeeld hiervan zijn glazen deuren achter bestaande inrijdeuren die als luik kunnen fungeren.

  • Kleurgebruik op gevels vormt een wezenlijk onderdeel van de uitstraling van een monument. Het toe te passen kleurpalet moet aansluiten bij de historie en karakteristiek van het pand of het object. Het schilderen van schoon metselwerk is niet toegestaan.

 

Reiniging

  • Reinigen van gevels anders dan met warm water en borstel is niet toegestaan tenzij de verontreiniging (organisch of chemisch) schade kan veroorzaken aan de gevel of een gevel zo vuil is dat de architectonische expressie verloren is gegaan. In overleg met Team Erfgoed kan een reinigingsproef plaatsvinden.

  • Reiniging door middel van hoge druk met een toeslagmiddel is niet toegestaan. Wervelreiniging of laserreiniging zijn alleen na goedkeuring van Team Erfgoed toegestaan.

  • Bij intensieve reiniging wordt een gevel in fysieke en esthetische zin gewijzigd en is er daarom een omgevingsvergunning vereist. Een uitzondering hiervoor is reiniging door middel van een niet schadelijke reinigingspasta. In overleg en na goedkeuring van een proefvlak door Team Erfgoed zijn de werkzaamheden als onderhoud aan te merken. Hiervoor is in dat geval geen vergunning nodig.

  • Indien een monumentale gevel met graffiti is beklad, moet eerst samen met Team Erfgoed de reinigingstechniek worden bepaald, waarbij beoordeeld wordt welke schade de reinigingsmethode kan aanrichten. De minste beschadiging ontstaat indien de graffiti binnen 24 uur wordt verwijderd. Het verwijderen van graffiti door middel van stralen is niet toegestaan.

  • Een anti-graffitilaag mag alleen worden aangebracht met toestemming en volgens de voorwaarden van Team Erfgoed. Aan de onderzijde van de gevel dient een strook van ca. 100 mm onbehandeld te blijven om zakwater uit te laten treden.

  • Voor deze werkzaamheden kunt u ook https://www.stichtingerm.nl/kennis-richtlijnen/brl2826-08 of Het reinigen van gevels | Publicatie | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed raadplegen.

 

Voegwerk

  • Alleen slechte delen van het voegwerk mogen worden vervangen. Een licht beschadigde voeg die zijn functie nog vervult, heeft de voorkeur boven een nieuwe voeg. Een voeg is slecht als de waterwerende functie niet meer wordt vervuld. Indien meer dan 70 % van het voegwerk slecht is mag, na omgevingsvergunning, al het voegwerk worden vervangen.

  • Een lintvoeg dient, alvorens hij met een naaldbeitel wordt uitgehakt, eerst langs een rei met een, op lage toeren draaiende, diamantzaag tot de gewenste uithakdiepte te worden ingezaagd. Vervolgens kan de stootvoeg handmatig worden verwijderd. Bij metselwerk met een lintvoeg die smaller is dan 7 mm is alleen inzagen van de lintvoeg toegestaan. Een stootvoeg smaller dan 1,5 mm mag niet worden verwijderd. Een slijptol mag niet worden toegepast voor stootvoegen.

  • In overleg met Team Erfgoed dient te worden vastgesteld tot op welke diepte het voegwerk uitgehakt dient te worden. Uitgangspunt is een diepte van 20 mm.

  • Voegmortels qua samenstelling aanpassen aan de samenstelling en hardheid van het bestaande metselwerk. Bij bestaand werk met kalkmortels, voor voegwerk alleen kalkmortel toepassen.

  • De voegafwerking moet identiek zijn aan de bestaande situatie. Van het nieuwe voegwerk dienen proefvlakken ter beoordeling worden opgezet die in stand blijven gedurende de werkzaamheden tot kort voor afronding hiervan.

  • Het metselwerk voorafgaand aan het voegen dusdanig bevochtigen dat er geen wateronttrekking aan de voegspecie optreedt. Het uitdrogen van vers voegwerk voorkomen door middel van bevochtiging en/of het afschermen door middel van zeildoek o.i.d.

  • Voor deze werkzaamheden kunt u ook https://www.stichtingerm.nl/kennis-richtlijnen/url4006 raadplegen.

 

 

Metselwerk

  • Bestaand metselwerk dient gehandhaafd te blijven. Metselwerk mag pas vervangen worden als de onderlinge samenhang en scheurvorming herstel verhinderen.

  • De in te boeten stenen moeten qua hardheid, formaat, kleur en textuur aansluiten op het bestaande metselwerk. Hierbij zijn de fysische eigenschappen van de inboeting belangrijker dan de kleur. De in te boeten stenen moeten in hetzelfde verband worden verwerkt als in de bestaande situatie.

  • De metselmortel dient te worden aangepast aan de samenstelling en hardheid van de bestaande mortel.

  • Bij bestaand werk met kalkmortels, voor het inboetwerk alleen kalk en zand en geen cement toepassen.

  • In het geval dat bestaande beschadigde stenen verdere schade tot gevolg kunnen hebben is een reparatiemortel toegestaan mits uitgevoerd volgens de richtlijnen in de brochure Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), info restauratie en beheer nr. 5, 1996.

  • Roestvorming is veelal de oorzaak van schade aan het metselwerk. IJzeren elementen in gevels dient men te ontroesten en restanten zonder functie of decoratieve waarde te verwijderen.

  • Indien een monument geen spouwmuren heeft mag bij vervangen geen spouw aangebracht worden.

  • Voor deze werkzaamheden kunt u ook https://www.stichtingerm.nl/kennis-richtlijnen/url4003 of Oorzaken van schade aan baksteenmetselwerk en herstel 2 | Publicatie | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed raadplegen.

 

Natuursteen

  • Natuursteen met een daartoe geëigende reparatiemortel repareren tot maximaal 10 cm³.

  • Bij ernstige schade (meer dan 10 cm³) is inboeting van een nieuw stuk natuursteen van dezelfde soort, kleur en afwerking toegestaan.

