Organisatie | Montferland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels voetbalvandalisme en ernstige overlast gemeente Montferland 2023 |
Citeertitel | Beleidsregels voetbalvandalisme en ernstige overlast gemeente Montferland 2023 |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | Beleidsregels voetbalvandalisme en ernstige overlast gemeente Montferland 2023 |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-12-2023 | nieuwe regeling. | 17-10-2023 | 23b0006486 - 23int01496 |
De burgemeester van Montferland;
de burgemeester verantwoordelijk is voor de openbare orde en veiligheid in de gemeente;
het gewenst is nader te bepalen op welke wijze en in welke situaties toepassing wordt gegeven aan de artikelen 172a en 172b van de Gemeentewet, waarbij de inzet van deze artikelen gericht zullen zijn op het herstel van de openbare orde en niet op bestraffing van het individu;
gelet op de artikelen 172a en 172b van de Gemeentewet;
Beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en ernstige overlast gemeente Montferland 2023
Op 1 september 2010 is de “Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast” (Wet MBVEO of ook wel de Voetbalwet genoemd) in werking getreden. Doel van deze wet is het voorkomen van een herhaling van ernstig overlastgevend gedrag. De wet bestaat uit artikelen in de Gemeentewet, het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering. Te weten:
Deze wet geeft de burgemeester en officier van justitie de mogelijkheid om maatregelen op te leggen aan personen die overlast veroorzaken en/of de openbare orde verstoren.
In juli 2015 is de Wet MBVEO op een aantal punten aangescherpt:
Destijds zijn de ‘beleidsregels inzake de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast gemeente Montferland 2012’ vastgesteld. Deze beleidsregels zijn inmiddels verouderd en moeten geactualiseerd worden. Bovendien zijn deze beleidsregels uit 2012 nog gebaseerd op de wetgeving van voor juli 2015.
Overwegende dat voor de toepassing van artikel 172a en artikel 172b Gemeentewet een beleidsregel noodzakelijk is wat betreft de bevoegdheden bij herhaaldelijke groepsgerelateerde en/of individuele overlast, is onderstaand beleid geformuleerd.
Op grond van de Wet MBVEO kan de burgemeester een gebieds- of groepsverbod opleggen voor een periode van drie maanden. Ook is het mogelijk een gebiedsverbod of groepsverbod op te leggen voor maximaal 90 afzonderlijke dagen verspreid over een periode van 24 maanden. In combinatie met deze verboden kan tevens een meldingsplicht worden opgelegd.
De wet is van toepassing op structurele ernstige overlast en is bedoeld ter aanvulling op de reeds bestaande bevoegdheden van de burgemeester en de officier van justitie. Alleen als andere maatregelen niet toereikend zijn kan naar deze bevoegdheden worden gegrepen. Het is dus een ultimum remedium en alleen bedoeld voor de “zware” gevallen (hardnekkige overlast, ordeverstorende jeugdgroepen etc.).
Deze bevoegdheden zien niet op dreigende, acute ordeverstoringen of ongeregeldheden. Bij acute, onverwachte situaties waar geen tijd of weinig voorbereidingstijd is, kan de burgemeester gebruik maken van zijn noodbevoegdheden (noodbevel of noodverordening) krachtens het bepaalde in de Gemeentewet.
Met de Wet MBVEO wordt ook het opzettelijk verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van geweld tegen personen of goederen strafbaar gesteld. Afspraken met overlastgevers maken via bijvoorbeeld internet of SMS worden daarmee als een zelfstandige en strafwaardige handeling aangemerkt.
Tot slot is in de wet een bevoegdheid voor de officier van justitie opgenomen tot het geven van een gedragsaanwijzing, het opleggen van een gebiedsverbod, contactverbod of meldingsplicht voorafgaand aan strafrechtelijke vervolging. Indien de officier van justitie een gebiedsverbod heeft opgelegd dan kan de burgemeester aan de verdachte niet voor hetzelfde gebied een gebieds- of groepsverbod opleggen.
De tekst van de betreffende (wets)artikelen is in bijlage 3 opgenomen.
Hieronder volgt een inhoudelijke samenvatting van deze artikelen.
2.1.1 Gebiedsverbod (art. 172a Gemeentewet)
2.1.2. Groepsverbod (art. 172a Gemeentewet):
De burgemeester van een andere gemeente kan een burgemeester verzoeken om de overlastgever(s) in groepsverband namens hem een overeenkomstig groepsverbod te geven, indien de burgemeester die het bevel geeft de ernstige vrees heeft dat de overlastgever(s) in groepsverband ook in de andere gemeente de openbare orde zal verstoren.
2.1.3.Meldingsplicht (art. 172a Gemeentewet)
2.1.4.Overlast door jeugdigen onder de twaalf jaar (art. 172b Gemeentewet)
Aan een persoon die het gezag uitoefent over een minderjarige overlastveroorzaker die de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt, kan het volgende bevel worden gegeven:
dat de minderjarige zich niet in of in de omgeving van een of meer bepaalde objecten dan wel in een of meer bepaalde delen van de gemeente mag bevinden, tenzij de minderjarige wordt begeleid door een persoon die het gezag uitoefent over de betrokkene of een ander door de burgemeester aan te wijzen meerderjarige;
dat de minderjarige zich op bepaalde dagen gedurende een aangegeven tijdvak niet tussen 8 uur ’s avonds en 6 uur ’s ochtends bevindt op voor het publiek toegankelijke plaatsen, tenzij de minderjarige wordt begeleid door een persoon die het gezag over hem uitoefent of een andere door de burgemeester aan te wijzen meerderjarige.
2.2 Subsidiariteit en proportionaliteit
Bij de uitoefening van de genoemde bevoegdheden gelden de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Indien de openbare orde met minder vergaande maatregelen jegens betrokkene kan worden gehandhaafd, dient daarmee te worden volstaan. Bovendien mag de beperking van de bewegingsvrijheid niet verder gaan dan nodig is voor het doel:
de voorkoming van verdere verstoring van de openbare orde.
Daarom moet bij de totstandkoming van het besluit de afweging gemaakt worden of het besluit in verhouding staat tot het te bereiken doel en of het doel ook met andere, lichtere maatregelen en instrumenten bereikt kan worden. Een opsomming van die alternatieve maatregelen en instrumenten is opgenomen in bijlage 2.
2.3 Samenhang overige bevoegdheden uit de APV
De artikelen 172 a en 172b Gemeentewet doorkruisen niet wat bij gemeentelijke verordening is bepaald. Dit betekent dat de huidige instrumenten tegen overlast en baldadigheid uit de APV blijven bestaan, waaronder ook de gebiedsontzegging. Ook de inzet op grond van samenscholing en ongeregeldheden en de maatregelen tegen overlast en baldadigheid, waaronder openlijk drankgebruik blijven onverminderd van kracht.
In de Algemene Plaatselijke Verordening Montferland is in artikel 2:78 opgenomen:
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste acht weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
De toepassing van artikel 172a Gemeentewet en de APV is verschillend. Het instrument op grond van de APV maakt het mogelijk na een waarschuwing bij lichte orde verstorende gedragingen direct een gebiedsontzegging op te leggen. Op grond van de APV kan derhalve direct worden opgetreden op het moment dat een maatregel op dat moment, in dat gebied noodzakelijk wordt geacht voor het herstel van de openbare orde. Een gebiedsontzegging is daarom mogelijk bij een op dat moment optredend probleem, mits de betrokkene eerder is gewaarschuwd.
De bevoegdheden op grond van artikel 172a en 172b uit de Gemeentewet kunnen alleen worden ingezet als de overtredingen een herhaaldelijk karakter hebben, waarbij tevens sprake moet zijn van een ernstige vrees voor een verdere verstoring van de openbare orde. Het mandateren van deze aanvullende bevoegdheden is niet toegestaan. De bevoegdheden zijn daardoor feitelijk niet geschikt om in een acuut zich manifesterend openbare orde probleem in te zetten. Hiervoor zijn de APV, en het noodrecht (artikelen 172, 175-176a Gemeentewet) de meest geëigende instrumenten.
De bevoegdheden op grond van de Gemeentewet worden dan ingezet op het moment dat de maatregelen op grond van de APV geen effect sorteren of niet toereikend worden geacht, gelet op de ervaringen of het karakter van de problematiek en er ernstige vrees bestaat voor een verdere verstoring van de openbare orde. De gebiedsontzegging op grond van de APV wordt alleen opgelegd na een schriftelijke waarschuwing en een nieuw feit binnen de termijn van twaalf maanden. Gebiedsverboden op grond van de wet MBVEO kan worden opgelegd bij voldoende mutaties.
Op grond van artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een bestuursorgaan bevoegd om in plaats van een last onder bestuursdwang een last onder dwangsom op te leggen. De last onder dwangsom is net als de last onder bestuursdwang een herstelsanctie.
Aan een opgelegd gebiedsverbod, groepsverbod of meldplicht, kan een last onder dwangsom worden verbonden. Of deze last wordt opgelegd hangt af van de ernst en concrete omstandigheden van het geval.
Een last onder dwangsom dient enerzijds voldoende financiële aansporing (prikkel) te zijn om het bevel niet te overtreden en anderzijds moet de hoogte in redelijke verhouding te staan tot de ernst van de overtreding. De dwangsom wordt gesteld op een bedrag per geconstateerde overtreding. Mocht het maximum bereikt zijn, dan wordt een nieuwe last opgelegd met hogere bedragen.
Als richtlijn wordt het volgende aangehouden:
Afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval kunnen de bedragen hoger of lager worden gesteld.
De bevoegdheden van artikel 172a en 172b van de Gemeentewet kunnen worden ingezet bij diverse vormen van groepsgerelateerde en individuele herhaaldelijke overlast. Hieronder worden de meest relevante vormen benoemd. Deze (niet limitatieve) opsomming is bedoeld om een beeld te schetsen van de diverse vormen waarin overlast zich kan uiten, maar niet om harde grenzen te bepalen. Notoire overlastgevers kunnen onder verschillende omstandigheden en in verschillende samenstellingen overlast veroorzaken, al dan niet bij lokale (voetbal)wedstrijden. Hieronder worden de meest relevante vormen benoemd, waarbij van deze bevoegdheden gebruik kan worden gemaakt met het doel om aan te geven op welke wijze deze bevoegdheden zullen worden toegepast.
Deze beleidsregels zijn dus niet specifiek bedoeld voor voetbalvandalisme, maar voor ernstige overlast in het algemeen.
Ernstige overlast in de publieke ruimte / jeugdgroepen
Het komt steeds vaker voor dat in wijken sprake is van toenemende overlast en criminaliteit door (jeugd)groepen. Het betreft vaak aanhoudende ordeverstorende gedragingen in de publieke ruimte, die een directe aantasting vormen van de veiligheid en leefbaarheid. De gevolgen hiervan kunnen voor de omgeving ingrijpend zijn: mensen die zich in hun eigen woonomgeving bedreigd of onveilig voelen, bewoners die weggepest worden en verhuizen of winkeliers die zich niet veilig meer voelen in hun omgeving.
Het betreft doorgaans een beperkt aantal duidelijk aanwijsbare personen. Het gaat vaak om een kleine kern die het initiatief neemt en een leidende rol heeft. Als bestaande instrumenten zoals een gebiedsverbod op grond van de APV of eerdere hulpverlening/begeleiding niet het gewenste effect hebben dan kan de burgemeester zijn bevoegdheden op grond van artikel 172a Gemeentewet inzetten. De overlastgevers kunnen dan een langdurig gebiedsverbod of groepsverbod opgelegd krijgen. Het gebiedsverbod kan nog extra kracht worden bijgezet in combinatie met een meldingsplicht.
De wet biedt ook de mogelijkheid om drugsrunners, straatdealers, zwervers en alcoholisten die individueel of in groepsverband de openbare orde verstoren aan te pakken bij herhaaldelijke overlast en ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde.
Ernstige overlast bij evenementen
Montferland heeft jaarlijks een behoorlijk aantal evenementen. Om te voorkomen dat relschoppers herhaaldelijk bij evenementen de openbare orde verstoren, kunnen de instrumenten uit deze beleidsregels ook bij evenementen worden ingezet. Een evenement wordt in deze beleidsregel gedefinieerd overeenkomstig de definitie in de APV van de gemeente Montferland.
Ernstige overlast door jeugdigen onder de twaalf jaar
Soms worden herhaaldelijke en groepsgewijze openbare ordeverstoringen gepleegd door kinderen jonger dan twaalf jaar (12-minners). Bij deze groep is het van belang om in te zetten op preventie en hulpverlening. Investeren in opvoedingsondersteuning blijft de enige juiste lange termijnoplossing waarbij een persoonsgerichte aanpak voorop staat. De burgemeester zal niet zonder reden en niet zonder zicht op een bredere aanpak omgaan met het opleggen van bevelen aan de persoon die gezag uitoefent over deze 12-minner of aan een door de burgemeester aan te wijzen meerderjarige.
Het bevel uit artikel 172b Gemeentewet is bedoeld voor die situaties waarbij het jonge kind zich herhaaldelijk in groepen misdraagt met verstoringen van de openbare orde tot gevolg en waarbij eerder ingezette (vrijwillige) hulpverlening, ook richting ouders, onvoldoende soelaas biedt. Dit laatste kan ook het geval zijn indien de ouders zich niet of onvoldoende blijvend committeren aan een zorgtraject. Voordat gegrepen wordt naar zorg in een gedwongen kader kan dan eerst nog getracht worden via het burgemeestersbevel de situatie om te buigen. Ook als al wel gedwongen zorg is ingezet kan de burgemeester zijn bevoegdheid gebruiken, maar dan met het doel om de ordeverstoringen op korte termijn te kunnen stoppen.
Op grond van de bevelsbevoegdheid van artikel 172b Gemeentewet kan aan de ouders het bevel worden gegeven ervoor zorg te dragen dat hun kind zich niet zonder begeleiding van een meerderjarig persoon met gezag over hun kind of een door de burgemeester aan te wijzen ander meerderjarig persoon begeeft in bepaalde gebieden. Ook kan de begeleidingsplicht worden opgelegd voor de openbare ruimte tussen 20.00 uur ’s avonds en 06.00 uur ’s ochtends.
Hoewel deze vorm van overlast in de gemeente Montferland niet direct aan de orde zal zijn, wordt deze vorm van overlast hier wel benoemd. Ook bij lokale (voetbal)wedstrijden kan toepassing van deze wet nodig zijn. Deze vorm van overlast zal voornamelijk plaatsvinden voorafgaand aan en na afloop van wedstrijden. Soms zijn de (supporters)groepen onder invloed van drank en drugs. Bij ordeverstoringen is er onder andere sprake van intimiderend gedrag, bedreigingen, vernielingen en openlijke geweldpleging. Het kan voorkomen dat leden van “de harde kern” anderen tot ordeverstoringen aanzetten en zelf buiten schot blijven. Vooral (zeer) jonge supporters willen zich doen gelden en indruk maken op de harde kern. Het kunnen weren van supporters die zich schuldig maken aan openbare orde verstorend gedrag om herhaling te voorkomen is een nuttig en effectief instrument. Indien het opleggen van bijvoorbeeld een gebiedsverbod, ingevolge artikel 2:78 APV, niet het gewenste effect heeft, dan is het voor de burgemeester mogelijk om zijn bevoegdheden op grond van art. 172a Gemeentewet aan te wenden. De burgemeester kan daarbij een (zo nodig langdurig) gebiedsverbod of een groepsverbod opleggen aan personen, deel uitmakend van een groep, die door hun gedragingen de openbare orde herhaaldelijk verstoren of die daarbij een leidende rol hebben. Dit bevel kan worden aangevuld met een meldingsplicht.
4. GEBRUIK BEVOEGDHEDEN ART. 172a en 172b GEMEENTEWET
Voor het gebruik maken van de bevoegdheden op basis van artikel 172a en 172b Gemeentewet is de hieronder aangegeven uitwerking van belang.
4.1Voorwaarden voor toepassing bevoegdheden
De burgemeester kan gebruik maken van zijn bevoegdheden op grond van art. 172a en 172b Gemeentewet als voldaan is aan de volgende voorwaarden:
De verschillende begrippen worden in de volgende paragraaf nader toegelicht.
Hieronder volgt een nadere uitleg van de gehanteerde begrippen.
4.2.1Orde verstorende gedragingen
Een wettelijke definitie van het begrip ‘verstoring van de openbare orde’ is niet te geven. Of sprake is van een verstoring van de openbare orde en daarmee ordeverstorend gedrag hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen.
Het gaat om een afwijking van de normale gang van zaken in de publieke ruimte. Ordeverstorende gedragingen zijn in ieder geval strafbare gedragingen en overtredingen van de APV en/of Wetboek van Strafrecht. De ordeverstoorder kan een proces-verbaal krijgen voor deze gedragingen.
Daarnaast kunnen ook structurele orde verstorende gedragingen die niet direct strafbaar zijn gesteld onder deze begripsbepaling vallen. Vaak gaat het om gedragingen die op zichzelf, als ze eenmalig zouden worden tentoongespreid, niet als ernstig worden opgevat maar als ze persistent worden wel. Daarnaast zijn het gedragingen waarvoor niet direct geverbaliseerd kan worden maar, zoals gezegd, wel bij herhaling tot veel overlast kunnen leiden. Dit kan blijken uit een registratie van de politie en/of gemeentelijke toezichthouders.
Voorbeelden van orde verstorende gedragingen (niet limitatief) zijn:
Hierbij moet worden opgemerkt dat voor jeugdoverlast en de groep 12-minners in het bijzonder bij een groepsgewijze verstoring van de openbare orde een zwaardere afweging dient te worden gemaakt bij de beoordeling of het gedrag als overlastgevend kan worden aangemerkt. Joelen, stoeien en belletje trekken worden in beginsel niet als overlastgevend aangemerkt, doch als hinderlijk. Een opeenstapeling van hinderlijk gedrag kan wel weer worden betiteld als overlastgevend.
Of er sprake is van herhaaldelijke overlast hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard en de ernst van de verstoring van de openbare orde. Om te kunnen spreken van herhaaldelijk moet het gaan om meerdere gedragingen die de openbare orde verstoren binnen een afzienbare tijd.
Door de burgemeester wordt ordeverstoring in ieder geval als herhaaldelijk aangemerkt indien er binnen een periode van 13 maanden meer dan één orde verstorende gedraging als bedoeld in de APV of als bedoeld in de betreffende artikelen van het Wetboek van Strafrecht hebben plaatsgehad. Dit hoeven niet twee dezelfde feiten te zijn maar kunnen ook verschillende feiten betreffen. Bij herhaaldelijke overlast hoeft er nog geen sprake te zijn van ernstige vrees voor verdere verstoring (zie hierna). Dit betekent dat bij herhaaldelijke overlast in beginsel de reguliere instrumenten worden ingezet zoals het verbod op samenscholing (art. 2:1 APV) of het verbod op hinderlijke gedrag op openbare plaatsen (art. 2:47 APV).
In ieder geval zijn ordeverstorende gedragingen van langer dan 13 maanden geleden niet te kwalificeren als herhaaldelijk. De periode van 13 maanden is gekozen om het mogelijk te maken dit beleid toe te passen bij de jaarlijkse terugkerende evenementen.
Om te kunnen spreken van ernstige vrees moeten er duidelijke aanwijzingen zijn dat de ordeverstoorder zijn ordeverstorend gedrag zal voortzetten, indien niet wordt ingegrepen.
Orde verstorend gedrag welke herhaaldelijk wordt gepleegd door het individu of door groepen, binnen een afzienbare tijd, is ernstig gelet op het effect op de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De ernstige vrees kan daarnaast worden afgeleid uit concrete aanwijzingen, bijvoorbeeld het feit dat een persoon reeds in het verleden betrokken is geweest bij ernstige ordeverstoringen, door verklaringen van betrokkenen, signalen of verwachtingen en overige voorzienbare omstandigheden.
Uitdrukkelijk dient te worden opgemerkt dat het hierbij niet hoeft te gaan om 2 veroordelingen, maar ook om geregistreerde constateringen van gemeentelijke toezichthouders en/of van de politie. Ook is het niet noodzakelijk dat de eerdere openbare ordeverstoringen telkens in dezelfde gemeenten hebben plaatsgevonden.
4.2.4Groepsgerelateerde gedragingen en/of leidende rol
Er is sprake van een groep van drie of meer personen, waar de overlastgever onderdeel van uitmaakt. Als een persoon bij groepsgerelateerde overlast een leidende rol heeft gehad, kan direct - na de eerste overtreding - een bestuurlijke maatregel worden opgelegd. Het is moeilijk een ‘leidende rol’ te typeren.
Aansluiting kan worden gezocht bij rechterlijke uitspraken over openlijke geweldpleging in vereniging waar de leider niet zelf orde verstorende gedragingen pleegt, maar ‘actief’ medestanders mobiliseert, voorop loopt, faciliteert, oproept (via sms, internet of anderszins) of op intimiderende wijze een bijdrage levert aan het in groepsverband plegen van ordeverstoring. Van een leidende rol is sprake als de betreffende persoon anderen aanzet tot ongewenst gedrag dat de openbare orde verstoort. Dit kan zich uiten in concrete gedragingen zoals het benaderen van anderen, het leggen van contact tussen leden van de groep, initiatief nemen, een vertrouwensrelatie en/of gezag hebben. Ook kan de leidinggevende rol worden afgeleid uit verklaringen van getuigen of leden van de groep. Aantonen van een leidende rol is afhankelijk van de concrete casus. Een persoon met een leidende rol hoeft niet per se zelf rechtstreeks deel te nemen aan de ordeverstorende gedragingen, maar neemt wel het initiatief en zet anderen aan tot het plegen van handelingen waardoor de orde wordt verstoord. Naast de te treffen maatregelen van de burgemeester kan de orde verstorende leider strafrechtelijk worden vervolgd.
4.3Gebieden waarvoor een gebiedsverbod of groepsverbod met eventuele meldingsplicht kan wordenopgelegd
In het besluit van de burgemeester wordt duidelijk aangegeven voor welk gebied een verbod wordt opgelegd. Indien de overtreder kan aantonen dat hij een zwaarwegend belang heeft om zich in dit gebied op te houden, wordt het gebied waarop het verbod van toepassing is dienovereenkomstig aangepast zodat de betreffende persoon een aanlooproute/corridor heeft. Of iemand een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, zal door de betrokkene zelf moeten worden aangetoond. Het zal in het algemeen gaan om belangen in de persoonlijke sfeer zoals wonen, werken, bezoek aan een huisarts, advocaat of hulpverleningsinstantie.
Een gebiedsverbod of groepsverbod wordt in beginsel opgelegd voor het gebied waar de overlast heeft plaatsgevonden. Als het voor de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is dat de betrokkene ook uit een ander gebied wordt geweerd dan kan tevens dat andere gebied worden aangewezen. Dit wordt in het besluit gemotiveerd.
Bij het opleggen van een meldingsplicht wordt er zoveel mogelijk naar gestreefd om de betrokkene de gelegenheid te geven zich te melden in de eigen woonplaats. Dit betekent dat in sommige gevallen de burgemeester een meldingsplicht zal willen opleggen voor een andere gemeente. In dat geval is overeenstemming vereist met de burgemeester van die andere gemeente. In de gemeente wordt geen vast meldpunt aangewezen. Deze wordt afhankelijk van de casus vastgesteld. Dit is een stuk maatwerk wat vooral in overleg en in afstemming met de politie moet gebeuren.
4.4. Toepassing bevoegdheden op grond van artikel 172b Gemeentewet
Bij het inzetten van de bevoegdheden uit art. 172b Gemeentewet worden de wettelijke termen (zoals orde verstorende gedraging, herhaaldelijk, ernstige vrees en groepsgewijs) op dezelfde manier gedefinieerd als bij art. 172a Gemeentewet, zie paragraaf 4.2 hiervoor.
Bij ernstige overlast in groepsverband door jeugdigen onder de twaalf jaar legt de burgemeester in de volgende gevallen de bevelen van art. 172b Gemeentewet op:
Het bevel van de burgemeester kan alleen worden ingezet bij groepsgebonden verstoringen van de openbare orde door 12-minners. Hierbij hoeft het niet te gaan om een groep die uitsluitend uit 12-minners bestaat. De maatregel kan ook worden toegepast richting een of enkele 12-minner(s) binnen een groep die verder bestaat uit personen van twaalf jaar of ouder.
Indien aan bovenstaande voorwaarden is voldaan dan wordt de volgende werkwijze gehanteerd:
Indien in de voorgaande zes maanden nog geen bevel is gegeven op grond van art. 172b Gemeentewet dan wordt aan degene met het gezag over de minderjarige een bevel opgelegd waarbij de minderjarige zich in een tijdvak gedurende een periode van maximaal drie maanden niet tussen 20.00 uur en 06.00 uur mag begeven op voor het publiek toegankelijke plaatsen zonder begeleiding van een persoon met gezag over deze minderjarige.
Indien de minderjarige gedurende de looptijd van een art. 172b Gemeentewet bevel of binnen zes maanden na het verstrijken van een dergelijk bevel opnieuw overlastgevend gedrag vertoont dan zal opnieuw een maatregel worden opgelegd. In dat geval zal aan de persoon die het gezag over de minderjarige uitoefent:
De bevelen van art. 172a en 172b Gemeentewet worden in principe opgelegd voor de duur van drie maanden. Deze termijn wordt gerechtvaardigd door het feit dat de betrokkene al de nodige openbare orde incidenten op zijn naam heeft staan, voordat de bevoegdheden uit artikel 172a en artikel 172b kunnen worden aangewend. Op basis van specifieke feiten of omstandigheden kan de burgemeester besluiten om een bevel voor een kortere duur op te leggen.
Met uitzondering van de bevelen voor 12-minners, kan het bevel driemaal met een periode van ten hoogste drie maanden worden verlengd indien dat uit een oogpunt van handhaving van de openbare orde noodzakelijk is. Dit betekent dat er na afloop van het verbod nog steeds een aanwijsbare ernstige vrees bestaat voor verdere verstoring van de openbare orde. Een bevel mag inclusief verlengingen niet langer duren dan twaalf maanden.
Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan besloten worden om in plaats van een bevel voor de duur van drie maanden dit bevel op te leggen gedurende maximaal 90 afzonderlijke dagen in een tijdsbestek van 24 maanden. Deze mogelijkheid bestaat niet voor een bevel op grond van artikel 172b van de Gemeentewet. Een bevel voor een gespreid aantal dagen kan geëigend zijn als de overlast zich concentreert op bepaalde dagen/perioden, bijvoorbeeld in het weekend, tijdens bepaalde evenementen of in bepaalde vakantieperioden.
In art. 172a, derde lid, Gemeentewet is een samenloopregeling opgenomen. Deze houdt in dat indien de officier van justitie een gedragsaanwijzing heeft gegeven in de vorm van een gebiedsverbod, de burgemeester aan dezelfde persoon geen gebieds- of groepsverbod mag opleggen voor hetzelfde gebied. Het is dus van belang dat de burgemeester en officier van justitie over en weer van elkaar weten welke bevelen zij opleggen. De burgemeester neemt daarom contact op met de officier van justitie voordat hij een bevel in de zin van art. 172a Gemeentewet geeft. De officier van justitie informeert de burgemeester indien hij een gedragsaanwijzing geeft of intrekt. Door het actief vastleggen van de ‘afspraak op persoon’ vanaf de waarschuwingsbrief is het mogelijk om samenloop te voorkomen.
Hieronder wordt het proces tot de oplegging van een gebieds- of groepsverbod stapsgewijs beschreven. In stroomschema:
De burgemeester baseert een bevel in de zin van art. 172a of 172b Gemeentewet op een gedocumenteerd dossier. Het dossier beargumenteert de noodzaak van het opleggen van het bevel boven andere interventiemogelijkheden. Dossiervorming vindt plaats onder regie van de burgemeester. De Veiligheidskamer Achterhoek en het Sociaal Team spelen daarbij een belangrijke rol. De Veiligheidskamer vormt het informatieknooppunt voor diverse partners op het gebied van veiligheid zoals de gemeente, politie, Openbaar Ministerie, reclassering, Bureau Jeugdzorg, Veilig Thuis etc.
Het dossier dat ten grondslag ligt aan de bevelen van art. 172a en 172b Gemeentewet dient onder andere te bevatten:
5.2 Voorstel aan de burgemeester
Indien de partners betrokken bij een casus van mening zijn dat aan een bepaalde persoon of groep een bevel als bedoeld in deze beleidsregel moet worden opgelegd, dan doen zij daartoe een gemotiveerd voorstel aan de burgemeester. Bij dit voorstel voegen zij bovengenoemd dossier. Daarnaast wordt in het voorstel in ieder geval aangegeven:
5.3 Uitreiken voornemen tot opleggen bevel
Op basis van het aangeleverde dossier beslist de burgemeester om aan betrokkene één van de bevelen genoemd in art. 172a of 172b van de Gemeentewet op te leggen. Zo ja, dan wordt in principe allereerst het voornemen tot het opleggen van het bevel, eventueel in combinatie met het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom, aan de overlastgever kenbaar gemaakt.
Het voornemen wordt zo spoedig mogelijk door de politie (bij voorkeur wijkagent) of door een gemeentelijk buitengewone opsporingsambtenaar (boa) in persoon aan de geadresseerde van het besluit uitgereikt. Indien dit niet mogelijk is, wordt het voornemen aangetekend per post naar het woonadres gezonden. Bij uitreiking door de politie legt de politie deze handeling vast in het politiesysteem.
In het voornemen wordt vermeld:
Indien de betrokkene op het moment van het plegen van het strafbare feit in de voorgaande zes maanden ook al een bevel op grond van art. 172 a en/of b Gemeentewet heeft gehad dan wordt geen voornemen meer opgelegd maar direct overgegaan tot het opleggen van een nieuw bevel. In dat geval wordt de betrokkene niet meer gehoord. Dit wordt gerechtvaardigd door het feit dat de betrokkene in deze situatie al de nodige waarschuwingen en kansen heeft gehad maar desondanks zijn gedrag niet heeft aangepast. Er is derhalve een gerechtvaardigde vrees voor hernieuwde openbare ordeverstoring.
Betrokkene kan binnen vijf werkdagen na het uitreiken van het voornemen tot het opleggen van een gebiedsverbod, groepsverbod en/of meldingsplicht, of vijf werkdagen na aangetekende verzending hiervan, zijn zienswijze aan de burgemeester kenbaar maken. Dit kan schriftelijk of mondeling. Indien de betrokkene zijn zienswijze mondeling kenbaar wil maken dan dient diegene daarvoor een afspraak met de behandelend ambtenaar te maken. Van dit zienswijze-gesprek wordt een verslag gemaakt.
Van de mogelijkheid om een zienswijze te geven kan op grond van art. 4:11 Awb worden afgezien indien de vereiste spoed zich tegen horen verzet. Daarnaast kan het horen achterwege worden gelaten indien ordeverstoringen door de betrokkene alleen kunnen worden voorkomen als de betrokkene niet van tevoren in kennis wordt gesteld van de op te leggen maatregel.
5.5 Opleggen bevel, eventueel in combinatie met last onder dwangsom
De burgemeester neemt de ontvangen mondelinge en/of schriftelijke zienswijze mee in zijn overweging om een bevel als bedoeld in art. 172a en 172b Gemeentewet, eventueel in combinatie met een last onder dwangsom, op te leggen.
Het bevel wordt door de politie in persoon uitgereikt (indien mogelijk) of per aangetekende post verstuurd. De geadresseerde van het besluit wordt gewezen op de mogelijkheid om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen het definitieve besluit.
Ook als de burgemeester besluit om uiteindelijk geen gebieds- of groepsverbod op te leggen, ontvangt de betreffende persoon daarvan schriftelijk bericht.
In de definitieve beschikking is opgenomen:
Een afschrift van het besluit van de burgemeester wordt gezonden aan de teamchef van het politieteam, de officier van justitie en de Veiligheidskamer Achterhoek.
5.6 Specifieke bepalingen voor bevelen met betrekking tot 12-minners
De hierboven genoemde regels omtrent de werkwijze bij het opleggen van bevelen (inclusief last onder dwangsom) gelden ook voor bevelen met betrekking tot 12-minners, met dien verstande dat deze bevelen worden opgelegd aan de personen die het gezag uitoefenen over de minderjarige (hierna: ouders/voogden). Dit betekent dat:
In de lokale driehoek vindt afstemming plaats tussen politie, officier van justitie en de burgemeester over de inzet van de bevoegdheden op grond van de Wet MBVEO. Daarnaast worden concrete gevallen via de Veiligheidskamer Achterhoek of andere casus-overleggen besproken. De Veiligheidskamer Achterhoek geeft bij de dossiers advies aan de burgemeester voor het opleggen van een maatregel.
In art. 172a, derde lid, Gemeentewet is een samenloopregeling opgenomen. Deze houdt in dat indien de officier van justitie een gedragsaanwijzing heeft gegeven in de vorm van een gebiedsverbod, de burgemeester aan dezelfde persoon geen gebieds- of groepsverbod mag opleggen voor hetzelfde gebied.
Het is dus van belang dat de burgemeester en officier over en weer van elkaar weten welke bevelen zij opleggen. De burgemeester neemt daarom contact op met de officier van justitie voordat hij een bevel in de zin van art. 172a Gemeentewet geeft. De officier van justitie informeert de burgemeester indien hij een gedragsaanwijzing geeft of intrekt. Door het actief vastleggen van de 'afspraak op persoon' vanaf de waarschuwingsbrief is het mogelijk om samenloop te voorkomen.
In principe houdt de politie toezicht op de naleving van de op grond van de in de artikelen 172a en 172b Gemeentewet genoemde burgemeestersbevelen. Ook kunnen buitengewoon opsporingsambtenaren of andere toezichthouders in dienst van de gemeente toezien op de naleving. Het niet naleven van een bevel als bedoeld in artikel 172a en 172b van de Gemeentewet is strafbaar op grond van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze beleidsregels zullen worden aangehaald als “Beleidsregels voetbalvandalisme en ernstige overlast gemeente Montferland 2023”.
De ‘beleidsregels inzake de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast gemeente Montferland 2012’ worden hierbij gelijktijdig ingetrokken.
9. BEKENDMAKING EN INWERKINGTREDING
Deze beleidsregels treden in werking op de dag na die van bekendmaking.
Samenscholing en ongeregeldheden
Hinderlijk gedrag op openbare plaats
Hinderlijk drankgebruik op de weg
Drankgebruik op de weg (alleen voor aangewezen gebieden)
Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen
Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Openlijk drugsgebruik (soft- en harddrugs)
Wederspannigheid in vereniging
Negeren bevoegd gegeven ambtelijk bevel
Belediging ambtenaar in functie
Ordeverstoring in dronkenschap
Verbodsbepaling voor wapens van categorie I
Verbod voorhanden hebben wapens
Bijlage 2Andere instrumenten als bedoeld in paragraaf 2.3
Bij de uitoefening van de bevoegdheden van artikel 172a en 172b Gemeentewet gelden de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Indien de openbare orde met minder vergaande maatregelen jegens betrokkene(n) kan worden gehandhaafd, dient daarmee te worden volstaan.
Dit betekent dat bij elk besluit tot eventuele oplegging van een gebieds- of groepsverbod gekeken moet worden of er in eerste instantie niet met minder vergaande maatregelen volstaan kan worden om de openbare orde te handhaven. Ter beoordeling hiervan is daarom hieronder een opsomming (niet limitatief) van andere mogelijke instrumenten d.w.z. regels ter handhaving van de openbare orde opgenomen.
Voor een toelichting op deze regelgeving wordt kortheidshalve verwezen naar resp. de toelichting op de Algemene Plaatselijke Verordening en de Memorie van Toelichting op het Wetboek van Strafrecht.
Andere instrumenten zijn het handhaven op:
De “Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast” voegt aan de Gemeentewet, Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering de volgende artikelen toe:
Onverminderd artikel 172, derde lid, en hetgeen bij gemeentelijke verordening is bepaald omtrent de bevoegdheid van de burgemeester om bevelen te geven ter handhaving van de openbare orde, kan de burgemeester aan een persoon die individueel of in groepsverband de openbare orde ernstig heeft verstoord of bij groepsgewijze ernstige verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, dan wel herhaaldelijk individueel of in groepsverband de openbare orde heeft verstoord of bij groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde een bevel geven:
De burgemeester van een andere gemeente kan een burgemeester verzoeken om een persoon tevens namens hem een overeenkomstig bevel te geven, indien de burgemeester die het bevel geeft, de ernstige vrees heeft dat die persoon ook in de andere gemeente de openbare orde zal verstoren. Het verzoek bevat een aanduiding van de objecten of gebieden waar de aanwezigheid van die persoon niet gewenst is en van de tijdstippen of perioden waarvoor het bevel geldt. De burgemeester zendt een afschrift van het bevel dat hij namens een andere burgemeester heeft gegeven, aan die burgemeester.
Indien de officier van justitie een persoon als bedoeld in het eerste lid een gedragsaanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafvordering, geeft de burgemeester aan deze persoon niet een bevel als bedoeld in het eerste lid, onder a of b, voor hetzelfde gebied.
De burgemeester kan aan een persoon die het gezag uitoefent over een minderjarige die herhaaldelijk in groepsverband de openbare orde heeft verstoord en de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde een bevel geven zorg te dragen:
dat de minderjarige zich niet bevindt in of in de omgeving van een of meer bepaalde objecten binnen de gemeente, dan wel in een of meer bepaalde delen van de gemeente, tenzij de minderjarige wordt begeleid door een persoon die het gezag over hem uitoefent of door een andere meerderjarige als bedoeld in het derde lid; of
dat de minderjarige zich op bepaalde dagen gedurende een aangegeven tijdvak tussen 8 uur ’s avonds en 6 uur ’s ochtends niet bevindt op voor het publiek toegankelijke plaatsen, tenzij de minderjarige wordt begeleid door een persoon die het gezag over hem uitoefent of door een andere meerderjarige als bedoeld in het derde lid.
Artikel 509hh Wetboek van Strafvordering
De gedragsaanwijzing blijft maximaal 90 dagen van kracht dan wel, indien dit een kortere periode betreft, totdat het ter zake van het strafbare feit gewezen vonnis onherroepelijk is geworden. Wordt niet tijdig een onherroepelijk vonnis verkregen, dan kan de gedragsaanwijzing maximaal drie keer worden verlengd met een periode van maximaal 90 dagen. Verlenging is niet mogelijk indien tegen de verdachte geen vervolging is ingesteld. De rechter voor wie de verdachte gedagvaard is te verschijnen, kan de gedragsaanwijzing wijzigen. De rechter kan de gedragsaanwijzing opheffen indien hij van oordeel is dat niet of niet langer wordt voldaan aan de in het eerste lid gestelde voorwaarden voor het geven van de gedragsaanwijzing.
Artikel 141a Wetboek van Strafrecht
Hij die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft tot het plegen van geweld tegen personen of goederen wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie.
Artikel 184a Wetboek van Strafrecht