Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oldambt

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Oldambt 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOldambt
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels bijzondere bijstand gemeente Oldambt 2024
CiteertitelBeleidsregels bijzondere bijstand gemeente Oldambt 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpBijzondere bijstand

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. https://wetten.overheid.nl/BWBR0005537/2023-08-01
  2. https://wetten.overheid.nl/BWBR0015703/2023-10-07
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024vernieuwde regeling

28-11-2023

gmb-2023-533674

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Oldambt 2024

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt;

 

Gelezen het voorstel van cluster Maatschappelijke Zaken tot vaststelling van de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Oldambt 2024;

 

Gezien het advies van de Participatieraad;

 

Gelet op:

titel 4:3 Algemene wet bestuursrecht;

artikel 35 van de Participatiewet;

 

B e s l u i t :

 

vast te stellen de navolgende:

 

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Oldambt 2024

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Participatiewet;

  • b.

    inkomen: het totale netto inkomen van de alleenstaande of het gezin als bedoeld in de artikelen 31, 32 en 33 van de wet, met uitzondering van de middelen genoemd in artikel 31, tweede lid van de wet en de individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de wet. Voor zelfstandig ondernemers geldt voor het inkomen uit onderneming het inkomen als bedoeld in artikel 6 van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

  • c.

    vermogen: het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet;

  • d.

    draagkracht: dat deel van het inkomen en het vermogen wat in aanmerking wordt genomen;

  • e.

    bijstandsnorm: de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 20 tot en met 24 van de wet, met dien verstande dat voor de berekening van de draagkracht van een alleenstaande ouder de bijstandsnorm op 90 procent van de bijstandsnorm voor gehuwden wordt gesteld en dat de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van de wet niet wordt toegepast;

  • f.

    het gezin: het gezin als omschreven in artikel 4 eerste lid sub c van de wet;

  • g.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van Oldambt.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2. Draagkracht uit inkomen

  • 1.

    Bij het verlenen van bijstand wordt rekening gehouden met de aanwezige draagkracht in het eigen inkomen.

  • 2.

    Wanneer de bijstand betrekking heeft op kosten die naar hun aard behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan wordt het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm volledig als draagkracht in aanmerking genomen.

Tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan behoren o.a.:

  • a.

    kosten voor vaste lasten, waaronder de huur;

  • b.

    verwervingskosten (kosten die iemand moet maken om inkomsten te verwerven);

  • c.

    verhuiskosten;

  • d.

    kosten voor duurzame gebruiksgoederen.

  • 3.

    In alle overige gevallen wordt een inkomen tot 115% van de bijstandsnorm niet als draagkracht aangemerkt.

  • 4.

    Bedraagt het inkomen meer dan 115% van de bijstandsnorm en heeft de bijstand betrekking op de kosten van curatele, bewindvoering en/of mentorschap, dan wordt de draagkracht vastgesteld op 100% van dat meer inkomen.

  • 5.

    In alle overige gevallen wordt de draagkracht in het inkomen, voor zover het inkomen meer bedraagt dan 115% van de bijstandsnorm, vastgesteld op 35 % van dat meer inkomen.

  • 6.

    Bij de berekening van de draagkracht wordt de vakantietoeslag in de bijstandsnorm en in het inkomen buiten beschouwing gelaten.

Artikel 3. Draagkracht uit vermogen

  • 1.

    Bij het verlenen van bijstand wordt rekening gehouden met de aanwezige draagkracht uit vermogen.

  • 2.

    Als uitgangspunt wordt het vermogen tot de geldende vermogensgrens als genoemd in artikel 34, derde lid, van de wet, niet in aanmerking genomen. Het vermogen boven die vermogensgrens wordt volledig in aanmerking genomen.

  • 3.

    Voor de kosten genoemd in artikel 2 lid 2 van deze beleidsregels, geldt er een afwijkende vermogensvrijlating van € 2.000. Het meerdere wordt volledig in aanmerking genomen.

  • 4.

