Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hollands Kroon

Evenementenbeleid 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHollands Kroon
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingEvenementenbeleid 2024
CiteertitelEvenementenbeleid 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-12-2023nieuwe regeling

05-12-2023

gmb-2023-529519

Tekst van de regeling

Intitulé

Evenementenbeleid 2024

 

1. Evenementenbeleid 2024

1.2. Inleiding

Evenementen dragen bij aan een levendige gemeente, een positief imago en ze stimuleren de economie. Veel organisatoren, ondernemers en vrijwilligers, werken hard om mooie activiteiten te organiseren in onze gemeente. Inwoners en bezoekers kunnen genieten van allerlei verschillende evenementen. Maar hier komt heel wat bij kijken, zowel voor organisatoren, omwonenden als voor de gemeente. Samen zijn wij aan zet om de evenementen in goede banen te leiden en risico’s en/of overlast zoveel mogelijk te voorkomen. Om mogelijke risico’s vooraf in beeld te brengen, te kunnen beheersen en het evenement goed te laten verlopen is het van belang dat er beleid voor evenementen is.

 

Van gemeentezijde worden evenementen gewaardeerd en wordt vanuit een positieve insteek bekeken wat mogelijk is. De afspraken tussen gemeente en organisatoren moeten helder en transparant zijn en waar nodig zijn deze vervat in regels. Hierbij wordt geprobeerd overbodige of ingewikkelde regels zoveel mogelijk te voorkomen. Hier staat tegenover dat deze regels op geloofwaardige wijze gehandhaafd worden. Deze wijze van handhaving is kenmerkend voor Hollands Kroon en de visie die zij heeft.

 

De burgemeester en/of het college van burgemeester en wethouders verlenen de benodigde vergunningen. Vaak vinden evenementen plaats in de openbare ruimte. Politie, brandweer en Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de regio (verder GHOR) hebben een belangrijke rol bij het veilig laten verlopen van evenementen, vooral ook door advies vooraf. Voor een zo goed mogelijke gezamenlijke voorbereiding gaat het erom kennis te delen, informatie bij elkaar in te winnen en samen scenario’s te ontwikkelen en te toetsen. De gemeente heeft daarnaast een taak bij het toezicht op evenementen en handhaaft regels als dat nodig is. Al deze verschillende aspecten komen voorbij in dit evenementenbeleid.

 

1.2. Waarom beleid voor evenementen?

Zowel organisatoren als de gemeente hebben behoefte een stuk waarin allerlei aspecten rondom evenementen samenkomen. Binnen de gemeente is er één centraal punt op het moment dat een organisatie zich met een evenement meldt bij de gemeente. Dit centrale punt is het team APV.

 

Bij Hollands Kroon is het proces rondom evenementen dynamisch; het staat altijd open voor verbetering. Er is de mogelijkheid regels te vereenvoudigen en te verminderen; door vrij te laten wat kan. Door goed te kijken naar de evenementen zoals die nu georganiseerd worden in plaats van alle mogelijke toekomstige evenementen vooraf te willen regelen of beperken. En door een beroep te doen op de eigen verantwoordelijkheid van de organisatoren.

 

Voor de gemeente ligt de focus op het goed laten verlopen van de evenementen en beperken van risico’s. We streven ernaar dit aan de voorkant te bereiken in samenwerking met de organisator maar zo nodig door handhavend op te treden. Dit beleid is de basis die overal in de gemeente Hollands Kroon geldt. Het is een nadere uitwerking van de regels over evenement zoals opgenomen in de Verordening Fysiek leefomgeving (hierna: VFL), maar ook de Omgevingswet, maar ook de praktijk in afgelopen jaren. Hiermee is het dan ook onderdeel van ons toetsingskader bij de beoordeling van de aanvraag van een evenement.

2. Het Evenementenproces

2.1 De Kwalificatie van evenementen

2.1.1. Vergunningsvrij versus Vergunningsplichtig op basis van de VFL

In het artikel 7 sub e VFL staat een omschrijving van het begrip evenement.1 Ook staat hier opgesomd wat niet onder de reikwijdte van deze begripsbepaling valt. Uitgangspunt is dat voor het mogen organiseren van een evenement een vergunning vereist is. Hiervan uitgezonderd is een klein evenement waarvoor een melding voldoende is. Dit alles staat in artikel 7.14 VFL. De procedurele vereisten voor de aanvraag zijn te vinden in artikel 3.1 VFL. Hier zijn onder andere de indieningsvereisten terug te lezen welke nodig zijn voor de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag en daarmee ook de kwalificatie voor vergunningsplichting en melding, maar ook de termijnen.

2.1.2. Vergunningsplichtig: A,B of C op basis van risicoprofiel

Er worden veel verschillende soorten evenementen georganiseerd. Aan het ene evenement zijn meer risico’s verbonden dan aan het andere. Door evenementen in te delen in bepaalde categorieën is het mogelijk om hieraan een specifiek afhandelingsproces te koppelen. Vanuit het oogpunt van risico’s op het gebied van openbare orde en veiligheid, de impact op een fysieke leefomgeving, gevolgen voor het verkeer, klantgerichte dienstverlening, beperking van administratieve lasten en tegemoetkoming van de organisatoren is ervoor gekozen de vergunningsplichtige evenementen op te delen in categorieën.

 

We onderscheiden drie categorieën vergunningsplichtige evenementen, namelijk A, B of C. De gemeente bepaalt de categorie en voert de risicoscan uit. Deze categorisering van evenementen is vooral van belang voor het niveau van advisering en multidisciplinaire voorbereiding als onderdeel van het vergunningstraject. Ook kan de categorisering handvatten geven voor vergunningsvoorwaarden en veiligheidsmaatregelen.

 

Soort evenement

Termijn melden kalender

Termijn indienen vergunningsaanvraag

Categorie A Regulier evenement

Voor 1 oktober voorafgaand aan het jaar dat het evenement wordt gehouden

Minimaal 8 weken voor het evenement

Categorie B Aandachtsevenemen

idem

Minimaal 20 weken voor het evenement

Categorie C Risico-evenement

idem

Minimaal 25 weken voor het evenement

 

Reguliere evenementen zijn evenementen die uit de risicoscan als een categorie A-evenement naar voren komen. Bij reguliere evenementen is er meestal geen sprake van risico’s voor betrokkenen of de omgeving. Wanneer een regulier, niet-belastend evenement toch overlast veroorzaakt, of een organisator zich niet houdt aan de vergunningvoorschriften, kan die na eerst de betrokkene te hebben gehoord, in de toekomst als een aandachtsevenement worden aangemerkt of worden verboden.

 

Aandachtsevenementen zijn evenementen die uit de risicoscan als een categorie B-evenement naar voren komen. Deze evenementen hebben, naast het gestelde in de VFL een andere regelgeving, een bijzonder kader nodig omdat zij een belasting kunnen vormen voor de leefomgeving en veiligheid rondom de locatie waar deze evenementen worden gehouden. Een aandachtsevenement wordt multidisciplinair voorbereid.

 

Risico-evenementen zijn evenementen die uit de risicoscan als een categorie C-evenement naar voren komen. Deze evenementen vragen, net zoals aandachtsevenementen, om een bijzonder kader. In principe is een risico-evenement gelijk aan een aandachtsevenement met als verschil dat er extra inzet van hulpverleningsdiensten noodzakelijk is om de openbare orde en veiligheid te handhaven. Het betreft hier de grote evenementen of evenementen met een speciaal karakter of risico’s. Risico-evenementen worden altijd multidisciplinair voorbereid.

2.1.3 Meerjarenvergunningen

Meerjarenvergunningen zijn niet mogelijk. De ervaring leert dat er van jaar tot jaar toch (kleine) veranderingen worden doorgevoerd die niet gemeld worden. Gevolg is dat de gemeente en hulpverleners onvoldoende op de hoogte zijn.

 

2.2 Het Toetsingskader

2.2.1: De formele toets op basis van indieningsvereisten VFL

Voordat de aanvraag op inhoud wordt beoordeeld wordt bepaald of de aanvrager ontvankelijk is. Hierbij kijken we naar de ingediende stukken of deze juist, volledig en compleet zijn en of de aanvraag tijdig is. Hierbij sluiten we aan bij artikel 3.1 VFL, maar ook de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). In 2.2.3 Gevraagde Informatie wordt ingegaan op wat er allemaal ingediend moet worden.

 

Als de vergunningaanvraag niet volledig is ontvangt de aanvrager bericht op welke onderdelen de aanvraag niet volledig is. Op grond van 4:5 Awb worden de aanvullende gegevens gevraagd. Afhankelijk van onder andere de categorie en de datum van het evenement krijgt de aanvrager in dat geval maximaal veertien dagen de tijd om de aanvraag compleet en dus definitief te maken. Hiermee wordt de beslistermijn op grond van 4:15 Awb opgeschort. Als de ontbrekende gegevens niet of niet binnen de gestelde termijn worden aangeleverd, kan de aanvraag buiten behandeling worden gesteld. Ook dit gebeurt op grond van artikel 4:5 Awb. Het evenement kan dan in principe niet doorgaan.

 

 

Ook mogen we een aanvraag weigeren inhoudelijk te beoordelen omdat hij niet binnen de gesteld termijn is ingediend. (Dit staat niet in 3.1 VFL, maar 3.6 VFL) Er is dan onvoldoende tijd om alle stukken goed te beoordelen om tot een inhoudelijk juist advies te komen waarbij alle belangen zijn afgewogen. Al deze stappen, van verlenen tot hersteltermijn en daarmee opschorting, maar ook het buiten behandeling stellen en weigeren zijn besluiten zoals bedoeld in artikel 1:3 Awb die vatbaar zijn voor bezwaar en beroep.

2.2.2 De materiele toets, toets op inhoudelijke gronden

2.2.2.1 Weigering op grond van de VFL

Nadat een aanvraag ontvankelijk én tijdig is, vindt de inhoudelijke toets plaats. Hierbij wordt gekeken of er een reden tot weigeren is. De weigeringsgronden zijn genoemd in artikel 3:6 VFL. Voornaamste reden voor weigeren zijn als het evenement een gevaar voor openbare orde, veiligheid en gezondheid oplevert, maar ook als het strijdig is met regels van het omgevingsplan en een afwijking niet mogelijk is.

 

Bij deze beoordeling vindt een belangenafweging plaats op grond van artikel 3:4 Awb. Dit betekent dat alle belangen afgewogen moeten worden, dus ook van 3den (bijv. omwoners). Er moet rekening worden gehouden met de impact van het evenement op bijvoorbeeld de gezondheid en het woon- en leefklimaat van de omgeving waar het evenement eventueel gehouden wordt. Het evenredigheidsbeginsel is hier onderdeel. Kortom: voordat we een vergunning verlenen staat voor ons vast dat het houden van het evenement geen onevenredig nadeel heeft voor belanghebbenden en geen strijd is met artikel 3.6 VFL.

 

2.2.2.2. Strijd met het Omgevingsplan

2.2.2.2.1 Kortdurend en incidenteel

Een belangrijke kwalificatie die bij evenementen wordt gehanteerd is het begrip kortdurend én incidenteel. De termen ‘kortdurend en incidenteel’ zijn een dubbelcriterium. Er moet bij de beoordeling van evenementen daarom altijd aan beide criteria worden voldaan. Is dit niet het geval, dan is het evenement ruimtelijk relevant en geldt ook het planologische regime.

 

Kortdurend en incidenteel strijdig gebruik wordt helaas niet snel aangenomen. Als een evenement maar twee aaneengesloten dagen en eenmaal per jaar plaatsvindt, waarbij zowel de voorbereiding van het evenement als de afbraak ervan verscheidene ook meegenomen moeten worden, dan is geen sprake van kortdurend en incidenteel strijdig gebruik.

 

Dit betekent dat slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden aangenomen dat het omgevingsplan zich niet verzet tegen kortdurend en incidenteel gebruik van gronden. Dit houdt in dat het naast een vergunning op grond van de VFL het ook planologisch geregeld dient te worden: ofwel via een omgevingsvergunning ofwel op aangewezen evenemententerreinen.

 

In Hollands Kroon zijn er geen evenementen locaties aangewezen in het omgevingsplan. De niet kortdurende – én incidentele evenementen zijn in beginsel dus nergens planologisch toegestaan. Dit maakt dat we aanvragen voor evenementen vanaf 1 januari 2024 geweigerd moeten worden, of er moet voor die evenementen per aanvraag van het omgevingsplan worden afgeweken met een RO-procedure. Een omgevingsvergunning is in dit geval vereist.

 

2.2.2.2.2. De RO-procedure: een omgevingsvergunning

Als geen sprake is van kortdurend en incidenteel strijdig gebruik op een terrein wat niet voor evenementen in het omgevingsplan is aangewezen, dan is een omgevingsvergunning vereist op grond van artikel 5.1 Omgevingswet. Het toetsingskader voor dit artikel is gelegen in artikel 5.21 Omgevingswet, juncto afdeling 8.1 Besluit kwaliteit leefomgeving. Het evenement mag niet in strijd zijn met een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en het evenement niet ten koste gaat van beschermede natuurwaarden.

Soms kan er een omgevingsvergunning worden verleend met toepassing van de in het omgevingsplan opgenomen regels inzake de afwijking. Steeds zal dus moeten worden bezien of het omgevingsplan zelf regels bevat, waarmee ten behoeve van evenementen kan worden afgeweken van de gebruiksregels. Is dit het geval dan kan, als aan de voorwaarden van de planregels wordt voldaan, een omgevingsvergunning worden verleend.

 

Een andere mogelijkheid is door een omgevingsvergunning te verlenen via een buitenplanse omgevingsplan activiteit, als de motivering van het besluit een goede onderbouwing bevat dat het plan bijdraagt aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

 

Een andere vraag is of voor het houden van (grote muziek-) evenement ook een omgevingsvergunning benodigd is voor een milieubelastende activiteit. Een dergelijke vergunning is benodigd op het moment dat het houden van een evenement moet worden aangemerkt als een "inrichting". Bij de beoordeling of hiervan sprake is, wordt in de jurisprudentie de duur (inclusief op- en afbouw van het evenement), de omvang (aantal podia) en de frequentie (bijvoorbeeld jaarlijks terugkerend op dezelfde dag) van het evenement van belang geacht. Is slechts sprake van een kortdurend evenement en vindt dit evenement niet jaarlijks op dezelfde dag plaats, dan wordt een evenement doorgaans niet aangemerkt als een inrichting in de zin van artikel 1.1 van de Wet milieubeheer.

 

Voor sommige evenementen zal mogelijk, naast een omgevingsvergunning voor het gebruiken van de gronden in strijd met het omgevingsplan, ook een omgevingsvergunning benodigd zijn voor een andere activiteit genoemd in artikel 5.1 Omgevingswet. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een aanlegvergunning. Indien het nodig is dat ten behoeve van het evenement nieuwe paden moeten worden aangelegd, kan het zijn dat hiervoor een aanlegvergunning is vereist.

 

2.2.2.2.3 Ruimtelijke relevante aspecten

Bij de beoordeling van de omgevingsvergunning spelen fysieke leefomgeving relevante aspecten. Deze aspecten dienen in de belangenafweging meegenomen te worden. Dit houdt in dat bij strijdigheid met het omgevingsplan gemotiveerd dient te worden waarom deze belangen ondergeschikt zijn aan het houden van een niet kortdurend en – incidenteel evenement. Deze belangenafweging als bedoeld in artikel 3:4 Awb is onderdeel van de deugdelijke motivering (artikel 3:46 ben 3:47 Awb) van de omgevingsvergunning.

 

2.2.2.2.4 Geluidshinder

In de praktijk zie je dat vooral het aspect geluid c.q. hinder voor discussie zorgt. Bij de beoordeling van de aanvraag om omgevingsvergunning zal onderzocht moeten worden hoe de geluidhinder als gevolg van het evenement zich verhoudt met een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

 

Aan een omgevingsvergunning zullen om die reden veelal geluidvoorschriften worden verbonden. Het oordeel dat hinder onaanvaardbaar is, is veelal afhankelijk van het antwoord op de vraag of het college aan de belangen die zijn gediend met de activiteit die dit geluid veroorzaakt redelijkerwijs doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen. Naast voorschriften over geluid kunnen ook andere voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden. Dit kunnen bijvoorbeeld voorschriften zijn ter voorkoming van nadelige gevolgen voor de in de omgeving van het evenement aanwezige flora- en fauna.

 

2.3 Wet Natuurbescherming

2.3.1. Bescherming dier- en plantsoorten

Klimaat, specifieke dier- en plantensoorten die in de openbare ruimte en natuur voorkomen kunnen te maken krijgen met de Wet Natuurbescherming (Wnb). De wetgeving zegt dat alles wat schadelijk is voor beschermde soorten, verboden is. Bepaalde planten mogen niet worden geplukt of vernield en beschermde dieren mogen niet verstoord, verjaagd of gedood worden en ook hun eieren, nesten en holen mogen niet verstoord of vernield worden. Dit dient in kaart gebracht te worden.

Het kan voorkomen dat het voor het houden van een evenementen de risico’s met betrekking tot de flora en fauna in beeld gebracht zijn. Heeft een ecologisch deskundige bepaald dat er beschermde planten- en/of diersoorten aanwezig op de locatie dan moet de organisator preventieve maatregelen nemen om schade te voorkomen. Lukt het niet met preventieve maatregelen schadelijke effecten te voorkomen dan kan een ontheffing bij de Provincie aangevraagd worden, maar de kans dat die wordt verleend is in de praktijk klein.

2.3.2. Natura 2000 gebieden & Stikstof

Naast de bescherming van planten en dieren zijn ook sommige gebieden beschermd via de Wet Natuurbescherming. Hierbij kan gedacht worden aan Natura 2000 gebieden en NNN-gebieden. Is er een Natura 2000 gebied binnen een straal van 25 km van het evenement, dan kan het nodig zijn een natuurvergunning aan te vragen bij de Provincie. Bij de beoordeling van de aanvraag is een AERIUS-berekening nodig. Met deze berekening zal aangetoond moeten worden dat het evenement geen negatieve effecten heeft op deze beschermde gebieden.

 

De gemeente of provincie kan ook een QuickScan verplicht stellen, waarbij gekeken wordt naar nadelige effecten op beschermde dier- en/of plantensoorten. Het nadeel is alleen dat je niet eenmalig een AERIUS-berekening laten opstellen voor de komende jaren en je deze toets elk jaar moet doen en deze QuickScan dus niet altijd voldoende is.

2.3.3. Aanhaakplicht

Het kan dus voorkomen dat een benodigde toestemming uit hoofde van de Wnb kan bestaan uit een vergunning- en een ontheffingsplicht. Wanneer zo’n natuurtoestemming benodigd is, kan de organisator ervoor kiezen om deze separaat van de omgevingsvergunning aan te vragen of om deze bij de omgevingsvergunning te laten aanhaken. In zijn algemeenheid lijkt het aantrekkelijk om alle toestemmingen in één besluit te krijgen (en dus te kiezen voor aanhaken). De praktijk leert dat er ook regelmatig voor gekozen wordt om de natuurtoestemming en de omgevingsvergunning separaat aan te vragen. Hier kunnen voordelen aan zijn verbonden. Wanneer men zich bijvoorbeeld zorgen maakt of wel een natuurtoestemming zal worden verleend voor het evenement, dan kan het opportuun zijn om hier eerst zekerheid over te krijgen en pas daarna de aanvraag omgevingsvergunning in te dienen.

2.3.4. Wie verantwoordelijk voor de aanvraag?

Het ligt primair op de weg van de organisator om te bepalen of een natuurtoestemming is benodigd en, zo ja, of de procedures separaat zullen worden doorlopen of niet. De aanhaakplicht vereist daarbij echter wel oplettendheid van het college. Wanneer de aanvrager alleen een omgevingsvergunning aanvraagt, en indien op voorhand niet kan worden uitgesloten dat de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd ook een grond van de Wnb verboden handeling inhoudt, heeft het college namelijk een onderzoeksverplichting. Het zorgvuldigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 3:2 Awb komt hier om de hoek kijken.2 Uit jurisprudentie volgt dat wanneer de gevraagde omgevingsvergunning wordt verleend zonder dat dit onderzoek is uitgevoerd er een zorgvuldigheidsgebrek kleeft aan het besluit. Het is overigens goed om voor ogen te houden dat, in het geval dat de (gebrekkige) omgevingsvergunning onherroepelijk wordt, de initiatiefnemer (wel) in strijd met de Wnb handelt als deze niet over de op grond van die wet benodigde toestemming beschikt. Een onoplettend college vormt voor de organisator dus geen rechtvaardiging om niet over de benodigde natuurtoestemming te beschikken.3

2.3.3. Ruimtelijke kwaliteit woon, werk en leefomgeving

Wanneer een evenement van wezenlijke invloed is op de ruimtelijke kwaliteit van de woon, werk en leefomgeving moet deze invloed in een ruimtelijk besluit beoordeeld en geborgd worden. Ruimtelijk relevante aspecten als geluidhinder, ecologie en verkeers- en parkeerdruk moeten in dit kader worden beoordeeld om een evenwichtige toedeling van functies aan locaties te kunnen garanderen. Hinder is een subjectief begrip en moeilijk definieerbaar. Vele factoren dragen hieraan bij zoals: de aard van het evenement, een nieuw of bestaand en terugkerend evenement, locatie, de opstelling van podia, tijdsduur, bezoekersaantallen, verkeerssituatie en weersomstandigheden.

 

2.4. Beleidsvrijheid

2.4.1 Discretionaire bevoegdheid

De bevoegdheid van de burgemeester om vergunningen te verlenen voor evenementen is een zogenaamde discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat de burgemeester over een grote mate van beleidsvrijheid beschikt met betrekking tot de wijze waarop hij met deze bevoegdheid omgaat. De burgemeester weegt nadrukkelijk de adviezen van de hulpverleningsdiensten mee samen met de geconstateerde overtredingen en onregelmatigheden bij voorgaande evenementen en het belang van het evenement. In bepaalde gevallen mag de burgemeester afwijken van beleid.

2.4.2 Inherente afwijkingsbevoegdheid 4:84 Awb

Uitgangspunt is natuurlijk dat de afspraken uit het beleid worden nageleefd; door de organisatoren maar ook door de gemeente. Maar, niet alles is altijd tot in detail te voorzien. Daarom kan het bevoegde bestuursorgaan in dit geval de Burgemeester) op grond van artikel 4:84 van de Awb gemotiveerd afwijken van het vastgestelde beleid.

 

Een bestuursorgaan mag (en moet) ingevolge art. 4:84 Awb van een beleidsregel afwijken, indien:

  • a.

    er sprake is van bijzondere omstandigheden, en

  • b.

    daardoor de toepassing van de beleidsregel voor een of meer belanghebbende gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Wordt er bij de verlening van een evenementenvergunning afgeweken van onze eigen beleidsregels dan moeten we motiveren waarom er sprake is van een bijzonder geval maar ook dat de toepassing van de beleidsregel tot een onevenredig nadeel leidt wat niet beoogd is. Uiteraard mag de afwijking niet leiden tot een benadeling van belangen van derden.

Ook hier is de motivering weer onderdeel van het besluit en moet deze daarin worden opgenomen.

2.4.3. Onverwachte evenementen

Niet elk evenement is altijd te voorzien. Het beleid zou te star zijn als er geen plaats kan worden ingeruimd voor onverwachte en niet planbare festiviteiten. Voorbeelden kunnen zijn een kampioenschap of huldiging. Het gaat hier echter nadrukkelijk om niet eerder te voorspellen, bijzondere gebeurtenissen die niet meer op de jaarkalender kunnen worden geplaatst.

 

Als sprake is van een onverwachte, spontane gebeurtenis zonder dat daarbij een organisator betrokken is, dan wordt bekeken of en zo ja welke impact de gebeurtenis heeft op de openbare orde en veiligheid. Daarnaast wordt bekeken of en zo ja welke impact de gebeurtenis heeft op de openbare ruimte. Als er sprake is van schade, wordt van gemeentezijde geprobeerd deze te verhalen op de initiator van de betreffende gebeurtenis, voor zover deze te achterhalen is. De initiator wordt in dat geval gezien als organisator.

3. Het informele proces: de interne werkwijze

3.1 Aanmelding evenementen kalender en Risicoscan

Alle A-, B- en C-evenementen worden opgenomen in de regionale evenementenkalender. De regionale evenementenkalender heeft als doel om tijdig knelpunten in de regionale samenloop van evenementen te kunnen onderkennen en op te lossen. Door het samenvoegen van de lokale evenementenkalenders kan een regionaal overzicht worden opgesteld van de geplande A-, B- en C-evenementen.

 

De regionale evenementenkalender komt als volgt tot stand:

  • Organisatoren van evenementen melden vóór 1 oktober van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarin de beoogde evenementen plaats zouden moeten vinden, aan de gemeente:

    • o

      welk soort evenement zij willen organiseren (een omschrijving);

    • o

      of er versterkte of onversterkte muziek wordt geproduceerd;

    • o

      de locatie en datum (duur én tijden) aangegeven, en;

    • o

      een inschatting van het aantal bezoekers.

  • De gemeente doet vervolgens een opgave van de A-, B- en C-evenementen aan de afdeling Risico- en Crisisbeheersing van de Veiligheidsregio Noord Holland Noord, inclusief de gemaakte risicoscans. De risicoscans worden bij alle A, B en C-evenementen door de vergunningverlener opgesteld. Deze scan geeft een inschatting van de risico’s en de categorie van het evenement;

  • de hulpdiensten geven de knelpunten aan met betrekking tot spreiding, samenloop, capaciteit en risico’s van de regionale evenementenkalender. Het voorlopige integrale advies is in december van het voorafgaande jaar waarin de beoogde evenementen plaats zouden moeten vinden gereed en wordt opgesteld door de VR-NHN;

  • de regiogemeenten kunnen in onderling overleg de verschillende lokale evenementenkalenders beter op elkaar afstemmen, zodat de gesignaleerde knelpunten kunnen worden opgelost;

  • de regionale evenementenkalender wordt voorgelegd aan de regionale werkgroep evenementenveiligheid, waarin de hulpdiensten en de gemeenten vertegenwoordigd zijn;

  • de hulpdiensten brengen op basis van de nog bestaande knelpunten een advies uit aan de voorzitter van de VR-NHN;

  • de voorzitter van de VR-NHN stelt aan de hand van het advies van de hulpdiensten de regionale planningskalender vast.

Let op: aan de melding op de evenementen kalender kunnen geen rechten ontleend worden. Pas als er een officiële aanvraag is, die is behandeld, verleend en gepubliceerd, kan een evenement gehouden worden. (Dit onder voorbehoud van de uitkomst van een gerechtelijke – of bezwaarprocedure)

 

3.2 Behandelaar aanvraag

De behandelaar van een aanvraag ter verkrijging van een evenementenvergunning begeleidt het vergunningstraject. Nadat de aanvraag compleet is ingediend, wordt advies gevraagd bij diverse diensten. De vergunningverlener is belast met de coördinatie, afhandeling en voorbereiding van de besluitvorming met betrekking tot evenementen tenzij dit een bijzonder evenement betreft.

 

3.3 Gevraagde informatie

In artikel 3.1 lid 5 van de VFL staat een opsomming van wat minimaal gevraagd wordt in te dienen, noodzakelijk voor de beoordeling van de aanvraag. Dit is geen limitatieve opsomming. In sommige gevallen kan er meer opgevraagd worden. De basis is het aanvraagformulier, deze is te vinden op de website van Hollands Kroon. Tevens wordt daar aangegeven wat nog meer nodig is zoals:

  • -

    verkeersplan

  • -

    geluidsplan

  • -

    plattegrond

  • -

    situatietekening

  • -

    draaiboek

3.4. Publicatie verleende vergunning

Pas als een vergunning daadwerkelijk is verleend mag een evenement doorgaan. De verleende vergunning wordt bekend gemaakt op www.officielebekendmakingen.nl . De reden van publicatie is dat belanghebbend tot 6 weken na de publicatiedatum bezwaar aan kunnen tekenen...

 

3.5 Evaluatie

Als daar aanleiding voor is, kan besloten worden om samen met de organisator en de adviserende instanties te evalueren. Deze evaluatie vindt in ieder geval plaats bij de bijzondere evenementen. In eerste instantie is dit om van elkaar te leren en een toekomstig evenement te verbeteren. Het kan echter ook zo zijn dat de hier gevolgtrekking aan wordt verbonden en dat er uiteindelijk wordt gekozen om aan toekomstige evenement geen toestemming meer te verlenen.

 

3.6 Weigeren/intrekken volgende evenementenvergunning:

Een (volgende) evenementenvergunning kan worden geweigerd/ingetrokken indien blijkt dat:

  • De gemeente de klacht(en) van eerdere evenementen heeft beoordeeld en tot de conclusie is gekomen dat de overlast voor omwonenden onaanvaardbaar is. Wanneer overlast onaanvaardbaar wordt, is lastig te bepalen. Toch kunnen er in de voorkomende gevallen wel degelijk aanwijzingen zijn dat dit het geval is. Gedacht kan worden aan:

     

    • Een forse toename van het aantal klachten ten opzichte van voorgaande jaren;

    • Wanneer niet alleen direct aanwonenden klagen, maar ook omwonenden die op enige afstand van het evenement wonen;

    • Wanneer uit geluidsmetingen blijkt dat de geluidsniveaus vergeleken met voorgaande jaren drastisch zijn gestegen;

  • Indien de politie of een gemeentelijke toezichthouder van de verantwoordelijke persoon heeft gevorderd dat het volume verlaagd wordt en hieraan geen of te laat gevolg is gegegeven;

  • Wanneer er (grote) incidenten hebben plaatsgevonden;

  • Wanneer de vergunningsvoorwaarden niet worden nageleefd;

  • Indien de burgemeester de evenementenvergunning weigert te verlenen of intrekt, betekent dit dat het verboden is om het evenement, waarvoor de vergunning aangevraagd is, te organiseren en/of te laten plaatsvinden.

4. Het evenementenprofiel

4.1 Risicoscan

Om de risico’s vooraf goed in te schatten, wordt bij elke aanvraag van een evenement uitgegaan van een risicoscan. De risicoscan wordt samen met het verzoek om advies meegestuurd naar de adviserende diensten.

 

4.2 Activiteitenprofiel

Iedere activiteit brengt specifieke risico’s met zich mee. Wanneer een evenement samenvalt met andere evenementen of gebeurtenissen kunnen eerder ordeverstoringen optreden. Hierbij wordt ook gekeken naar de tijdsduur en het tijdstip van het evenement. Als een evenement na zonsondergang start of eindigt, kan dit het politieoptreden bij eventuele ordeverstoringen bemoeilijken. Binnen het activiteitenprofiel wordt ook nadrukkelijk gekeken naar de ervaringen met het evenement in de afgelopen vijf jaar. Negatieve ervaringen in het verleden kunnen ervoor zorgen dat er aanvullende eisen worden gesteld aan het evenement of dat de vergunning wordt geweigerd.

 

4.3 Publieksprofiel

Het type bezoeker speelt een belangrijke rol bij de risicobepaling. Bij het publieksprofiel wordt gekeken naar welke doelgroepen het evenement zich op richt. Denk aan: - te verwachten opkomst;

  • leeftijdsopbouw van het publiek;

  • kennis over en ervaring met bezoekers en hun gedrag;

  • aanwezigheid van rivaliserende groepen of groepen met verschillende belangen;

  • gebruik van alcohol of drugs;

  • doel/verwachting van het publiek.

4.4 Ruimtelijk profiel

Iedere evenementenlocatie moet duidelijk herkenbaar gescheiden zijn van de openbare ruimte. Bij statische evenementen zijn die grenzen duidelijk aangegeven en is de locatie beheersbaar. Bij mobiele evenementen is dit veel moeilijker. Ook de fysieke omgevingskenmerken zijn van belang. Er wordt gekeken of de aard en omvang van het evenement passend zijn op de locatie van de aanvraag.

Gerelateerd aan de locatie is de bereikbaarheid van het evenement. Daarbij gaat het in de eerste plaats om de bereikbaarheid voor de hulpdiensten, maar ook voor de bezoekers.

5. Evenementen in een inrichting

5.1.1 Inrichting

Naast de hiervoor besproken bepalingen voor evenementen kent de VFL ook regels voor incidentele en collectieve festiviteiten. Deze bepalingen zijn van toepassing op inrichtingen die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet vielen en onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en waarbij het ging om inrichtingen zoals bepaald in artikel 1.1 lid 1 van de de Wet Milieubeheer. (Wmb).4 Onder de Omgevingswet bestaat de Wmb niet meer. Hiermee verdwijnt de regelgeving niet meer, maar gaat het om een milieubelastende activiteit. Het gaat hierbij binnen locatie of een buitenterrein (bijvoorbeeld het sportveld, binnenplaats), waar geluid of muziek wordt geproduceerd die belastend zijn voor de omgeving

5.1.2 Activiteiten binnen de normale bedrijfsvoering van een inrichting

Activiteiten die binnen een milieubelastende activiteit worden georganiseerd en die binnen de normale bedrijfsvoering van die inrichting vallen, zijn geen evenement als bedoeld in artikel 7 sub e VFL. Daarvoor geldt daarom dat er geen evenementenvergunning nodig is.

 

Wat als normale bedrijfsvoering wordt gezien, is vastgelegd in de vergunning(aanvraag) ingeval van een vergunningsplichtige inrichting dan wel een meldingsplichtige inrichting. Het buitenterrein van een inrichting staat omschreven in de vergunning of melding van de inrichting. Afhankelijk van de inrichting en de daarvoor geldende vergunning wordt beoordeeld of er sprake is van een evenementenvergunningplicht of niet.

 

5.2 Afwijking van de activiteiten binnen de normale bedrijfsvoering van een inrichting

5.2.1 Incidentele festiviteiten

Horecaondernemers, sportverenigingen etc. die onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer vallen, kunnen vrijstelling aanvragen van de geluidsvoorschriften van het besluit. Het gaat dan om evenementen, die niet tot de normale bedrijfsvoering behoren en waarbij elektronisch versterkte muziek wordt gemaakt waarbij meer geluid wordt geproduceerd dan gebruikelijk. Op grond van 7.16 VFL is het een inrichting toegestaan maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden. De ontheffing dient 4 weken van tevoren gemeld te worden. Omdat het een melding betreft is er geen mogelijkheid voor bezwaar en beroep.

5.2.2 Collectieve festiviteit

Collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden. De Collectieve festiviteiten worden aangewezen door de gemeente en zijn in artikel 7.17 VFL (Denk aan Bevrijdingsdag, Koningsdag en -nacht, oud en nieuwjaar);

6. Organisator: verantwoordelijkheden van de organisator

 

De organisator is primair verantwoordelijk voor een ordelijk en veilig verloop van een evenement. Dat betekent onder meer dat de organisator moet instaan voor de veiligheid van de bezoekers en het personeel, de toestroom van het verkeer, de communicatie naar bezoekers, omwonenden en andere belanghebbenden en het zoveel als mogelijk beperken van overlast. Dit houdt in dat de verantwoordelijkheid niet ophoudt bij het einde van het terrein. De organisator moet zich inspannen om de aangrenzende omgeving van het evenement ordentelijk te laten verlopen en te houden. Enkele verantwoordelijkheden van de organisator worden hieronder benoemd.

 

6.1. Aansprakelijkheid

De organisator is aansprakelijk voor alle schade die voor het gebruik van de vergunning aan eigendommen van de gemeente of van anderen wordt toegebracht. Verder moet de organisator de gemeente vrijwaren voor schade-aanspraken van derden. De organisator doet er verstandig aan een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering afsluiten, die zowel de materiele als de letselschade dekt, die kan voortvloeien uit het evenement.

 

6.2. Informatievoorziening

Bewoners van nabijgelegen woningen en bedrijven moeten vooraf geïnformeerd worden over het evenement. De organisator stelt deze omwonenden schriftelijk op de hoogte. Deze brief bevat tenminste de volgende informatie:

  • datum/data en tijd(en) evenement;

  • datum/data en tijd(en) op- en afbouw;

  • verkeersmaatregelen (locaties en tijden van o.a. afsluitingen);

  • parkeerbeperkingen (locaties en tijden);

  • telefoonnummer van een contactpersoon die bereikbaar is voorafgaand aan en gedurende het evenement;

  • mogelijke overlast veroorzakende activiteiten of beperkingen.

De organisator zorgt dat de bewonersbrief uiterlijk een maand voor het evenement verspreid of verzonden wordt.

 

6.3. Veiligheidsplan

Als verwacht wordt dat er risico’s verbonden zijn aan het evenement, zal de burgemeester een veiligheidsplan eisen. In het veiligheidsplan neemt de organisator de maatregelen op die men gaat treffen op het gebied van veiligheid en beveiliging.

 

6.4. Openbare orde en veiligheid

De openbare orde en veiligheid bij evenementen is een wettelijke verantwoordelijkheid van de burgemeester. Hij kan, zoals hierboven is aangeven, voorschriften en/of beperkingen verbinden aan een vergunning en is bevoegd aan te geven wat hij nodig heeft om een vergunningaanvraag te beoordelen. Om tot een beslissing te komen, laat de burgemeester zich adviseren door politie, brandweer en de GHOR, maar ook door verschillende gemeentelijke adviseurs. Nadrukkelijk wordt door de gemeente gestuurd op de eigen verantwoordelijkheid van de organisator voor de veiligheid, met als wenselijk effect dat het beslag op de politie en hulpdiensten zo laag mogelijk is.

 

De burgemeester kan een evenement ook verbieden. Dit kan zij doen op grond van artikel 3.6 VFL zoals eerder vermeld. Maar daarnaast heeft zij ook een bevoegdheid op grond van artikel 174 lid 1 Gemeentewet. Laatste is een handhavende bevoegdheid als de openbare orde en veiligheid in het gedrang is. Deze bevoegdheid is strikter qua toepassing, maar kan wel worden gebruikt voor vergunningsvrije/meldingsplichtige evenementen.

 

De organisator is verantwoordelijk voor een ordelijk verloop van het evenement op de locatie waar het evenement plaatsvindt en is verantwoordelijk voor de gevolgen voor de omgeving. De organisator zal hier in zijn aanvraag aandacht aan moeten besteden en daarvoor een adequate regeling moeten treffen om de openbare orde en veiligheid zo min mogelijk te schaden waardoor er zo min mogelijk een beroep gedaan wordt op de hulpdiensten.

 

6.5. Evenemententerrein

Hollands Kroon heeft op dit moment geen stukken grond aangewezen als evenemententerrein. Richting 2032 zal dit wel steeds meer in het omgevingsplan worden opgenomen. De verantwoordelijkheid voor het vinden van een passende locatie en het maken van de juiste afspraken over het gebruik van de grond ligt bij de organisator van het evenement. De gemeente toets door middel van adviezen van de hulpverleningsorganisaties of het terrein geschikt is voor het gewenste evenement. Daarnaast beoordeeld de gemeente of de aangevraagde locatie passend is binnen het uitgangspunt van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

 

6.6. Brandveiligheid:

Ten aanzien van de brandveiligheid bij evenementen wordt er onderscheid gemaakt tussen evenementen in een bestaand bouwwerk en evenementen op een open terrein of in een tijdelijk bouwsel.

Voor de regelgeving omtrent brandveiligheid bij evenementen in een bestaand bouwwerk of ten behoeve van evenement tijdelijke uitbreiding daarvan is het Bouwbesluit 2012 van toepassing. Er kan onderscheid gemaakt worden in een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik en gebruiksmelding.5 Wanneer er nog geen gebruiksmelding is ingediend en er zijn meer dan 50 personen gelijktijdig aanwezig (artikel 1.18 en 1.19 Bouwbesluit 2012), zal er uiterlijk 6 weken voor de voorgenomen aanvang van het gebruik via het omgevingsloket bij de gemeente een aparte melding brandveilig gebruik moeten worden ingediend. Het is niet toegestaan zonder of in afwijking van een gebruiksmelding een bouwwerk in gebruik te nemen of te gebruiken. Eventueel kunnen naar aanleiding van de melding door de gemeente nadere voorwaarden voor een brandveilig gebruik worden gesteld (artikel 1.21 Bouwbesluit 2012).

 

In geval er sprake is van een evenementenvergunning wordt de gebruiksmelding (samen met de brandweer) beoordeeld6.

 

Aandachtspunt is nog de situatie van een tijdelijk bouwsel tegen een bestaand bouwwerk wordt aangebracht (denk aan een ‘dichte’ tent tegen een horecapand). Dan kan het zijn dat dit bouwsel van invloed is op de vluchtroute van mensen bij een calamiteit dan wel op de brandoverslag naar eventuele bovenliggende woningen. Ze moeten dan vanuit het bouwwerk door de tent kunnen vluchten. In dat geval hebben we bij het verlenen van de evenementenvergunning voor de tent ook de gebruiksmelding nodig van het bouwwerk waar de tent tegenaan gezet wordt.

 

6.7. Bereikbaarheid

Evenementen kunnen belangrijke consequenties hebben voor het verkeer in de directe omgeving. Omwille van een evenement kunnen wegen worden afgesloten en kan verkeer worden omgeleid. Ook kan het grote aantal bezoekers de verkeersdoorstroming stremmen of tot parkeerdruk leiden. De organisator moet maatregelen nemen om de bereikbaarheid voor bezoekers en voor hulpdiensten te waarborgen. Dit alles moet worden weergegeven in het onder 4.9 genoemde verkeerscirculatieplan.

 

6.8. Verkeersregelaars

De consequenties van het evenement op het verkeer moeten door de organisator beperkt worden. Dit betekent dat de organisator moet zorgen voor de uitvoering van een verkeerscirculatieplan, onder meer door inzet van verkeersregelaars. In samenspraak met de politie en gemeente wordt het aantal in te zetten verkeersregelaars bepaald. Naast de officiële verkeersregelaars kan er sprake zijn van parkeerregelaars. Het is parkeerregelaars toegestaan het verkeer op de openbare weg te regelen. Zij mogen alleen de voertuigen begeleiden naar een parkeerplaats op een parkeerterrein, dat niet tot de openbare weg behoort.

 

Voor een evenement moeten verkeersregelaars worden ingezet, wanneer het evenement plaatsvindt aan een doorgaande weg of wanneer het evenement hierop een direct effect heeft. De verkeersregelaars moeten in het bezit zijn van een instructieverklaring en zijn aangesteld door de burgemeester.

 

Verkeersregelaars voor evenementen kunnen worden aangesteld door de burgemeester voor 12 maanden, maar dit kan ook voor één specifiek evenement. Op landelijk niveau is afgesproken dat de burgemeesters elkaar mandateren, zodat de verkeersregelaar niet voor ieder evenement, buiten de gemeente van aanstelling, opnieuw moet worden aangesteld.

 

6.9 Hulpdiensten

Ieder evenement moet goed bereikbaar zijn voor de hulpdiensten. Als het terrein waarop het evenement plaatsvindt in slechte staat is, kan de eis worden gesteld dat er rijplaten worden neergelegd. Daarnaast moet er worden gezorgd voor een calamiteitenroute, zodat in het geval van een noodsituatie de hulpdiensten snel ter plaatse kunnen zijn. De route moet bekend zijn bij de medewerkers op het terrein en de daarbuiten aanwezige medewerkers. De bereikbaarheid wordt beoordeeld door adviserende diensten. De calamiteitenroute moet altijd worden vrijgehouden voor de voertuigen van de hulpdiensten. De calamiteitenroute maakt onderdeel uit van het verkeerscirculatieplan.

 

6.10 Wegafzetting

Wanneer een evenement plaatsvindt op of zeer nabij een rijweg dan kan het voorkomen dat de rijweg moet worden afgezet of een straat tijdelijk voor het verkeer moet worden afgesloten. Dit betreft een bevoegdheid van het college. De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren voor de wegafzettingen ligt bij de organisator van het evenement zelf.

 

6.11 Vluchtwegen

Bij de inrichting van een evenemententerrein moet de organisator ervoor zorgen dat het publiek tijdens een incident het terrein zo snel en veilig mogelijk kan verlaten. Het aanwezige personeel moet goede instructies krijgen over de vluchtroutes. De betrokken hulpdiensten kunnen adviseren over de vluchtwegen.

 

6.12 Sanitaire voorzieningen

De organisator van een evenement is verantwoordelijk voor het regelen van voldoende toiletvoorzieningen en handenwasgelegenheid.

 

6.13 Nutsvoorzieningen

Op sommige locaties zijn nutsvoorzieningen aanwezig. Een organisator kan hiervan tegen een vergoeding gebruik maken. Daar waar de voorzieningen niet aanwezig zijn, zal de organisator hierin zelf moeten voorzien Als een organisator gebruik maakt van aggregaten, dan moeten zij deugdelijke en geluidsarme apparaten gebruiken. De aggregaten moeten voor het publiek afgeschermd worden. Bekabeling op een evenemententerrein kan leiden tot gevaarlijke of ongewenste situaties. Daarom moet alle grondbekabeling, waarmee het publiek in aanraking kan komen, worden afgedekt met rubbermatten.

 

6.14 Afval

De organisator van een evenement is ervoor verantwoordelijk dat alle afval tijdens en na afloop van het evenement wordt opgeruimd. Tijdens het evenement kan, door het plaatsen van voldoende afvalbakken door de organisator voorkomen worden dat het publiek afval op de grond gooit. Ook de overgebleven spullen van rommelmarkten en dergelijke moeten door de organisator worden opgeruimd.

 

6.15 Glaswerk en plastic

Bij evenementen geldt vanuit openbare orde en veiligheid dat het gebruik van glaswerk niet is toegestaan. Er moet voor het verstrekken van consumpties gebruik gemaakt worden van plastic bekers. Per 1 januari 2024 mogen bezoekers geen gratis wegwerpbekers en -bakjes die plastic bevatten meer meegeven. De bezoeker moet gebruik kunnen maken van een herbruikbaar alternatief met een retoursysteem, of van een zelf meegebrachte beker of verpakking (bring your own). Dit geldt zowel voor open als gesloten evenementen.

 

6.16 Vuurwerk

Het afsteken van consumentenvuurwerk is, met uitzondering van de jaarwisseling, niet toegestaan. Bij evenementen kan wel professioneel vuurwerk, door daarvoor erkende en gecertificeerde bedrijven worden afgestoken. Het bedrijf dat de ontbranding van het vuurwerk verzorgt, moet bij de Provincie Noord-Holland ontbrandingstoestemming aanvragen.

7. Bepaalde mate van hinder

 

Ondanks de maatregelen die getroffen worden door de organisator, gemeente en omgeving zal er altijd een mate van hinder zijn, gelet op het feit dat een evenement een tijdelijke extra activiteit is binnen een bestaande omgeving. Als er een goed samenspel is tussen organisator, omgeving en gemeente ontstaat er een balans voor zowel de bezoekers van het evenement als de leefbaarheid in de omgeving en wordt eventuele hinder en overlast tot een minimum beperkt.

 

7.1 Belasting van de omgeving

7.1.1 Start- en eindtijden

Bij het bepalen van een begin- en eindtijdstip van een evenement moet rekening worden gehouden met wat maatschappelijk aanvaardbaar is. Dit zal mede afhangen van de aard, omvang en de locatie van de geplande activiteit. De gemeente kent een algemene richtlijn. De burgemeester kan gemotiveerd afwijken van de volgende tijden en dagen.

 

Begintijden

  • op maandag tot en met zaterdag ligt het begintijdstip niet voor 09.00 uur;

  • op zondag en met zondag gelijkgestelde feestdagen ligt het begintijdstip in beginsel niet voor 13.00 uur, tenzij ontheffing van de Zondagswet is verleend.

Eindtijden bij een evenement dat binnen plaatsvindt

  • op vrijdag tot en met zaterdag ligt het eindtijdstip op 01.30 uur;

  • op zondag tot en met donderdag of met zondag gelijkgestelde feestdagen ligt het eindtijdstip op 00.30 uur;

  • het geluid moet 30 minuten voor het eindtijdstip worden beëindigd;

  • het uitschenken van alcohol en etenswaren moet 30 minuten voor het eindstip worden beëindigd.

Eindtijden bij een evenement dat buiten plaatsvindt

  • op vrijdag tot en met zaterdag ligt het eindtijdstip op 00.30 uur:

  • op zondag tot en met donderdag of met zondag gelijkgestelde feestdagen ligt het eindtijdstip op 23.30 uur.

  • het geluid moet 30 minuten voor het eindtijdstip worden beëindigd;

  • het uitschenken van alcohol en het verstrekken van etenswaren moet 30 minuten voor het eindstip worden beëindigd.

Eindtijden bij een Kermis en andere aangewezen evenementen vooraf aangemeld en goedgekeurd.

Voor kermissen en andere aangewezen evenementen gelden onder voorwaarden afwijkende eindtijden gelden. Voorwaarde is dat de evenementen vooraf aangemeld worden op de evenementenkalender én dat ze goedgekeurd zijn door de Veiligheidsregio. Voor deze evenementen geldt een eindtijd tot 02:00 uur.

 

Met het hanteren van sluitingstijden wordt ervoor gezorgd dat het voor eenieder duidelijk is wanneer een evenement is afgelopen. Bovendien beperkt het de overlast, die een evenement met zich mee kan brengen. Het hanteren van geleidelijke sluitingstijden bevordert een rustiger afloop van het evenement en heeft als voordeel dat het publiek geleidelijk en rustig het terrein verlaat.

 

Als algemeen erkende zon- en feestdagen worden beschouwd: Koningsdag, eerste en tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, eerste en tweede Pinksterdag, eerste en tweede Kerstdag en Nieuwjaarsdag. Een meerdaags evenement mag maximaal vijf aaneengesloten dagen beslaan. Wanneer een evenement meerdere dagen duurt, geldt het hiervoor genoemde voor elke dag van het evenement.

7.1.2 Op- en afbouw

Het opbouwen van een buitenevenement kan overlast veroorzaken. Om deze reden mag:

  • het opbouwen van een buitenevenement maximaal 3 dagen voorafgaand aan het betreffende evenement tussen 07.00 en 19.00 uur plaatsvinden;

  • Het buitenevenement moet uiterlijk op de tweede dag na afloop van het evenement om 19.00 uur afgebroken zijn;

  • Afbouwen moet plaatsvinden tussen 07.00 en 19.00 uur.

Met de op- en afbouwtijden wordt aangesloten bij de tijden in het Activiteitenbesluit en de circulaire Bouwlawaai, omdat deze regelgeving als uitgangspunt heeft om geluidsoverlast zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken.

 

De burgemeester kan in bijzondere gevallen afwijken van bovenstaande tijden en dagen.

7.1.3 Geluidsniveau en normen

Het geluidsniveau is één van de factoren die in hoge mate de overlast van evenementen bepalen. Om de hinder voor omwonenden te beperken, is de hoeveelheid geluid aan een maximum gebonden. De organisator is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor de naleving van de geluidsnormen. De geluidsnormen worden in de evenementenvergunning opgenomen.

 

De geluidsnormen betreft doorgaans het equivalente geluidsniveau in dB(A) van het muziekgeluid en wordt gemeten nabij de gevels van woningen of aan het einde van het publieksdeel. Voor evenementen is er vrijwel altijd sprake van geluid met het karakter van muziek. Er wordt geen straffactor voor muziek toegepast in verband met het tijdelijke karakter van het evenement. Om deze en pragmatische redenen worden de toeslagen en correctietermen (meteo, beoordelingsperiode en bedrijfsduurcorrectie) uit het Activiteitenbesluit eveneens niet toegepast.

 

De gemeente Hollands Kroon hanteert in het algemeen de onderstaande geluidsnormen, die afhankelijk zijn van het type evenement:

  • voor meldingsplichtige evenementen wordt uitgegaan van een equivalente grenswaarde van 70 dB(A) op de gevels van woningen;

  • voor vergunningsplichtige A, B en C-evenementen bedraagt de grenswaarde 85 dB(A) maximaal op gevels van woningen, dit al naar gelang van eerdere ervaring en/of noodzaak;

  • lage bastonen kunnen de grootste bron van hinder zijn, denk aan pop- en dance-evenementen. Als van toepassing wordt een db(C)-norm ter beperking van de hinder van bastonen gehanteerd. Hier gelden grenswaarden van 100 dB(C) al naargelang van eerdere ervaring en/of noodzaak.

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van deze geluidsnormen.

 

Een eis van de gemeente is dat organisatoren de best beschikbare technieken (BBT) toepassen. Hiertoe kan een akoestisch rapport worden opgevraagd. Als uit een akoestisch rapport blijkt dat met een lagere geluidbelasting op de gevels gewerkt kan worden, dan wordt de geluidnorm daarop aangepast.

 

Enkele voorbeelden van BBT zijn:

Podia en speakers worden in de meest optimale richting opgesteld.

Speakers moeten zo goed mogelijk gericht zijn op het publiek.

Het afschermen en/of inpakken van speakers;

Het toepassen van ‘gerichte’ geluidsystemen met behulp van cardioïde speakers;

Het beperken (‘wegdraaien’ of affilteren) van de hele lage bastonen onder de 40 Hz;

7.1.4 Alcohol en drugs

Het verstrekken van alcoholische drank

Als tijdens een evenement alcoholische dranken worden verstrekt, moet hiervoor een ontheffing op grond van de Alcoholwet worden aangevraagd: een zogenaamde artikel 35-ontheffing. Deze is nodig om buiten een horeca-inrichting bedrijfsmatig of tegen betaling zwakalcoholhoudende drank te verstrekken voor een bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen. Het is aan de burgemeester om te bepalen of sprake is van een bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard. De burgemeester weigert de ontheffing als de bezoekers van het evenement hoofdzakelijk of uitsluitend bestaan uit personen die de leeftijd van 18 nog niet hebben bereikt.

 

Van het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholische drank is niet alleen sprake als de bezoekers van een evenement per consumptie hoeven af te rekenen, maar ook als van iedere bezoeker een algemene bijdrage wordt gevraagd ter bestrijding van de kosten van het evenement. Het uitgeven van consumptiebonnen of verstrekken van muntjes bij bijvoorbeeld entreegeld van een feest vallen hier ook onder.

 

Houders van de standplaatsvergunning of standhouders op een evenement mogen geen alcoholhoudende drank verkopen. Ook horecagelegenheden die beschikken over een drank- en horecavergunning, maar die tijdens een evenement alcohol schenken op een lokaliteit waarop hun drank- en horecavergunning niet van toepassing is, moeten een artikel 35-ontheffing aanvragen. De ontheffing kan worden aangevraagd door de aanvrager van de evenementenvergunning, maar ook door een derde. De leidinggevende genoemd op de ontheffing moet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt. Het verstrekken van sterke drank buiten een horeca inrichting is niet toegestaan. Daarom mag tijdens een evenement alleen zwak-alcoholhoudende drank met minder dan 15% alcohol zoals bier en wijn worden verstrekt.

 

Voor het verstrekken van zwakalcoholhoudende drank tijdens een evenement gelden alle wettelijke voorschriften en behoudt de gemeente de mogelijkheid om aanvullende voorschriften aan de vergunning te verbinden.

 

Voor buurt- of straatfeesten is het verstrekken van zwakalcoholhoudende drank toegestaan zonder ontheffing van de burgemeester als de verstrekking niet vanuit de uitoefening van een bedrijf of tegen betaling plaatsvindt. Uiteraard is het verstrekken van zwakalcoholhoudende drank ook dan pas vanaf 18 jaar toegestaan.

 

Aanwezigheid van drugs op evenementen

Naast het gebruik van alcohol komt het gebruik van drugs voor bij evenementen. Drugsgebruik kan ernstige problemen op het gebied van gezondheid en veiligheid opleveren.

 

Voorschriften die de burgemeester kan verbinden aan de vergunning zijn bijvoorbeeld:

  • bij evenementen waarbij het vermoeden bestaat dat er soft- of harddrugs op de evenementenlocatie worden meegenomen, kan de organisator verplicht worden actief maatregelen te nemen dit te bestrijden. Voorbeelden hiervan kunnen zijn fouilleren, surveilleren, drugshonden, etc.;

  • bij evenementen waarbij het vermoeden bestaat dat er soft- of harddrugs op de evenementenlocatie worden meegenomen, kan de organisator verplicht worden om EHBD (Eerste Hulp Bij Drugsgebruik) in te zetten.

8. Toezicht en Handhaving

8.1 Balans tussen levendigheid en leefbaarheid

Het vinden van een goede balans tussen de levendigheid van en door evenementen en de leefbaarheid voor bewoners en andere belanghebbenden, is gebaat bij duidelijkheid over de kaders en spelregels. Als deze eenmaal zijn bepaald, is het vervolgens aan alle betrokkenen zich hieraan te houden. Samenwerking met en overleg tussen organisator, ondernemers, bewoners en de gemeente is cruciaal.

 

De gemeente heeft een belangrijke rol als bewaker van de regels. Nadruk hierbij ligt vooral op het bewaken van de belangen van de omwonenden en het veilig laten verlopen van ieder evenement. Omwonenden worden geconfronteerd met de effecten van een evenement. Dit moet echter geen afbreuk doen aan de belangrijke rol die evenementen vervullen in onze gemeente. De gemeente wil het organiseren van een evenement waar mogelijk ondersteunen.

 

Wanneer een organisator de correctie informatie geeft, de juiste investeringen doet en een serieuze partner vormt voor de gemeente, dan is het redelijk om dat ook te belonen. De gemeente wil graag zoveel mogelijk loslaten waar vertrouwen aanwezig is. Een organisator die heeft bewezen minimale overlast te veroorzaken in welke vorm dan ook, kan rekenen op minder toezichtlasten in de toekomst. Daarbij is het in principe ook mogelijk dat een evenement een lager risicoprofiel krijgt toegekend en daardoor in een lagere categorie terechtkomt. Dit levert profijt op voor de organisator, omwonenden en de gemeente.

 

De gemeente is verantwoordelijk voor de controle of aan de vergunningsvoorwaarden van het evenement wordt voldaan. Er wordt direct opgetreden als er sprake is van een onveilige situatie of gevaar voor de openbare orde. Daarnaast worden er corrigerende instructies gegeven als er overtredingen zijn in voorwaarden met betrekking tot bijvoorbeeld op- en afbouwtijden, verstrekking van drank aan minderjarigen of geluidsovertredingen.

 

In het traject tot het komen van een vergunning voor een evenement wordt een inschatting gemaakt van de benodigde voorschriften. Daarbij speelt de verantwoordelijkheid die een organisator neemt een grote rol. Daarnaast wordt op basis van signalen uit de omgeving, voor en tijdens het evenement de inzet geïntensiveerd waar nodig. Zo nodig wordt het evenement geëvalueerd en worden de conclusies meegenomen en vertaald naar maatregelen in aanvragen die een organisator in de toekomst doet. Bij een positieve evaluatie kan dit leiden tot een vermindering van toezicht en handhaving en in negatieve evaluaties tot een intensivering van toezicht en handhaving of in het uiterste geval tot het niet verstrekken van de vergunning. Dit principe wordt omschreven als ‘’high trust, high penalty’’. Onderdeel van het principe is naast het directe toezicht op het evenement tevens het toezicht op de rol van de organisator. In het bijzonder wordt in het voortraject gemonitord of de organisator op een goede wijze met de omgeving communiceert over het evenement. Hierbij valt te denken aan de wijze waarop opmerkingen van de omgeving gewogen worden en mogelijk een vertaling krijgen in de opzet van het evenement. Tevens wordt gemonitord of de organisator bereikbaar is gedurende de op- en afbouw en feitelijke evenementendagen. Meer dan in het verleden gaat de gemeente daarop toezien. De kwaliteit van de communicatie met omwonenden en andere belanghebbenden wordt betrokken bij toekomstige maatregelen in positieve of negatieve zin.

 

8.2 Inzet van toezichthoudende diensten

De inzet van toezichthoudende diensten wordt bepaald op basis van het profiel van het evenement, ervaringen met voorgaande evenementen van de organisator, samenloop met andere activiteiten. Onderdeel van het toezicht is de preventieve aanpak, waarbij ingezet wordt om voor het evenement het gesprek met organisator en omgeving aan te gaan over de invulling van de verantwoordelijkheden van de organisator. In de preventieve aanpak zijn alle onderwerpen, die impact hebben op de omgeving, onderwerp van gesprek. Voorbeelden hiervan zijn onder andere bereikbaarheid in het kader van verkeer voor, tijdens en na het evenement, parkeervoorzieningen, geluidsnormen, afval, wijze en tijden van op- en afbouw en de bereikbaarheid van de organisator voor, tijdens en na het evenement. Op dezenmanier wordt duidelijk wat de omgeving mag en kan verwachten van de organisator en wat van de toezichthoudende diensten.

9. Evaluatie, inwerkingtreding en citeertitel

9.1. Evaluatie

De bevoegdheid tot het vaststellen van het evenementenbeleid ligt bij de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders. Het evenementenbeleid wordt een jaar na inwerkingtreding geëvalueerd.

 

9.2 Inwerkingtreding

Het beleid treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Overgangsbepaling

Een vergunning of ontheffing verleend voor de vaststelling van het evenementenbeleid, blijft ook na de inwerkingtreding gelden, hetzij tot het einde van de looptijd, hetzij tot het tijdstip dat zij met toepassing van dit evenementenbeleid wordt gewijzigd of ingetrokken.

 

Op aanvragen om een vergunning of ontheffing ingediend voor de vaststelling van het evenementenbeleid, waarop bij de inwerkingtreding van nog niet is beslist, wordt met toepassing van het evenementenbeleid beslist.

 

9.3 Citeertitel

Dit beleid wordt aangehaald als ‘Evenementenbeleid 2024’.

Vastgesteld d.d. 5 december 2023.

een ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft

het college van burgemeester en wethouders van Hollands Kroon,

de secretaris

J.W.A. Kradolfer

de burgemeester

A. van Dam


1

Evenement: een locatie of inrichting ingericht voor vermaak en toegankelijk voor publiek zoals: een braderie; een optocht op de weg die niet bedoeld is als een betoging zoals staat in artikel 7.15; een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;  een klein evenement zoals een straatfeest of een buurtbarbecue op een dag; een herdenkingsplechtigheid. Dit geldt niet voor: bioscoopvoorstellingen; markten zoals staat in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet; kansspelen zoals staat in de Wet op de kansspelen; het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen; betogingen, samenkomsten en vergaderingen zoals staat in de Wet openbare manifestaties; activiteiten zoals staat in artikel 8.7 van deze verordening.

2

Het zorgvuldig voorbereiden van besluiten vereist dat het bestuursorgaan actief relevante gegevens verzamelt en actief onderzoekt welke feiten en belangen een rol moeten spelen bij de besluitvorming. In het bijzonder geldt dit voor besluiten die spontaan, zonder dat daar een aanvraag aan ten grondslag ligt, worden genomen. In geval van een aanvraag, mag in de regel van de aanvrager worden verwacht dat hij de vereiste gegevens en bescheiden zelf aanlevert. Zijn er echter derdebelanghebbenden bij de aanvraag betrokken, dan is een meer actieve opstelling van het bestuursorgaan vereist, omdat derden vaak niet van de aanvraag op de hoogte zijn. Het onderzoek moet voldoende zijn en de methode van onderzoek voldoende deugdelijk. Een methode van onderzoek die geen volledige zekerheid biedt is uitsluitend toegestaan wanneer de geadresseerde van het besluit vooraf voldoende ruimte krijgt zich te verweren.

3

In de uitspraak van 13 februari 2020 van de rechtbank Gelderland (ECLI:NL:RBGEL:2020:965)oordeelde de rechtbank bijvoorbeeld dat het college in het kader van de vergunningverlening voor een omgevingsvergunning onvoldoende onderzoek had verricht om aan te nemen dat geen natuurvergunning nodig is voor gebiedsbescherming, zodat het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning door de rechtbank werd vernietigd.

4

Een inrichting is "elke door de mens bedrijfsmatige of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht." Dat staat in artikel 1.1 lid 1 Wet milieubeheer. Deze wet vervalt en onder de Omgevingswet staat dde milieubelastende activiteit” (MBA) centraal, niet de inrichting. Ingevolge artikel 5.1 lid 2 onder b van de Ow is het verboden om zonder omgevingsvergunning “een milieubelastende activiteit” MBA, te verrichten “voor zover het gaat om een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geval”.

5

Een vergunning is nodig bij nachtverblijf aan meer dan 10 personen of dagverblijf aan meer dan 10 kinderen onder de 12 jaar of aan meer dan 10 lichamelijk of verstandelijk gehandicapte personen. In andere situaties kan volstaan worden met een gebruiksmelding.

6

Besluit Brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen’ (BGBOP). Art 2.1 Lid 3