Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ouder-Amstel

Bomenverordening Ouder-Amstel

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOuder-Amstel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBomenverordening Ouder-Amstel
CiteertitelBomenverordening Ouder-Amstel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Bomenverordening 2014.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-12-2023nieuwe regeling

30-11-2023

gmb-2023-524675

Tekst van de regeling

Intitulé

Bomenverordening Ouder-Amstel

De raad van de gemeente Ouder-Amstel;

 

gelezen het voorstel van het college van 30 november 2023;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

overwegende dat het wenselijk is de Bomenverordening in overeenstemming te brengen met de Wet natuurbescherming;

 

Besluit vast te stellen de:

Bomenverordening Ouder-Amstel

 

1. Algemeen

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • a)

    Bebouwde kom: de bebouwde kom van gemeenten, zoals die vastgesteld is door de gemeenteraad.

  • b)

    Bomenlijst: de door het college vastgestelde “Monumentale Bomenlijst”.

  • c)

    Bomen effect analyse: een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor houtopstand of boom, op basis van landelijke richtlijnen van de bomenfonds.

  • d)

    Bomencompensatiefonds: fonds waarin geldelijke bijdragen worden gestort ten gevolge van opgelegde herplantplicht.

  • e)

    Boom: een opzichzelfstaand houtachtig, opgaand gewas, levend of afgestorven, met een stamdiameter van minimaal 10 centimeter op 1.30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de stamdiameter van de dikste stam.

  • f)

    Boomwaarde: de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

  • g)

    Dunnen: velling ter bevordering van het voortbestaan van de overige houtopstand.

  • h)

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ouder-Amstel.

  • i)

    Houtopstand: zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend.

  • j)

    Kappen: rooien of verrichten van andere handelingen die de dood of ernstige beschadiging van een boom tot gevolg kunnen hebben; het rooien; het kappen; het verplanten; het snoeien van meer dan 30% van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de boom ten gevolge kan hebben. Uitzonderingen worden nader toegelicht zoals regulier onderhoud.

  • k)

    Knotten: beheermaatregel bestaande uit het periodiek geheel of gedeeltelijk tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout.

  • l)

    Monumentale boom: een bijzondere beschermwaardige houtopstand met een relatief hoge leeftijd en met een bijzondere schoonheid- of zeldzaamheidswaarde, of een bijzondere functie voor de omgeving.

  • m)

    Vellen: rooien of verrichten van andere handelingen die de dood of ernstige beschadiging van een houtopstand tot gevolg kunnen hebben; het rooien; het kappen; het verplanten; het snoeien van meer dan 30% van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kan hebben. Uitzonderingen worden nader toegelicht zoals regulier onderhoud.

Artikel 2: Geldigheid bomenverordening

  • 1)

    Op grond van artikel 149 van de Gemeentewet is deze verordening opgesteld en is van toepassing binnen de bebouwde kom en ook van toepassing buiten de bebouwde kom voor zover de Wet natuurbescherming niet van toepassing is.

  • 2)

    Na 1 januari 2024, met inwerkingtreding van de Omgevingswet, is deze verordening van toepassing binnen de bebouwde kom en ook van toepassing buiten de bebouwde kom voor zover afdeling 11.3 van Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: Bal) niet van toepassing is.

Artikel 3: Velverbod bomen

  • 1)

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het college;

    • a)

      Houtopstand te vellen of doen vellen, of boom te kappen of te doen kappen binnen de bebouwde kom.

    • b)

      Houtopstand te vellen of doen vellen, of boom te kappen of te doen kappen buiten de bebouwde kom, voor zover de Wet natuurbescherming niet van toepassing is.

    • c)

      Een boom of houtopstand op de monumentale bomenlijst te vellen of doen vellen, of te kappen of te doen kappen.

  • 2)

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde verbod behoudens vergunning, geldt eveneens voor:

    • a)

      Een boom die is aangeplant op basis van een herplant- en instandhoudingsplicht op grond van artikelen 10 en 11 van deze verordening.

    • b)

      Een boom die is aangeplant op grond van een overeenkomst met een publiekrechtelijk bestuursorgaan.

  • 3)

    In afwijking van het eerste lid is geen vergunning vereist voor het vellen van;

    • a)

      Een boom met een stamdiameter van minder dan 20 centimeter op 1.30 meter boven het maaiveld; in geval van meerstammigheid geld de dwarsdoorsnede van de dikste stam.

    • b)

      Een boom wanneer de eigenaar of zakelijke gerechtigde een publiek rechtelijk lichaam is, de boom met een stamdiameter van minder dan 10 centimeter op 1.30 meter boven het maaiveld; in geval van meerstammigheid geld de dwarsdoorsnede van de dikste stam.

    • c)

      Een houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantgezondheidswet of krachtens een aanschrijving van het college.

    • d)

      Een houtopstand of boom in een achtertuin van een woning.

    • e)

      Een heg met een lengte van minder dan 25 m en met een stamdiameter van minder dan 20 centimeter op 1.30 meter boven het maaiveld.

    • f)

      Het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

    • g)

      Het periodiek knotten of kandelaberen als beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

    • h)

      Een houtopstand die eenmalig in een periode van minimaal 3 jaar bij wijze van dunning moet worden geveld met een maximum van 30% van de houtopstand.

    • i)

      Een klimplant minder dan 5 meter hoog en met een stamdiameter van minder dan 20 centimeter op 1.30 meter boven het maaiveld.