    Naast de vrijlating genoemd in lid 2 en 3 wordt ook de waarde van een auto, motor, boot, caravan, of ander voertuig tot een totaalbedrag van € 5.000 niet in aanmerking genomen.

Artikel 4. Draagkrachtperiode

  • 1.

    De draagkracht wordt vastgesteld voor een periode van 12 maanden, beginnend op de eerste dag van de maand waarin de bijstandsaanvraag wordt ingediend. En wordt vervolgens ieder jaar opnieuw vastgesteld.

  • 2.

    Wanneer de periodieke kosten betrekking hebben op een kortere periode dan een jaar, wordt de draagkracht berekend over die kortere periode.

  • 3.

    Om redenen van efficiency wordt de draagkracht als uitgangspunt slechts eenmaal per periode van 12 maanden vastgesteld. Alleen als het inkomen over tenminste drie aansluitende maanden met meer dan € 50 per maand is gestegen zal de draagkracht tussentijds opnieuw worden vastgesteld. Dit geldt ook als het inkomen gedurende tenminste drie aansluitende maanden met meer dan € 20 is gedaald. In dat geval wordt een nieuwe draagkrachtperiode vastgesteld die begint op de eerste dag van de maand waarin het inkomen is gewijzigd.

Artikel 5. Drempelbedrag

De gemeente Oldambt hanteert geen drempelbedrag (als bedoeld in artikel 35 lid 2 van de wet) voor bijzondere bijstand.

Artikel 6. Vormen van bijstand en aflossing

  • 1.

    Tenzij deze beleidsregels anders bepalen, wordt de bijzondere bijstand verstrekt om niet.

  • 2.

    Bijzondere bijstand kan in de vorm van een geldlening worden verstrekt indien:

  • a.

    redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien;

  • b.

    de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

  • c.

    de aanvraag betrekking heeft op de betaling van een waarborgsom;

  • d.

    de aanvraag betrekking heeft op de betaling van schulden;

  • e.

    de aanvraag betrekking heeft op de betaling van duurzame gebruiksgoederen.

  • 3.

    Indien de bijstand voor duurzame gebruiksgoederen in de vorm van een geldlening wordt verstrekt wordt de geldlening in 36 maandelijkse termijnen terugbetaald. Het aflossingsbedrag wordt vastgesteld met inachtneming van de beslagvrije voet. De eventuele restschuld wordt kwijtgescholden tenzij er sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. In dat geval kan een langere periode van terugbetaling verlangd worden.

Artikel 7. Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor bijzondere bijstand moet worden ingediend voordat de kosten zijn gemaakt. Bijstand met terugwerkende kracht is op grond van artikel 44 lid 1 van de wet in principe niet mogelijk.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 is bijstand met terugwerkende kracht wel mogelijk als de aantoonbaar gemaakte kosten niet langer dan één maand voor de aanvraag zijn opgekomen.

Hoofdstuk 2 Individuele bijzondere bijstand

Artikel 8. Bijzondere bijstand voor jongeren van 18, 19 en 20 jaar

  • 1.

    Voor jongeren van 18, 19 en 20 jaar is conform artikel 12 van de wet, bijzondere bijstand mogelijk als er sprake is van noodzakelijke kosten die uitgaan boven de bijstandsnorm en hij voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders omdat:

  • a.

    de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn of

  • b.

    hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken.

  • 2.

    Als de jongere noodzakelijk zelfstandig woont, bedraagt de bijzondere bijstand:

  • a.

    voor een alleenstaande en een alleenstaande ouder maximaal het verschil tussen de algemene bijstandsnorm voor die jongere en het normbedrag dat zou gelden als de jongere wel 21 jaar zou zijn als bedoeld in artikel 21 en 22a van de wet. Hierbij geldt dat de totale uitkering niet hoger mag zijn dan het voor de jongere geldende netto minimumloon (exclusief vakantietoeslag);

  • b.

    voor gehuwden maximaal het verschil tussen de algemene bijstandsnorm voor die jongere en de norm die geldt voor een gehuwde van 21 jaar en ouder.

  • 3.

    In uitzonderlijke omstandigheden wordt de hoogte van de bijzondere bijstand, in afwijking van het voorgaande, afgestemd op de individuele omstandigheden van de jongere.

  • 4.

    De noodzaak van het zelfstandig wonen wordt in ieder geval aangenomen wanneer:

  • a.

    de jongere gedurende een periode van ten minste 12 maanden voorafgaande aan de aanvraag wegens verstoorde gezinsverhoudingen niet in gezinsverband met zijn ouders heeft gewoond;

  • b.

    de jongere tezamen met een kind of met een partner en een kind, een gezin vormt;

  • c.

    er sprake is van een ernstig verstoorde relatie tussen de jongere en zijn ouders;

  • d.

    beide ouders zijn overleden of in het buitenland wonen;

  • e.

    één van de ouders is overleden en de andere ouder in het buitenland woont.

  • 5.

    De bijzondere bijstand als bedoeld in dit artikel wordt, waar mogelijk, op grond van paragraaf 6.5 van de wet verhaald.

Artikel 9. Woonkostentoeslag

 

  • 1.

    Woonkosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Woonkosten dienen uit de norm, eventueel aangevuld met huurtoeslag, te worden voldaan. De huurtoeslag wordt aangemerkt als een voorliggende voorziening die passend en toereikend is. In beginsel bestaat er voor woonkosten dan ook geen recht op bijzondere bijstand.

  • 2.

    Op deze hoofdregel gelden drie uitzonderingen:

  • a.

    Bij huur over een gebroken maand;

  • b.

    Bij huur boven de huurtoeslaggrens; en

  • c.

    Bij woonlasten voor een eigen woning.

  • 3.

    Bij huur over een gebroken maand, bestaat er over die maand geen recht op huurtoeslag. In jurisprudentie is bepaald dat hier geen sprake is van een bewuste keuze van de voorliggende voorziening om de kosten niet te vergoeden. Om die reden is artikel 15 van de wet niet van toepassing en is er over deze gebroken maand wel bijzondere bijstand mogelijk voor de woonkosten. De hoogte van de bijstand wordt naar rato afgestemd op de huurtoeslag die anders zou zijn verstrekt.

  • 4.

    Bij huur boven de huurtoeslaggrens bestaat er geen recht op huurtoeslag. Als de bewoner door bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld scheiding of daling van het inkomen, deze woonlasten niet meer kan betalen, kan er tijdelijk bijzondere bijstand worden verleend met de verplichting om binnen een half jaar te verhuizen naar goedkopere woonruimte. De hoogte van de woonkostentoeslag is het bedrag aan woonkosten, verminderd met het maximale bedrag dat voor eigen rekening van belanghebbende zou komen volgens de Wet op de huurtoeslag.

  • 5.

    Bij woonlasten voor een eigen woning, bestaat er geen recht op huurtoeslag. Als de woonkosten niet hoger zijn dan de maximale huurgrens genoemd in de Wet op de huurtoeslag, bestaat er recht op bijzondere bijstand zolang tegeldemaking, bezwaring of verdere bezwaring in redelijkheid niet kan worden verlangd. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag, die volgens de Wet op de huurtoeslag (bij een inkomen op bijstandsniveau) voor de woonkosten per maand zou worden ontvangen.

  • 6.

    Als de woonkosten voor de eigen woning hoger zijn dan de maximale huurgrens genoemd in de Wet op de huurtoeslag of als de overwaarde van de woning dusdanig is, dat tegeldemaking kan worden verlangd, dan kan er voor de woonkosten tijdelijk bijzondere bijstand worden verleend met de verplichting om binnen een half jaar te verhuizen naar goedkopere woonruimte. De hoogte van de woonkostentoeslag is het bedrag aan woonkosten, verminderd met het maximale bedrag dat voor eigen rekening van belanghebbende zou komen volgens de Wet op de huurtoeslag.

  • 7.

    Als de belanghebbende aan wie de verplichting genoemd in het vierde en zesde lid is opgelegd naar het oordeel van het college naar vermogen heeft getracht goedkopere passende woonruimte te vinden, maar dit niet is gelukt, kan de woonkostentoeslag met een half jaar worden verlengd.

  • 8.

    Voor de berekening van de woonkostentoeslag wordt de draagkracht in inkomen en vermogen, overeenkomstig artikel 2 lid 2 en artikel 3 lid 3 van deze beleidsregels, volledig in aanmerking genomen.

Artikel 10. Overbruggingsuitkering

 

  • 1.

    Ter overbrugging van de periode tot de eerste volledige maandbetaling van de algemene bijstand kan in bijzondere omstandigheden bijzondere bijstand worden verleend voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.

  • 2.

    Van bijzondere omstandigheden als bedoeld in lid 1 kan sprake zijn bij:

  • a.

    statushouders die uit een asielzoekerscentrum zich in de gemeente vestigen;

  • b.

    ex-gedetineerden;

  • c.

    personen die door beëindiging van een relatie plotseling zonder middelen zitten.

  • 3.

    De bijstand bedraagt ten hoogste de maandnorm exclusief vakantiegeld.

  • 4.

    Op de overbruggingsuitkering worden alle beschikbare en in de periode van overbrugging nog te ontvangen middelen in mindering gebracht.

  • 5.

    Als de overbruggingsuitkering nodig is vanwege tekortschietend besef van verantwoordelijkheid (bijvoorbeeld bij verlies portemonnee), dan wordt de bijstand verstrekt in de vorm van een geldlening.

Artikel 11. Doorbetaling vaste lasten

  • 1.

    Bij opname in een inrichting kan bijzondere bijstand voor de vaste lasten van de aan te houden woning verstrekt worden als het plan is om binnen zes maanden terug te keren naar de woning. In bijzondere situaties kan deze periode verlengd worden met zes maanden.

  • 2.

    Bij verblijf in een penitentiaire inrichting in Nederland kan er bijzondere bijstand voor de vaste lasten van de aan te houden woning verstrekt worden wanneer de gedetineerde naar verwachting binnen zes maanden terugkeert naar zijn woning en er geen andere mogelijkheden ter bekostiging van de vaste lasten zijn.

Artikel 12. Inrichtingskosten

  • 1.

    Inrichtingskosten betreffen algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan waarin men geacht wordt zelf te kunnen voorzien. Om die reden bestaat er alleen recht op bijzondere bijstand als er sprake is van bijzondere omstandigheden en men niet zelf in deze kosten kan voorzien.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op 60% van de van toepassing zijnde bedragen in de actuele NIBUD prijzengids (tabel 2.1A en 2.1B).

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt als volgt verstrekt:

  • a.

    de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt overeenkomstig artikel 6 verstrekt in de vorm van een geldlening;

  • b.

    de bijzondere bijstand voor overige inrichtingskosten wordt verstrekt om niet, deze bijstand wordt verstrekt voor de kosten die daadwerkelijk gemaakt zijn, voor ten hoogste € 500.

Artikel 13. Medische kosten (inclusief verschuldigde eigen bijdragen)

Op grond van artikel 15 lid 1 van de wet, bestaat er geen recht op bijstand voor kosten die vallen onder een andere wet die geacht wordt passend en toereikend te zijn. Evenmin bestaat er recht op bijstand als de kosten door deze voorliggende voorziening niet als noodzakelijk worden aangemerkt. Voor medische kosten geldt de Zvw en de WLZ als een passende en toereikende voorliggende voorziening. Ook als medische kosten niet (geheel) worden vergoed, is dit het gevolg van een bewuste keuze. Dit geldt ook voor de kosten van het eigen risico en een eventuele eigen bijdrage. Om die reden bestaat er voor deze kosten geen recht op bijzondere bijstand.

Artikel 14. Reiskosten

  • 1.

    Reiskosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan waarin men geacht wordt zelf te kunnen voorzien. Alleen als sprake is van bijzondere omstandigheden kan voor de reis- en daarmee samenhangende parkeerkosten bijzondere bijstand worden verleend.

  • 2.

    Wanneer met het openbaar vervoer gereisd wordt is de bijzondere bijstand gelijk aan de noodzakelijke kosten voor het openbaar vervoer. Wanneer met de (brom)fiets of auto gereisd wordt is de bijstand gelijk aan de onbelaste vergoeding reiskosten, zoals wordt gehanteerd door de belastingdienst.

  • 3.

    Wanneer de afstand tot de bestemming minder is dan 10 km (enkele reis), zijn de kosten voor eigen rekening.

Artikel 15. Kosten beschermingsbewind, curatele en mentorschap

  • 1.

    De kosten van beschermingsbewind, curatele en mentorschap komen in aanmerking voor bijzondere bijstand. De kosten dienen aannemelijk te worden gemaakt door het overleggen van een beschikking van de rechter.

  • 2.

    Voor de berekening van de tegemoetkoming wordt de draagkracht in inkomen en vermogen, overeenkomstig artikel 2 lid 4 en artikel 3 lid 2 van deze beleidsregels, volledig in aanmerking genomen.

Artikel 16. Kosten rechtsbijstand en griffierecht

  • 1.

    Bij de beoordeling van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage voor rechtsbijstand en voor griffierecht wordt een aanspraak op vergoeding in een bestaande verzekering voor rechtsbijstand volledig benut en in mindering gebracht op de voor de bijstand te vergoeden kosten.

  • 2.

    De korting die de Raad voor Rechtsbijstand toepast op de eigen bijdrage rechtsbijstand wanneer eerst gebruik wordt gemaakt van het Juridisch Loket wordt ook in mindering gebracht op de kosten wanneer er geen gebruik wordt gemaakt van het Juridisch Loket.

  • 3.

    Bij de vaststelling van de hoogte van de eigen bijdrage voor rechtsbijstand gaat de Raad voor Rechtsbijstand uit van het inkomen in het peiljaar. Dat is het inkomen twee jaar vóór de aanvraag. Als het inkomen in de tussentijd met meer dan 15 % is gedaald, dan moet bij de Raad voor Rechtsbijstand een peiljaarverlegging worden aangevraagd. Dit moet binnen zes weken na de toekenning van de gesubsidieerde rechtsbijstand. Bij de toekenning van bijzondere bijstand wordt uitgegaan van een eigen bijdrage die past bij de laagste inkomenscategorie.

Artikel 17. Uitvaartkosten

Als de kosten van een begrafenis of crematie niet kunnen worden voldaan uit de nalatenschap en de uitvaartverzekering van de erflater, kan bijzondere bijstand worden verleend aan de erfgenaam, als deze de uitvaart (mede) moet bekostigen. Bijstand wordt verleend voor het erfrechtelijk deel van de overblijvende kosten tot, naar rato, maximaal de bedragen voor de kosten van een begrafenis of een crematie in de richtlijnen van het NIBUD.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 18. Afwijkingsbevoegdheid

Het college kan ten gunste van de belanghebbende op basis van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels, als de toepassing hiervan tot bijzonder onredelijke gevolgen leidt.

Artikel 19. Overgangsrecht

  • 1.

    Reeds toegekende bijstand, verleend voor inwerkingtreding van deze beleidsregels, blijft van kracht tot het einde van het vastgestelde draagkrachtjaar. Na afloop van dit draagkrachtjaar treden de nieuwe beleidsregels in werking.

  • 2.

    De toepassing van de onder lid 1 genoemde beleidsregels eindigt eveneens zodra een wijziging in de omstandigheden van de persoon of het gezin optreedt die leidt tot een nieuw besluit inzake verdere verlening van bijzondere bijstand voor dezelfde kosten.

Artikel 20. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2024.

  • 2.

    Met de inwerkingtreding van deze beleidsregels komen de beleidsregels bijzondere bijstand uit 2015 te vervallen.

Artikel 21. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Oldambt 2024.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt op 28 november 2023

Berlinda Aukema Cora-Yfke Sikkema

Secretaris burgemeester