Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Heerlen

Beleidsregels Terugvordering en Invordering, Boete en Verhaal Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 Heerlen 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHeerlen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Terugvordering en Invordering, Boete en Verhaal Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 Heerlen 2023
CiteertitelBeleidsregel terugvordering, invordering, boete en verhaal gemeente Heerlen 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpBeleidsregel terugvordering, invordering, boete en verhaal gemeente Heerlen 2023

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Participatiewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-202301-10-2023nieuwe beleidsregel

05-12-2023

gmb-2023-532349

OBM-23000250

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Terugvordering en Invordering, Boete en Verhaal Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 Heerlen 2023

Inleiding

Deze beleidsregels gaan over wat de gemeente kan doen als de inwoner te veel uitkering heeft ontvangen of een uitkering heeft ontvangen waar hij geen recht op had. Ook gaan deze beleidsregels over leningen en bedrijfskapitaal die de gemeente heeft verstrekt op grond van de Participatiewet en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 en wat de gemeente kan doen als diegene die de gemeente moet terugbetalen zijn aflossingsverplichtingen niet nakomt. Deze beleidsregels hebben geen betrekking op loonkostensubsidies.

 

Hoe en wanneer de gemeente een uitkering of bedrijfskapitaal kan terugvorderen, leggen we in deze beleidsregels uit. De regels gaan ook over mogelijkheden om af te zien van terugvordering en over de incasso van vorderingen en van boetes. Het zijn aanvullende regels op hoofdregels. Deze beleidsregels vullen de hoofdregels over terug- en invordering uit de Algemene wet bestuursrecht, de Participatiewet, het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, de IOAW en de IOAZ aan.

 

Een aantal bepalingen uit deze beleidsregels zijn ook van toepassing op de terugvordering nadat de inwoner verkeerde informatie heeft gegeven aan de gemeente. Daaronder verstaan we: het geven van onjuiste informatie, het te laat geven van informatie of het niet geven van informatie. In zulke gevallen is terugvordering verplicht.

 

Onze visie

Deze beleidsregels zijn opgesteld vanuit een bepaalde visie die we hieronder kort toelichten:

a. Hoofdregel is dat een vordering volledig moet worden terugbetaald. De debiteur is hiervoor zelf verantwoordelijk.

b. Iedereen heeft afloscapaciteit en we respecteren de beslagvrije voet.

c. Strikt vasthouden aan de hoofdregel kan tot gevolg hebben dat de debiteur financieel in de knel komt. Om die reden zijn de mogelijkheden tot afwijking van de hoofdregel opgenomen in deze beleidsregels. Het gaat dan over verlening van uitstel van betaling, kwijtschelding en het vaststellen van de aflossingscapaciteit.

d. Er wordt zoveel mogelijk geprobeerd een goede balans te vinden tussen enerzijds de belangen van de gemeente als schuldeiser en anderzijds de belangen van de debiteur.

e. Vanuit de gedachte om efficiënt te werken, is er ook gekeken naar de tijd die vanuit de uitvoering nodig is om het debiteurenbestand te beheren. Daarom zetten we in op proactief kwijtscheldingsbeleid en het buiten invordering stellen van vorderingen.

f. Wij willen voorkomen dat schulden onnodig verder oplopen. Het streven is om de inzet van een deurwaarder tot het minimum te beperken en we maken geen gebruik van de mogelijkheid om wettelijke rente te berekenen. Daarnaast proberen we een stapeling van vorderingen te voorkomen. De uitkering proberen wij zoveel mogelijk in hetzelfde jaar in te vorderen om brutering te voorkomen.

g. De gemeente vindt het belangrijk dat er goed gekeken wordt naar de specifieke situatie van de debiteur. Een debiteur hoeft niet oneindig lang achtervolgd te worden door schulden. Op enig moment moet hij schoon schip kunnen maken en naar de toekomst kunnen kijken.

h. Fraude mag niet lonen. Maar uiteindelijk weegt het bieden van toekomstperspectief ook voor deze debiteuren zwaar. Dus na verloop van tijd kan het college alsnog de mogelijkheid van kwijtschelding gaat beoordelen.

 

Leeswijzer

Ieder hoofdstuk omvat artikelen. Deze artikelen worden zakelijk weergegeven. Onder de zakelijke weergave volgt een meer toegankelijke uitleg van het artikel.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

 

In deze beleidsregels maken we zo weinig mogelijk gebruik van vaktaal, maar soms kan dat niet anders, omdat er geen geschikt alternatief is. Dan gebruiken we begrippen die ook in de Participatie-wet of in een andere regeling staan. Die begrippen hebben in deze beleidsregels dezelfde betekenis als in die wet of regeling. In die wet staan ook de voor gemeente geldende algemene bevoegdheden. Wij zullen aangeven van welke bevoegdheden wij gebruik maken en van welke niet.

 

Artikel 1. Begrippen

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    bedrijfskapitaal: de bijstand aan een inwoner die zelfstandige is, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Bbz 2004;

  • c.

    Bbz: Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004;

  • d.

    Belanghebbende: iemand die belang heeft bij een artikel binnen deze beleidsregels.

  • e.

    boete: bestuurlijke boete genoemd in artikel 18a van de Participatiewet en Ioaw / Ioaz artikel 20a;

  • f.

    bruteren: het verhogen van de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de uitkering verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtig is, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen.

  • g.

    college: het college van de gemeente Heerlen;

  • h.

    debiteur: de persoon die die de gemeente iets verschuldigd is.

  • i.

    herziening: herziening van het recht op bijstand is met terugwerkende kracht opnieuw beslissen over het recht op bijstand over een periode in het verleden, waarbij het recht op bijstand afwijkend wordt vastgesteld;

  • j.

    inlichtingenplicht: verplichting genoemd in artikel 17, eerste lid van de Participatiewet, artikel 38, tweede lid van de Bbz, artikel 13, eerste lid van de Ioaw, artikel 13 eerste lid van de Ioaz en artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • k.

    intrekking: het achteraf intrekken van een besluit om een uitkering toe te kennen;

  • l.

    inwoner: de burger die in Heerlen woont.

  • m.

    invorderen: het innen van de vordering;

  • n.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers;

  • o.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • p.

    Pw: Participatiewet;

  • q.

    schuldregeling: Een minnelijke of wettelijke schuldregeling of saneringskrediet, waarbij de debiteur minimaal 18 maanden zijn volledige aflossingscapaciteit inzet en de schuldregeling eindigt met finale kwijting van de schulden.

  • r.

    terugvordering: de vaststelling van het bedrag aan uitkering of bedrijfskapitaal waar de inwoner geen recht (meer) op heeft;

  • s.

    uitkering: bijstand op grond van de Participatiewet, dan wel een inkomensvoorziening op grond van de Ioaw, Ioaz of BBZ 2004;

 

HOOFDSTUK 2. TERUGVORDERING

 

De gemeente is verplicht een uitkering terug te vorderen, als de ontvanger van bijstand deze uitkering tot een te hoog bedrag of ten onrechte heeft gekregen. Dat heeft de wetgever zo bepaald. Het gaat dan om situaties waarin de ontvanger van bijstand verkeerde informatie, geen informatie of te laat informatie heeft gegeven. In de andere gevallen die de wetgever noemt, mag de gemeente terugvorderen, maar hoeft dat niet. In die gevallen kan de gemeente gebruik maken van haar bevoegdheid. Dit hoofdstuk gaat in op de bevoegdheden van de gemeente.

 

Artikel 2. Algemene bepalingen met betrekking tot TIBV

  • 1.

    Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot:

    • a.

      het opschorten, herzien of intrekken van het besluit tot toekenning, ingevolge artikel 54, derde en vierde lid Participatiewet en artikel 17, derde en vierde lid van de Ioaw en Ioaz, indien de uitkering ten onrechte, dan wel tot een te hoog bedrag is verleend;

    • b.

      het terugvorderen, zoals dit haar toekomt op grond van;

  • I.

    artikel 58 tweede lid en artikel 59 van de Participatiewet; en

  • II.

    artikel 12, tweede lid, onderdeel c, artikel 39, eerste lid onderdeel a onder 3, artikel 39, tweede lid en artikel 41, vierde en vijfde lid Bbz; en

  • III.

    artikel 25, tweede lid en artikel 26 van de Ioaw en Ioaz;

    • a.

      het verrekenen van de bijstand zoals dit haar op grond van artikel 58, vierde lid van de Participatiewet, en ook artikel 25 vierde lid van de Ioaw en Ioaz toekomt;

    • b.

      het verrekenen van de vordering van de Participatiewet, Ioaw- of Ioaz-uitkering zoals dit haar op grond van artikel 60, derde lid Participatiewet, en ook artikel 28, derde lid Ioaw of Ioaz toekomt;

    • c.

      het bruteren van de vordering die is ontstaan door gebruik te maken van de onder b genoemde bevoegdheden, bij niet tijdige betaling, tenzij de vordering of niet tijdige beta-ling geheel of gedeeltelijk aan het college zelf is te wijten én de belanghebbende niet kan worden verweten dat hij de vordering niet al heeft voldaan in het kalenderjaar waarin deze is ontstaan.

    • d.

      het invorderen van de vordering via een dwangbevel, zoals dit haar op grond van artikel 60, tweede lid van de Participatiewet en ook artikel 28, eerste lid Ioaw en Ioaz toekomt; en

    • e.

      het verhalen van kosten van de uitkering, zoals bedoeld in paragraaf 6.5 van de Participatiewet.

  • 2.

    De bevoegdheden genoemd in eerste lid, onderdelen a tot en met g gelden voor het college als algemene verplichtingen onder voorbehoud van de in deze beleidsregels beschreven uitzonderingen.

 

Toelichting op het artikel.

Stap één in het proces om uitkering of bedrijfskapitaal terug te vorderen, is het nemen van een terugvorderingsbesluit. In dat besluit staat tot welk bedrag de uitkering, de lening of het bedrijfskapitaal wordt teruggevorderd, wat de reden is van de terugvordering en op welke wettelijke grond dat is gebaseerd. Ook staat er in binnen welke termijn er betaald moet worden. De volgende stap is het nemen van een incassobesluit. Dit is een besluit over de manier waarop de vordering terugbetaald moet worden.

 

De wetgever heeft bepaald dat de gemeente een uitkering kan terugvorderen als aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. Als het om bijstand gaat, staan die voorwaarden in artikel 58 van de Participatiewet. Een vergelijkbare bepaling is opgenomen in artikel 25 van de IOAW en de IOAZ. Verder staan in het Bbz nog enkele voorwaarden voor terugvordering van een uitkering en bedrijfskapitaal aan zelfstandigen. Bedrijfskapitaal kan een lening zijn of een bedrag ‘om niet’. Dit betekent dat het bedrag in principe niet terugbetaald hoeft te worden.

 

Om te kunnen terugvorderen en de vordering te incasseren, maakt de gemeente gebruik van andere bevoegdheden. De gemeente:

  • a.

    trekt de uitkering in of herziet de uitkering, als dat nodig is om die uitkering terug te vorderen;

  • b.

    verrekent de vordering met een uitkering van de gemeente of met een andere vordering die de inwoner op de gemeente heeft; en

  • c.

    verhoogt de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen, die de gemeente moet inhouden als het om een uitkering gaat (dit heet bruteren);

  • d.

    gebruikt voor beslaglegging op inkomen een dwangbevel dat, waar dat mogelijk is, per post wordt verstuurd. Dit heet een vereenvoudigd derdenbeslag;

  • e.

    brengt de kosten van het leggen van beslag (in geval een deurwaarder moet worden ingezet) in rekening bij de debiteur; en

  • f.

    verhaalt de vordering op bezittingen van de debiteur die gedekt zijn door pand- en hypotheekrechten ten gunste van de gemeente. De gemeente mag deze bezittingen dan verkopen om de vordering te kunnen incasseren.

 

De gemeente vordert een deel van de uitkering terug als een ontvanger van bijstand te veel of ten onrechte uitkering heeft ontvangen vanwege verkeerde informatie. De gemeente vordert dan alleen het bedrag terug dat de debiteur te veel aan uitkering zou hebben gekregen als hij op tijd de juiste informatie had gegeven. Gaat het om een terugvordering omdat de debiteur verkeerde informatie heeft gegeven over zijn vermogen? Dan vordert de gemeente alleen het bedrag terug waarmee de vermogensgrens uit de Participatiewet is overschreden.

Wanneer vordert de gemeente bedrijfskapitaal terug?

In het BBZ staat dat de gemeente bedrijfskapitaal aan zelfstandigen kan terugvorderen als aan een aantal voorwaarden is voldaan. De gemeente heeft besloten om in die gevallen terug te vorderen en maakt daarbij gebruik van de bevoegdheden die in artikel 2.1 staan.

 

De gemeente vordert bedrijfskapitaal in de vorm van een lening en verschuldigde rente ook terug als:

  • a.

    de debiteur uitstel van betaling voor rente en aflossing heeft gekregen en na die periode van uitstel niet aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen;

  • b.

    de debiteur uitstel van betaling voor rente en aflossing heeft en na die periode van uitstel wel aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen. In dat geval vordert de gemeente de achterstallige rente- en aflossingsbedragen terug. Over dat bedrag moet de debiteur wettelijke rente betalen als de debiteur die betalingsachterstand kan worden verweten;

  • c.

    de debiteur zijn bedrijf of zelfstandig beroep geheel of gedeeltelijk overdraagt aan een ander of met dat bedrijf of beroep stopt;

  • d.

    de debiteur failliet wordt verklaard, in surseance van betaling verkeert of toegelaten is tot de wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP);

  • e.

    één van de partners waarmee de debiteur het bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent, of de rechtspersoon van de debiteur failliet wordt verklaard, in surseance van betaling verkeert of toegelaten is tot de WSNP;

  • f.

    de debiteur het bedrijfskapitaal niet besteedt aan de overeengekomen bestemming; of als

  • g.

    de debiteur is overleden.

Uitzonderingen.

Het uitgangspunt is, dat de gemeente een uitkering of bedrijfskapitaal terugvordert dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt. Maar er zijn uitzonderingen denkbaar. Hieronder staan de uitzonderingen beschreven.

Voordat de gemeente een terugvorderingsbesluit neemt, onderzoekt de gemeente of er aanleiding is om helemaal of gedeeltelijk af te zien van terugvordering. De gemeente geeft de ontvanger van bijstand de mogelijkheid om informatie te geven die daarvoor van belang kan zijn.

Bij het nemen van een terugvorderingsbesluit houdt de gemeente in ieder geval rekening met de volgende factoren:

  • a.

    de persoonlijke situatie van de belanghebbende;

  • b.

    de financiële situatie;

  • c.

    de werksituatie; en

  • d.

    de kans op een hoger inkomen.

 

Diegene die ten onrechte bijstand heeft ontvangen moet over deze factoren informatie geven, anders kan de gemeente hier geen rekening mee houden.

 

HOOFDSTUK 3. HET AFSTAND DOEN VAN VORDERINGEN

 

Wij willen niet dat mensen oneindig lang achtervolgd worden door schulden. Op enig moment moeten zij schoon schip kunnen maken. Daarom zetten we in op proactief kwijtscheldingsbeleid en zien wij in bepaalde situaties af van onze vorderingen.

 

Artikel 3. Kwijtschelding van restantvorderingen

  • 1.

    Het college kan op verzoek van belanghebbende dan wel ambtshalve kwijtschelding verlenen voor restantvorderingen indien belanghebbende vanaf de datum van het besluit tot terugvordering:

  • a.

    voor de duur van minimaal 36 maanden aaneengesloten heeft afgelost én,

  • b.

    gevraagd en ongevraagd relevante informatie heeft verstrekt.

  • 2.

    Vorderingen als gevolg van bijstandsfraude komen ambtshalve of op verzoek van belanghebbende voor kwijtschelding in aanmerking nadat belanghebbende 120 maanden aaneengesloten heeft afgelost, gerekend vanaf de datum van het besluit tot terugvordering, én waarbij ook is voldaan aan de vereisten van sub b van het eerste lid.

  • 3.

    Het college kan een verhaalsvordering buiten invordering stellen, voor zover het een vordering over een afgesloten bijstandsperiode betreft, wanneer de debiteur heeft voldaan aan de genoemde vereisten van lid 1 a en b van dit artikel.

  • 4.

    Het college kan een vordering die is ontstaan door het overnemen van een door de rechtbank opgelegde alimentatieverplichting buiten invordering stellen, vanaf vijf jaar nadat de bijstandsverlening is beëindigd en wanneer de debiteur heeft voldaan aan de genoemde vereisten van lid 1 b van dit artikel.

  • 5.

    Kwijtschelding van een lening ten behoeve van bedrijfskapitaal is mogelijk in die gevallen zoals beschreven in artikel 42 en 43 Bbz 2004.

 

Toelichting op het artikel.

-Op verzoek van de debiteur maar ook uit eigen beweging kunnen wij in sommige situaties kwijtschelding verlenen. Dit kan wanneer de debiteur binnen een periode van 3 jaar in totaal 36 maanden heeft afgelost en daarbij uit zichzelf of op verzoek van de gemeente alle informatie heeft verstrekt die van belang zijn. Belangrijke informatie zijn gegevens over alle inkomsten en bezittingen. -De wettelijke terugbetalingstermijn bij bijstandsfraude is minimaal 120 maanden. Ook hiervoor geldt dat de debiteur relevante informatie gevraagd en ongevraagd heeft verstrekt.

-Het college kan verhaalsvorderingen die resteren nadat de periode van verhaal is geëindigd in aanmerking voor kwijtschelding laten komen mits wederom is voldaan aan de gestelde voorwaarden onder lid 1 van dit artikel. Onder een afgesloten bijstandsperiode wordt verstaan de periode waarover aan de bijstandsgerechtigde aaneengesloten bijstand is verleend, welke bijstandsverlening inmiddels is beëindigd.

-Een vordering als gevolg van een gerechtelijke uitspraak onderhoudsplicht kan door het college buiten invordering worden gesteld. Buiten invordering stellen kan 5 jaar nadat het recht op bijstand is beëindigd.

-Voor kwijtschelding van bedrijfskapitaal wordt verwezen naar de wettelijke regels zoals die staan beschreven in de wet Bbz 2004.

 

Artikel 4. Uitzondering kwijtschelding

Artikel 3 is niet van toepassing voor vorderingen die door pand of hypotheek op een goed of

goederen zijn gedekt, en voor zover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.

 

Toelichting op het artikel.

De gemeente past deze uitzondering niet toe als het gaat om een lening die gedekt is door pand of hypotheek. Maar als de vordering van de gemeente niet volledig op de betreffende bezittingen verhaald kan worden, dus als verkoop van de bezittingen niet voldoende geld oplevert om de volledige vordering te incasseren, kan de overblijvende vordering wel onder deze uitzondering vallen.

 

Artikel 5. Afzien van terug- en invordering kruimelbedragen

  • 1.

    Het college ziet af van het nemen van één of meer terugvorderingsbesluit als het totaal aan terug te vorderen uitkering een bedrag van € 150,00 niet te boven gaat en voor zover aan het terug vorderingsbesluit niet artikel 58 eerste lid Pw ten grondslag ligt.

  • 2.

    Het college ziet af van invordering wanneer sprake is van één of meerdere vorderingen met een totale omvang van € 150,00 of minder en nadat is vastgesteld dat ondanks betalingsverzoeken niet wordt betaald.

 

Toelichting op het artikel.

Het terugvorderen van kleine bedragen kost naar verhouding veel tijd en is niet altijd efficiënt. Daarom ziet de gemeente af van terugvordering als het totaal aan terug te vorderen bedragen minder is dan € 150,00. Te veel of ten onrechte verstrekte bijstand onder dat grensbedrag wordt niet teruggevorderd.

 

Als de gemeente een uitkering of bedrijfskapitaal heeft teruggevorderd en de debiteur heeft inmiddels zo ver afgelost dat minder dan € 150,00 overblijft, dan ziet de gemeente af van verdere invordering als de debiteur na herhaald verzoek niet aan zijn betalingsverplichting voldoet en er geen andere vorderingen meer openstaan bij de gemeente. Zolang er sprake is van een lopende uitkering is er op grond van de wetgeving een mogelijkheid van verrekenen. Hierop is eveneens bovenstaande van toepassing.

 

HOOFDSTUK 4. INVORDERING

 

Na de terugvordering start de invordering. Dit is de manier waarop de vordering wordt terugbetaald.

 

Artikel 6. Algemeen

Het college start de invordering gelijktijdig met de afgifte van het besluit tot terugvordering en/of het besluit boeteoplegging en hanteert daarbij de in artikel 4:87 van de Awb genoemde betalingstermijn van zes weken.

 

Toelichting op het artikel.

De gemeente informeert de debiteur per brief over het besluit om een uitkering of bedrijfskapitaal terug te vorderen of om een boete op te leggen. Daarbij wordt hem een wettelijke termijn van zes weken gegeven om de vordering te betalen. In de brief van de gemeente staat ook op welke manier de debiteur de vordering moet betalen. Dat onderdeel heet het incassobesluit. In het incassobesluit staat in ieder geval:

 

  • a.

    hoe hoog de vordering is;

  • a.

    de verplichting om de vordering binnen zes weken in een keer te betalen;

  • b.

    wanneer de betalingsverplichting ingaat;

  • c.

    dat de debiteur binnen zes weken een betalingsvoorstel kan doen;

  • d.

    dat de vordering meteen wordt verrekend met een uitkering of vordering van de debiteur op de gemeente, als dat mogelijk is;

  • e.

    wat de gemeente doet als de debiteur de betalingsverplichting niet nakomt;

  • f.

    hoe de gemeente haar vorderingen incasseert; en

  • g.

    dat de betalingsverplichtingen van de debiteur niet aangepast worden als de debiteur nieuwe schulden maakt.

 

Artikel 7. Verrekening

Het college zal in het geval van een vordering op grond van de Participatiewet, de IOAW en de IOAZ zo spoedig als mogelijk verrekenen met het recht op uitkering, dan wel per eerstvolgende betaling na verzenddatum besluit tot terugvordering en/of besluit boeteoplegging.

 

In de toelichting op het artikel kan ik benadrukken

 

Toelichting op het artikel.

In de situatie waar sprake is van een vordering van bijstand, de IOAW en de IOAZ zal de gemeente deze vordering verrekenen met het recht op uitkering. Dit recht op bijstand zijn tegoeden waaronder ook het tot dan toe opgebouwde en gereserveerde vakantiegeld valt. Dit verrekenen van tegoeden met de vordering vindt zo spoedig mogelijk plaats, of anders per de eerstvolgende betaling nadat de brief besluit tot terugvordering en/of besluit boeteoplegging is verzonden.

 

Artikel 8. Verlenen van uitstel van Betaling

  • 1.

    De belanghebbende die geen uitkering geniet krachtens de Participatiewet, IOAW of IOAZ, kan een verzoek indienen voor een betalingsregeling.

  • 2.

    Voor het treffen van een betalingsregeling en het vaststellen van de afloscapaciteit hanteren wij de volgende uitgangspunten:

  • a.

    Wij gaan akkoord met een betalingsregeling als de vordering met het besproken maandelijkse termijnbedrag volledig wordt afgelost binnen een periode van 24 maanden, met een minimale aflossing van € 25,- per maand.

  • b.

    Is het voor de belanghebbende niet mogelijk om de vordering volledig te voldoen binnen een termijn van 24 maanden, dan stellen we de afloscapaciteit als volgt vast: 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm vermeerderd met 35% van het meer-inkomen inclusief vakantietoeslag. De belanghebbende dient hiervoor juiste en volledige gegevens te verstrekken met betrekking tot zijn inkomsten.

  • c.

    Is het voor de belanghebbende niet mogelijk om de afloscapaciteit zoals beschreven onder sub b volledig aan te wenden voor de vordering, dan kan diegene schriftelijk en gemotiveerd verzoeken om af te wijken van de genoemde percentages. Het college kan met dit verzoek instemmen wanneer kennis is genomen van alle relevante gegevens waartoe onder meer bewijsstukken van inkomsten, uitgaven en vermogensbestanddelen behoren.

  • 3.

    Belanghebbende kan voor het wijzigen van de betalingsregeling een schriftelijk verzoek doen, onder bijvoeging van financiële en andere relevante bewijsstukken.

  • 4.

    De betalingsregeling wordt ingetrokken wanneer;

  • a.

    de belanghebbende de betalingsregeling onvoldoende nakomt;

  • b.

    de belanghebbende onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en op grond van de juiste of volledige gegevens er geen betalingsregeling tot stand zou zijn gekomen;

  • c.

    veranderde omstandigheden, waaronder het verkrijgen van vermogen dat meer bedraagt dan de voor hem geldende bijstandsnorm, zich verzetten tegen de voortzetting van de betalingsregeling.

 

Toelichting op het artikel.

Personen die geen uitkering van de gemeente ontvangen maar wel aan de gemeente moeten terugbetalen, kunnen niet altijd binnen de betalingstermijn terugbetalen. De debiteur kan dan een betalingsvoorstel doen om de vordering in 24-maandelijkse bedragen af te lossen. Als de gemeente daarmee instemt, treft de gemeente een betalingsregeling met de debiteur en hoeft hij de vordering niet in één keer af te lossen. Voorwaarde is wel dat de debiteur maandelijks ten minste € 25,00 per maand aflost op de vordering.

 

Debiteuren kunnen ook verzoeken om een andere regeling wanneer zij niet het bedrag binnen 24 maanden kunnen terugbetalen. Om te berekenen wat zij kunnen aflossen moet er informatie worden overlegd. Uit deze informatie moet blijken wat de inkomsten van de debiteur zijn.

 

Wanneer de debiteur het berekende aflossingsbedrag niet kan aflossen kan hij dat schriftelijk aan de gemeente Heerlen kenbaar maken waarom dat niet lukt. De gemeente kan dan aan de hand van de actuele gegevens opnieuw een berekening maken.

 

Wanneer een betalingsregeling niet meer kan worden nagekomen dan kan de debiteur dat kenbaar maken. De gemeente zal dan opnieuw bekijken of de regeling dient te worden gewijzigd.

Wanneer de debiteur zich niet aan de betalingsverplichting houdt, kan dit consequenties hebben voor de regeling. De betalingsregeling kan dan worden ingetrokken.

 

 

 

 

 

Artikel 9. Afwijzen verzoek tot een betalingsregeling

Een verzoek om een betalingsregeling wordt afgewezen als;

  • a.

    de medewerking van de belanghebbende naar het oordeel van het college onvoldoende is;

  • b.

    onjuiste gegevens worden verstrekt en op verzoek niet worden hersteld;

  • c.

    de gevraagde gegevens niet (volledig) binnen de daartoe gestelde termijn zijn verstrekt;

 

Toelichting op het artikel.

Een verzoek om gespreide betaling kan ook worden afgewezen. Dit kan wanneer de debiteur onvoldoende meewerkt, onjuiste gegevens verstrekt of te laat is met het verstrekken van gegevens.

 

Artikel 10. Tussentijdse beoordeling van de betalingsregeling

  • 1.

    Als uit een jaarlijks administratief vooronderzoek blijkt dat de aflossingscapaciteit van belanghebbende mogelijk is gewijzigd, kan het college een draagkrachtonderzoek instellen.

  • 2.

    Wanneer het college als gevolg van een draagkrachtonderzoek besluit tot het wijzigen van de overeengekomen betalingsregeling op basis van artikel 8 lid twee of drie, wordt belanghebbende hiervan bij beschikking in kennis gesteld.

  • 3.

    In het geval van een gewijzigde betalingsverplichting wordt deze opgelegd met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op die van de beschikking.

 

Toelichting op het artikel.

Een betalingsregeling moet regelmatig getoetst worden. Uit de toetsing blijkt of deze moet worden bijgesteld naar de actuele situatie. Mocht de regeling worden gewijzigd, dan gaat de nieuwe betalingsverplichting in op de eerste dag van de daaropvolgende kalendermaand. De debiteur wordt van de wijziging per brief op de hoogte gebracht.

 

Artikel 11. Afzien van invordering op derden

Het college kan van invordering op een erfgenaam afzien wanneer deze erfgenaam als gevolg van het aanvaarden van de nalatenschap hoofdelijk aansprakelijk is geworden voor de verhaalsvordering van de erflater.

 

Toelichting op het artikel.

De gemeente kan besluiten om een vordering niet in te vorderen wanneer de schuld aan iemand toekomt die hiervan eigenaar is geworden nadat hij een erfenis heeft aanvaard.

 

Artikel 12. Betalingsvolgorde

Met uitzondering van het gestelde in artikel 4:92 tweede lid Awb, waarin is bepaald dat de debiteur bij de betaling de geldschuld kan aanwijzen waaraan de betaling moet worden toegerekend, worden betalingen, waarvoor geen bestemming is aangegeven, allereerst aangewend voor aflossing van een openstaande netto vordering, dan een opgelegde boete, vervolgens op een bruto vordering en daarna in volgorde van oud naar nieuw.

 

Toelichting op het artikel.

Als de gemeente meerdere vorderingen op de debiteur heeft, dan kan de debiteur aangeven voor welke vordering de betaling bedoeld is. Heeft de debiteur dit niet aangegeven, dan neemt de gemeente aan dat die betaling bedoeld is voor het aflossen van een vordering volgens de door de gemeente bepaalde volgorde. Heeft de gemeente meerdere vorderingen van dezelfde soort, dan wordt betaling toegerekend aan de oudste vordering van die soort.

 

Artikel 13. Rente en kosten

Als belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een betalingsregeling of een eerder opgelegde betalingsregeling niet wordt nagekomen moet worden overgegaan tot beslaglegging. Nadat de vordering is overgedragen aan de deurwaarder wordt deze slechts verhoogd met de op de invordering betrekking hebbende kosten.

 

Toelichting op het artikel.

De gemeente verhoogt de vordering met incassokosten pas op het moment als de incasso is overgedragen aan een gerechtsdeurwaarder.

 

HOOFDSTUK 5. DE BESTUURLIJKE BOETE IN VERBAND MET HET SCHENDEN VAN DE INLICHTINGENPLICHT

 

Iedereen die in de bijstand zit, heeft een inlichtingenplicht. Dat staat in de Participatiewet. De inlichtingenplicht houdt in dat mensen vanuit zichzelf, en natuurlijk ook desgevraagd, alles melden aan de gemeente wat van belang kan zijn voor het recht op een bijstandsuitkering. Als een inwoner, die in de bijstand zit, zich niet houdt aan de inlichtingenplicht kan een waarschuwing worden gegeven of een boete worden opgelegd. Hierover gaat dit hoofdstuk.

 

Artikel 14. Waarschuwing

  • 1.

    Het college ziet af van een bestuurlijk boete en volstaat met het geven van een schriftelijke waarschuwing, als bedoeld in artikel 2aa van het Boetebesluit, indien:

  • a.

    de overtreding van de inlichtingenverplichting niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag, of

  • b.

    de overtreding van de inlichtingenplicht heeft geleid tot een benadelingsbedrag van ten hoogste € 150,-, of

  • c.

    wel inlichtingen zijn verstrekt zij het dat deze inlichtingen onjuist en/of onvolledig zijn, of een wijziging van omstandigheden niet direct is gemeld maar nadien binnen de redelijke termijn van 60 dagen uit eigen beweging de juiste inlichtingen zijn verstrekt, mits deze nagekomen informatie is verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd.

  • 2.

    Bij herhaling van het schenden van de inlichtingenplicht als genoemd in dit artikel onder lid a en b waarbij in de voorafgaande twee jaar een waarschuwing of een boete is opgelegd, wordt een boete opgelegd van € 25,- per overtreding.

 

Toelichting op het artikel.

Een waarschuwing wordt gegeven in de volgende situaties:

 

Situatie 1: de inwoner heeft geen of onjuiste inlichtingen verstrekt maar dit heeft niet geleid tot een benadelingsbedrag of het benadelingsbedrag is niet hoger dan € 150,00.

 

Situatie 2: de inwoner heeft in eerste instantie geen inlichtingen verstrekt over een wijziging van de persoonlijke situatie maar heeft uit eigen beweging alsnog binnen een redelijke termijn de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd. Een redelijke termijn is niet langer dan 60 dagen nadat de inlichtingen verstrekt hadden moeten worden.

 

De gemeente volstaat met het geven van een waarschuwing als zich één van bovengenoemde situaties voordoet én niet eerder in de voorafgaande twee jaar een waarschuwing is gegeven. Is dit laatste wel het geval dan wordt aan de inwoner een boete opgelegd van € 25,- per overtreding van de inlichtingenplicht.

 

Artikel 15. Fictieve draagkracht

  • 1.

    De fictieve draagkracht van de betrokkene vaststellen op 5% van de toepasselijke bijstandsnorm per maand.

  • 2.

    Het eerste lid is ook van toepassing op de kostendelersnorm.

  • 3.

    Het vermogen buiten beschouwing laten bij de vaststelling van de fictieve draagkracht.

 

Toelichting op het artikel.

Een fictieve draagkracht betekent dat de gemeente vaststelt wat iemand zou kunnen betalen, zonder dat je kijkt naar wat de debiteur daadwerkelijk aan inkomsten heeft.

Voor de berekening van de afloscapaciteit wordt de fictieve draagkracht vastgesteld op 5% van de toepasselijke bijstandsnorm per maand. Dit geldt ook voor kostendelers. Bij de vaststelling van deze fictieve draagkracht wordt het vermogen van de debiteur buiten beschouwing gelaten.

 

Artikel 16. Evenredigheidstoets

De boete moet van de fictieve draagkracht voldaan kunnen worden in:

  • a.

    24 maanden bij opzet

  • b.

    18 maanden bij grove schuld

  • c.

    12 maanden bij normale verwijtbaarheid

  • d.

    6 maanden bij verminderde verwijtbaarheid

 

Toelichting op het artikel.

Bij het bepalen van de hoogte van de bestuurlijke boete moet de gemeente rekening houden met het feit dat een debiteur de boete binnen een redelijke termijn van maximaal 2 jaar moet kunnen afbetalen. Hiermee wordt voorkomen dat hij zeer lang op het absolute minimum blijft leven. Als een debiteur beschikt over een inkomen uit arbeid dat de bijstandsnorm ruim overschrijdt, geven de financiële omstandigheden geen aanleiding om de boete verder te matigen vanwege verminderde draagkracht.

 

Daarom moet de boete worden begrensd op een manier zodat de debiteur de boete in geval van;

  • a.

    opzet: binnen 24 maanden moet kunnen voldoen;

  • b.

    grove schuld: binnen 18 maanden moet kunnen voldoen;

  • c.

    normale verwijtbaarheid (dus geen a. of b.): binnen 12 maanden moet kunnen voldoen;

  • d.

    verminderde verwijtbaarheid: binnen 6 maanden moet kunnen voldoen.

 

Is er sprake van recidive, dat wil zeggen dat er een herhaling plaatsvindt en dus dat de inwoner opnieuw geen inlichtingen verstrekt, dan worden bovengenoemde termijnen vermenigvuldigd met 1,5. Hierdoor is de debiteur langer bezig om de boete af te lossen.

 

Artikel 17. Kwijtschelding boete

  • 1.

    Het college maakt gebruik van de in artikel 18a dertiende lid Pw, artikel 20a twaalfde lid IOAW en IOAZ, neergelegde bevoegdheid om op verzoek van de belanghebbende de bestuurlijke boete waarbij geen sprake is van opzet of grove schuld, geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling.

  • 2.

    De in het vorige lid genoemde boete wordt kwijtgescholden op het moment dat de belanghebbende een schuldregeling succesvol heeft doorlopen en in die periode van de schuldregeling niet opnieuw een boete is opgelegd.

 

Toelichting op het artikel.

De gemeente heeft de mogelijkheid om, op verzoek van de inwoner, de boete kwijt te schelden. In dat geval toetst de gemeente of er sprake is van geen opzet of grove schuld.

Als op basis hiervan gekozen wordt om de boete kwijt te schelden, is de inwoner verplicht om mee te werken aan een schuldregeling. Daadwerkelijke kwijtschelding van de boete vindt plaats op het moment dat de inwoner de schuldregeling succesvol heeft doorlopen en in die periode niet opnieuw een boete is opgelegd.

 

 

 

Artikel 18. Dringende redenen

Het college ziet af van het opleggen van een bestuurlijke boete als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. Van dringende reden kan sprake zijn wanneer vaststaat dat het opleggen van een boete leidt tot onaanvaardbare sociale en/of financiële consequenties.

 

Toelichting op het artikel.

Bij dringende redenen gaat het om situaties die niet vaak voorkomen, waarbij iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging van alle relevante omstandigheden plaatsvindt. De boete leidt in dat geval tot onaanvaardbare sociale of financiële consequenties. In dat geval kan er worden afgezien van het opleggen van de boete.

 

HOOFDSTUK 6. VERHAAL

 

Normaal gesproken moet de debiteur zelf de te veel betaalde uitkering terugbetalen aan de gemeente. In sommige gevallen kan de gemeente de uitkering die aan de debiteur is betaald of nog moet worden betaald, ook van een ander terugvragen. Dit heet verhaal van bijstand en daarover gaat dit hoofdstuk.

 

Artikel 19. Bevoegdheid tot het verhalen van bijstand

  • 1.

    Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om de kosten van de bijstand te verhalen overeenkomstig het bepaalde in artikel 61 tot en met 62i van de Participatiewet met uitzondering van artikel 62 sub c en 62f.

  • 2.

    Het college sluit voor de berekening van de verhaalsbijdrage, aan bij de bepalingen in het Tremarapport.

  • 3.

    Verhaal van uitkering, die ten behoeve van een ten laste komend kind wordt verstrekt, geschiedt naar draagkracht van de onderhoudsplichtige, tot de maximale behoefte van het kind en rekening houdend met de zorgkorting, voor zover deze niet hoger is dan de netto verstrekte bijstand.

 

Toelichting op het artikel.

In sommige gevallen kan de gemeente de uitkering die aan de debiteur is betaald of nog moet worden betaald, ook van een ander terugvragen.

Of een onderhoudsplichtige kan bijdragen in de kosten van bijstand zal blijken uit ene draagkrachtberekening. Het vaststellen van de draagkracht gebeurt volgens de zogenaamde Tremanormen en voor zover deze niet hoger is dan de netto verstrekte bijstand.

 

De gemeente vraagt in een aantal situaties verstrekte bijstand niet terug aan derden. Een van die situaties is wanneer iemand zijn onderhoudsplicht onvoldoende nakomt ten behoeve van zijn meerderjarig kind die van de gemeente bijzondere bijstand ontvangt. Andere situaties waar de gemeente de kosten van bijstand niet verhaald is in het geval van schenking en nalatenschap. In het geval van schenking dient mede gelet op alle omstandigheden aannemelijk te zijn dat de schenker niet heeft kunnen voorzien dat er noodzaak voor bijstand zou optreden. In het geval van nalatenschap wordt afgezien van verhaal als er nog geen besluit tot terugvordering is genomen of bijstand is verleend aan de overleden in de vorm van een geldlening of een borgstelling is verleend.

 

Artikel 20. Afzien van verhaal om dringende redenen

  • 1.

    Het college ziet af van verhaal indien:

  • a.

    de op te leggen verhaalsbijdrage als bedoeld in artikel 62 van de Pw lager is dan € 50,00

  • b.

    per maand;

  • c.

    het tijdvak waarop verhaal betrekking heeft minder dan 6 maanden zal bedragen;

  • d.

    de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die een uitkering ontvangt of heeft ontvangen, naar het oordeel van het college zwaarwegende redenen aanwezig zijn die verhaal niet rechtvaardigen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud niet wordt nagekomen als bedoeld in artikel 62b eerste lid van de Pw. In deze situatie wordt verhaald, ongeacht de hoogte van het verhaalsbedrag.

 

Toelichting op het artikel.

Als de op te leggen verhaalsbijdrage lager is dan € 50,00 per maand dan wordt afgezien van verhaal. Ook wordt van verhaal afgezien wanneer de periode waarop verhaal betrekking heeft korter duurt dan zes maanden.

Er wordt ook niet verhaald als, gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die een uitkering ontvangt of heeft ontvangen, er naar het oordeel van de gemeente zwaarwegende redenen aanwezig zijn.

 

Artikel 21. Berekening en vaststelling verhaalsbijdrage

  • 1.

    Om de verhaalsbijdrage te kunnen berekenen wordt de onderhoudsplichtige verzocht inlichtingen te verschaffen over zijn of haar financiële situatie.

  • 2.

    De maandelijkse verhaalsbijdrage wordt ambtshalve vastgesteld, als de gevraagde gegevens niet worden overgelegd.

  • 3.

    Is er sprake van een recente rechterlijke alimentatie uitspraak (niet ouder dan 6 maanden), en gebaseerd op een zelfstandig oordeel van de rechtbank, dan wordt deze uitspraak gevolgd door het college.

  • 4.

    De verhaalsbijdrage als gevolg van artikel 62 Participatiewet wordt opgelegd per de eerste van de maand volgend op de eerste aanschrijving onderhoudsplichtige.

 

Toelichting op het artikel.

Om de verhaalsbijdrage te kunnen berekenen, wordt de onderhoudsplichtige verzocht inlichtingen te verschaffen over zijn of haar financiële situatie. Als de gevraagde gegevens niet worden overlegd, dan stelt de gemeente de maandelijkse verhaalsbijdrage zelf vast. Is er een vonnis van de rechtbank waarin de rechter minder da zes maanden geleden de hoogte van onderhoudsplicht heeft bepaald, dan geldt deze berekening ook voor de vaststelling van de maandelijkse verhaalsbijdrage.

 

Als ingangsdatum van de eventueel op te leggen verhaalsbijdrage zal gelden de datum van de eerste dag van de maand, volgend op de dag van verzending van de eerste aanschrijving.

 

Artikel 22. Indienen verzoekschrift ten behoeve van verhaal in rechte

Als degene op wie wordt verhaald een door het college vastgestelde verhaalsbijdrage niet correct voldoet, wordt verhaal in rechte toegepast door middel van het indienen van een verzoekschrift bij de Rechtbank met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De indiening van een verzoekschrift dient zo spoedig mogelijk plaats te vinden.

 

Toelichting op het artikel.

Als degene op wie wordt verhaald een bij rechterlijke uitspraak vastgesteld bedrag niet voldoet, wordt tot invordering overgegaan in overeenstemming met deze rechterlijke uitspraak. Het besluit tot verhaal wordt in dat geval per brief medegedeeld aan degene op wie wordt verhaald met de verplichting het verschuldigde bedrag binnen 30 dagen na verzending van de brief te voldoen. Als aan deze verplichting geen gevolg wordt gegeven, wordt aan degene op wie wordt verhaald een aanmaning gestuurd.

 

Artikel 23. (Her-)onderzoeken

  • 1.

    Het college stelt periodiek een onderzoek in naar de draagkracht voor het voldoen van een verhaalsbijdrage ingevolge artikel 62 Participatiewet.

  • 2.

    Indien gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven, dient als gevolg van dit onderzoek de verhaalsbijdrage opnieuw te worden vastgesteld.

 

Toelichting op het artikel.

Periodiek vindt een heronderzoek plaats op het moment dat daar een aanleiding voor bestaat.

De gemeente verandert de verhaalsbijdrage als uit dit heronderzoek blijkt dat de draagkracht veranderd is. Er wordt geen nieuw verhaalbesluit genomen als:

  • Uit het draagkrachtonderzoek blijkt dat de draagkracht met € 50 per maand of minder is vermeerderd ten opzichte van het vorige onderzoek, behalve als het gaat om terugvragen van de kosten van bijstand ten behoeve van een kind of kinderen, of

  • Het woonadres en de gezinssamenstelling van de persoon die moet betalen ten opzichte van het laatst uitgevoerde onderzoek gelijk zijn gebleven en het gezinsinkomen van de persoon die moet betalen ten opzichte van het laatst uitgevoerde onderzoek met minder dan 15% bruto is gestegen

 

 

Artikel 24. Invordering verhaalsbijdrage

  • 1.

    De onderhoudsplichtige wordt bij beschikking een verhaalsbijdrage opgelegd.

  • 2.

    Als de onderhoudsplichtige verzuimt de verhaalsbijdrage te betalen, worden de achterstallige termijnen aangemerkt als verhaalsvordering.

 

Toelichting op het artikel.

De onderhoudsplichtige ontvangt van de gemeente een brief met daarin de mededeling dat aan hem de verhaalsbijdrage wordt opgelegd. Als de onderhoudsplichtige verzuimt deze bijdrage te betalen, dan worden de achterstallige termijnen aangemerkt als verhaalsvordering. Aan de onderhoudsplichtige wordt bij verzuim van betaling na het verstrijken van de betalingstermijn een aanmaning gestuurd. Bij het uitblijven van betaling na aanmaning, neemt de gemeente zo snel mogelijk na het verstrijken van de geboden betalingstermijn, een besluit tot verhaal in rechte.

 

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN

 

 

Artikel 25. Jaarlijkse verantwoording aan de Raad

Om het beleid rondom terugvorderen, invorderen, boete en verhaal transparant te maken wordt jaarlijks een overzicht van fraudevorderingen verstrekt.

 

Toelichting op het artikel.

De gemeente geeft de gemeenteraad jaarlijks inzage in het aantal fraudevorderingen. Op deze manier wordt gecontroleerd of de huidige werkwijze aansluit op de visie van de gemeenteraad.

 

Artikel 26. Citeertitel en inwerkingtreding

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels Terugvordering en Invordering, Boete en Verhaal 2023”

 

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 oktober 2023 onder intrekking van de beleidsregel terug- invordering, boete en verhaal gemeente Heerlen 2015 eerste wijziging.

 

Toelichtingen op het artikel.

Deze beleidsregels heten “Beleidsregels Terugvordering en Invordering, Boete en Verhaal 2023”. Met ingang van 1 oktober 2023 gelden deze regels zen zijn tegelijkertijd de regels uit 2015 niet geldend.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders der gemeente Heerlen van 5 december 2023.

de burgemeester,

drs. R. Wever

de secretaris ,

drs. V.N. Gosselink-van Dijk