    • j)

      (Lint)begroeiing waarbij sprake is van een aaneengesloten oppervlakte van minder dan 100 m2.

    • k)

      Bosplantsoen waarbij sprake is van een aaneengesloten oppervlakte van minder dan 100 m2.

    • l)

      Sierplantsoen bestaande uit hoofdzakelijk niet-inheemse heesters en struiken.

  • 4)

    Het college kan een noodomgevingsvergunning verlenen voor het direct vellen van een houtopstand, indien sprake is van acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang.

Artikel 4 Kapverbod monumentale en bijzondere bomen

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college bomen te kappen of te doen vellen die staan vermeld op de in artikel 1 genoemde bomenlijst.

    • a.

      Monumentale bomen en bijzondere bomen kunnen binnen en buiten de bebouwde kom staan

  • 2.

    De omgevingsvergunning voor het vellen van een monumentale boom kan, indien alternatieven voor behoud uitputtend zijn onderzocht, slechts bij uitzondering worden verleend indien er sprake is van:

    • a.

      Een zeer zwaarwegend belang of;

    • b.

      Naar professioneel boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.

  • 3.

    Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 van dit artikel kan voorschrift tot herplant of tot het doen van een geldelijke storting aan het bomenfonds worden verbonden.

2. Vergunning en procedure

Artikel 5: Aanvraag vergunning

  • 1)

    De omgevingsvergunning met de activiteit kappen moet worden aangevraagd door, namens dan wel met schriftelijke toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2)

    Het college kan aan de vergunningaanvraag de voorwaarde verbinden tot het opstellen en overleggen van een bomen effect analyse in geval van bouw of aanleg van werken nabij te behouden bomen.

  • 3)

    Boominspectie/taxatie bij monumentale bomen wordt uitgevoerd door gecertificeerd inspecteur/taxateur.

Artikel 6: weigeringsgronden

  • 1)

    De omgevingsvergunning voor het vellen van een boom als bedoeld in artikel 3 wordt onder verwijzing naar beleid en/of beheer geweigerd indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de houtopstand of boom.

  • 2)

    Deze omgevingsvergunning wordt onder verwijzing van één of meer van de volgende waarden beoordeeld:

    • a.

      natuur- en milieuwaarden;

    • b.

      landschappelijke waarden;

    • c.

      cultuurhistorische waarden;

    • d.

      waarden van stads- en dorpsschoon;

    • e.

      waarden voor recreatie en leefbaarheid;

    • f.

      leeftijd;

    • g.

      toekomstverwachting;

    • h.

      ruimtelijke structuur.

Artikel 7: Procedure

  • 1)

    Een beschikking treedt in werking met ingang van de dag na afloop van de bezwaartermijn, bedoeld in artikel 6.7 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2)

    Indien in gevallen als bedoeld in het eerste lid, gedurende de daar bedoelde termijn, een bezwaarschrift is ingediend, treedt de beschikking niet inwerking voordat het college op het bezwaarschrift heeft beslist.

  • 3)

    In afwijking van lid 1 geldt dat de beschikking terstond na bekendmaking in werking treedt, indien een noodomgevingsvergunning is verleend als bedoeld in artikel 3, lid 4 van deze verordening.

Artikel 8: Vervaltermijn vergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 3 vervalt van rechtswege indien daarvan geen gebruik is gemaakt binnen een termijn van twee jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning.

Artikel 9: Vergunningsvoorschriften, bijzondere voorschriften en nadere regels

  • 1)

    Het college kan aan de vergunning, als bedoeld in artikel 3, het voorschrift verbinden dat niet eerder van de vergunning gebruik gemaakt mag worden, dan nadat:

    • a)

      Daarmee samenhangende bepaalde andere vergunningen of besluiten zijn verleend en niet door de voorzieningenrechter zijn geschorst of;

    • b)

      De feitelijke en financiële voortgang van de werken en werkzaamheden, waarvoor de vergunning nodig is, voldoende is gewaarborgd.

  • 2)

    Het college kan aan de vergunning, als bedoeld in artikel 3, beperkingen en andere voorschriften verbinden, voor zover deze strekken tot bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning is vereist.

  • 3)

    Het college kan aan de vergunning, als bedoeld in artikel 3, het voorschrift verbinden tot het opstellen en overleggen van een Flora- en Fauna-onderzoek.

  • 4)

    Onverminderd het gestelde in artikel 4 lid 3, behoort tot aan de omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften, het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen, herplant plaats moet vinden of een geldelijke bijdrage moet worden gestort in het Bomencompensatiefonds, overeenkomstig vastgesteld beleid.

  • 5)

    In het voorschrift van herplant als bedoeld in het vierde lid wordt tevens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet-aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 6)

    Het college stelt nadere regels vast ten aanzien van de geldelijke bijdragen die worden opgelegd ten gevolge van een herplantplicht, die gestort dient te worden in het Bomencompensatiefonds.

Artikel 10: Herplantplicht en instandhoudingsplicht

  • 1.

    Het college verbindt aan de omgevingsvergunning het voorschrift dat binnen een door het college te bepalen termijn en overeenkomstig door het college te geven aanwijzingen wordt herplant, tenzij zwaarwegende argumenten zich daartegen verzetten.

  • 2.

    Het college bepaalt dat herplant geschiedt met een houtopstand of boom die vergelijkbaar is met de gevelde houtopstand.

  • 3.

    Als herplant niet tot de mogelijkheden behoort, kan aan de omgevingsvergunning het voorschrift worden verbonden dat de monetaire boomwaarde van de gevelde houtopstand of boom wordt gestort in het bomencompensatiefonds van de gemeente.

  • 4.

    Indien op basis van de geldende regels geen vergunning kan worden verleend voor het vellen van de houtopstand of van een boom op de bomenlijst, wordt aan de eigenaar van deze houtopstand een instandhoudingsplicht opgelegd. (Deze wordt slechts opgelegd, indien het een waardevolle houtopstand betreft die door de eigenaar zodanig verwaarloosd is, waardoor de houtopstand verloren kan gaan).

  • 5.

    Indien een houtopstand of boom waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder omgevingsvergunning van het college is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop de houtopstand of boom zich bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten binnen een door hen te stellen termijn of tot het doen van een storting van een geldelijke bijdrage in het Bomencompensatiefonds overeenkomstig de respectievelijke door het college vastgestelde nadere regels.

  • 6.

    Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 7.

    Indien een houtopstand of boom waarop het verbod tot vellen of kappen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand of boom bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    • a.

      Overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen of;

    • b.

      Een Bomen Effect Analyse op te stellen en aan te bieden aan het college.

Artikel 11: Aanschrijvingsbevoegdheid en intrekking

  • 1)

    Het college schrijft de zakelijk gerechtigde tot een houtopstand of boom, waarop het verbod als bedoeld in artikel 3 van toepassing is en die zonder vergunning is geveld of op andere wijze is tenietgegaan, aan om tot herplant over te gaan. Artikel 10 en artikel 11 is van overeenkomstige toepassing op een aanschrijving.

  • 2)

    Het voorgaande lid is van overeenkomstige toepassing op een houtopstand of boom die moet worden geveld krachtens de Plantengezondheidswet of vanwege een spoedeisend belang als bedoeld in artikel 3, vierde lid.

  • 3)

    Het college schrijft de zakelijk gerechtigde tot een houtopstand of boom waarop een verbod tot vellen van toepassing is en die ernstig in zijn voortbestaan wordt bedreigd aan tot het treffen van voorzieningen waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

  • 4)

    Als aannemelijk is dat een voorgenomen bouw of aanleg gevolgen heeft voor de duurzame instandhouding van een houtopstand of boom zoals bedoeld in artikel 10 en 11. Kan het college degene die voornemens is de werkzaamheden uit te voeren, aanschrijven om een Bomen Effect Analyse te laten opstellen.

  • 5)

    Het college kan de vergunning intrekken als daar niet binnen twee jaar na het onherroepelijke worden van de vergunning gebruik maken.

3. Behoud en Bescherming

Artikel 12: Bestrijding van boomziekten

  • 1.

    Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten en/of schimmels, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      De boom te kappen of houtopstand te vellen;

    • b.

      Conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand of gekapte boom direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het college gevelde houtopstanden, gekapte bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

  • 3.

    Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden uitgevoerd.

Artikel 13 afstand van erfgrens:

Voor openbare grond of openbaar erf wordt de afstand als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek vastgesteld op 2 meter voor bomen.

4. Toezicht en Handhaving

Artikel 14: Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de door het college aangewezen ambtenaren, of personen, ieder voor zover het betreft de in de aanwijzing vermelde bepalingen.

Artikel 15: Bescherming gemeentelijke houtopstanden

  • 1.

    Het is verboden om gemeentelijke houtopstanden of bomen te beschadigen, te bekladden of te beplakken.

  • 2.

    Het is verboden zonder toestemming van burgermeester en wethouders één of meer voorwerpen in of aan een in lid 1 bedoelde houtopstand of bomen aan te brengen of anderszins te bevestigen.

Artikel 16: Schadevergoeding

  • 1.

    Het bevoegd gezag beslist op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een omgevingsvergunning tot vellen op grond van artikel 6.3 lid 1 van de Wet natuurbescherming.

  • 2.

    Na 1 januari 2024, met inwerkingtreding van de Omgevingswet, komt het artikel 6.3 lid 1 Wet natuurbescherming te vervallen. Verzoeken omtrent schadevergoedingen en omgang nadeelcompensatie worden dan behandeld zoals afdeling 15.1 omschrijft in de Omgevingswet.

5. Overgangs- en slot bepalingen

Artikel 17 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

  • 1)

    Deze verordening treedt in werking één dag na bekendmaking.

  • 2)

    De “Bomenverordening 2014”, aangepast in 2016, wordt ingetrokken.

  • 3)

    De Bomenverordening Ouder-Amstel 2014 blijft van toepassing op aanvragen voor omgevingsvergunningen met de activiteit kappen die voor het in werking treden van deze verordening zijn ingediend.

  • 4)

    De intrekking van de Bomenverordening Ouder-Amstel 2014 heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

Artikel 18: Citeertitel en slotbepaling

Deze verordening wordt aangehaald als: “Bomenverordening Ouder-Amstel”.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Ouder-Amstel op 30 november 2023,

de raadsgriffier,

L. Moolenaar,

de voorzitter,

J. Langenacker

Bijlage: bebouwde kom grens

 

Grens bebouwde kom zoals bedoeld in Wet natuurbescherming, weergegeven met de rode lijn en de gemeentegrens is weergegeven in het blauw.

 

Toelichting

Wijzigingen inwerkingtreding van de Omgevingswet

 

In artikel 3 is geanticipeerd op de Omgevingswet die per 1 januari 2024 in werking treedt. De bepalingen, zoals die momenteel voor buiten de bebouwde kom gelden op basis van de Wet natuurbescherming, worden met de inwerkingtreding van de Omgevingswet overgeheveld in afdeling 11.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

 

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

 

  • a)

    Bebouwde kom: Spreekt voor zich

  • b)

    Bomenlijst:

De Monumentale bomenlijst is de door het college vastgestelde lijst van waardevolle, bijzondere beschermwaardige bomen en/of andere houtopstanden met name in achtertuinen.

 

  • c)

    Bomen effect analyse: Spreekt voor zich

  • d)

    Bomencompensatiefond: Spreekt voor zich

  • e)

    Boom:

Het kernbegrip boom van deze verordening, waarop het velverbod en de vergunningplicht van toepassing zijn samen met houtopstand.

 

Het opnemen van het begrip boom is van belang om af te bakenen wat de ondergrens van bescherming is. Dit betreft de doorsnede van minimaal 10 cm op een hoogte van 1.30m boven het maaiveld, omdat deze maat de gangbare norm is in stedelijke gebieden en ook vaker gebruikt wordt bij het bepalen van het al dan niet gemakkelijk verplaatsbaar zijn van bomen. Deze is eenvoudig te meten met als omtrek 31cm wat overeenkomt met de dwarsdoorsnede van 10 cm. Vanzelfsprekend geldt de minimumdoorsnede niet voor aanplant opgelegd in het kader van de herplant-of instandhoudingsplicht.

 

Dit voorkomt de discussie over wat wel of geen boom is, vooral bij meerstammigheid, boomachtige struiken en zeer jonge bomen. De gekozen omschrijving van het begrip boom in deze verordening maakt dat oude struiken en andere gewassen in juridische zin een boom zijn als de stam(men) de minimale dikte hebben bereikt.

 

Bescherming van “boomgelijke” struiken is van belang in stedelijke parken en op buitenplaatsen of landgoederen.

 

Ook afgestorven bomen vallen onder de vergunningplicht omdat zij in ecologisch opzicht vaak zeer waardevol zijn, daarom is het begrip ‘afgestorven’ opgenomen om ook dode bomen te beschermen omdat:

 

    • o

      In het najaar en in de winter het moeilijk te bepalen is of een boom daadwerkelijk afgestorven is.

    • o

      Het op deze manier niet lonend is om ervoor te zorgen dat een levende boom afsterft, zodat er geen omgevingsvergunning meer nodig is.

  • f)

    Boomwaarde: Spreekt voor zich

  • g)

    Dunnen; velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand, met een maximum van 30% dunning van de houtopstand.

  • h)

    Het college: Spreekt voor zich

  • i)

    Houtopstand:

Het kernbegrip van deze verordening, waarop het velverbod en de vergunningplicht van toepassing zijn.

 

De definitie in de Omgevingswet van ‘houtopstand’ is ‘een zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend.’ Deze definitie sluit het kappen van een solitaire boom uit. Beide begrippen worden daarom omschreven in deze verordening.

 

Bovendien is de definitie van ‘vellen’ in de Omgevingswet ‘rooien of verrichten van andere handelingen die de dood of ernstige beschadiging van een houtopstand tot gevolg kunnen hebben’. Daarom is onder de Omgevingswet ‘een boom kappen’ een aparte activiteit naast ‘het vellen van een houtopstand’. Voor een boom wordt dus de term ‘kappen’ gebruikt, en voor een houtopstand ‘vellen’.

 

    • o

      Boomvormer: een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester - struik - struikachtige boom – meerstammige boom.

    • o

      Hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

    • o

      (Lint) begroeiing: is een geplante doorgegroeide wilde haag of spontaan opgeslagen groen. Vanwege de grote ecologische waarde van dergelijke begroeiingen (bijvoorbeeld een meidoorn of mispelhaag) is bescherming hiervan een noodzaak. Er staat "begroeiing" in plaats van beplanting, om ook spontaan opgeslagen groen bescherming te bieden, vergunningplichtig vanaf een aaneengesloten oppervlakte van 100 m2(1 are).

    • o

      Bosplantsoen: Aanplant van jong bos, bestaande uit hoofdzakelijk heesters en boomvormers, vergunningplicht vanaf een aaneengesloten oppervlakte van 100m2 (1 are).

    • o

      Struweel: een begroeiing van hoofdzakelijk inheemse soorten heesters en struiken, vergunningplichtig vanaf een aaneengesloten oppervlakte van 100m2(1 are).

    • o

      Sierplantsoen: een begroeiing van hoofdzakelijk niet-inheemse soorten heesters en struiken, sierplantsoen is niet vergunningplichtig.

    • o

      Heg: een lintvormige aanplant van heesters al dan niet in een vorm gesnoeid, vergunningplichtig vanaf een minimale lengte van 25 meter.

    • o

      Klimplant: verhoutend, overblijvend gewas dat zich hecht aan een dragend element, zoals een wand of muur. Bedoeld zijn beeldbepalende verticale begroeiingen van één of meer klimplanten, vergunningplichtig vanaf 5 meter hoog.

Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen.

 

  • j)

    Kappen: van toepassing op solitaire bomen. De definitie van ‘vellen’ in de Omgevingswet ‘rooien of verrichten van andere handelingen die de dood of ernstige beschadiging van een houtopstand tot gevolg kunnen hebben’. Daarom is onder de Omgevingswet ‘een boom kappen’ een aparte activiteit naast ‘het vellen van een houtopstand’. Voor een boom wordt dus de term ‘kappen’ gebruikt, en voor een houtopstand ‘vellen’.

  • k)

    Knotten: Spreekt voor zich

  • l)

    Monumentale boom:

Een bijzondere beschermwaardige boom en/of andere houtopstand. De houtopstand is extra beschermd doordat alleen bij hoge uitzondering een omgevingsvergunning voor kappen wordt verleend. Bij benoeming van een monumentale boom dient een redengevende beschrijving opgegeven te worden. Dit is een zorgvuldige motivering van de reden(en) waarom de desbetreffende houtopstand is aangewezen als monumentale boom.

 

Een nauwgezette omschrijving voorkomt niet alleen juridische complicaties, maar creëert tevens draagvlak voor het duurzaam instandhouden van deze monumentale bomen. De beschrijving geeft meer inzicht en duidelijkheid omtrent de natuur-, milieu-, cultuurhistorische- en andere waarden en eventuele bijzondere functies van de houtopstand. Daarnaast is de redengevende beschrijving een toetsingskader voor een aanvraag van een omgevingsvergunning, waardoor een besluit beter gemotiveerd en afgewogen kan worden.

 

Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 30% van het kroonvolume van de boom, vallen onder het begrip vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het in stand houden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet vergunningplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel vergunningplichtig.

 

  • m)

    Vellen:

Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstand eveneens vergunningplichtig.

 

Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Onder vellen wordt verstaan:

 

    • o

      Dunning

    • o

      Rooien: het geheel verwijderen van het boven- en ondergrondse deel van de houtopstand;

    • o

      Kappen: het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand;

    • o

      Kandelaberen en knotten: het terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam met takstompen.

Artikel 2: Geldigheid bomenverordening

Eerste lid

 

Spreekt voor zich

 

Tweede lid

 

Per 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in en komt de Wet natuurbescherming (Wnb) te vallen. De bepalingen met betrekking tot het vellen van houtopstanden uit de Wnb worden dan overgeheveld naar het Besluit activiteit leefomgeving. Met de toevoeging van dit tweede lid kan er ook na 1 januari 2024 worden gewerkt me deze bomenverordening.

 

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet dienen de regels uit deze verordening uiteindelijk te worden opgenomen in het definitieve deel van het omgevingsplan. Dit dient uiterlijk in 2032 te worden gedaan voor het gehele grondgebied van de gemeente.

 

Artikel 3: Velverbod bomen

Eerste lid

 

In het kader van de Bomenverordening Ouder-Amstel gaat het om de activiteit van het vellen of doen vellen van een houtopstand of boom (conform artikel 2.2, eerste lid onder g, van de Wabo). De omgevingsvergunning is in beginsel zaakgebonden. Dit betekent dat een vergunning ten alle tijden verbonden is aan een daadwerkelijke specifieke houtopstand of boom.

 

Onder de Omgevingswet wordt op grond van artikel 22.8 van de Omgevingswet een vergunning, zoals bedoeld in artikel 3 van deze bomenverordening, beschouwd als een verbod om zonder omgevingsvergunning een activiteit te verrichten als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Omgevingswet.

 

Derde lid onder c

 

Om overheidsbemoeienis te verminderen en/of dereguleren, is het niet noodzakelijk om een omgevingsvergunning aan te vragen voor houtopstanden of bomen in achtertuinen. Het begrip achtertuin is zoals het is opgenomen in het bestemmingsplan. Een stuk grond gelegen aan de achterzijde van een particulier perceel met als bestemming ‘Tuin 1’, ‘Tuin 2’ of ‘Wonen’

 

Derde lid onder d

 

Door het vrijstellen van de vergunningplicht van houtopstanden of bomen in achtertuinen, zou een monumentale boom in een achtertuin zonder dit artikel zonder vergunning gekapt mogen worden. Het is echter wel van belang om monumentale bomen op particulier grondgebied te inventariseren en in een lijst op te nemen, om mogelijke discussie te voorkomen. Deze lijst wordt als ‘Uitvoeringsbesluit Monumentale Bomen’ door het college vastgesteld.

 

Vierde lid

 

Ook een noodvergunning wordt geweigerd indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de houtopstand op basis van de weigeringsgronden van artikel 7.

 

Artikel 4 Kapverbod monumentale en bijzondere bomen

Voor de aangewezen waardevolle bomen geldt een kapverbod behoudens vergunning. De omgevingsvergunning voor monumentale en bijzondere bomen wordt alleen verleend in uitzonderingsgevallen, indien sprake is van een zwaarwegend belang of naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade. Mogelijkheden tot behoud van de boom dienen altijd uitgebreid te zijn onderzocht. Indien bouw- of aanlegplannen in tuin of erf van een particulier ter plaatse van de waardevolle particuliere boom de reden tot de vergunningaanvraag is, moet allereerst duidelijk zijn dat met de realisatie van bouw of aanleg een zwaarwegend belang gemoeid is. Hierbij moeten voorafgaand aan een eventuele vergunning de alternatieven voor (her) inrichting of aanpassing van de plannen voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of als zeer onwenselijk zijn aangemerkt. Indien gevaarzetting (voorkomen van letsel of schade) reden voor de vergunningaanvraag is, moeten voorafgaand aan een eventuele vergunning, de (boomverzorgings)alternatieven voor kap voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt

 

Artikel 5: Aanvraag vergunning

De omgevingsvergunning moet worden aangevraagd, door, namens of met toestemming van degene die gerechtigd is om over de houtopstand te beschikken. Dit is bijvoorbeeld de eigenaar, maar ook degenen die een recht van erfpacht, opstal, erfdienstbaarheid of vruchtgebruik betreffende de houtopstand hebben. Huurders zijn geen zakelijk gerechtigden. Zij moeten voor de aanvraag dus toestemming van de eigenaar hebben.

 

Opmerking verdient dat de vereisten voor het indienen van de aanvraag primair zijn opgenomen in de Wabo en de daarop gebaseerde Regeling omgevingsrecht (Mor).

 

Daarnaast geld de Algemene wet bestuursrecht een rol. In artikel 4:5. Bij een aanvraag voor een vergunning kan in dat verband onder andere worden gedacht aan een verplantbaarheidsonderzoek, Boomeffectanalyse, VTA, een berekening van de monetaire boomwaarde of een compensatieplan. Bij het opvragen van aanvullende gegevens is het bestuursorgaan aan strikte voorwaarden gebonden. De gegevens kunnen uitsluitend worden gevraagd indien deze noodzakelijk zijn te kunnen beslissen.

 

Naast de vereisten die de Wabo stelt aan het doen van een aanvraag om een omgevingsvergunning (artikelen 2.7 t/m 2.9 van de Wabo), geeft de Mor in artikel 7.5 de vereisten weer waaraan een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het vellen of doen vellen van een houtopstand moet voldoen.

 

Onder de Omgevingswet dient (in ieder geval) rekening gehouden te worden met het verstrekken van gegevens en bescheiden, zoals bedoeld in artikel 22.299 van de Bruidsschat.

 

Artikel 6: Weigeringsgronden

Tweede lid 2

 

Dit artikel bevat de criteria, op grond waarvan vergunning als bedoeld in artikel 3 tot het vellen van een boom geweigerd wordt. Stilzwijgend wordt ervan uitgegaan dat (te) zieke of Onveilige bomen altijd voor vergunning in aanmerking zullen komen.

 

De weigeringsgronden zijn in de Beleidsnotitie Bomenverordening Ouder-Amstel 2014 (hierna Beleidsnotitie) omgezet in criteria waaraan een wegingsfactor is gekoppeld. Bij een totaalscore van minder dan 50 punten is het advies positief voor het verlenen van een omgevingsvergunning. Voor publiekrechtelijke bomen kan een nader advies gegeven worden om een omgevingsvergunning, ondanks een totaalscore van minder dan 50 punten, alsnog te weigeren.

 

Bij een totaalscore van 50 punten of meer, volgt een advies tot weigering van de aanvraag. Alsnog kan worden besloten om een omgevingsvergunning af te geven. Er kunnen zich redenen voordoen om een omgevingsvergunning te verlenen ook al zijn de weigeringsgronden van toepassing. Deze redenen zijn in de beleid en/of beheer nader omschreven en dienen deel uit te maken van de belangenafweging.

 

Artikel 7: Procedure

Als gevolg van dit artikel zal in een omgevingsvergunning voor de activiteit vellen of doen vellen van een houtopstand of boom, worden opgenomen dat voor die activiteit de omgevingsvergunning pas in werking treedt de dag nadat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift dan wel een beroepschrift is verstreken.

 

Uitzondering op het hierboven gestelde is een vergunning die wegens een acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang is afgegeven. In deze situaties is het van belang om direct maatregelen te kunnen treffen, en treedt een afgegeven noodvergunning onmiddellijk in werking.

 

Artikel 8: Vervaltermijn vergunning

In artikel 2.23, eerste lid, van de Wabo is bepaald dat in een omgevingsvergunning kan worden bepaald dat zij geheel of gedeeltelijk geldt voor een daarin aangegeven termijn.

 

Door in de verordening een termijn van rechtswege op te nemen, is voor de aanvrager duidelijk dat een omgevingsvergunning voor de activiteit vellen of doen vellen van een houtopstand of boom altijd is voorzien van een “geldigheidstermijn”.

 

Artikel 9: Vergunningsvoorschriften

Artikel 2.22, vierde lid, van de Wabo bepaalt dat in, onder andere de bomenverordening, regels gesteld kunnen worden met betrekking tot het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning. Door het opnemen van artikel 9 is bepaald welke voorschriften aan een omgevingsvergunning voor de activiteit vellen of doen vellen van een houtopstand, kunnen worden verbonden.

 

Artikel 10: Herplantplicht en instandhoudplicht

Eerste Lid

 

Dit artikel bepaalt dat in beginsel altijd een herplantplicht als voorschrift aan de vergunning wordt verbonden. De nadere voorwaarden worden in dit artikel uitgewerkt.

 

Alleen als zwaarwegende omstandigheden zich daartegen verzetten kan worden afgezien van de herplantplicht. Het bestuursorgaan zal in dat geval beargumenteerd moeten aangeven waarom het van oordeel is dat herplant achterwege kan blijven.

 

Tweede lid

 

Met het tweede lid wordt beoogd om bij herplant zoveel mogelijk te streven naar herplant met vergelijkbare aantallen bomen die vergelijkbare leeftijd en dikte kunnen bereiken. De omschrijving geeft het bestuur ruimte om al naar gelang de omstandigheden het meest haalbare resultaat na te streven. Denkbaar is bijvoorbeeld het planten van een omvangrijke gelijksoortige soort of meerdere kleinere soorten maar wel die samen een vergelijkbaar kroonoppervlak behouden. Herplant zal zoveel mogelijk ter plaatse moeten gebeuren. Als herplant ter plaatste niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld omdat er na nieuwbouw en herinrichting van de openbare ruimte geen plaats meer is dan moet naar mogelijkheden worden gezocht om bomen elders in de directe omgeving te planten.

 

De voorschriften voor herplant moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort of grootte en daarnaast dient in het voorschrift een termijn voor herplanting te worden opgenomen.

 

Herplantplicht voorwaarden en criteria;

 

Bij het opleggen wordt het volgende aangegeven;

 

    • o

      Welke boom, bomen of andersoortige houtopstand dient te worden herplant.

    • o

      Welke termijn in acht moet worden genomen.

    • o

      De locatie.

De te herplanten houtopstand of boom dient zoveel mogelijk gelijkwaardig te zijn aan de te vellen houtopstand. Er dient echter rekening gehouden te worden met het feit dat het veelal niet mogelijk is de gevelde houtopstand te vervangen door gelijkwaardige beplantingen. Indien van een dergelijke situatie sprake is, kunnen nadere voorwaarden gesteld worden aan de groeiplaats en de verzorging van de te herplanten houtopstand.

 

Het doel hiervan is de houtopstand of boom een goede groeiontwikkeling in de toekomst te geven. Een herplant kan door de aanvrager van een vergunning op het aanvraagformulier aangegeven worden. Bij het beoordelen van de aanvraag wordt door de adviseur getoetst of de voorgestelde herplanting voldoet aan de eis van gelijkwaardigheid van de te vellen houtopstand of te kappen boom. Indien de herplant onvoldoende gelijkwaardig is, wordt door de vergunningverlener gemotiveerd aangegeven op welke punten het herplantingsplan aangepast moet worden om te voldoen aan de eis van gelijkwaardigheid. Indien de aanvrager op het aanvraagformulier niet heeft aangegeven, dat hij geen houtopstand zal herplanten en de adviseur heeft aangegeven dat een herplantplicht in de vergunning moet worden opgenomen, wordt de aanvrager verzocht zijn aanvraag nader aan te vullen met een herplantingsplan.

 

Derde lid

 

Is ook herplant nabij de directe omgeving niet mogelijk, dan bepaalt het derde lid dat de boomwaarde in een speciaal bomenfonds of in een vergelijkbare herplantregeling wordt gestort. Het geld wordt gebruikt om nieuwe bomen te planten en dus daadwerkelijk tot herplant over te gaan.

 

Uitgangspunt is dat het bomenbestand zoveel mogelijk in stand gehouden wordt. Als er bomen of houtopstanden verdwijnen, moeten die worden gecompenseerd en moet tot herplant worden overgegaan. Als dat op een specifieke plek niet mogelijk is, dan moet een bedrag in het fonds worden gestort om de verdwenen bomen of houtopstanden op een andere manier te compenseren. Dit betekent dat de gelden dus ook met dat doel worden besteed en worden gebruikt voor andere beplanting of voor herplant op een andere plek binnen de gemeente. Vanzelfsprekend wordt daarbij ook rekening gehouden met jurisprudentie op dit punt. Bij de vaststelling van de boomwaarde wordt gerekend volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

 

Vierde lid

 

Bomen die geplaatst zijn vanuit het herplantplicht zijn onderhevig aan de instandhoudingsplicht. Voor dergelijke bomen geldt een instandhoudingsplicht. Bij niet geslaagde herplant (zoals wanneer de boom door bijvoorbeeld droogte niet aanslaat) zal deze alsnog binnen 2 jaar na de herplant vervangen moeten worden. Ook dit wordt in de voorwaarden bij de omgevingsvergunning vastgelegd.

 

Vijfde lid

 

Het college bepaalt de hoogte van de financiële bijdragen ten behoeve van het Bomencompensatiefonds. Herplant zal overeenkomstig het beleid worden uitgevoerd, waarbij de op te leggen verplichtingen tot herplant zijn uitgewerkt in door het college vastgestelde nadere regels.

 

Artikel 5:18 Wabo biedt de mogelijkheid- indien sprake is van een herstel, - of instandhoudingsanctie van het velverbod, onder oplegging van last onder bestuursdwang of onder oplegging dwangsom, bij het besluit tot herplantverplichting tevens te bepalen dat de uitvoering van het besluit tevens geldt voor de rechtsopvolger.

 

Artikel 11: aanschrijvingsbevoegdheid

Eerste lid

 

Een herplantplicht wordt alleen opgelegd als vergunningsvoorschrift, dan betekent dat iemand aan de oplegging van die verplichting zou kunnen ontkomen door zonder vergunning te vellen. De in dit artikel opgenomen bepaling maakt het mogelijk in zulke gevallen een zelfstandige verplichting tot herplant op te leggen. De zinsnede 'of op andere wijze is tenietgegaan' maakt het mogelijk dat het college ook een verplichting tot herplant kan opleggen als de houtopstand teniet is gegaan door verwaarlozing, een calamiteit of door ziekte.

 

De herplantplicht wordt opgelegd aan de zakelijk gerechtigde tot de houtopstand. Herplantvoorschriften zijn duidelijk en eenduidig omschreven met betrekking tot soort, locatie en plantwijze v. Handhavingsbeleid maakt ook deel uit waarop de zelfstandige herplant en instandhoudingsplicht wordt uitgevoerd. Onder het handhaving vallen ook richtlijnen voor het effectief uitvoeren van de strafvervolging door daartoe aangestelde opsporingsambtenaren.

 

Tweede lid

 

De aanschrijvingsbevoegdheid is ook van toepassing op een houtopstand die op grond van noodkap is geveld. Ook in die gevallen schrijft het college de zakelijk gerechtigde aan om tot herplant over te gaan en is de zakelijk gerechtigde dus gehouden de gevelde houtopstand met een nieuwe houtopstand te compenseren. De aanschrijving tot herplant zal in die gevallen echter meestal niet tegelijk met het besluit tot noodkap kunnen plaatsvinden maar nadien.

 

Derde lid

 

Deze bepaling betreft houtopstand die nog wel in leven is, maar waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij binnen afzienbare tijd teniet zal gaan. Door het tijdig nemen van voorzieningen kan dit worden voorkomen. Uitgangspunt hierbij is dat het behoud van bestaande bomen valt te prefereren boven de vervanging daarvan op basis van herplant. Met name valt hierbij te denken aan grote bomen. Deze zijn immers niet of slechts met hoge kosten te vervangen. Krachtens dit lid wordt de zakelijk gerechtigde verplicht tot het in stand houden van dergelijke bomen. Deze verplichting kan inhouden het ongedaan maken of voorkomen, voor zover mogelijk, van (dreigende) ernstige beschadiging of aantasting van de houtopstand ten gevolge van weersomstandigheden, ziekten, verwaarlozing, bouw- en sloopwerkzaamheden enz. Deze instandhoudingsverplichting mag uiteraard niet leiden tot strijd met verplichtingen krachtens hogere regelingen, zoals bij voorbeeld de Plantgezondheidswet. Indien aannemelijk is dat een voorgenomen bouw of aanleg gevolgen heeft voor de duurzame instandhouding van een beschermwaardige houtopstand, kan degene die voornemens is de werkzaamheden uit te voeren worden aangeschreven om een bomen effect analyse (BEA) te laten maken. Op basis van deze analyse kan dan worden beoordeeld wat de precieze gevolgen van de voorgenomen bouw of aanleg zijn en op welke wijze nadelige gevolgen zijn te voorkomen. Benadrukt moet worden dat de verplichting alleen voor een beschermwaardige houtopstand of boom geldt én alleen kan worden opgelegd indien aannemelijk is dat de voorgenomen werkzaamheden gevolgen hebben voor de duurzame instandhouding van die houtopstand. Het moet bijvoorbeeld gaan om een situatie waarin een vergunning wordt aangevraagd voor werkzaamheden waarvan aannemelijk is dat die een zodanige ernstige beschadiging van de beschermwaardige houtopstand tot gevolg hebben dat de houtopstand niet duurzaam in stand kan worden gehouden, zoals een vergunning voor de bouw van een muur waarbij de aanleg van de fundering zeer ernstige wortelschade tot gevolg kan hebben.

 

Artikel 12: Bestrijding boomziektes

Dit artikel is bedoeld om besmettelijke boomziekten zoals de iepziekte of essentaksterfte ziekte adequaat te kunnen bestrijden. Belangrijk is dat verspreiding van potentieel broedhout en de besmetting wordt voorkomen. In het derde lid is een bijzondere bestuursdwang bevoegdheid in aanvulling op de algemene gemeentelijke bestuursdwang bevoegdheid opgenomen, vanwege de ernst van de zaak en noodzaak snel te kunnen handelen.

 

Artikel 13: Afstand van de erfgrenslijn

De leden één en twee van artikel 42 van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek geeft het bekende verwijderingsrecht voor bomen binnen twee meter en heesters en hagen binnen een halve meter van de erfgrenslijn. Echter in artikel 5:42, tweede lid, is in afwijking van het oude Burgerlijk Wetboek toegevoegd: "tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten". Daarom is in deze verordening dit artikel toegevoegd, dat de erfgrensafstand aanzienlijk verkleint. Met "nihil" voor heggen en heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfbegrenzing te beschermen.

 

Artikel 14: Toezichthouders

In dit artikel worden de toezichthouders aangewezen. De basis voor deze bevoegdheid wordt gevonden in hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht. In dit hoofdstuk zijn algemene regels gegeven voor de bestuursrechtelijke handhaving van algemeen geldende rechtsregels en individueel geldende voorschriften. Toezichthouders zijn personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift (artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht).

 

Artikel 15: Bescherming gemeentelijke houtopstanden

Dit artikel ziet toe op de bescherming van houtopstanden van de gemeente en het tegengaan van beschadigingen ervan. Hierbij is gekozen voor het ruimere begrip "houtopstand" i.p.v. "boom" teneinde al het gemeentelijk openbaar groen onder de werking van dit artikel te laten vallen.

 

Artikel 16: Schadevergoeding

Schadevergoeding De Wet natuurbescherming schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten.

 

Artikel 17: Inwerkingtreding

Eerste lid onder b

 

De bomenverordening treedt in werking één dag na bekendmaking.

 

Artikel 18: Slotbepaling

Artikel spreekt voor zich.