Organisatie | Urk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Sociaal Domein Urk 2024 |
Citeertitel | Verordening Sociaal Domein Urk |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening Sociaal Domein Urk 2022.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe regeling | 09-11-2023 |
1. Inleiding verordening sociaal domein Urk
In deze verordening vindt u de regels en afspraken die zijn gemaakt binnen het sociaal domein. U kunt lezen wat u van de gemeente Urk kunt verwachten, maar u leest ook wat gemeente Urk van u verwacht. In deze inleiding vindt u informatie over onze uitgangspunten en doelen.
In deze verordening staan gemeentelijke regels over de volgende onderwerpen:
Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houdt de gemeente Urk rekening met de doelen van de genoemde wetten. De gemeente zorgt ervoor dat het resultaat van een besluit recht doet aan die doelen. Dat is ook zo vastgelegd in het Beleidsplan Sociaal Domein Urk. Dat is de lokale basis voor deze verordening. In dit Beleidsplan is als visie benoemd: “Op Urk is de basis op orde. We passen op elkaar. Helpen waar nodig. En blijven in verbinding.”
De grondgedachte is dat de vraag van de inwoner en zijn eigen mogelijkheden centraal staat. Wat kan de inwoner zelf, wat is zijn eigen kracht en verantwoordelijkheid? Iedere inwoner kan naar eigen vermogen op maximaal niveau, meedoen aan de samenleving. De hulp die wordt geboden is integraal. Goed is goed genoeg is de gedachte die hierbij hoort. Dat wordt in deze verordening vastgelegd in kernwaarden.
De volgorde van de kernwaarden is:
In elk hoofdstuk staat welke van deze en andere kernwaarden de basis van de regels vormen en welke rol zij spelen. In hoofdstuk 13 staat de uitleg van de begrippen die in deze verordening staan.
Deze verordening is wettelijk gebaseerd op de wetten die bij 1.1 zijn genoemd. Maar niet voor alle artikelen geldt dat in iedere wet daarover iets is terug te vinden. Dat verschilt per artikel. Per artikel is aangegeven op welke wettelijke regeling(en) een artikel is terug te voeren. Soms is een paragraaf of hoofdstuk helemaal gebaseerd op een of meerdere specifieke wettelijke regelingen. Dan staat dat bij het begin van die paragraaf of hoofdstuk.
Waar in deze verordening ‘Gemeentewet’ als grondslag wordt genoemd, wordt daarmee de algemene aanvullingsbevoegdheid van de gemeenteraad bedoeld (art. 121 Gemeentewet). Die maakt het mogelijk om aanvullende regels over bepaalde onderwerpen te maken. Bij een aantal artikelen wordt ook de ‘Awb’ genoemd (Algemene wet bestuursrecht). Deze wordt genoemd als er in de Awb specifieke bepalingen zijn die op het betreffende artikel van toepassing zijn. Daarover heeft de Awb iets bijzonders geregeld. Dit gaat dus verder dan de algemene toepasselijkheid van de Awb op besluiten die op grond van deze verordening worden genomen.
Zoals aangegeven bij 1.3 wordt in het beleidsplan Sociaal Domein Urk de gemeentelijke visie benoemd. Deze visie is verwerkt in deze verordening, waarin verschillende vormen van hulp, regels voor kwaliteit en inspraak worden beschreven. In deze verordening wordt soms verwezen naar nadere regels, besluit of beleidsregels. Het opstellen en uitvoeren daarvan is een bevoegdheid van gemeente en is de verdere concretisering van de verschillende wetten, het beleidsplan en de verordening. Werkwijzen, procedures en criteria voor hulp worden hierin verder uitgewerkt.
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop een inwoner aan de gemeente hulp kan vragen als het gaat om één of meer van de onderwerpen uit deze verordening. Hierin beschrijven wij hoe de inwoner een hulpvraag kan stellen, hoe de ondersteuning in zijn werk gaat en wat de inwoner van de gemeente mag verwachten maar ook wat de gemeente van de inwoner verwacht. Uitgangspunt is dat alle hulpvragen die de inwoner heeft in één keer kunnen worden gesteld en dat er één procedure is. Maar soms geldt voor bepaalde hulpvragen een bijzondere route. Dat wordt dan ook benoemd.
2.1 Stap 1: Uw hulpvraag bij de gemeente Urk
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet]
2.1.1 Aanvraag jeugdhulp en bijstand
Inwoners die hulp nodig hebben kunnen hulp aanvragen bij de gemeente. De inwoner doet de aanvraag voor jeugdhulp digitaal, via het aanmeldformulier op de website, www.urk.nl. Lukt dit niet? Dan kan contact opgenomen worden met cliëntondersteuning van Caritas. De cliëntondersteuner kan u helpen met de aanvraag voor hulp. Het formulier mag digitaal naar de gemeente worden gestuurd. Een melding om bijstand aan te vragen voor het levensonderhoud of een IOAW-uitkering kan alleen digitaal worden gedaan via www.werk.nl. Als dat echt niet lukt kan de inwoner telefonisch of via werkeninkomen@urk.nl om hulp vragen. De aanvraag voor een IOAZ-uitkering en een uitkering en/of bedrijfskapitaal op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) moeten bij het Zelfstandigenloket Flevoland worden gedaan. Wil de inwoner bijzondere bijstand aanvragen? Dat kan door te mailen met werkeninkomen@urk.nl, een aanvraagformulier wordt dan toegestuurd.
