Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nunspeet

Verordening bijdrageregeling minima gemeente Nunspeet 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNunspeet
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening bijdrageregeling minima gemeente Nunspeet 2024
CiteertitelVerordening bijdrageregeling minima gemeente Nunspeet 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening bijdrageregeling minima gemeente Nunspeet 2020.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 147 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

30-11-2023

gmb-2023-535334

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening bijdrageregeling minima gemeente Nunspeet 2024

De raad van de gemeente Nunspeet;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 oktober 2023;

 

gelet op het bepaalde in artikel 147 van de Gemeentewet;

 

gezien het advies van de commissie Maatschappij en Middelen;

 

besluit: vast te stellen de Verordening bijdrageregeling minima gemeente Nunspeet 2024.

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    alle begrippen: alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader omschreven staan, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

  • b.

    wet: de Participatiewet;

  • c.

    belanghebbende: de rechtmatig in Nederland verblijvende alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwden van 18 jaar of ouder die op het moment van aanvraag woonplaats heeft in de gemeente Nunspeet en als zodanig ingeschreven staat in de gemeentelijke basisadministratie en die voor zichzelf een aanvraag heeft ingediend voor een bijdrage op grond van deze verordening;

  • d.

    sociaal-culturele activiteiten: activiteiten die uit oogpunt van ontspanning of ontwikkeling al dan niet in groepsverband worden ondernomen en bijdragen aan maatschappelijke participatie.

Artikel 2. Voorwaarden voor het recht op de bijdrageregeling

  • 1.

    De belanghebbende heeft recht op de bijdragen zoals genoemd in artikel 4 en 5 als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      belanghebbende kan op het moment van aanvraag en in de drie daaraan voorafgaande maanden niet beschikken over een inkomen dat hoger is dan 120% van de bijstandsnorm;

    • b.

      belanghebbende heeft op het moment van aanvraag en in de drie daaraan voorafgaande maanden geen in aanmerking te nemen vermogen;

    • c.

      belanghebbende heeft naar verwachting binnen drie maanden na indiening van de aanvraag geen uitzicht op inkomensverbetering van meer dan 20%.

  • 2.

    Geen bijdrage wordt verstrekt aan personen van 18 jaar of ouder die onderwijs volgen op grond waarvan aanspraak bestaat op:

    • a.

      studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000, of;

    • b.

      een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

Artikel 3. Vaststelling inkomen

  • 1.

    Indien de belanghebbende wisselende inkomsten heeft, kan het college in afwijking van artikel 2 onderdeel a van deze beleidsregels het inkomen vaststellen als een gemiddeld inkomen over de twaalf maanden voorafgaand aan de aanvraag.

  • 2.

    Indien de belanghebbende inkomen uit een eigen onderneming heeft, dan kan het college dit inkomen vaststellen aan de hand van de aangifte inkomstenbelasting 2022, waarbij het maandelijkse inkomen wordt vastgesteld als een gemiddelde van bedrijfsresultaat over de twaalf maanden waarop deze aangifte betrekking heeft. Bij het berekenen van het netto-inkomen wordt de systematiek van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) gehanteerd.

  • 3.

    Indien de belanghebbende over onvoldoende gegevens beschikt om het inkomen uit lid 2 te kunnen vaststellen, kan het college ervoor kiezen het gemiddelde inkomen vast te stellen aan de hand van tussentijdse cijfers en een door het college vast te stellen periode, waarbij de systematiek van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) wordt gehanteerd.

Artikel 4. Vrijlating vermogen

Niet tot het vermogen wordt gerekend:

  • a.

    het vermogen gebonden in de woning met bijbehorend erf, bedoeld in artikel 50, eerste lid van de wet;

  • b.

    een auto als deze op het moment van aanvraag een waarde heeft van € 5.000,-- of minder;

  • c.

    een auto met een waarde van meer dan € 5.000,--, als aan het college aannemelijk kan worden gemaakt dat die auto absoluut onmisbaar is voor de uitoefening van een beroep dan wel absoluut onmisbaar is in verband met medische beperkingen.

Artikel 5. Bijdrage voor gemeentelijke belasting afvalstoffenheffing

  • 1.

    De hoogte van de bijdrage is gelijk aan de aanslag die in het kalenderjaar van de aanvraag is opgelegd voor de gemeentelijke afvalstoffenheffing.

  • 2.

    De bijdrage wordt alleen toegekend voor aanslagen die na inwerkingtreding van deze verordening zijn opgelegd.

Artikel 6. Bijdrage voor sociaal-culturele activiteiten

  • 1.

    De bijdrage is € 200,-- per volwassen gezinslid.

  • 2.

    De bijdrage is € 350,-- per kind.

Artikel 7. Periode van toekenning

  • 1.

    De bijdrage wordt per jaar op aanvraag, per kalenderjaar waarin de aanvraag wordt gedaan, toegekend voor niet-bijstandsgerechtigden tot de pensioengerechtigde leeftijd.

  • 2.

    De bijdrage wordt voor onbepaalde tijd toegekend aan personen die:

    • a.

      de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt; of

    • b.

      algemene bijstand ontvangen op grond van de Participatiewet; of

    • c.

      een Wajong-uitkering ontvangen op grond van de Wet Wajong 2015 en bij wie is vastgesteld door het UWV dat er duurzaam geen arbeidsvermogen is.

  • 3.

    Indien artikel 7 lid 2 onderdeel b van toepassing is, dan wordt bij beëindiging van de algemene bijstand ook het recht op de bijdragen genoemd in artikel 5 en 6 beëindigd per het eerstvolgende kalenderjaar.

Artikel 8. Aanvraagprocedure

  • 1.

    De aanvraag is gericht tot het college en wordt schriftelijk ingediend op een daartoe bestemd formulier. Het college bepaalt welke gegevens voor de aanvraag in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overgelegd, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van gegevens plaatsvindt.

  • 2.

    De bijdragen worden door gehuwden gezamenlijk aangevraagd, dan wel door een van hen met schriftelijke toestemming van de ander.

Artikel 9. Uitsluitingsgronden

De bijdrage genoemd in artikel 5 wordt herzien en ingetrokken als op verzoek van de belanghebbende op grond van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 kwijtschelding wordt verleend van de aanslag afvalstoffenheffing.

Artikel 10. Uitbetaling

  • 1.

    De bijdrage voor de gemeentelijke belasting wordt direct verrekend met de verschuldigde aanslag afvalstoffenheffing.

  • 2.

    De bijdrage voor sociaal-culturele activiteiten wordt door het college binnen 8 weken na toekenning uitbetaald.

  • 3.

    Aan belanghebbenden aan wie de bijdrage voor sociaal-culturele activiteiten voor onbepaalde periode is toegekend, betaalt het college de bijdrage in het eerste kwartaal van het kalenderjaar.

Artikel 11. Bijzondere bepalingen

  • 1.

    Als onverkorte toepassing van het bepaalde in deze verordening leidt tot een klaarblijkelijke hardheid, kan het college in individuele gevallen afwijkingen toestaan. In gevallen waarin niet is voorzien in de uitvoering van deze verordening betreffende, beslist het college.

  • 2.

    Als een bijdrage ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, kan het college het besluit tot toekenning herzien en de ten onrechte verleende bijdrage van de belanghebbende terugvorderen.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024. Met ingang van deze datum vervalt de Verordening bijdrageregeling minima gemeente Nunspeet 2020.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening bijdrageregeling minima gemeente Nunspeet 2024’.

Vastgesteld ter openbare raadsvergadering van 30 november 2023.

de griffier,

J.L. van den Broek

de voorzitter,

C.W.J. Blom

Toelichting  

De gemeenteraad van de gemeente Nunspeet heeft in juni 2023 het Uitvoeringsplan Bestaanszekerheid en Schulden gemeente Nunspeet 2023 vastgesteld. In dit uitvoeringsplan zijn een aantal actielijnen genoemd die een aanpassing van de Verordening bijdrageregeling minima vereisen.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De bijdrage voor sociaal-culturele activiteiten is bedoeld als tegemoetkoming voor kosten voor brede activiteiten op sociaal-cultureel gebied. Hieronder is een lijst van voorbeelden opgenomen;

  • Lidmaatschap sportvereniging en materiaal om een sport te beoefenen (voetbalschoenen, schaatsen).

  • Lidmaatschap culturele verenigingen en materiaal/instrumenten.

  • Lidmaatschap overige verenigingen, bonden, bibliotheek.

  • Media-abonnementen (telefoon, internet, tijdschrift, krant).

  • Aanschaf computer, laptop, tablet en computerbenodigdheden.

  • Activiteiten in het kader van jongeren- of ouderenwerk.

  • Zwemles, cursussen, opleidingen en materiaal hiervoor.

  • Schoolreisje, schoolkamp, vakantiekamp.

  • Eigen bijdrage peuteropvang.

  • Overige activiteiten voor kinderen en de benodigde uitrusting hiervoor.

Artikel 2 lid 1

Met de herijking van deze verordening is de uitsluitingsgrond voor personen wonend in een inrichting/instelling geschrapt. In het Beleidsplan Sociaal Domein benoemen we dat iedereen op zijn of haar manier naar vermogen kan meedoen in de maatschappij. Met het schrappen van deze uitsluitingsgrond wordt reguliere deelname aan de maatschappij bevorderd.

De CAK-bijdrage van personen wonend in een instelling wordt in mindering gebracht op het inkomen, de inwoner kan immers niet redelijkerwijs beschikken over deze middelen. Het college kiest ervoor om het inkomen van deze personen af te zetten tegen 120% van de normen zoals genoemd in artikel 20 tot en met 22 van de Participatiewet in plaats van de inrichtingsnorm zoals genoemd in artikel 23 van de Participatiewet.

 

Het inkomen van kostendelers wordt door het college afgezet tegen 120% van de inkomensnormen zoals genoemd in artikel 20 tot en met 22 van de Participatiewet.

 

Artikel 2 lid 2

Studerenden zijn uitgesloten van de bijdrageregeling voor minima omdat studerenden andere perspectieven hebben. Hun inkomensperspectief en leefpatroon is meestal anders en studenten hebben vaak mogelijkheden om hun inkomen aan te vullen met een bijbaantje. Voor studenten die om bijzondere omstandigheden toch in de knel komen zijn er andere mogelijkheden zoals de studietoeslag of de kwijtscheldingsregeling.

 

Artikel 3

Dit artikel is nieuw ingevoegd. Ondernemers hebben vaak inkomsten die lastig per maand zijn vast te stellen. Daarnaast hebben zij regelmatig te maken met seizoensinkomsten, waardoor een vaststelling van het inkomen over drie maanden geen reëel beeld geeft van de werkelijke inkomenssituatie. Met het invoegen van artikel 3 moeten de minimaregelingen laagdrempeliger beschikbaar worden voor ondernemers met een laag inkomen, doordat het inkomen kan worden vastgesteld aan de hand van de Aangifte Inkomstenbelasting.

 

Artikel 4

De vermogensbepalingen van de Participatiewet (PW) worden gehanteerd. Het eigen vermogen gebonden in de woning wordt niet tot het vermogen gerekend zodat ook huiseigenaren met een minimum inkomen voor een bijdrage in aanmerking kunnen komen. De auto wordt als algemeen gebruikelijk aangemerkt voor zover de waarde niet meer bedraagt dan € 5.000,--.

 

Artikel 5

De bijdrage voor de afvalstoffenheffing is net zo hoog als de opgelegde aanslag. Hierdoor hoeft de inwoner de afvalstoffenheffing dus niet zelf te betalen (ook geen deel van de opgelegde aanslag). Eventueel resterende gemeentelijke aanslagen blijven voor rekening van de inwoner.

 

Artikel 6

Met deze verordening wordt de bijdrage per persoon verhoogd met € 50,-- per jaar. Kosten zijn de afgelopen jaren gestegen, waaronder de kosten voor een lidmaatschap bij een sportclub op muziekvereniging.

 

Artikel 7 lid 2 onderdeel a

De bijdrage wordt eenmaal per jaar op aanvraag, voor hetzelfde kalenderjaar waarin de aanvraagdatum valt, toegekend. Het is niet mogelijk om in een kalenderjaar nog een bijdrage van een vorig jaar aan te vragen. De bijdrage wordt voor onbepaalde tijd toegekend aan pensioengerechtigden, omdat bij deze groep weinig wijzigingen verwacht worden en dit het niet gebruik van minimaregelingen en bureaucratie tegengaat.

 

Artikel 7 lid 2 onderdeel b

Belanghebbenden met een Participatiewet-uitkering krijgen de bijdrage voor onbepaalde tijd toegekend. Zolang er recht is op uitkering, bestaat er immers ook recht op de bijdrageregeling. Zodra de uitkering wordt beëindigd, wordt ook de bijdrageregeling stopgezet. De bijdrage die tot de beëindigingsdatum terecht is ontvangen voor hetzelfde kalenderjaar wordt niet teruggevorderd.

 

Artikel 7 lid 2 onderdeel c

Personen die een Wajong-uitkering ontvangen én duurzaam geen arbeidsvermogen hebben, zullen hun inkomen niet kunnen verhogen. Zij zullen dus in aanmerking blijven komen voor de minimaregelingen. Om bureaucratie te verminderen voor zowel inwoner als gemeente, kan ook deze groep in aanmerking komen voor een toekenning voor onbepaalde tijd, zolang zij in de gemeente Nunspeet wonen.

 

Artikel 8

De wijze van aanvragen sluit aan bij de Participatiewet, waarbij het recht gehuwden (of hieraan gelijkgestelden) gezamenlijk toekomt. Artikel 7 is dan ook alleen van toepassing indien de inkomenssituatie voor beide personen stabiel is.

 

Artikel 9

Als een belanghebbende op grond van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 kwijtschelding krijgt van de belasting voor een bepaald kalenderjaar is er geen recht op een bijdrage voor dezelfde belasting die dan immers niet betaald hoeft te worden.

 

Artikel 10

De minimaregelingen moeten laagdrempelig beschikbaar zijn. De bijdrage voor sociaal-culturele activiteiten wordt daarom direct op de bankrekening van de aanvrager overgemaakt. Hiermee hoeft de inwoner niet langer de kosten voor te schieten (wat vaak onmogelijk was, vanwege een laag inkomen en weinig vermogen).

 

Artikel 11

Er kunnen onvoorziene situaties optreden waar de beleidsregels op voorhand geen rekening mee hebben kunnen inhouden. Artikel 11 biedt mogelijkheid om maatwerk toe te passen indien de beleidsregels tot onredelijk harde situaties zouden leiden.

 

Artikel 12

Deze verordening sluit aan op de voorgaande verordening.