  • Natuursteen mag pas vervangen worden als herstel niet mogelijk is. Dit wordt bepaald in overleg met Team Erfgoed.

  • Indien een natuursteensoort niet meer voorradig is kan in overleg met Team Erfgoed een alternatieve steensoort of reparatiemethode worden gezocht.

  • Consolidatie van natuurstenen onderdelen met een kunsthars is alleen toegestaan als reguliere reparatiemethoden geen oplossing bieden en de dampdichtheid van de behandelde onderdelen geen schade kunnen veroorzaken. De methode kan alleen worden toegepast met toestemming van Team Erfgoed. Hiervoor is altijd een omgevingsvergunning vereist.

  • Nieuw aan te brengen natuursteen dient eenzelfde afwerking te krijgen als in de bestaande situatie.

  • Epoxyharslijmen zijn alleen voor kleine verticale scheuren (max. 1,2 mm) toegestaan. Bij horizontale scheuren vormt de reparatie een waterwerende laag wat kan leiden tot vorstschade of verwering.

  • Voor deze werkzaamheden kunt u ook https://www.stichtingerm.nl/kennis-richtlijnen/url4007 raadplegen.

 

Stoepen

  • Historische stoepen mogen alleen vervangen worden na vergunning. Indien een stoep slecht is moeten goede natuurstenen elementen hergebruikt worden. Onderdelen mogen pas vervangen worden indien zij aantoonbaar slecht zijn en herstel niet mogelijk is.

  • Bij enkelvoudige breuk dienen treden en/of stoepplaten gelijmd te worden.

  • Nieuw te vervaardigen onderdelen dienen eenzelfde afwerking en detaillering te krijgen als bestaand.

  • Balusters in lood bevestigen.

  • Aan historische hekken mag niet gelast worden. Afslijpen en later weer aanlassen is dus niet toegestaan.

  • Voor deze werkzaamheden kunt u ook https://www.stichtingerm.nl/kennis-richtlijnen/url4012 raadplegen.

 

Gevelafwerkingen

  • Het hydrofoberen van gevels is niet toegestaan.

  • Pleister- of verflagen op gevels of natuurstenen onderdelen alleen aanbrengen als deze al aanwezig zijn of als dit historisch verantwoord is. Dit is vergunningsplichtig.

  • Isolerende pleistersystemen en hoekbeschermers zijn niet toegestaan.

  • Tegel- en teksttableaus moeten gehandhaafd blijven en mogen niet worden overgeschilderd of anderzijds weggewerkt worden op een wijze die schade aan het tableau veroorzaakt.

  • Het polychromeren van gevelstenen en reliëfs is alleen toegestaan, indien ze dateren uit een tijd dat polychromeren gebruikelijk was en historisch onderzoek kan aantonen dat hiervan al sprake was. Polychromeerwerk dient met lijnolieverf te gebeuren.

  • Verfsystemen moeten dampopen zijn en moeten zonder schade aan de steen te verwijderen zijn. Het gebruik van mineralogische verven op natuursteen is niet toegestaan, omdat deze verven een reactie aangaan met de ondergrond.

  • Voor het schilderwerk van metsel- en pleisterwerk zeer dampopen verfsystemen gebruiken worden omdat oudere houtconstructies vaak meer vochtbelast zijn dan de tegenwoordige constructies, bij voorkeur een minerale verf, olieverf of eventueel met een zuivere siliconenhars-emulsieverf.

  • Alleen gevels die geolied zijn mogen opnieuw geolied worden. Er dient met een blanke half rauwe/half gekookte lijnolie te worden gewerkt, zonder siccatieven. Na voegwerkherstel of inboeting minimaal 8 weken wachten met oliën. Als een voeg niet volledig is uitgehard zal verzeping van de voeg optreden.

 

Kleuren gevelafwerkingen

  • Wijzigingen van de kleurstellingen van een gebouw zijn vergunningsplichtig. Na door Team Erfgoed goedgekeurde onderbouwing door middel van kleurhistorisch onderzoek zijn de werkzaamheden als onderhoud aan te merken. Hiervoor is in dat geval geen vergunning nodig.

  • Oude verflagen mogen niet volledig worden verwijderd maar moeten worden overgeschilderd in verband met toekomstig kleuronderzoek, tenzij de diverse aanwezige verflagen gezamenlijk zo dampdicht zijn dat in de aanwezige condities vochtproblemen te verwachten zijn.

  • Voor deze werkzaamheden kunt u ook https://www.stichtingerm.nl/kennis-richtlijnen/url2004 of https://www.stichtingerm.nl/kennis-richtlijnen/url4009 raadplegen.

 

Brievenbussen, zonwering, rolluiken e.d.

  • Voorzieningen waarvoor een sparing of gat moet worden aangebracht, zoals brievenkasten en intercomvoorzieningen, gevelstenen, etc. zijn vergunningsplichtig.

  • Buitenzonwering en rolluiken zijn vergunningsplichtig conform voorwaarden uit de welstandsnota.

  • Reclamevoorzieningen op monumenten zijn in beginsel niet toegestaan. In uitzonderingen kan binnen de richtlijnen van het reclamebeleid van de gemeente Hoorn vergunning worden verleend. In de welstandsnota van de gemeente Hoorn zijn regels opgenomen voor reclame. Deze kunt u hier raadplegen WELSTANDSNOTA 2020 (overheid.nl).

 

Kozijnen, ramen, deuren

Kozijnen, ramen en deuren maken een belangrijk onderdeel uit van de gevelarchitectuur en van monumentale interieurs. Het behouden en zorgvuldig herstel van deze onderdelen draagt bij aan de kwaliteit en uitstaling van monumenten.

 

Uitgangspunten

  • Kozijnen, ramen en deuren van kunststof en aluminium zijn niet toegestaan.

  • Bestaande houten en/of stalen vensters en deurpartijen zo veel mogelijk handhaven.

  • Bestaande kozijnen mogen niet ingrijpend worden aangepast ten behoeve van tochtdichting e.d.

  • Het bestaande raamsysteem moet gehandhaafd worden. Draai-kiepramen zijn in beginsel niet toegestaan.

  • Voor reparaties van houten onderdelen dienen passende houtsoorten te worden toegepast zoals Eiken, fijnjarig en spintvrij Grenen of Oregon Pine ‘clear & better’.

  • Voor onderhoud van schilderwerk van kozijnen, goten, lijsten e.d. is in principe geen vergunning nodig bij behoud van de bestaande kleurstelling en oppervlakkig houtherstel. Bij kleurwijzigingen en /of houtrotherstel bepaalt Team Erfgoed of dit als onderhoud wordt gezien.

  • Het aanbrengen van een doorvalbeveiliging is vergunningsplichtig.

 

Houten vensters

  • Volledig vervangen van historische vensters die nog hersteld kunnen worden is niet toegestaan. Zijn onderdelen van een historisch venster of deurpartij slecht, dan niet het gehele element maar alleen de slechte onderdelen vervangen. Een onderdeel is slecht als meer dan 40% is aangetast. Detaillering en afmetingen van nieuwe onderdelen aanpassen aan de bestaande detaillering en afmetingen.

  • Voor de reparatie van historische vensters en deurpartijen traditionele verbin¬dingstechnieken toepassen.

  • Historisch hang- en sluitwerk zoals knieren, gehengen, sloten en deurkrukken herstellen en hergebruiken.

  • Reparaties van gedeelten van een historisch venster- of deurpartij aanlassen door middel van een liplas in dezelfde houtsoort als bestaand, tenzij in overleg met Team Erfgoed anders wordt besloten.

  • Reparatiemortels op kunststofbasis alleen voor gaten kleiner dan 10 cm³ toepassen.

  • Openingen tussen kozijn en muur niet met kit afdichten maar met een dampopen voeg van kalkspecie.

  • Naden, kieren en scheuren opvullen met een flexibele expoxyhars of polyurethaanacrylaat. Vulmiddelen op basis van polyester zijn niet toegestaan.

  • Voor deze werkzaamheden kunt u ook https://www.stichtingerm.nl/kennis-richtlijnen/url4001 raadplegen.

 

Stalen vensters en deurpartijen

  • In geval van herstel of vervanging dient de detaillering gelijk te blijven.

  • Voor deze werkzaamheden kunt u ook https://www.stichtingerm.nl/kennis-richtlijnen/url4012 raadplegen.

 

Beglazing

  • Historisch glas dient zoveel mogelijk te worden gehandhaafd.

  • Getrokken glas heeft de voorkeur ten opzichte van floatglas.

  • Bij het aanbrengen van beschermende beglazing bij glas-in-lood vensters moet de ventilatie tussen het glas gewaarborgd zijn, waarbij de minimale afstand tussen het glas 45 mm bedraagt.

  • Het gebruik van siliconenkit bij glas-in-lood is niet toegestaan.

  • Bij gebrandschilderd glas mogen geen alkalische of ionogene reinigingsmiddelen worden gebruikt.

  • Voor isolerende beglazing, zie hoofdstuk 7.

  • Voor deze werkzaamheden kunt u ook https://www.stichtingerm.nl/kennis-richtlijnen/url4002 raadplegen.

 

Kleurgebruik

  • Indien kleuronderzoek tijdens de uitvoering aanleiding geeft voor kleurwijziging, kan hiervoor bij voldoende onderbouwing op historische gronden door Team Erfgoed toestemming verleend worden.

  • Het afbranden van verflagen is verboden.

  • Voor deze werkzaamheden kunt u ook https://www.stichtingerm.nl/kennis-richtlijnen/url4009 raadplegen.

 

Dakbedekking

De oorspronkelijke daken en dakbedekking hangen vaak sterk samen met de architectonische uitdrukkingsvorm en dragen vaak bij aan de historische waarden van een monument.

 

Uitgangspunten

  • Schuine dakvlakken handhaven en zoveel mogelijk ‘gesloten’ houden.

  • De oorspronkelijke kapvorm dient gehandhaafd te worden en niet verstoord door allerlei voorzieningen. Als een voorziening niet zichtbaar is vanaf openbaar gebied, kan deze wegens verstoring van de dakvorm en opzet van het gebouw toch onwenselijk zijn. Voor voorzieningen op het dak kunt u ook WELSTANDSNOTA 2020 (overheid.nl) raadplegen.

  • Nieuwe dakkapellen, daklichten en doorbraken zijn alleen toegestaan indien er geen monumentale onderdelen van de kap worden aangetast. Dit geldt ook voor schoorstenen, ventilatiekappen, airco’s e.d.

  • Liever dakramen dan dakkapellen om het dakvlak zoveel mogelijk gesloten te houden.

  • Bestaande schoorstenen handhaven.

  • Loggia’s in daken zijn niet toegestaan.

  • GSM-installaties en dergelijke zijn op monumenten niet toegestaan.

  • Veiligheidsvoorzieningen voor inspectie zijn vergunningsplichting maar in beginsel toegestaan mits de aan te brengen voorzieningen geen monumentale onderdelen aantasten, ze niet prominent aanwezig zijn en indien de bereikbaarheid van het dakvlak met bijvoorbeeld hoogwerkers niet redelijkerwijs mogelijk is.

 

Dakbeschot

  • Bestaande historische dakbedekkingen en dakbeschot handhaven.

  • Onbeschoten kappen mogen worden voorzien van dakbeschot van houten delen.

  • Herstellingen in de dezelfde houtsoort en afmetingen als in de bestaande toestand tenzij het bestaande beschot geen monumentale waarden vertegenwoordigt.

  • Historische kappen dienen voldoende te worden geventileerd.

  • Voor isoleren van daken zie hoofdstuk 7.

 

Pannen

  • Bij het afnemen van dakpannen deze sorteren en de bruikbare exemplaren hergebruiken.

  • Bij gedeeltelijke of gehele vervanging hetzelfde type en kleur pan toepassen.

  • Bij toepassing van een nokvorst op een dak met oudhollandse pannen een platte nokvorst toepassen.

  • Het aansmeren van pannen alleen in geval van noodherstel of reparatie van incidentele lekkages. Voor het aansmeren van de nok en hoekkepervorsten mag alleen kalkspecie worden toegepast. Het gebruik van portlandcement is niet toegestaan.

  • Het aansmeren van pannen en vorsten met flexibele kunststofmortel (Flexim) is NIET toegestaan.

  • Bij veel materiaalverlies is het raadzaam met de overgebleven goede pannen één dakvlak te dekken en de oude en nieuwe pannen niet te mengen.

  • Voor deze werkzaamheden kunt u ook https://www.stichtingerm.nl/kennis-richtlijnen/url4014 raadplegen.

 

Leien

  • De te verwachten levensduur van nieuwe natuursteen leien moet ten minste 80 jaar zijn.

  • De oorspronkelijke wijze van dekken dient te worden gehandhaafd.

  • Kunstleien of andere producten ter vervanging van natuurleien zijn niet toegestaan.

  • Leinagels koper, Leihaken uitvoeren in roestvast staal (316)

  • Voor deze werkzaamheden kunt u ook https://www.stichtingerm.nl/kennis-richtlijnen/url4010 raadplegen.

 

Zink, koper en lood

  • Koper, lood en zink bij restauraties op dezelfde wijze toepassen als in de bestaande situatie met gebruikmaking van traditionele bevestigingsmethoden.

  • Loodstroken maximale lengte 1000 mm, naden felsen.

  • Looddikten op hoekkepers en nokken minimaal 30 kg/m2 bevestigen met koperen klangen en afdichten met trotseerloodjes of ‘loodcirkels’.

  • Het toe te passen zink is minimaal Zink nr. 16 (1,1 mm) en koper minimaal 0,8 mm dik. Lood moet volgens de richtlijnen van de Stichting Bouwlood worden aangebracht.

  • Loden nokken en loketten van minimaal 25-30 ponds lood, loodslabben in funderingen minimaal 25 ponds lood, bekleding van goten 35 ponds lood.

  • Een platte kraal mag niet worden vervangen door een ronde kraal.

  • Omgezet zink mag niet worden gefelst of gesoldeerd maar moet worden gezet.

  • Metaalwerk mag niet worden gelijmd.

  • Bij het solderen van koper moet van koper of zilverhoudend tinsoldeer gebruiken.

  • Voor deze werkzaamheden kunt u ook https://www.stichtingerm.nl/kennis-richtlijnen/url4011 raadplegen.

 

Rieten daken

  • Uitgangspunt bij herstel van rieten daken is het zogenaamde doordekken met gebruik van staaldraad.

  • Bij herstel heeft blank verstoppen en opstoppen de voorkeur boven overdekken omdat hiermee het bestaande, dichtgeslibde riet opener wordt gemaakt.

  • Rieten daken dienen tweezijdig volledig geventileerd te zijn, voor behoud van het riet.

  • Voor deze werkzaamheden kunt u ook https://www.stichtingerm.nl/kennis-richtlijnen/url4004 raadplegen.

 

Voorzieningen in en op het dak

  • Met uitzondering van vluchtwegen dienen bij de aanwezigheid van bestaande daksporen naar buiten kleppende dakramen te worden toegepast. De sporen kunnen hierdoor gehandhaafd blijven.

  • Daklichten en sparingen in het dak mogen niet boven vlieringniveau worden aangebracht. Bij een kap zonder vliering moet de voorziening meerdere pannen vrij blijven van nok, hoekkepers, goten en gevels.

  • Dakramen dienen enkele meters uit de voor en achtergevel te blijven.

  • Bestaande schoorstenen dienen in principe gehandhaafd te blijven.

  • Voor de bevestiging van klimvoorzieningen wordt verwezen naar de technische voorschriften van de Monumentenwacht Nederland.

 

Goten en hemelwaterafvoeren

  • Goten langer dan 9 meter, dilateren door middel van broekstukken- of dubbel gevulkaniseerde rekstukken.

  • Kilgoten uitvoeren in meterstukken.

  • De achteropstand van goten dient minimaal 50 mm hoger te zijn dat de vooropstand.

  • Doorvoeringen van goten minimaal 100 mm onder de goot uitsteken en rondom minimaal 15 mm vrij van het houtwerk van de goot.

  • Hemelwaterafvoeren vrij van de gevel aanbrengen d.m.v. wrongen en bijpassende loden nagels. De loden nagels voorzien van r.v.s. schroeven.

  • Bij vervanging van goten en hemelwaterafvoeren zonder overleg met Team Erfgoed moet hetzelfde materiaal worden toegepast als aangetroffen is, met uitzondering van kunststof en asbestcement dat bij vervanging niet is toegestaan.

  • Bij panden van vóór 1900 moeten regenpijpen door middel van een stripbeugel worden bevestigd, waarbij de lengte van de oren gelijk moet zijn aan de diameter van de buis.

  • Voor deze werkzaamheden kunt u ook https://www.stichtingerm.nl/kennis-richtlijnen/url4011 raadplegen.

 

5.Omgeving

Ook met de directe en indirecte omgeving van een monument dient rekening gehouden te worden. Onderdelen in de directe omgeving zoals hekwerken, tuinmuren en poorten maken soms onderdeel uit van het monument, maar ook de flora en fauna in en rond het monument worden tot de directe omgeving gerekend.

 

  • Behoud van het groene karakter van cultuurhistorisch waardevolle elementen zoals groene erven, hofjes/binnenplaatsen, kerkenpaden, boomstructuren, historische waterlopen met groene taluds (gedempt en niet-gedempt) en andere groene ruimten (parken, kerkhoven, weilanden, stadstuinen, boomgaarden aan de linten) is het uitgangspunt.

  • Bij parken, erven, binnentuinen of landschapstuinen die als eenheid zijn ontworpen, dienen padenstructuren, scheidingselementen zoals hekwerken en hagen, keuze van begroeiing etc. gerespecteerd te worden.

  • Geschilderde muurreclames, historische reclamezuilen, stoepen, hekken, lantaarns en bestrating zijn waardevol en dragen bij aan de (beeld)kwaliteit van de openbare ruimte. Behoud hiervan is het uitgangspunt.

 

6.Interieur

 

Algemeen

Alle nagelvaste onderdelen van een monument vallen onder de bescherming, ook het interieur. Interieurs

vertellen ons veel over de manier van wonen en leven. Interieur gaat om structuren en plattegronden, hoe mensen zich voortbewegen in de ruimte, de functie van ruimte en de afwerking van de ruimte.

 

Uitgangspunten interieur

  • Historisch waardevolle interieurs en interieurelementen en de historische afwerking daarvan dienen behouden te blijven.

  • Voor de richtlijnen voor verlaagde plafonds en zwevende vloeren in het interieur, zie paragraaf ‘vloeren en plafonds’ verderop in dit hoofdstuk.

  • De richtlijnen van hoofdstuk 4 voor kozijnen, ramen en deuren zijn ook voor het interieur van toepassing.

  • De roerende objecten die onderdeel uitmaken van een interieurontwerp (ensemble) dienen bij voorkeur in de ruimte aanwezig te blijven.

  • Nieuwe installaties, waaronder liften, moeten zodanig zijn aangebracht dat geen schade wordt toegebracht aan historisch waardevolle interieurs of constructieve elementen.

  • Historische schilderingen, behang of andere afwerkingen dienen in situ behouden te blijven. Wanneer behoud niet mogelijk is, dienen deze onderdelen ter onderzoek aangeboden te worden aan Team Erfgoed.

  • Houten vloerdelen moeten op de bestaande plek worden gehandhaafd of in het interieur worden hergebruikt. Bij demonteren rekening te houden met de originele verbindingswijze zoals losse veren, vloerankers e.d. Beschilderde vloerdelen dienen behouden te blijven. Deze werkzaamheden moeten altijd in overleg met Team Erfgoed.

  • Historische verlichtingselementen, spiegels en ornamenten die onlosmakelijk tot de monumentale inrichting van een pand behoren moeten op de bestaande plek in het pand behouden blijven. Bij werkzaamheden moet altijd overlegd worden met Team Erfgoed.

  • Ventilatieroosters of suskasten in muren en kozijnen zijn niet toegestaan.

  • Reversibele voorzieningen zoals lampen, camera’s, losse brievenkasten, reclame-uitingen, etc. mogen niet in natuurstenen onderdelen worden bevestigd. De voorzieningen moeten voldoen aan de geldende Welstandsrichtlijnen en zijn vergunningsplichtig.

  • In monumentale plafond- en wandafwerkingen mogen geen installaties worden aangebracht. Bij noodverlichting of rookmelders alternatieven toepassen ter goedkeuring van Team Erfgoed.

  • Ongeschilderde constructies en onderdelen dienen ongeschilderd te blijven.

  • Historische tegelafwerkingen alleen in overleg met Team Erfgoed demonteren of herstellen.

  • Indien wand-, vloer- en plafondafwerking van historisch waardevolle vertrekken technisch aan onderhoud of vernieuwing toe zijn, dient voorafgaand aan de werkzaamheden kleur- en materiaal technisch onderzoek plaats te vinden. De gebruikte kleur en het materiaal dient afgestemd te worden op de historisch waardevolle situatie.

  • Wanneer er technische of esthetische mankementen zijn aan historisch waardevolle elementen, dient dit eerst plaatselijk gestabiliseerd of hersteld te worden.

  • Voor deze werkzaamheden kunt u ook Historisch timmerwerk (URL 4001) - Stichting ERM, Historisch schilderwerk (URL 4009) - Stichting ERM, Historisch parket (URL 4013) - Stichting ERM of Historische orgels (URL 7010) - Stichting ERM raadplegen.

 

Brandveiligheid

  • Brandwerende voorzieningen dienen reversibel te worden uitgevoerd.

  • Historische deuren mogen niet worden vervangen door brandwerende deuren.

  • Monumentale trappen mogen niet worden bekleed met brandwerende materialen.

  • Gietijzeren en stalen onderdelen mogen alleen met brandwerende verf worden behandeld, als daarmee de expressie van aanwezige detaillering niet verloren gaat.

  • Brand- en rookmelders of sprinklerinstallaties in historische vertrekken dienen zo veel mogelijk geplaatst te worden op de minst zichtbare plekken, zonder daarbij schade aan het monument te brengen.

 

Structuur

De oorspronkelijke structuur en ruimtelijkheid van een monumentaal pand is een belangrijk onderdeel van de monumentale waarden. Uit de structuur kunnen de historische opzet en het gebruik van een pand worden afgelezen.

 

Algemeen: uitgangspunten

  • Houd de opzet en indeling van een pand herkenbaar

  • Gebruik bij herbestemming bijgebouwen en erfinrichting creatief voor nieuwe functies

  • Respecteer de openheid van ongedeelde (bedrijfs-)ruimten

  • Realiseer ‘losse’ invullingen, bijvoorbeeld door gebruik van glas als scheidingswand

  • Wijzigingen en toevoegingen bij voorkeur in een eigentijdse vormgeving.

 

Plattegronden

  • Moderne / niet monumentale inrichtingen als lichte scheidingswanden, badkamers en hedendaagse

  • toiletten en keukens mogen in overleg met Team Erfgoed vergunningsvrij vervangen worden.

  • Hoofdverkeerstructuren zoals gangen mogen niet bij gebruiksruimtes worden gevoegd.

  • Het maken van vides in verdiepingscheidende vloeren is niet toegestaan.

  • En-suite scheidingen dienen te worden gehandhaafd of afleesbaar worden gehouden.

  • Incidenteel zijn doorbraken in wanden die een onderdeel zijn van de monumentale hoofdstructuur

  • mogelijk uitgaande van een enkele deur tot maximaal de omvang van een dubbele deur.

  • Aanbouwen of uitbreidingen dienen in eigentijdse architectuur te worden uitgevoerd met respect voor bestaande gevels en structuren.

  • Lichthoven dienen als buitenruimtes te worden gehandhaafd of een buitenkarakter behouden.

  • Bij woningen geen trappen aan de traditionele rookkanaalzijde aanbrengen.

  • Rookkanalen zijn belangrijke structureerde elementen van waaruit de oorspronkelijke indeling kan

  • worden afgeleid en moeten daarom zoveel mogelijk worden gehandhaafd.

  • Stoepen maken onlosmakelijk deel uit van de woningplattegrond en gevelarchitectuur en moeten worden gehandhaafd. Waar oorspronkelijke stoepen zijn verdwenen is er voorkeur voor reconstructie of afleesbaar maken van de stoepzone.

 

Doorbraken winkelpanden

  • Uitgebreid bouwhistorisch onderzoek is bepalend voor de mogelijkheden van het verhelen van aansluitende winkelpanden.

  • Bouwkundige verhelingen van panden zijn alleen van toepassing op de begane grond.

  • Functionele noodzaak van het samenvoegen van panden moet worden aangetoond (monumentaal belang gaat voor commercieel belang).

  • Aanwezigheid van een houtskelet of bouwsporen in de bouwmuren is maatgevend voor de mate waarin verheling van panden mogelijk is.

  • Individualiteit van de panden dient zowel van buiten als van binnen herkenbaar te blijven.

  • Bij panden met een gevelfront tot 3,5 meter breed mag de eerste doorbraak (gemeten vanuit binnenkant voorgevel) vanaf 2,5 meter plaatsvinden.

  • Bij panden met een gevelfront breder dan 3,5 meter mag de eerste doorbraak (gemeten vanuit binnenkant voorgevel) vanaf 3 meter plaatsvinden.

  • Hierbij is de breedste gevelfront van de twee betreffende panden maatbepalend voor eerste doorbraak tussen twee panden

  • Hoogte bouwkundige doorbraken in bouwmuren maximaal 0,50 meter onder laagste verdiepingsvloerconstructie aanbrengen (stalen lateien dienen dus nog hieronder te komen).

  • Muurdammen dienen een minimale breedte van 2 meter te hebben.

  • Aanzetten van (voormalige) achtergevels als muurdammen van min. 0,50 m. zichtbaar houden.

  • Kolommen i.p.v. metselwerk als draagconstructie is niet toegestaan.

  • Op locaties waar oorspronkelijk binnentuin(en) lagen, is totale verheling tussen de aaneengesloten panden toegestaan.

 

Kelders en souterrains

  • Het aanbrengen of uitbreiden van een kelder is alleen mogelijk wanneer de kelder aansluit bij de typologie van het pand en de morfologie van de omgeving.

  • Bij het realiseren van kelders dient rekening gehouden te worden met archeologisch onderzoek.

  •  

Trappen

  • Trappen zijn zeer bepalende structuurelementen. De bestaande verkeersstructuur met trappen dient te worden gehandhaafd, tenzij deze niet aansluiten bij de oorspronkelijke opzet.

  • Nieuw te maken trappen of trappenhuizen mogen geen waardevolle structuren of onderdelen doorbreken.

  • Ravelingen in een historische balklaag zijn alleen mogelijk indien er geen andere passende oplossingen mogelijk zijn, zoals in een bestaande raveling of tussen de balken. Bij houtconstructies met hoge monumentale waarde zijn extra ravelingen niet mogelijk.

 

Constructieve onderdelen

De constructies van een pand zijn vaak bepalend voor de structuur en indeling. Constructieve elementen zijn daarom meestal van hoge monumentale waarde.

 

Uitgangspunten

Aanpassingen in een monument mogen geen wijziging of aantasting van de hoofddraagconstructie tot gevolg hebben. Herstel van de bestaande constructie is het uitgangspunt. Overbodig geraakte historische constructieve onderdelen (waaronder ook de fundering) moeten gehandhaafd blijven.

 

Houten kap- en vloerconstructies

  • Bouwhistorisch onderzoek is bepalend voor de mogelijkheden van aanpassingen van de houtconstructies.

  • Door insecten en/of schimmels aangetaste onderdelen mogen pas vervangen worden als ze onvoldoende draagvermogen hebben en/of bestrijding niet mogelijk is.

  • Deels slechte onderdelen mogen niet in hun geheel worden vervangen, maar moeten afgezaagd tot voorbij het niet aangetaste gezonde hout en traditioneel aangelast (schuine lip- of haaklas). Volledige vervanging is na vergunningverlening toegestaan bij meer dan 40% aantasting.

  • Herstel en vervanging van houten onderdelen met dezelfde houtsoort en in hetzelfde formaat.

  • Het gebruik van epoxyharsen ter vervanging van balkkoppen en dergelijke is alleen in overleg met Team Erfgoed toegestaan en tot maximaal één vijfde van de overspanning.

  • Bij het constructief herstellen van houtconstructies door middel van epoxyhars dienen de bestaande buitenschil van het hout en eventueel aanwezige telmerken behouden te blijven.

  •  

Dragend metselwerk

  • Scheuren mogen niet worden dichtgesmeerd, maar moeten ingeboet worden zodat de muur een constructief geheel blijft vormen. De te gebruiken stenen en mortel moeten aangepast zijn aan de fysische en chemische eigenschappen (hardheid, samenstelling) van de bestaande muur. Afwijkend inboetwerk kan schade veroorzaken en onvoldoende hechten aan het bestaande metselwerk.

  • Geroeste ankers niet vervangen maar ontroesten en behandelen, tenzij herstel niet meer mogelijk is.

  • Indien er in het bestaande werk kalkmortels zijn gebruikt moet er voor het inboetwerk alleen kalk en zand en geen cement toegepast worden. Hulpstoffen zijn niet toegestaan.

 

Betonconstructies

  • De bestaande oppervlaktestructuur, textuur en oppervlaktebehandeling van beton kunnen een wezenlijk onderdeel zijn van de architectonische expressie. Het is van belang dat reparaties een zelfde afwerking en uiterlijk krijgen als het origineel.

  • Onbeschilderde betonconstructies moeten ongeschilderd blijven tenzij de schone beton geen wezenlijk onderdeel is van de karakteristiek van het monument.

  • Wanneer het noodzakelijk is een schone betonconstructie te beschermen tegen vochtindringing en reguliere bouwkundige maatregelen geen oplossing bieden, kan het beton behandeld worden met een kleurloze minerale verf. De oppervlakte behandeling moet in overleg met Team Erfgoed plaatsvinden.

 

IJzer- en staalconstructies

  • Constructieve ijzeren of stalen onderdelen handhaven en indien nodig herstellen, tenzij aantoonbaar is dat herstel niet mogelijk is. Rekentechnisch moet worden aangetoond dat een onderdeel niet meer voldoet.

  • In geval van vervanging of toevoeging van nieuwe stalen onderdelen moet men rekening houden met de mogelijke legeringsverschillen tussen de oude en nieuwe onderdelen in verband met contactcorrosie.

  • Aan een historische ijzer- of staalconstructie mag niet gelast worden.

 

Vloeren en plafonds

  • Bij monumentale interieurs die een eenheid vormen, is een verlaagd plafond niet toegestaan.

  • Verlaagde plafonds zodanig aanbrengen dat de bevestigingsmiddelen monumentale onderdelen niet aantasten en installaties niet door monumentale onderdelen, bijvoorbeeld balken, worden doorgevoerd.

  • Verhoogde of zwevende vloeren mogen niet leiden tot het inkorten van monumentale deuren. Indien voor de verhoogde of zwevende vloeren vergunning wordt verleend dient vooraf vastgesteld te worden of de deurkozijnen met aansluitende omlijsting en neutstukken in het geheel verhoogd worden.

  • Monumentale onderdelen, zoals lambriseringen of plinten die onderdeel zijn van het interieur, mogen niet door verhoogde vloeren (gedeeltelijk) aan het zicht onttrokken worden.

 

7.Energiebesparende maatregelen

Historische panden voldoen vaak niet meer aan de huidige duurzaamheidswensen. Daardoor kan de vraag ontstaan om energiebesparende maatregelen te treffen. Hierbij is maatwerk en inventiviteit noodzakelijk. Duurzaamheidsaanpassingen dienen te worden afgestemd op de bestaande monumentale waarden en mogen de monumentaliteit niet aantasten.

 

Gevels

  • Voorzetwanden en binnenisolatiesystemen zijn niet toegestaan als monumentale interieuronderdelen worden aangetast of zonder overleg met Team Erfgoed aan het zicht worden onttrokken, zoals lambriseringen, wandbespanningen en plafondlijsten.

  • Indien strijkbalken en strijkspanten dicht op de gevel liggen ( > 25 mm) dat er niet afdoende isolatiemateriaal tussen het constructieonderdeel en de buitenwand kan worden aangebracht, of dat monumentale plafonds verhinderen dat de isolatievoorziening kan worden doorgezet, moet van de isolerende maatregel worden afgezien.

  • Een strijkspant of strijkbalk mag in beginsel niet verplaatst worden, tenzij de gevolgen voor de monumentale waarden beperkt zijn. Indien er sprake is van een houtskelet, moer en kinderbint- constructie, of andere bijzondere historische constructies is het verplaatsen van onderdelen uitgesloten.

  • Het aanbrengen van isolatiemateriaal mag geen fysische veranderingen tot gevolg hebben die het monument schade toebrengen. Monumentale gebouwen hebben vaak thermisch ‘lekken’ zoals koudebruggen bij vloeren en stabiliteitswanden waardoor inwendige condensatie kan optreden. Vooral bij balkopleggingen en gevelankers leidt dit tot ernstige schade. Bij toepassen van binnenisolatie moet daarom ter voorkoming van inwendige condensatie aan de “warme” binnenzijde een dampremmende folie worden aangebracht.

 

Beglazing

  • Isolerend gelamineerd glas in bestaand raamhout, (één ruit, max. 8 mm dik) bij voldoende raamdikte en behoud van profileringen, is na goedkeuring van de detailleringen door Team Erfgoed toegestaan.

  • Isolerende dubbele beglazing in bestaand raam / kozijnhout, (max. dikte 11 mm) is bij voldoende raamdikte en behoud van profileringen, na goedkeuring van de detailleringen door Team Erfgoed toegestaan.

  • Bij toegestane isolerende dubbele beglazing, kleurloze gasvulling en een buitenruit toepassen die is afgestemd op de bouwperiode van het pand.

  • Aanbrengen van glas-in-lood in isolerende dubbele beglazing is niet toegestaan.

  • Indien isolerende beglazing niet inpasbaar is, zal voor een ander oplossing, zoals een achterzetraam aan de binnenzijde gekozen moeten worden. De detaillering en de onderverdeling van het achterzetraam mag niet detoneren met het monumentale raam. De ruimte tussen het raam en het achterzetraam dient met buitenlucht geventileerd te worden, op een zodanige wijze dat de monumentale onderdelen niet materiaaltechnisch of visueel worden aangetast.

  • Isolerende voorzieningen aan de buitenzijde zijn niet toegestaan.

  • Schijnroeden of roedeverzwaringen zijn niet toegestaan.

  • Bij het toepassen van dubbele beglazing dienen de afstandsprofielen te worden uitgevoerd in kleur of met een zwarte rubberkern in plaats van metaal.

  • Indien een interieur belangrijke monumentale waarden vertegenwoordigt, is een achterzetraam niet toegestaan.

  • Bij het toepassen van isolerende beglazing is een omgevingsvergunning vereist.

  • Bij het aanbrengen van beschermende beglazing bij glas-in-lood vensters moet de ventilatie tussen het glas gewaarborgd zijn, waarbij de minimale afstand tussen het glas 45 mm bedraagt.

  • Voor voorbeelden van dubbel glas in historische kozijnen kunt u paragraaf 9 raadplegen.

 

Voorbeeldtabel isolatiewaarden glastypen

 

Type beglazing

Totale glas dikte

Isolatiewaarde (U)

Bijzonderheden

Opmerkingen

Enkel glas

3 mm

5.8 W/m2K

Getrokken enkelglas

Toegestaan

Klassiek glas

4 mm

3.8 W/m2K

Getrokken enkelglas met HR.coating

Toegestaan

Klassiek glas

8 mm

3,2 W/m2K

Getrokken gelamineerd glas met HR.coating

Toegestaan onder voorwaarden

Monuglas

7-8 mm

2,0 W/m2K

Isolatieglas(2-3-2), getrokken glas Krypton-gevuld

Toegestaan onder voorwaarden

Vacuümglas

8 mm

0,7 W/m2-K

Extra dun isolatieglas waarbij de spouw tussen de glasbladen is verkregen door gebruik te maken van een vacuüm

Toegestaan onder voorwaarden

Monuglas

10 mm

1.6 W/m2K

Isolatieglas getrokken glas, Xenon-gevuld

Toegestaan onder voorwaarden

Monuglas

11 mm

1.9 W/m2K

Isolatieglas (3-4-4) ,

Toegestaan onder voorwaarden

HR-glas

14 mm

1.9 W/m2K

Isolatieglas (4-4-6) floatglas

Niet toegestaan

HR-glas

18 mm

1.5 W/m2K

Isolatieglas (4-6-8) floatglas

Niet toegestaan

HR++ glas

22 mm

1.2 W/m2K

Isolatieglas

Niet toegestaan

HR+++

28-40 mm

0,5 - 0,9 W/m²K

Isolatieglas

Niet toegestaan

 

Daken

  • Isolatie aan de buitenzijde van het dakbeschot is alleen met vergunning toegestaan als de daklijn niet gelijk komt met, of hoger komt dan de gevellijn van de voor- of achtergevel. De aansluitingen bij monumentale schoorstenen en dakkapellen bepalen de maximale verhoging van het dakpakket. De resterende gootbreedte moet min. 15 cm bedragen. Verhogen van goten mag alleen in overleg met Team Erfgoed.

  • Indien een zogenaamd ‘warm dak’ niet mogelijk is, kan aan de binnenzijde isolatie worden aangebracht, waarbij een goede ventilatie met buitenlucht tussen de isolatie en het dakbeschot moet worden gewaarborgd. Aan de warme zijde van het isolatiemateriaal dampremmende folie aanbrengen.

  • Een ‘warm-dak’ constructie heeft de voorkeur boven een ‘koud-dak’ constructie.

  • Het aanbrengen van zonnepanelen en -collectoren zijn alleen toegestaan binnen de richtlijnen zoals genoemd in de geldende Welstandsnota.

  • Voor voorbeelden van het isoleren van dakkapellen kunt u paragraaf 10 raadplegen.

 

Vloeren en plafonds

  • Bij monumentale interieurs die een eenheid vormen, is een verlaagd plafond niet toegestaan.

  • Verlaagde plafonds zodanig aanbrengen dat de bevestigingsmiddelen monumentale onderdelen niet aantasten en installaties niet door monumentale onderdelen, bijvoorbeeld balken, worden doorgevoerd.

  • Verhoogde of zwevende vloeren mogen niet leiden tot het inkorten van monumentale deuren. Indien voor de verhoogde of zwevende vloeren vergunning wordt verleend dient vooraf vastgesteld te worden of de deurkozijnen met aansluitende omlijsting en neutstukken in het geheel verhoogd worden.

  • Monumentale onderdelen, zoals lambriseringen of plinten die onderdeel zijn van het interieur, mogen niet door verhoogde vloeren (gedeeltelijk) aan het zicht onttrokken worden.

 

8.Aanvullende uitvoeringseisen

  • Indien bij uitvoering van de werkzaamheden historische onderdelen tevoorschijn komen waarvan het bestaan niet bekend was, is de vergunninghouder verplicht dit te melden bij Team Erfgoed.

  • Historische elementen moeten tijdens de werkzaamheden voldoende beschermd worden tegen beschadigingen.

  • Een monument moet tijdens de uitvoering van de werkzaamheden te allen tijde tegen weersinvloeden beschermd zijn.

  • Onderdelen die hergebruikt zullen worden, maar tijdelijk worden gedemonteerd, moeten droog, geventileerd en beschermd tegen mogelijke beschadigingen worden opgeslagen. Voor demontage dienen de onderdelen gefotografeerd te zijn en globaal ingemeten. Deze gegevens dienen aan Team Erfgoed aangeleverd te worden.

  • Steigers moeten zodanig geplaatst en bevestigd worden, dat de schade aan de gevel tot een minimum beperkt blijft. Verankeringen moeten bij demontage worden verwijderd en de ontstane gaten moeten gevuld worden met daartoe geëigende, bij het monument passende materialen.

  • Vrijkomend historisch bouwmateriaal moet worden aangeboden aan Team Erfgoed.

 

9.Voorbeelden van dubbel glas in historische kozijnen

 

 

 

 

 

10.Voorbeelden van isoleren van dakkapellen

 

 

 

Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit beleid treedt in werking op de dag na inwerkingtreding van de Omgevingswet;

  • 2.

    Dit beleid wordt aangehaald als Beleid restauratie, onderhoud en verbouw van monumenten, beeldbepalende panden en panden met cultuurhistorische- en bouwhistorische waarden Hoorn.

  • 3.

    Met de inwerkingtreding van dit besluit wordt het Beleidsregel Richtlijnen voor het restaureren en verduurzamen van monumenten, panden met cultuurhistorische waarden en beeldbepalende panden in de gemeente Hoorn, d.d. 20 september 2016 (zaaknummer 1305602) ingetrokken.

 

 

Aldus vastgesteld, 19 september 2023

 

College van burgemeester en wethouders,

 

 

 

de secretaris,                               de burgemeester,