Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
IJsselstein

Mandaatbesluit Omgevingsdienst regio Utrecht 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieIJsselstein
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMandaatbesluit Omgevingsdienst regio Utrecht 2024
CiteertitelMandaatbesluit Omgevingsdienst regio Utrecht 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt alle mandaatbesluiten, genomen door het college en de burgemeester, waarbij mandaat, machtiging of volmacht werd verleend aan de directeur.

Deze regeling is tevens vastgesteld door de burgemeester.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. Gemeentewet
  3. Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst regio Utrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

21-11-2023

gmb-2023-531657

Tekst van de regeling

Intitulé

Mandaatbesluit Omgevingsdienst regio Utrecht 2024

Het college en de burgemeester van IJsselstein, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft;

 

gelet op het bepaalde in afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht en de daarop gebaseerde dienstverleningsovereenkomst;

 

besluit vast te stellen het volgende:

 

Mandaatbesluit Omgevingsdienst regio Utrecht 2024

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    burgemeester: de burgemeester van de gemeente;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

  • c.

    raad: de gemeenteraad van de gemeente;

  • d.

    dienstverleningsovereenkomst: de overeenkomst zoals aangehaald in de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht;

  • e.

    directeur: de directeur van de Omgevingsdienst;

  • f.

    gemeente: de gemeente IJsselstein;

  • g.

    mandaat: de bevoegdheid om in naam van het college van burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester besluiten, in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht te nemen;

  • h.

    machtiging: de bevoegdheid om in naam van het college van burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;

  • i.

    omgevingsdienst: het openbaar lichaam Omgevingsdienst regio Utrecht, bedoeld in artikel 2 van de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht;

  • j.

    risicovolle situatie: een situatie waarbij sprake is van een of meerdere gevaarlijke stoffen, een bodembedreigende situatie of vuurwerk;

  • k.

    volmacht: de bevoegdheid om in naam van het college van burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten.

Artikel 2 Mandaat

  • 1.

    Aan de directeur wordt mandaat verleend tot het uitoefenen van bevoegdheden, overeenkomstig de bij dit besluit behorende bijlage, voor zover de daarin vermelde bevoegdheden verband houden met de uitvoering van de overeengekomen taken bij of krachtens de dienstverleningsovereenkomst.

  • 2.

    De in de bijlage vermelde bevoegdheden vloeien voort uit de bij of krachtens de volgende en de daarvoor in de plaats tredende wet- en regelgeving, waaronder in ieder geval begrepen: de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Gemeentewet, de Wet open overheid, de Omgevingswet, de Invoeringswet Omgevingswet, de Wet milieubeheer (Wm), de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de uit de hiervoor genoemde wetten voortvloeiende algemene maatregelen van bestuur, uitvoeringsregelgeving en gemeentelijke regelgeving.

Artikel 3 Algemene beperkingen mandaat

Onverminderd het bepaalde in artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht blijft de uitoefening van een bevoegdheid voorbehouden aan het college of de burgemeester indien:

 

  • 1.

    het besluit het vaststellen van beleidsregels betreft in de zin van artikel 1:3, vierde lid, Awb;

  • 2.

    het een besluit betreft waaruit financiële consequenties voortvloeien die niet in de begroting zijn voorzien.

Artikel 4 Kaders uitoefening bevoegdheden

  • 1.

    De directeur houdt zich bij de uitoefening van de aan hem opgedragen bevoegdheden aan de relevante wet- en regelgevingen en de door de raad, het college of de burgemeester van de gemeente vastgestelde kaders.

  • 2.

    De burgemeester of het college zorgt ervoor dat de directeur over alle benodigde informatie, noodzakelijk voor de uitvoering van het bepaalde in het eerste lid, kan beschikken.

  • 3.

    In geval van voorgenomen nieuw beleid of wijziging van beleid of lokale regelgeving met betrekking tot de in de bijlage vermelde bevoegdheden informeert het college of de burgemeester de directeur over uitvoeringsaspecten.

  • 4.

    Het college of de burgemeester treedt in overleg met de directeur indien het college of de burgemeester afwijkend van het advies van de Omgevingsdienst ofwel anders wenst te besluiten.

Artikel 5 Informatieplicht

  • 1.

    De directeur verschaft, voorafgaand aan de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in artikel 2, eerste lid, alle benodigde informatie en voert tevens overleg met de burgemeester of het college indien:

    • a.

      de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid voor de burgemeester of het college naar verwachting politieke en/of maatschappelijke gevolgen kan hebben;

    • b.

      een besluit tot consequentie kan hebben dat de gemeente aansprakelijk zal worden gesteld of anderszins aangesproken zal worden of

    • c.

      het een besluit betreft waaruit onvoorziene financiële of andere consequenties voortvloeien die tot overschrijding kunnen leiden van beschikbare budgetten of begrotingsposten.

Artikel 6 Ondermandaat

  • 1.

    De directeur kan de bevoegdheden, genoemd in de bij dit besluit behorende bijlage, in ondermandaat opdragen aan personen die onder zijn/haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn. Het ondermandaatbesluit wordt op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt.

  • 2.

    De artikelen 3, 4 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van bevoegdheden in ondermandaat.

Artikel 7 Machtiging en volmacht

  • 1.

    Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt, voor zover van toepassing en in verband met de activiteiten waarvoor mandaat wordt verleend, met mandaat gelijkgesteld:

    • a.

      de verlening van volmacht tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, en

    • b.

      de machtiging om handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

  • 2.

    Voor zover van toepassing wordt ondermandaat, als bedoeld in artikel 6, gelijk gesteld aan ondervolmacht en ondermachtiging.

Artikel 8 Ondertekening

  • 1.

    Uit de ondertekening van besluiten en stukken op basis van de artikelen 2, 6 of 7 moet blijken dat het betreffende besluit of het stuk namens het college ofwel namens de burgemeester is genomen.

  • 2.

    In geval van een digitaal besluit of een digitaal stuk kan de handtekening achterwege worden gelaten. Het besluit of het stuk wordt in dat geval voorzien van de mededeling dat het besluit of het stuk langs digitale weg tot stand is gekomen en om die reden niet ondertekend is.

Artikel 9 Slotbepalingen

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2024.

  • 2.

    Alle mandaatbesluiten, genomen door het college en de burgemeester, waarbij mandaat, machtiging of volmacht werd verleend aan de directeur, worden ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit.

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Omgevingsdienst regio Utrecht 2024.

Vastgesteld op 21 november 2023

Het college van IJsselstein,

drs. W.M. van de Werken

secretaris

mr. P.J.M. van Domburg

burgemeester

De burgemeester van IJsselstein,

mr. P.J.M. van Domburg

De directeur van de Omgevingsdienst stemt in met dit mandaat (artikel 10:4, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht).