Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaanstad 2023 |
Citeertitel | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaanstad 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-12-2023 | nieuwe regeling | 14-11-2023 | z7948597 / d386 |
Hoofdstuk 2 : Vaststellen gebruikelijke hulp Wmo
Artikel 2.1 Gebruikelijke hulp
Als er sprake is van huisgenoten die gebruikelijke hulp kunnen bieden, kent het college in beginsel geen maatwerkvoorziening toe. Het college acht het als redelijk dat taken in een huishouden onderling opgevangen worden. Het gaat daarbij niet alleen om het huishoudelijk werk, maar ook om de (gezamenlijke) administratie en de zorg en begeleiding van kinderen.
Artikel 2.2 Uitzonderingen op het bieden van gebruikelijke hulp
De afwezigheid als bedoeld in het eerste lid, onder c moet een verplichtend karakter hebben, bijvoorbeeld vanwege werk in het buitenland, offshore of als internationaal chauffeur. Daarnaast moet gekeken worden naar de aard van de ondersteuning en de duur van de afwezigheid. Als ondersteuning uitstelbaar is dan wordt pas uitgegaan van afwezigheid van gebruikelijke hulp als het gaat om een aaneengesloten periode van tenminste zeven etmalen.
Artikel 2.3 Gebruikelijke hulp bij ondersteuning bij het huishouden
Als de cliënt zijn/haar huishoudelijke taken niet meer kan uitvoeren wordt van de huisgenoten verwacht dat zij deze taken overnemen.
Artikel 2.5 Bijdrage van kinderen aan het huishouden
Als er in het huishouden kinderen aanwezig zijn, dan gaat het college ervan uit dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken waarbij als uitgangspunt geldt dat:
Artikel 2.6 Gebruikelijke hulp bij begeleiding
Bij volwassenen onderling kan van partners en andere volwassen huisgenoten ten opzichte van elkaar worden gevraagd dat een deel van het sociaal verkeer gezamenlijk plaatsvindt en begeleiding onderling dus gebruikelijk is. Inwonende volwassenen onder wie partner, huisgenoot of volwassen kinderen (> 18 jaar) worden verondersteld de praktische, ondersteunende begeleiding in het normale maatschappelijke verkeer te verzorgen.
In een zorgsituatie die langer dan drie maanden duurt en waarin uitzicht is op herstel en in een zorgsituatie waarin geen uitzicht is op herstel wordt gebruikelijke hulp verwacht bij onder andere (deze opsomming is niet limitatief):begeleiding op het terrein van maatschappelijke deelname. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het bezoeken van een huisarts, het bezoeken van dagbesteding, sociale activiteiten zoals bezoek van theater, musea en attracties;
Hoofdstuk 3: Criteria om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening
Het beoordelingskader voor een aanspraak op maatwerkvoorzieningen wordt bepaald door de wet, die onder andere de doelgroep regelt en criteria benoemt (zoals eigen kracht en gebruikelijke hulp), en de gemeentelijke verordening, die ook criteria bevat waaraan de cliënt moet voldoen om in aanmerking te komen voor een (maatwerk)voorziening op grond van de wet.
Artikel 3.1 Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Er bestaat geen aanspraak op een maatwerkvoorziening indien de maatwerkvoorziening voor de cliënt algemeen gebruikelijk is. Met het criterium algemeen gebruikelijk wordt bedoeld te voorkomen dat het college een voorziening verstrekt waarvan, gelet op de omstandigheden van de cliënt, ook als hij of zij geen beperkingen had, zou (kunnen) beschikken. Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die voldoet aan de volgende criteria:
Artikel 3.3 Eerder verstrekte voorziening
Bij een melding voor het vervangen van een voorziening onderzoekt het college eerst of de situatie van de cliënt is veranderd. Wanneer de medische situatie dusdanig is veranderd waardoor de voorziening niet meer passend is, kan een nieuwe voorziening worden toegekend. De afschrijvingsduur speelt in dit geval geen rol.
Artikel 3.4 (Wettelijk) voorliggende voorzieningen
De Zorgverzekeringswet (Zvw) is een (wettelijk) voorliggende voorziening. De verzekerde kan voor onder meer de volgende voorzieningen bij de Zvw terecht:
Behandeladvies ergotherapeut voor 10 uur per jaar. In deze sessie kan de ergotherapeut oefenen met voorzieningen, vast stellen wat nodig is, hoe activiteiten het best uitgevoerd kunnen zonder extra inspanning en zonder valgevaar. Bewoners kunnen zich hiervoor melden bij de huisarts en bij een aantal praktijken ook rechtstreeks;
Artikel 3.5 Duur van de indicatie
De periode waarvoor een indicatie wordt afgegeven is afhankelijk van meerdere factoren:
De indicatieduur is maatwerk en afhankelijk van de levensfase en persoonlijke omstandigheden van de cliënt. De indicatieduur kan variëren van een korte periode tot een indicatie voor onbepaalde tijd (zonder einddatum) en alle periodes daartussen. Voor welke termijn een indicatie wordt afgegeven, is afhankelijk van de volgende factoren:
Voorwaarde voor een indicatie zonder einddatum is dat uit het onderzoek moet blijken dat er sprake is van een situatie waarin de cliënt niet meer zelfredzamer of leerbaarder te maken is, waardoor de cliënt blijvend is aangewezen op de noodzakelijke ondersteuning vanuit de Wmo. Dit blijvende karakter geldt ook voor de inzet van de voorzieningsintensiteit, vanwege de beperkingen en belemmeringen in de zelfredzaamheid en participatie.
Is er sprake van een situatie waarbij de verwachting bestaat dat er verbetering mogelijk is in de eigen kracht of leerbaarheid, al dan niet door inzet van gebruikelijke hulp, (niet afdwingbare) mantelzorg of algemene voorzieningen, zal de indicatieduur worden beperkt tot de termijn waarbinnen deze verbeteringen verwacht worden, naar aanleiding van de gestelde doelen uit het ondersteuningsplan.
Bij een indicatie van onbepaalde tijd vinden er evaluatiegesprekken plaats om te beoordelen of de lopende indicatie en/of verstrekkingsvorm nog passend zijn. Bij het evaluatiegesprek zijn in ieder geval de cliënt (en/of diens vertegenwoordiger) aanwezig en worden de mantelzorgers uitgenodigd en eventuele cliëntondersteuners. Het is aan de beoordeling van het college te bepalen wie er eventueel nog meer aanwezig zijn.
Hoofdstuk 4: Afwegingen en criteria bij maatwerkvoorzieningen
Artikel 4.1 Maatwerkvoorzieningen huishoudelijke ondersteuning
Er zijn 3 leefdomeinen waar huishoudelijke hulp in beeld komt als maatwerkvoorziening:
beperkingen in Activiteiten dagelijks leven (ADL). Dit zijn mensen die door beperking of ouderdom niet meer in staat zijn om hun huishouden (gedeeltelijk of helemaal) zelf te doen en niet in staat zijn het op een andere manier te regelen door bijvoorbeeld zelf een hulp in te huren of iemand uit hun omgeving in te zetten;
beperkingen in geestelijke gezondheid. Dit zijn mensen die door hun geestelijke problematiek niet in staat zijn hun huishouden te organiseren en waarbij de kans op verwaarlozing aanwezig is of waar al verwaarlozing bestaat. Als mensen geen andere oplossing hebben via hun eigen omgeving of algemene voorzieningen, dan komt een maatwerkvoorziening in beeld;
Artikel 4.2 Huishoudelijke hulp in natura
In het onderzoek naar de inzet van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp wordt betrokken:
werkzaamheden die gedaan moeten worden en waar ondersteuning bij nodig is: als alleen het zware schoonmaakwerk gedaan hoeft te worden kan een lager profiel ingezet worden dan als er ook lichte taken gedaan moeten worden. Als er weinig kamers gebruikt worden kan er een lager profiel worden ingezet dan als er meerdere kamers worden gebruikt;
Artikel 4.3 Voorliggende voorzieningen bij resultaat schoon en leefbaar huis
Algemeen gebruikelijke en algemene voorzieningen, die bij de verzorging van het huishouden ingezet kunnen worden, zijn onder andere:
Een leefbaar huishouden voeren, impliceert een geschikte woning waarin de cliënt zijn alledaagse levenshandelingen kan verrichten. Om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen in de eigen leefomgeving zijn er voorzieningen die dit mogelijk maken. Een woonvoorziening wordt slechts verleend door het college indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen. De woonruimte is geschikt voor permanente zelfstandige bewoning.
