Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wierden

Besluit van de gemeenteraad van Wierden over vaststelling Verordening Rioolheffing 2024.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWierden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van de gemeenteraad van Wierden over vaststelling Verordening Rioolheffing 2024.
CiteertitelVerordening rioolheffing 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 228a, eerste lid, van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-202431-12-2024wijziging

04-12-2023

gmb-2023-524253

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van Wierden over vaststelling Verordening Rioolheffing 2024.

 

 

De raad, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 oktober 2023;

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

 

besluit vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2024.

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

In deze verordening wordt verstaan onder:

- gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling,

verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer

of in onderhoud bij de gemeente;

- water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

 

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten

die voor de gemeente verbonden zijn aan:

 

a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede

de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde

hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen

van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te

voorkomen of te beperken.

 

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

1. De belasting wordt geheven:

van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke

riolering wordt afgevoerd.

 

2. Voor het gebruikersdeel wordt:

a. gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door

de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar

aangewezen lid van dat huishouden;

b. gebruik door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als

gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;

c. het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door

degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

 

Artikel 4 Voorwerp van de belasting

1. Voorwerp van de belasting is een perceel

2. Als perceel wordt aangemerkt:

a. de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

b. de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

c. een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd

om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

d. een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c

bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de

omstandigheden beoordeeld, bij elkaar horen;

e. het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in

onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

 

Artikel 5 Maatstaf van heffing

 

Vast bedrag per perceel voor de gebruiker.

De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

 

Artikel 6 Belastingtarieven

 

Het tarief voor het gebruik per perceel per belastingjaar bedraagt € 322,20.

 

Artikel 7 Belastingjaar

 

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 8 Wijze van heffing

 

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

 

1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruik, zo

dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van

het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het

voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel. De aanvang van de belastingplicht is de datum van

inschrijving, waarbij de maand van inschrijving voor een volle maand wordt gerekend.

3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het

belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op vermindering voor zoveel twaalfde gedeelten van het

voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel. De belastingplicht eindigt op de datum van

uitschrijving, waarbij de maand van uitschrijving niet in rekening wordt gebracht.

4. Belastingbedragen van minder dan € 5,- worden niet geheven.

 

Artikel 10 Termijnen van betaling

 

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen

worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van

de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld

en de tweede twee maanden later.

 

2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet

verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag daarvan minder

is dan € 2.500,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische

betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in

zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in

het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het

aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de

laatste dag van de maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende

termijnen telkens een maand later.

3. In afwijking van het tweede lid van dit artikel moeten aanslagen, die voldoen aan de daar

genoemde criteria, die worden opgelegd ná het belastingjaar waarop zij betrekking hebben,

worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand

volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende

termijnen telkens een maand later.

4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde

termijnen.

 

Artikel 11 Kwijtschelding

 

Aan de belastingschuldige die niet in staat is anders dan met buitengewoon bezwaar de belastingaanslag geheel of gedeeltelijk te betalen en conform

 

- de uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990;

- de Leidraad kwijtschelding gemeentelijke belastingen van de gemeente Wierden;

 

waarbij 100 procent van de bijstandsuitkering wordt aangemerkt als kosten van bestaan, kan bij de invordering van de rioolheffing geheel of gedeeltelijk kwijtschelding worden verleend.

 

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

 

1. De 'Verordening Rioolheffing 2023', vastgesteld bij raadsbesluit van 6 december 2022, nummer 22-01516, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

4. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening Rioolheffing 2024'.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Wierden d.d. 4 december 2023

 

De raad voornoemd,

 

de griffier de voorzitter

 

 

 

 

Walter Wienk Doret Tigchelaar