Inwoners die hulp nodig hebben kunnen zich melden bij de gemeente. De inwoner doet deze melding digitaal, via het aanmeldformulier op de website, www.urk.nl. Lukt dit niet? Dan kan contact opgenomen worden met cliëntondersteuning van Caritas. De cliëntondersteuner kan u helpen met de melding voor hulp.
Het doel van de aanvraag of melding is om de vraag van de inwoner te bespreken en te onderzoeken of hulp nodig is, en zo ja welke. De gemeente bevestigt de aanvraag of melding per brief of e-mail aan de inwoner en nodigt de inwoner daarbij uit voor een gesprek als dat nodig is. In die uitnodiging staat waar en wanneer het gesprek gepland is, wie er bij het gesprek aanwezig zijn en waarover het gesprek gaat. Ook vertelt de gemeente over de mogelijkheid om gratis ondersteuning te krijgen door een medewerker van Caritas (cliëntondersteuner).
De gemeente verzamelt alle gegevens over de situatie van de inwoner die nodig zijn voor het onderzoek. Gaat het om gegevens die de gemeente niet zelf kan inzien of krijgen? Dan vraagt de gemeente aan de inwoner om die gegevens binnen een bepaalde tijd aan te leveren of mee te nemen naar het gesprek. In de uitnodiging voor het gesprek staat welke gegevens dat zijn.
2.2 Stap 2: Onderzoek en beoordeling na de melding of aanvraag
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet]
2.2.1 Uitnodiging voor gesprek
Als een gesprek nodig is met een medewerker van de gemeente krijgt de inwoner daar een uitnodiging voor. Het gesprek kan via de telefoon als dat voldoende is om een goed beeld te krijgen van wat de inwoner met zijn hulpvraag wil bereiken en van de persoonlijke situatie van de inwoner. De gemeente wijst de inwoner op de mogelijkheid om in bepaalde gevallen (bij de Wmo en Jeugdwet) zelf een plan op te stellen waarin de inwoner uitlegt hoe zijn persoonlijke situatie is en wat hij wil bereiken met zijn vraag. Dit noemen we een persoonlijk plan (Wmo) of familiegroepsplan (Jeugdwet).
2.2.2 Doel en procedure gesprek
Het doel van dit persoonlijke gesprek is om een goed beeld te krijgen van het resultaat dat de inwoner wil bereiken en van zijn persoonlijke situatie. Bij de start van het eerste gesprek laat de inwoner zijn geldige identiteitsbewijs zien. Heeft de inwoner een persoonlijk plan gemaakt? Dan betrekt de medewerker dit bij het gesprek. Als de inwoner dat wil, kan hij iemand (bijvoorbeeld een familielid of onafhankelijk cliëntondersteuner) vragen om bij het gesprek aanwezig te zijn. In geval van de Jeugdwet wijst de gemeente de inwoner op de mogelijkheid om, zonder tussenkomst van derden, contact te hebben met een vertrouwenspersoon.
De medewerker vertelt de inwoner over mogelijkheden om zijn persoonlijke situatie te verbeteren. Als hulp-op-maat van toepassing lijkt, vertelt de medewerker de inwoner over de mogelijkheden om te kiezen voor hulp in natura dan wel een persoonsgebonden budget (pgb) en welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn.
Als dat nodig is, betrekt de gemeente ook anderen bij het gesprek. Het kan dan gaan om deskundigen, iemand die de inwoner vertegenwoordigt, een mantelzorger(s) of familie. Krijgt de inwoner mantelzorg? Dan kijkt de gemeente of er maatregelen genomen moeten worden om die mantelzorger te ondersteunen.
2.2.5 Voorwaarden voor hulp-op-maat
[Jeugdwet, Wmo, PW, Wgs, Gemeentewet]
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet, Awb]
De gemeente kan om een onafhankelijk (deskundigen)advies vragen als dit nodig is voor het onderzoek of voor de beoordeling van de melding en/of aanvraag, bijvoorbeeld een medisch advies. Dit advies (deskundig oordeel) wordt betrokken bij de beoordeling van de aanvraag.
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet, Awb]
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet, Awb]
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet, Awb]
De gemeente stelt een besluit per brief vast en stuurt deze brief naar de inwoner. Het doel van dit besluit is dat de inwoner te weten komt of er wel of geen hulp wordt gegeven. Geeft de gemeente hulp? Dan staat in het besluit ook of de hulp in natura, in de vorm van een pgb, in geld of op een andere manier wordt gegeven.
2.4.1 Jeugdhulp via wettelijke verwijzers
De gemeente zorgt ervoor dat de jeugdige jeugdhulp van een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder krijgt als een wettelijk verwijzer (de huisarts, jeugdarts, medisch specialist) de jeugdige daarnaar doorverwijst of de gecertificeerde instelling of jeugdreclassering heeft bepaald welke hulp-op-maat nodig is.
De gemeente maakt afspraken met deze wettelijk erkende verwijzers over zulke doorverwijzingen en zorgt ervoor dat een overzicht van gecontracteerde jeugdhulpaanbieders beschikbaar is. Van wettelijk erkende verwijzers wordt verwacht dat zij bekend zijn met het gecontracteerde aanbod, zich hierover laten informeren en verwijzen naar het contracteerde aanbod
De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners met een uitkering worden geholpen bij het vinden van passend werk als zij kunnen werken. Welke hulp dat kan zijn staat in dit hoofdstuk. De hulp die worden ingezet heten voorzieningen. Deze voorzieningen worden verdeeld over verschillende doelgroepen. De verdeling wordt vooral bepaald door de afstand tot de arbeidsmarkt van de inwoners. Met deze voorzieningen wil de gemeente Urk deelname aan de arbeidsmarkt mogelijk maken. Dit hoofdstuk gaat ook over de tegenprestatie die van inwoners kan worden gevraagd en over zelfstandige participatie aan de samenleving voor inwoners anders dan door betaald werk.
3.3 Algemene bepalingen over voorzieningen
De gemeente kan de goedkoopst geschikte voorziening aanbieden. De gemeente houdt bij het aanbod rekening met andere voorzieningen die in het kader van het sociaal domein beschikbaar zijn en stemt het aanbod intern af. Dit voor een optimale en integrale ondersteuning. De gemeente houdt bij de afstemming ook rekening met voorzieningen op grond van andere wettelijke regelingen. De gemeente neemt dit op in het plan van aanpak.
3.4 Voorzieningen bijzondere bepalingen – werk
De gemeente beoordeelt per inwoner of de voorziening bijdraagt aan het verminderen van de afstand tot de arbeidsmarkt. De gemeente beoordeelt welke voorziening zij inzet en voor hoe lang. Daarbij kijkt de gemeente naar factoren, zoals de afstand tot de arbeidsmarkt, de omstandigheden van de inwoner, zijn eventuele beperkingen, de zorg voor kinderen tot 5 jaar en de wettelijke verplichtingen.
3.7 Voorzieningen voor inwoners met een korte afstand tot de arbeidsmarkt
3.8 Voorzieningen voor inwoners met een grote afstand tot de arbeidsmarkt
3.8.6 Individuele Plaatsing en Steun
Voor de inwoner met problematiek op meerdere levensgebieden en een psychische kwetsbaarheid, kan de gemeente een IPS-traject aanbieden. IPS staat voor Individuele Plaatsing en Steun waarbij de inwoner intensief begeleid wordt naar een zo stabiel mogelijke plaats op de arbeidsmarkt. Dit kan gecombineerd worden met een Indicatie banenafspraak.
3.8.7 Tijdelijke loonkostensubsidie
De loonkostensubsidie wordt niet verstrekt als de werkgever op grond van een andere regeling aanspraak maakt op financiële tegemoetkomingen in verband met de indiensttreding van de werknemer of als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de persoon ook zonder loonkostensubsidie kan worden aangenomen voor dat werk.
3.8.9 Loonkostensubsidie in het kader van de banenafspraak
De gemeente stelt vast of het gaat om een inwoner die niet in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen. De gemeente bepaalt hoe productief de inwoner op de werkplek zal zijn (welke loonwaarde hij heeft). De bepaling van de loonwaarde vindt plaats door loonwaarde-specialisten van Concern voor Werk. De loonwaarde wordt voor een periode van maximaal 2 jaar vastgesteld.
3.8.10 Loonkostensubsidie en ondersteuning banenafspraak leer-werktraject
3.9 Administratief proces loonkostensubsidie
3.9.1 Aanvraagproces loonkostensubsidie
Als de inwoner op het moment van aanvraag niet behoort tot de doelgroep Indicatie banenafspraak dan zal de gemeente de aanvraag mede beschouwen als verzoek tot inschrijving in het doelgroepenregister. Het UWV beheert het doelgroepenregister. De gemeente zal de inwoner begeleiden bij deze inschrijving.
3.10 Proces persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen
3.10.1 Voorwaarden toekenning persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen
3.10.2 Aanvraagproces persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen
De gemeente onderzoekt, voor zover nodig en gelet op de omstandigheden van de inwoner, in daartoe voorkomende gevallen de mogelijkheden om door samenwerking met andere partijen. De gemeente werkt samen op het gebied van (publieke) gezondheid, jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, schuldhulpverlening, welzijn en wonen. De gemeente kan zo een zo goed mogelijk afgestemde integrale dienstverlening bieden met het oog op het behouden of vinden van betaald werk.
3.10.2 Beschikking persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen
De gemeente geeft in een beschikking tot toekenning van persoonlijke ondersteuning of een overige voorziening aan:
3.11 Bijzondere bepalingen persoonlijke ondersteuning bij werk
4. Gezond en veilig opgroeien [Jeugdwet]
Onze jeugd moet zo gezond en veilig mogelijk kunnen opgroeien, kunnen groeien naar zelfstandigheid, voldoende zelfredzaam kunnen zijn en maatschappelijk kunnen participeren, rekening houdend met de leeftijd en het ontwikkelingsniveau. Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van jeugdigen zelf, hun ouders eventueel met hulp van en hun sociaal netwerk. Als zij daarbij hulp nodig hebben, dan kunnen zij de gemeente inschakelen. Deze hulp wordt zo vroeg mogelijk aangeboden, om het beroep op dure, gespecialiseerde hulp te voorkomen of verminderen. Het versterken van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige, de ouder(s) en hun sociaal netwerk staat voorop. Met jeugdigen bedoelen we in deze verordening:
4.2 Uitgangspunten bij het bieden hulp
De verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien, kunnen groeien naar zelfstandigheid, voldoende zelfredzaam kunnen zijn en maatschappelijk kunnen participeren van jeugdigen ligt allereerst bij de ouders zelf. Het gaat om de eigen mogelijkheden en het eigen probleemoplossend vermogen van hen. Hiermee wordt ook bedoeld hulp van het sociaal netwerk en de gebruikelijke hulp van ouders aan hun kinderen, zoals bijvoorbeeld het bieden van een passend leefklimaat in een beschermende woonomgeving, het aanleren van vaardigheden en hulp in de dagstructuur. Zijn deze mogelijkheden ontoereikend? Dan kijkt de gemeente of er hulp nodig is gelet op de hulpvraag.
Kan het gewenste resultaat niet zelf of met behulp van het sociaal netwerk bereikt worden? Dan wordt in eerste instantie gekeken of vrij toegankelijke hulp een oplossing kan bieden ingezet zoals in 4.3 wordt benoemd. Het gaat dan bijvoorbeeld om hulp via het Centrum voor jeugd en gezin (CJG), of door een welzijnsorganisatie. Kan het gewenste resultaat niet bereikt worden met deze vrij toegankelijke hulp? Dan kan hulp-op-maat worden ingezet zoals benoemd in 4.4.
Alle hulp is gericht op het versterken van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en hun sociaal netwerk. De gemeente kijkt daarom eerst of dat met opvoedondersteuning of hulp aan het gezin kan worden bereikt. De gemeente kan deze hulp combineren met hulp voor de jeugdige.
5. Wonen en meedoen in de samenleving [Wmo]
Inwoners met een beperking en/of langdurige psychische problemen hebben soms hulp nodig om zo lang mogelijk in hun eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen. De gemeente heeft de taak om inwoners te helpen als ze niet in staat zijn om zelf oplossingen te vinden voor problemen bij het normale gebruik van hun woning, bij normale dagelijkse activiteiten, in de huishouding en zich te verplaatsen dichtbij huis. De gemeente moet ook maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat inwoners met een beperking zo lang mogelijk voor zichzelf kunnen zorgen (zelfredzaamheid). De gemeente kijkt hierbij niet alleen naar de korte termijn, maar ook naar de te verwachten ontwikkelingen. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen over de hulp die de gemeente aan deze inwoners kan geven.
5.2 Zelfstandig en veilig wonen
Kan de woning van de inwoner niet of slechts tegen hoge kosten aangepast worden? Dan verwacht de gemeente van de inwoner dat hij verhuist naar een geschikte(re) woning. Die moet binnen redelijke termijn beschikbaar zijn. De huidige woning wordt dan niet door de gemeente aangepast. De gemeente stelt in het Besluit vast bij welk bedrag een verhuizing wordt overwogen.
5.2.2 Een schone en leefbare woning
De hulp-op-maat houdt in dat de woonkamer, slaapkamer, keuken, badkamer en de gang(en) tussen die ruimten voor zover nodig regelmatig schoongehouden worden. Ook bijvoorbeeld het aanbrengen van structuur in de huishouding, en het verzorgen van kleding, bedden- en linnengoed kan deel uitmaken van de hulp-op-maat.
De gemeente zorgt ervoor dat inwoners die niet of onvoldoende in staat zijn de dag goed in te vullen hulp-op-maat kunnen krijgen. Dat houdt in dat inwoners onder begeleiding mee kunnen doen aan groepsactiviteiten. De gemeente houdt rekening met de ondersteuning die de inwoner kan krijgen als bedoeld in hoofdstuk 3 (werk en participatie).
De hulp-op-maat houdt in dat de inwoner begeleid wordt bij de dagelijkse gang van zaken en de inwoner helpt om op een goede manier met zijn omgeving om te gaan. De begeleider kan ook helpen bij normale (dagelijkse) activiteiten, zoals het structureren van de dag, het doen van de administratie en het beheren van de financiën. De begeleider neemt deze activiteiten niet volledig over, maar kan als dat nodig is wel de regie overnemen.
5.3.3 Verplaatsen in en om de woning
5.3.4 Verplaatsen dicht bij huis
5.3.5 Vervanging vervoersmiddel en rolstoel
Als de gemeente eerder een hulpmiddel voor vervoer of een rolstoel heeft verstrekt en deze moet worden vervangen, doet de gemeente dit alleen als het hulpmiddel:
5.2.3 Beschermd wonen en maatschappelijke opvang
Voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang worden regionale afspraken gemaakt.
Beschermd wonen. De gemeente zorgt ervoor dat de inwoner hulp-op-maat kan krijgen in de vorm van beschermd wonen. De inwoner moet deze woonvorm nodig hebben als gevolg van psychische of psychosociale problemen. Beschermd wonen kan worden verstrekt als dit de inwoner helpt om zichzelf weer te kunnen handhaven in de samenleving.
Maatschappelijke opvang. De gemeente zorgt ervoor dat de inwoner hulp-op-maat kan krijgen in de vorm van tijdelijke (maatschappelijke) opvang. Deze opvang is bedoeld voor de inwoner die de thuissituatie heeft verlaten en zich niet op eigen kracht kan handhaven in de samenleving. Dit als gevolg van psychische of psychosociale problemen of de dreiging van huiselijk geweld.
5.3.1 Bijzondere ondersteuning mantelzorger
De gemeente waardeert de inzet van mantelzorgers voor inwoners met een beperking. Daarom stelt de gemeente jaarlijks een mantelzorgwaardering beschikbaar. Het doel van de mantelzorgwaardering is om het belang van mantelzorgers voor de samenleving te onderstrepen.
De hulp die de gemeente geeft is in principe ‘in natura’. Dat betekent dat de gemeente ervoor zorgt dat er hulp-op-maat wordt ingezet. Dat kan in de vorm van ondersteuning zijn of een dienst zijn (bijvoorbeeld huishoudelijke ondersteuning). Het is ook mogelijk dat er een product wordt gegeven (bijvoorbeeld een rolstoel). In bepaalde gevallen kan de hulp in de vorm van geld worden gegeven (inkomenstoeslag) of als een persoonsgebonden budget. In dit hoofdstuk is geregeld op welke manier de gemeente de hulp geeft. Ook is geregeld wanneer de gemeente een eigen bijdrage van de inwoner kan vragen.
[Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Gemeentewet, Awb]
De inwoner die hulp van de gemeente krijgt ontvangt hulp in de vorm van geld, als dat in de wet of in deze verordening zo is bepaald. Hulp in de vorm van geld hoeft meestal niet terugbetaald te worden. Is in de wet of in deze verordening anders bepaald? En sluit dit aan bij de persoonlijke situatie van de inwoner? Dan moet het geld wel worden terugbetaald.
Als de inwoner een pgb wil voor diensten, maakt hij een plan voor de besteding van het pgb. Dit is het budgetplan. Een format hiervoor is beschikbaar via www.urk.nl. Hierin staat welke hulp de inwoner met het pgb wil betalen en door wie de hulp wordt gegeven. De gemeente moet het budgetplan goedkeuren en stelt daarna het pgb vast. Een uitzondering is het pgb voor huishoudelijke ondersteuning. Daarvoor hoeft de inwoner geen budgetplan op te stellen.
6.3.2 Hoogte en tarief pgb bij diensten (niet zijnde Beschermd Wonen)
6.3.3 Hoogte pgb voor producten
De gemeente kan een programma van eisen opstellen voor het product. De gemeente baseert de hoogte van het pgb op het programma van eisen en een offerte voor de aangegeven kosten. In deze offerte moet staan hoe hoog de kosten van het product zijn (kostprijs). Met deze kostprijs moet de inwoner veilige, doeltreffende en kwalitatief goede hulp kunnen inkopen. Het kan gaan om een offerte die de gemeente zelf opvraagt, maar ook om een offerte die de inwoner opvraagt.
6.4.1 Tegemoetkoming meerkosten
De persoon met een beperking of chronisch psychisch of psychosociaal probleem kan op aanvraag in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de met die beperking of chronisch psychisch of psychosociaal probleem verband houdende aannemelijke meerkosten ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie.
Voor inwoners die de dagelijkse kosten niet kunnen betalen bestaat een financieel vangnet. Dit is een maandelijkse bijstandsuitkering. Zij kunnen bij de gemeente een aantal aanvullende uitkeringen en toeslagen aanvragen. Deze zijn bedoeld om inwoners met een laag inkomen extra te helpen. In dit hoofdstuk staan de belangrijkste mogelijkheden. Ook staan er enkele basisregels voor de hulp die de gemeente kan bieden bij een schuldenprobleem.
7.2 Individuele inkomenstoeslag
De inkomenstoeslag is bedoeld voor inwoners die al jaren moeten rondkomen van een laag inkomen en geen uitzicht hebben op verbetering van hun inkomen. Het is een aanvulling op het inkomen dat 1 keer per 12 maanden kan worden aangevraagd. Hier staat beschreven voor welke inwoners de inkomenstoeslag is bedoeld, welke aanvullende voorwaarden er gelden en wat de hoogte van de toeslag is.
De inkomenstoeslag is bedoeld voor een inwoner van 21 jaar of ouder, maar jonger dan de AOW-leeftijd die:
De gemeente heeft de taak om inwoners met schuldproblemen te helpen. Inwoners van 18 jaar en ouder kunnen daarom de gemeente om hulp vragen bij het vinden van een oplossing voor hun schulden. Hieronder zijn de belangrijkste uitgangspunten genoemd die de gemeente toepast als inwoners om hulp vragen.
7.3.2 Integrale schuldhulpverlening
8. Afspraken tussen inwoner en gemeente
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop de gemeente en de inwoner met elkaar omgaan. Het gaat over de manier waarop de gemeente zich moet gedragen en wat er van de inwoner wordt verwacht. Als de inwoner rechten heeft, dan staan daar vaak plichten tegenover. Houdt de inwoner daar onvoldoende rekening mee? Dan kan de gemeente de uitkering of voorziening beëindigen, terugvorderen of verlagen.
8.1 Hoe gaan we met elkaar om?
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet, Awb]
De gemeente reageert op een professionele manier op gedrag van de inwoner dat niet door de beugel kan. De gemeente zorgt voor het volgende:
De gemeente stuurt de inwoner een brief met daarin duidelijk vermeld wat de gemeente gaat doen als reactie op het gedrag. Ook staat erin wat dit precies betekent voor de inwoner en wat de inwoner daartegen kan doen. De gemeente maakt de inwoner duidelijk op welke manier hij het gedrag kan aanpassen, zodat de relatie hersteld wordt en de gemeente de dienstverlening zal voortzetten (als die is stopgezet).
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet, Awb]
8.2 Afspraken en verplichtingen voor inwoners met een uitkering
Een inwoner met een uitkering van de gemeente heeft rechten maar ook plichten. Als de inwoner deze verplichtingen niet of in onvoldoende mate nakomt, dan kan de gemeente de uitkering verlagen.
8.2.1 Besluit om de uitkering te verlagen
De gemeente kan een schriftelijke waarschuwing geven of volledig afzien van een verlaging. In beide gevallen wordt er feitelijk geen verlaging toegepast maar de waarschuwing telt wel mee bij een eventuele herhaling (recidive) en als volledig wordt afgezien van een verlaging dan telt deze niet mee bij een eventuele herhaling (recidive).
8.2.3 Berekening verlaging en maatwerk
Ontvangt de inwoner maandelijks bijzondere bijstand? Dan kan de gemeente de bijzondere bijstand verlagen met een percentage van de bijzondere bijstand. Gaat het om eenmalige bijzondere bijstand? Dan kan de gemeente die bijstand weigeren als de bijstand nodig is vanwege verwijtbaar gedrag van de inwoner.
8.2.4 Ingangsdatum en periode verlaging
8.2.5 Samenloop van gedragingen
Als één gedraging een schending oplevert van meerdere in deze verordening of artikel 18 lid 4 van de Participatiewet genoemde verplichtingen, wordt één verlaging opgelegd. Voor het bepalen van de hoogte en duur van de verlaging wordt uitgegaan van de gedraging waarop de hoogste verlaging is gesteld.
Als meerdere gedragingen een schending opleveren van één of meerdere in deze verordening of artikel 18 lid 4 van de Participatiewet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke verlaging opgelegd. Deze verlagingen worden gelijktijdig of, als dat niet mogelijk is, na elkaar opgelegd. Dit geldt ook voor gedragingen van afzonderlijke inwoners die gezamenlijk een uitkering als gehuwden ontvangen.
8.2.6 Herhaling verwijtbaar gedrag (recidive)
8.2.7 Verlaging verdelen over meerdere maanden
Bij een verlaging van 100% van 1 maand, kan de gemeente, als bijzondere omstandigheden zoals een huurschuld, huisuitzetting of WSNP dit rechtvaardigen, de verlaging verdelen over twee of drie maanden.
Als de verlaging langer dan 1 maand duurt kan de inwoner de gemeente schriftelijk verzoeken om de verlaging te herzien, zodra overduidelijk blijkt, dat de inwoner zijn verplichtingen alsnog nakomt.
8.2.9 Niet nakomen wettelijke (geüniformeerde) arbeidsverplichtingen
In artikel 18 lid 4 van de Participatiewet zijn geüniformeerde verplichtingen opgenomen. Deze verplichtingen gelden voor iedereen met een bijstandsuitkering. In de wet is ook de hoogte en de duur van de verlaging geregeld. Alleen voor de volgende situaties dient de gemeente in de verordening de duur van de verlaging vast te stellen.
8.2.10 Niet nakomen andere arbeidsverplichtingen en tegenprestatie
8.2.11 Te weinig besef van verantwoordelijkheid
Toont de inwoner te weinig besef van verantwoordelijkheid dan verlaagt de gemeente de bijstandsuitkering.
Gedraagt de inwoner zich onacceptabel tegenover personen en instanties die de Participatiewet, de IOAW en IOAZ uitvoeren? Dan verlaagt de gemeente de uitkering van de inwoner voor de duur van 1 maand het volgende gedrag:
Geweld tegen spullen, zoals vernieling of beschadiging van goederen. | ||
Geweld tegen een persoon, zoals het bespugen of verwonden van iemand. | ||
8.2.13 Niet nakomen van andere verplichtingen
Komt de inwoner een opgelegde verplichting uit artikel 55, 56a of 57 van de Participatiewet niet voldoende na? Dan verlaagt de gemeente de uitkering.
8.2.14 Verrekening boete inburgering met de uitkering
De gemeente kan de bestuurlijke boete die op grond van de wet aan de inburgeringsplichtige is opgelegd, verrekenen met de algemene bijstandsuitkering. Onder verrekenen wordt in dit artikel verstaan verrekenen zoals geregeld in artikel 4.93 van de Awb. De gemeente houdt hierbij rekening met een fictieve draagkracht van 5 procent van de bijstandsnorm die van toepassing is, inclusief vakantietoeslag.
8.3 Intrekken, herzien en terugvorderen voorziening
8.3.1 Intrekken, herzien voorziening
[Jeugdwet, Wmo, IOAW, IOAZ, WGS]
8.3.2 Terugvordering voorziening
[Wmo, Jeugdwet, Burgerlijk Wetboek]
De gemeente kan de voorziening of de waarde daarvan van de inwoner terugvorderen. Dat kan in ieder geval vanaf het moment waarop is voldaan aan 1 of meer van de intrekkingsgronden die genoemd worden in 8.3.1.
8.4 Hoe controleert de gemeente of de afspraken worden nagekomen?
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ]
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ]
De gemeente streeft ernaar om fraude te voorkomen (preventie). Daarom informeert de gemeente inwoners op een gepaste manier over rechten en plichten. Ook informeert de gemeente over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van uitkeringen en voorzieningen.
8.4.3 Beleidsplan en uitvoeringsprogramma
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ]
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ]
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Awb]
De gemeente wijst 1 of meer toezichthouders aan die de taak hebben erop toe te zien dat de wetten en de bijbehorende regels worden nageleefd.
9. Inspraak en cliëntenparticipatie
Het beleid dat de gemeente maakt en uitvoert is bedoeld voor de inwoners. Met de ervaringen van de inwoners kan de gemeente haar beleid als het nodig is aanpassen en verbeteren. In dit hoofdstuk staat hoe inwoners hun invloed kunnen uitoefenen. Dat wordt inspraak genoemd. Ook is geregeld dat er een Adviesraad Sociaal Domein is en is de taak van deze adviesraad beschreven. Ten slotte is hier ook geregeld op welke manier inwoners met leveranciers, zoals zorgaanbieders, kunnen overleggen over diensten en producten die bedoeld zijn voor de inwoners die ondersteuning nodig hebben.
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ]
De leden van de adviesraad zijn (ervarings)deskundig op het gebied van het Sociaal Domein en inwoners van de gemeente Urk. Leden van de adviesraad mogen geen lid zijn van de gemeenteraad, de gemeente of werkzaam bij gemeente Urk. Leden mogen geen zakelijke binding hebben met de gemeente Urk voor zover deze van invloed kan zijn op hun onafhankelijke positie.
De gemeente probeert beleid en regels zo goed mogelijk uit te voeren. Toch is het mogelijk dat inwoners het niet eens zijn met de aanpak. In dit hoofdstuk staan enkele regels over de mogelijkheid om een klacht in te dienen, vertrouwenspersoon spreken of bezwaar maken. Daarbij is aangesloten bij de visie op klachtbehandeling van de Nationale ombudsman.
Voordat de gemeente een besluit op een bezwaarschrift neemt, nodigt de medewerker de inwoner uit voor een gesprek om het bezwaar te bespreken. Tijdens het gesprek vraagt de gemeente de inwoner om haar visie te vertellen. Aan de hand daarvan geeft de gemeente uitleg over het besluit en probeert tot overeenstemming te komen. Het kan ervoor zorgen dat de inwoner het bezwaar intrekt of dat de gemeente een ander besluit neemt.
De diensten en producten die de gemeente levert, moeten van goede kwaliteit zijn. Diensten moeten aansluiten bij de behoefte van de inwoner. Producten moeten degelijk zijn en goed bruikbaar voor de inwoner. De gemeente moet zich bij de inkoop van diensten en producten aan bepaalde regels houden. Dit hoofdstuk gaat over de kwaliteit, de inkoop en de aanbesteding van diensten en producten.
12. Ontwikkeling en overgangsrecht [Awb, Gemeentewet]
In dit hoofdstuk zijn de laatste bepalingen opgenomen. Hier wordt geregeld dat de Verordening Sociaal Domein 2022 vervangen wordt door deze verordening en wanneer deze verordening ingaat. Hier is ook opgenomen dat de gemeente bepalingen uit deze verordening kan uitwerken of verder invullen, dat met regelmaat beoordeeld wordt of de verordening nog goed werkt, wat de officiële naam is van deze verordening en dat de gemeente van deze verordening kan afwijken als dit echt nodig is.
12.1 Onderzoek naar de werking van de verordening
De gemeente onderzoekt met een zekere regelmaat of de verordening voldoende bijdraagt aan de doelen die de gemeente wil bereiken. Om dat te kunnen nagaan verzamelt de gemeente systematisch informatie over alles wat van belang is om tot een goede evaluatie te komen. De gemeente houdt zich daarbij aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De gemeenteraad past de verordening aan als dat nodig is.
De gemeente kan uitvoeringsregels maken over de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld. Deze uitvoeringsregels kunnen de vorm hebben van een besluit of beleidsregels. Beleidsregels geven aan hoe de gemeente met een bepaalde bevoegdheid omgaat. Met besluit worden bepaalde regels van de verordening nader uitgewerkt. De mogelijkheid om uitvoeringsregels te maken wordt begrensd door de verschillende wetten.
Een aanvraag die de inwoner heeft ingediend vóór de ingangsdatum van deze verordening en waarover de gemeente pas later een besluit neemt, handelt de gemeente af volgens deze nieuwe verordening. Voor een aanvraag op grond van de Participatiewet, de IOAW en de IOAZ die is ingediend vóór 1 januari 2024 geldt juist dat de gemeente deze afhandelt volgens de ingetrokken verordening. Maar als een besluit volgens deze nieuwe verordening gunstiger uitpakt voor de inwoner, past de gemeente deze verordening toe.
In deze verordening worden allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten waarop deze verordening is gebaseerd. Waarom deze begrippenlijst?
De begrippen in dit onderdeel kunnen voor meerdere wetten gelden waar in deze verordening regels over zijn gesteld.
Andere voorziening: een voorziening waarop de inwoner een beroep kan doen voor de ondersteuning die hij nodig heeft, anders dan hulp-op-maat. Het gaat om voorzieningen die buiten de regeling liggen van de aangevraagde voorziening of om voorzieningen die binnen het bereik van die regeling liggen, maar vrij toegankelijk zijn voor de inwoner. Dat kan een andere uitkering zijn, een algemeen gebruikelijke, algemene of collectieve voorziening.
Budgetplan: een plan met daarin de motivatie van de inwoner waarom een persoonsgebonden budget gewenst is. In dit plan maakt de inwoner inzichtelijk welke hulp deze wil inkopen voor het beschikbare budget, het bedrag dat per ondersteuner besteed gaat worden, welke resultaten de inwoner wil bereiken en hoe de hulp hieraan bijdraagt.
Cliëntondersteuning: ondersteuning aan een inwoner door een onafhankelijk professional in de vorm van informatie, advies en algemene ondersteuning. De ondersteuning is gericht op het benutten van diensten die door de gemeente of andere organisaties worden geleverd op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen (art. 1.1.1 van de Wmo).
Fraude: het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens, of het verzwijgen of niet (op tijd) verstrekken van gegevens. Het gaat om gegevens die nodig zijn om te bepalen of er recht op een uitkering of een voorziening is, en om de duur en hoogte van die uitkering of voorziening vast te stellen. Als gevolg hiervan wordt een uitkering of voorziening helemaal of gedeeltelijk ten onrechte verstrekt.
Hulp of ondersteuning: ondersteuning bij de arbeidsinschakeling (zie begripsbepaling hierna) of inkomensondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de Participatiewet, maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo, jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, of schuldhulpverlening als bedoeld in artikel 1 van de Wgs.
Inwoner: de persoon die in de basisregistratie personen (BRP) van de gemeente is ingeschreven. Als het gaat om ondersteuning op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ: is een inwoner degene die woonplaats heeft in de gemeente, volgens de regels van artikel 10, lid 1 en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Gaat het om de Jeugdwet? Dan is het woonplaatsbeginsel leidend.
Mantelzorg: de ondersteuning voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep (art. 1.1.1 van de Wmo).
Professionele organisatie: een organisatie, die is ingeschreven in het handelsregister conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007 en/of bij de Kamer van Koophandel (KvK) als zijnde jeugdhulpverlener en die voldoet aan de geldende kwaliteitseisen, waaronder de verplichte registratie jeugdprofessionals;
13.2 Participatiewet, IOAW of IOAZ
De begrippen in dit onderdeel zijn specifiek van toepassing op de PW, IOAW of IOAZ.
Bijstandsuitkering: de algemene bijstand voor levensonderhoud, bedoeld in artikel 5, onderdeel b van de Participatiewet. Gaat het om een jongere van 18 tot 21 jaar, dan wordt met bijstandsuitkering bedoeld: de algemene bijstand plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.
Interne werkbegeleiding: door een collega geboden dagelijkse werkbegeleiding op de werkvloer. Zij doen dit omdat de werknemer anders niet zijn werkzaamheden kan uitvoeren. Daarbij is sprake van meer dan de gebruikelijke begeleiding van een werknemer op een werkplek. Deze werkbegeleiding heeft de training ‘Harrie helpt’ gevolgd.
Uitkeringsnorm: de voor de inwoner in zijn situatie maximale hoogte van een uitkering; dit is de bijstandsnorm uit de Participatiewet of de grondslag bedoeld in de IOAW of IOAZ. Gaat het om een jongere van 18 tot 21 jaar, dan wordt met uitkeringsnorm bedoeld: de bijstandsnorm plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.
De begrippen in dit onderdeel zijn specifiek van toepassing voor de Jeugdwet.
Jeugdbeschermingstafel (JBT): In een JBT wordt besproken of een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming noodzakelijk is. Dat gebeurt altijd samen met de ouder(s), betrokken professionals en de Raad voor de Kinderbescherming. Er is sprake van een ontwikkelingsbedreiging van het (ongeboren) kind nu of in de nabije toekomst, en/of er is sprake van zeer zorgelijke gezins- en/of omgevingsfactoren. Als vrijwillige hulp niet meer mogelijk of niet meer toereikend is dan kan in een JBT besloten worden tot een raadsonderzoek. In dat geval start de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek.
13.4 Wet maatschappelijke ondersteuning
De begrippen in dit onderdeel zijn specifiek van toepassing voor de Wmo.
Woning: woonruimte voor permanente bewoning bestemd en geschikt en waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimte, was en kookgelegenheid en toilet met andere woningen worden gedeeld. Hieronder begrepen een woonschip en een woonwagen mits bestemd én nog tenminste vijf jaar geschikt voor permanente bewoning.