Er moet een direct verband bestaan tussen de beperkingen die de cliënt ondervindt en één of meer bouwkundige of woontechnische kenmerken van de woning, bijvoorbeeld de trap, het bad, drempels, de keuken of de breedte van de deuropeningen. Daarnaast moeten de beperkingen hem of haar belemmeren in het toegang verkrijgen tot en/of gebruik van essentiële woonruimten. Hobby en recreatieruimten vallen hier niet onder, tenzij de woning of een van de essentiële woonruimten uitsluitend via (een van) deze ruimten te bereiken is. Ook worden geen aanpassingen vergoed voor voorzieningen met een therapeutisch doel zoals dialyseruimte en therapeutische baden.
Het college stelt een onderzoek in aan de hand van de hulpvraag en doorloopt het stappenplan Wmo zoals opgenomen in bijlage 4 Stappenplan Wmo bij deze beleidsregels. In de laatste stap weegt het college af of de woonvoorziening die de noodzakelijk ondersteuning geeft, verstrekt kan worden vanuit een voorliggende of algemeen gebruikelijke voorzieningen.
Woonvoorzieningen kunnen losse voorzieningen zijn maar ook bouwkundige of woontechnische aanpassingen. Als de kosten van deze bouwkundige dan wel woontechnische aanpassingen duurder zijn dan een verhuizing naar een meer geschikte of tegen lagere kosten geschikt te maken woning dan wordt afgewogen welke oplossing het meest passend is.
Indien overwogen wordt om het primaat van verhuizing toe te passen zullen een aantal factoren die bij de besluitvorming een rol kunnen spelen, afgewogen moeten worden:
Op welke termijn kan het probleem worden opgelost?
Afgewogen moet worden of een verhuizing snel het juiste resultaat biedt voor de zelfredzaamheid van de cliënt. Soms kan dat wel maar soms ook niet. Beoordeeld moet worden binnen welke termijn er, ook uit medisch oogpunt, een oplossing voor het probleem gerealiseerd moet zijn.
Van belang is daarbij o.a. de binding van de cliënt met de omgeving, aanwezigheid van dringende mantelzorg en direct inzetbare familie, aanwezigheid van belangrijke voorzieningen in de omgeving (te denken valt aan dagbesteding of daginvulling). Deze factoren moeten zoveel mogelijk geobjectiveerd worden.
Woonlasten en financiële draagkracht.
Er moet een vergelijk gemaakt worden tussen de woonlasten in de oude en eventueel nieuwe woning. Alle woonlasten moeten daarin meegenomen worden. Ook de verkoopbaarheid van de woning kan een rol spelen. Beoordeeld zal ook moeten worden of er een redelijke prijs voor de woning wordt gevraagd, en of er als gevolg van een restschuld geen financiële problemen ontstaan.
Artikel 4.6 Algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen
Artikel 4.7 Vormen van woonvoorzieningen
Onder losse woonvoorzieningen wordt verstaan: voorzieningen die niet nagelvast aan het huis vast zitten en dus verplaatsbaar zijn (bijvoorbeeld een tillift). Dit wordt ook wel “roerende woonvoorzieningen” genoemd. Losse voorzieningen gaan doorgaans vóór op bouwkundige aanpassingen. Een losse tillift is bijvoorbeeld te verkiezen boven een plafondlift.
Onder bouwkundige woonvoorzieningen wordt verstaan: voorzieningen die nagelvast aan het huis vast zitten. Trapliften, in natura, worden in bruikleen verleend. Het college vergoedt de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van een liftinstallatie indien deze verstrekking heeft plaatsgevonden in het kader van de Wmo. De hoogte van het onderhoud en reparatie is gebaseerd op het contract tussen gemeente en leveranciers van het lopende jaar.
Artikel 4.8 Bezoekbaar maken woning
In afwijking van het vierde lid kan het college voor noodzakelijke aanpassingen om logeren van een Wlz-cliënt mogelijk te maken, eenmalig een bedrag van € 5.000,- beschikbaar stellen t.b.v. het bekostigen van noodzakelijke aanpassingen. Dit bedrag kan worden besteed aan het overnemen (tegen restwaarde) van eventuele eerder gerealiseerde woonvoorzieningen of nieuwe noodzakelijke woonvoorzieningen om het mogelijk te maken in de woning te logeren.
Artikel 4.9 Grenzen aan de woonvoorziening
Voor de vervanging van de badkamer is de algemeen gebruikelijke levensduur afschrijvingstermijn bepaald op meer dan 25 jaar en de keuken op meer dan 15 jaar. Dit ziet het college als een algemeen gebruikelijke voorziening omdat normaliter renovatie van toepassing is. Wel dient onderzocht te worden of de renovatie voor de aanvrager ook algemeen gebruikelijk is zoals bedoeld in artikel 3.1.
Artikel 4.10 Vervoersvoorzieningen
Artikel 4.11 Begeleidingsarrangementen
Alvorens begeleiding te verstrekken is het van belang dat wordt onderzocht wat de mogelijkheden van behandeling zijn. Als verbetering van functioneren of handelen (vaardigheden) nog mogelijk is, dan is behandeling voorliggend. Hiervoor wordt de medisch adviseur (onafhankelijk arts) ingeschakeld. Van de cliënt mag verwacht worden (in kader van eigen kracht) dat hij gebruik maakt van de behandelmogelijkheden en zich inspant om de behandeling optimaal te laten verlopen.
Artikel 4.13 Resultaatgebied: Ondersteuning bij sociaal en persoonlijk functioneren
Artikel 4.14 Resultaatgebied: Ondersteuning bij administratie en financiën
Artikel 4.15 Resultaatgebied: Zinvolle dagbesteding
De begeleiding in het kader van zinvolle dagbesteding is onder meer gericht op het structureren van de dag, praktische ondersteuning en het oefenen en ontwikkelen van vaardigheden die de zelfredzaamheid bevorderen of behouden. Bij de sociale dagbesteding ligt de nadruk van activiteiten vooral bij recreatie, educatie en op sociale ontwikkeling. Wanneer een burger potenties heeft om werknemersvaardigheden op te doen is er een de mogelijkheid om meer “arbeidsmatige dagbesteding” in te zetten.
Artikel 4.16 Vervoer naar de dagbesteding
Wanneer een cliënt niet in staat is zelfstandig (of vanuit eigen netwerk) naar de dagbesteding te komen, is er een mogelijkheid om vervoer in te zetten. Bij het vervoer moet aangegeven worden of de cliënt gezien zijn beperkingen moet reizen met een rolstoel zodat het vervoersmiddel daarop afgestemd kan worden. Met het inzetten van vervoer bij het resultaatgebied dagbesteding zal de aanbieder regelen dat de cliënt van- en naar de dagbesteding vervoerd wordt.
Artikel 4.17 Resultaatgebied: Beschermd wonen
Beschermd Verblijf en Beschermd Thuis is voor mensen met (het vermoeden van) een stapeling van psychosociale en/of psychiatrische GGZ-problematiek, en/of licht verstandelijke beperkingen (LVB), en/of andere complexe ondersteuningsvragen. Mensen die behoefte hebben aan 24 uurs beschikbaarheid van zorg. Het gaat daarbij om personen die:
Artikel 4.18 Resultaatgebied: Respijtzorg
Dit resultaatgebied is bedoeld ter ontlasting van mantelzorgers. Het gaat om vervangende zorg en is bijvoorbeeld aan de orde bij ziekte of vakantie van de mantelzorger. Het kan ook worden ingezet ter voorkoming van overbelasting van mantelzorgers, waardoor de mantelzorger de zorg beter en langer kan volhouden.
Het resultaatgebied kan zowel thuis als elders worden ingezet. Als de zorgvrager elders gaat logeren (bijvoorbeeld voor een week of elke week twee nachten) is er sprake van kortdurend verblijf. Gaat het om meerdere momenten in een jaar om door het hele jaar heen met enige regelmaat de mantelzorger te ontlasten is er sprake van doorlopende respijtzorg.
Hoofdstuk 5: Rolstoelen en hulpmiddelen voor sportbeoefening
Artikel 5.1 Afwegingskader rolstoelen
Rolstoelen voor het zogenaamde niet structureel’ en ‘weinig voorkomend’ gebruik vallen niet onder alledaagse verplaatsingen. In deze situaties verwijst het college naar de thuiszorgwinkels. Gebruikt de cliënt de rolstoel regelmatig (langdurige korte momenten) dan is een verstrekking vanuit de Wmo mogelijk. Het college stelt op grond van het indicatieadvies een programma van eisen op.
Artikel 5.2 Grenzen aan de verstrekking rolstoelen, hulpmiddelen voor sportbeoefening.
In het geval van verhuizing van de cliënt naar Zaanstad, dan kan het college de rolstoel overnemen tegen de vast te stellen restwaarde, en voor zover deze is opgenomen in het kernassortiment van de gemeente. Als een rolstoel niet wordt overgenomen, levert het college een vergelijkbaar hulpmiddel. In het omgekeerde geval kan de rolstoel ook door een andere gemeente worden overgenomen.
Wanneer het voor de cliënt zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport te beoefenen en de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn -dan de gebruikelijke kosten die een persoon zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport-, kan een forfaitaire tegemoetkoming in de kosten voor een sportvoorziening/hulpmiddel worden verstrekt. De aanvrager moet aantonen dat er sprake is van een actieve sportbeoefening.
Kosten voor het feitelijk kunnen bezoeken van of deelnemen aan activiteiten zoals entreegelden of lidmaatschapsbijdragen komen niet voor vergoeding in aanmerking. Verwacht mag worden dat de levensduur van een sportvoorziening minimaal drie jaar is. Met uitzondering van een elektrische rolstoel waarvan de minimale levensduurverwachting minimaal zes jaar is.
Een cliënt is een bijdrage (abonnementstarief) in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening. Als het gaat diensten is de eigen bijdrage verschuldigd zo lang de dienst wordt gebruikt. In geval van materiele voorzieningen is de eigen bijdrage verschuldigd op basis van de kostprijs.
Artikel 6.2 Kostprijsberekening
De hoogte van de eigen bijdrage gebeurt op basis van de kostprijs. De kostprijs voor een maatwerkvoorziening is gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs van de voorziening. Deze worden bepaald door de bij de aanbesteding met de leverancier overeengekomen prijzen. De kostprijs voor materiële voorzieningen is gelimiteerd tot 50 % van de inkoopprijs. Voor artikelen uit depot wordt dezelfde kostprijs gerekend als voor nieuwe materiële voorzieningen. Deze worden voor maatwerkvoorzieningen bepaald door de bij de aanbesteding met de leverancier overeengekomen prijzen. Voor materiële voorzieningen in pgb is dit gebaseerd op zin tarieven (2016-2020) met daarna een jaarlijkse indexatie.
Om in aanmerking te komen voor een vrijstelling levert de cliënt een budgetoverzicht aan met daarin de inkomsten versus de vaste lasten (zoals huur, zorgverzekering, gas, water, licht) en variabele lasten (zoals bv eigen risico zorgverzekering). Het college toetst in het budgetoverzicht of er nog uitgaven zijn die niet direct noodzakelijk zijn voor het levensonderhoud, die aangewend kunnen worden voor de betaling van de eigen bijdrage (denk hierbij aan abonnementen, levensstijl, structurele uitjes etc).
Bijlage 2 Omschrijving profielen resultaatgebied schoon huis
Bijlage 3 Profielen maatwerkarrangementen begeleiding
De arrangementen zijn in drie sectoren ingedeeld. Dit betreft :
Binnen de sectoren zijn er per resultaatgebied verschillende profielen mogelijk.
De ondersteuning op dit gebied is ingedeeld in vijf profielen met de volgende kenmerken:
Bij het aanleren van praktische vaardigheden/ handelingen kan worden gedacht aan:
Bij het aanbrengen van structuur en routine moet gedacht worden aan:
Aansturing en coaching bij uitvoering van taken is vooral nodig bij mensen met cognitieve problemen.
Overname van taken (profiel 4 en 5) is alleen in uitzonderingssituaties aan de orde, bijvoorbeeld bij mensen waarbij opname in een GGZ-instelling dreigt.
Hieronder volgt een nadere omschrijving van de profielen:
Profielen binnen resultaatgebied ondersteuning bij financiën
Binnen dit resultaatgebied onderscheiden we de volgende drie profielen:
De dagbesteding is in de onderstaande 6 profielen onderverdeeld. Elk (hoofd) profiel kent een lichte en zware variant. In het lichte profiel heeft de client geen adl zorg (hulp bij o.a. toiletgang, maaltijd) nodig. In het zware profiel is dit wel het geval.
In de GGZ sector is er geen verschil in tarief tussen wel of geen adl (hulp bij o.a. toiletgang, maaltijd), omdat adl zorg bij deze groep niet aan de orde is.
Wanneer een burger niet in staat is zelfstandig (of vanuit eigen netwerk) naar de dagbesteding te komen, is er een mogelijkheid om vervoer in te zetten. Bij het vervoer moet aangegeven worden of de burger gezien zijn beperkingen moet reizen met een rolstoel zodat het vervoersmiddel daarop afgestemd kan worden. Met het inzetten van vervoer bij het resultaatgebied dagbesteding zal de Aanbieder regelen dat de burger van- en naar de dagbesteding vervoerd wordt.
De tarieven voor respijtzorg zijn all-in tarieven, dus inclusief verblijf, zorg en eventuele dagbesteding.
De kortdurende respijtzorg kan wel worden gecombineerd met inzet van andere resultaatgebieden. Iemand die bijvoorbeeld twee weken gebruik maakt van kortdurende respijtzorg, kan bijvoorbeeld de rest van het jaar de dagbesteding bezoeken. Bij inzet van doorlopende respijtzorg is inzet van een ander resultaatgebied in principe niet aan de orde.
Dit resultaatgebied geeft de mogelijkheid om aanvullende ondersteuning op resultaatgebieden in te zetten. Het is niet toepasbaar op resultaatgebied 4a vervoer naar dagbesteding.
Dit resultaatgebied kan voor maximaal één jaar worden ingezet, gemotiveerd en aanvullend op één van de andere resultaatgebieden en enkel in bijzondere situaties. Het resultaatgebied kent de volgende varianten: