Organisatie | Maashorst |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Re-integratie Participatiewet/IOAW/IOAZ Maashorst 2023 |
Citeertitel | Beleidsregels Re-integratie Participatiewet Maashorst 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels Re-integratie Participatiewet c.a. 2017 gemeente Uden.
Deze regeling vervangt de Beleidsregels Re-integratie Participatiewet 2015.1 gemeente Landerd.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-12-2023 | nieuwe regeling | 28-11-2023 | 69421-2022 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maashorst
gelet op: de artikelen 6, 7, 8a en 10 van de Participatiewet, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW), de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de artikelen 10.1, 4.81 en 4.84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
gelet op de Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2023 zoals vastgesteld door de raad in de vergadering van 16 november 2023,
Beleidsregels Re-integratie Participatiewet/IOAW/IOAZ Maashorst 2023
Artikel 7. Ondersteuning bij leer-werktraject
Het college kan, overeenkomstig artikel 10f van de wet, ondersteuning aanbieden aan kwetsbare jongeren, voor zover deze ondersteuning nodig is voor het volgen van een leer-werktraject en het personen betreft:
Artikel 8. Indienstnemingsvergoeding
De werkgever komt in aanmerking voor een indienstnemingsvergoeding als hij een bijstandsgerechtigde een dienstbetrekking voor ten minste 6 maanden aanbiedt, en als die bijstandsgerechtigde voorafgaand aan de dienstbetrekking ten minste 12 maanden aaneengesloten volledig een uitkering op grond van de IOAW of IOAZ dan wel algemene bijstand heeft genoten.
De bijstandsgerechtigde die gedurende een periode van ten minste twaalf maanden aaneengesloten op een uitkering op grond van de IOAW of IOAZ dan wel bijstand is aangewezen kan in aanmerking komen voor een premie, wanneer hij naar het oordeel van het college volledig alle trajectafspraken is nagekomen en duidelijke inzet heeft getoond voor het bereiken van de trajectdoelen.
Artikel 10. Tegemoetkoming onkosten en verwervingskosten
Het college kan aan een bijstandsgerechtigde die, naar het oordeel van het college, in verband met het volgen van een traject of met het vinden van werk, noodzakelijke kosten moet maken en niet over de middelen beschikt om deze kosten te betalen, een tegemoetkoming voor deze noodzakelijke kosten verstrekken.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het college van B&W van de gemeente Maashorst op 28 november 2023.
de secretaris,
J.A.G.M. van Aaken
de burgemeester,
M.J.D. Donders-de Leest (wnd.)
Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.
Onder 'sociale activering' wordt verstaan: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie (artikel 6, onderdeel c, van de Participatiewet). Bij activiteiten in het kader van sociale activering kan worden gedacht aan het zelfstandig, zonder externe begeleiding, verrichten van vrijwilligerswerk of deelnemen aan activiteiten in de wijk of buurt (Kamerstukken II 2002/03, 28 870, nr. 3, p. 35).
Voor de verplichting om op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet gebruik te maken van een voorziening gericht op sociale activering is vereist dat de mogelijkheid bestaat dat een persoon op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening. Bestaat die mogelijkheid niet, dan kan een persoon niet worden verplicht gebruik te maken van een dergelijke voorziening. Sociale activering heeft tot doel personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt terug te leiden naar de arbeidsmarkt, of als dit nog niet mogelijk is, als tussendoel te bevorderen dat personen zelfstandig kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven. Hieruit volgt dat als het einddoel, arbeidsinschakeling, niet kan worden bereikt, er geen grond is die persoon te verplichten om gebruik te maken van een voorziening gericht op sociale activering (CRvB 24-04-2012, nr. 11/2062 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BW4400).
College stemt duur activiteiten af op de persoon
Het tweede lid geeft het college de mogelijkheid om de duur van activiteiten in het kader van sociale activering nader te bepalen. Het college moet de duur afstemmen op de mogelijkheden en capaciteiten van een persoon. Gezien de mogelijk sterk verschillende behoeften op dit gebied, zal een al te rigide termijn moeilijk zijn.
Een snuffelstage kan altijd worden ingezet (ook voor een NUGger), maar bij een bijstandsgerechtigde moet daarvoor toestemming worden gegeven. Bij de snuffelstage voert de kandidaat doorgaans niet zelfstandig werkzaamheden uit, maar loopt de kandidaat mee (en werkt eventueel mee) met een vaste medewerker om een indruk te krijgen van de werkzaamheden. De bijstandsgerechtigde ontvangt geen beloning.
Artikel 5. Werkervaringsplaats
Een werkervaringsplaats onderscheidt zich van een gewone arbeidsovereenkomst. Bij een beoordeling of er al dan niet sprake is van een arbeidsovereenkomst toetst de rechter aan de drie criteria voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst: persoonlijk verrichten van arbeid, loon en gezagsverhouding. Daarbij wordt gekeken naar een aantal aspecten zoals de bedoeling van de partijen en wat al dan niet schriftelijk is overeengekomen. De rechter besteedt vooral aandacht aan de feitelijke invulling van de overeenkomst.
Werkervaringsplaats is gericht op uitbreiden kennis en ervaring
De Hoge Raad heeft bepaald dat er bij een werkervaringsplaats dan wel werkstage weliswaar sprake is van het persoonlijk verrichten van arbeid, maar dat dit overwegend gericht is op het uitbreiden van de kennis en ervaring van de werknemer. Daarnaast is er bij een werkervaringsplaats in de regel geen sprake van beloning. Terughoudend zijn met het verstrekken van een gerichte ‘stagevergoeding’ ligt daarom voor de hand. Er kan wel een onkostenvergoeding worden gegeven, mits er daadwerkelijk sprake is van een vergoeding van gemaakte kosten.
Doel van de werkervaringsplaats
Het tweede lid geeft nog eens specifiek aan wat het doel is van de werkervaringsplaats, om het verschil met een normale arbeidsverhouding aan te geven. Dit is vooral van belang om te voorkomen dat een persoon claimt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst en bij de rechter loonbetaling afdwingt.
De werkervaring kan twee doelen hebben. Op de eerste plaats kan het gaan om het opdoen van specifieke werkervaring. Op de tweede plaats kan het gaan om het leren werken in een arbeidsrelatie. Op de werkervaringsplaats kan een persoon wennen aan aspecten als gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerken met collega’s. Verder gaat het altijd om additionele werkzaamheden.
Opstellen schriftelijke overeenkomst
In het vierde lid is bepaald dat voor de werkervaringsplaats een schriftelijke overeenkomst wordt opgesteld. Hierin kan expliciet het doel van de werkervaring worden opgenomen, evenals de wijze van begeleiding. Door deze schriftelijke overeenkomst kan nog eens worden gewaarborgd dat het bij een werkervaringsplaats niet gaat om een reguliere arbeidsverhouding.
De werkervaringsplaats wordt alleen ingezet als er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt. Het opvullen van een vacature is alleen toegestaan als de vacature niet is ontstaan door afvloeiing, maar door ontslag op grond van een van de volgende redenen:
Arbeidstraining is een voorziening waarbij een kandidaat maximaal 10 dagdelen per week gaat deelnemen na het aanvragen van een uitkering. Tijdens het traject kan de persoon ook diverse trainingen volgen zoals bijvoorbeeld sollicitatietraining. Ook wordt hij door individuele gesprekken ondersteunt in de zoektocht naar werk. Deze dienstverlening biedt mensen direct na het aanvragen van een uitkering een intensieve begeleiding naar werk. Dit vergroot de kans op het vinden van een baan.
Door dit intensieve traject krijgen we ook een zeer goed beeld van de persoon. Dit is handig bij verdere ondersteuning wanneer het niet lukt om zelf een baan te vinden.
Artikel 7. Ondersteuning bij leer-werktraject
Personen uit de doelgroep kunnen in aanmerking komen voor de voorziening ondersteuning bij leer-werktraject. Het college moet dan wel van oordeel zijn dat een leer-werktraject nodig is en de ondersteuning nodig moet zijn voor het volgen van dat leer-werktraject. Dit volgt uit artikel 10f van de Participatiewet.
Artikel 10f van de Participatiewet bepaalt voorts dat het college uitsluitend ondersteuning bij een leer-werktraject kan aanbieden aan personen:
De voorziening ondersteuning bij leer-werktrajecten is inzetbaar voor jongeren van zestien of zeventien jaar oud die dreigen uit te vallen uit school, maar middels een leer/werktraject alsnog een startkwalificatie kunnen behalen. Om te voorkomen dat jongeren onnodig uitvallen, wordt de mogelijkheid geboden extra ondersteuning te bieden. Deze voorziening kan ook worden ingezet ter voorkoming van schooluitval bij jongeren van achttien tot 27 jaar die door een leer-werktraject alsnog een startkwalificatie kunnen behalen.
Artikel 8. Indienstnemingsvergoeding
Dit artikel bevat regels ten aanzien van het verstrekken van een indienstnemingsvergoeding aan werkgevers die een bijstandsgerechtigde in dienst nemen
Om verwarring te voorkomen; dit betreft niet de wettelijk geregelde loonkostensubsidie voor mensen met een arbeidsbeperking, als bedoeld in de artikelen 6, onderdeel e, 10c en 10d van de Participatiewet. Het betreft een gemeentelijk instrument dat een werkgever net een extra stimulans kan bieden om een kwetsbare werknemer een kans te bieden. Deze vergoeding kan onder andere voor scholing, begeleiding en/of loonkosten worden ingezet. Het is aan de werkgever om te bepalen welke inzet de kans op een succesvolle arbeidsrelatie het meest vergroot.
In de Participatiewet is geregeld dat één of twee keer per jaar een eenmalige premie kan worden verstrekt (artikel 31, tweede lid, onderdeel j, van de Participatiewet). De trajectpremie is bedoeld als een ‘beloning' als een bijstandsgerechtigde naar het oordeel van het college volledig alle trajectafspraken is nagekomen en duidelijke inzet heeft getoond voor het bereiken van de trajectdoelen. Het resultaat kan zijn dat iemand naar werk is uitgestroomd, maar ook dat iemand goede stappen heeft gemaakt richting arbeidsinschakeling.
Artikel 10. Tegemoetkoming onkosten en verwervingskosten
Het is onwenselijk voor bijstandsgerechtigden dat noodzakelijke kosten die gemaakt moeten worden in het kader van arbeidsinschakeling of een re-integratievoorziening hierbij in de weg staan. Daarom kunnen in deze kosten, onder bepaalde voorwaarden, worden tegemoetgekomen.
Het uitgangspunt is, dat bij een reisafstand van minder dan 10 kilometer enkele reis geen reiskosten worden vergoed. Bij een afstand van 10 kilometer of meer wordt de volledige afstand vergoed. Tot 10 kilometer kan immers gefietst of (bij een kleine afstand) gelopen worden. Indien men niet beschikt over een fiets en ook niet over de middelen om deze aan te schaffen, kan op grond van het vierde lid hiervoor een bedrag worden verstrekt. De grens van 10 kilometer wordt gehanteerd, omdat deze aansluit bij de regels over reiskostenvergoeding van de Belastingdienst. Omdat veel werkgevers om die reden onder de 10 kilometer woon-werkverkeer geen reiskostenvergoeding verstrekken, is het logisch om hierbij aan te sluiten. Anders zou belanghebbende tijdens de re-integratieperiode wél reiskosten vergoed krijgen, en nadat belanghebbende een dienstverband krijgt bij de werkgever niet meer.
In uitzonderingsgevallen kan van bovenstaande regels worden afgeweken (lid 2, sub b). Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld fysieke of mentale beperkingen waardoor 10 kilometer fietsen niet mogelijk is. Het uitgangspunt is, dat de kosten op basis van openbaar vervoer tweede klasse worden vergoed. Het kan echter voorkomen, dat reizen met openbaar vervoer niet mogelijk is (bijvoorbeeld als de reistijd met openbaar vervoer dusdanig lang is, dat belanghebbende ’s ochtends niet op tijd kan zijn). Dan kan een vergoeding worden gegeven voor eigen vervoer volgens de geldende belastingregels.
Voor het krijgen en behouden van werk moet de bijstandsgerechtigde soms kosten maken, bijvoorbeeld een Verklaring Omtrent Gedrag of beschermende kleding/schoenen (voor zover de werkgever dit niet verstrekt). Vanwege nazorg en het streven naar duurzame uitstroom is vergoeding van dergelijke verwervingskosten mogelijk tot en met 6 maanden na de datum van werkaanvaarding. De kosten die voor vergoeding in aanmerking komen, worden gemaximeerd op een totaalbedrag van € 500,00. Onder verwervingskosten moet ook worden verstaan: de aanschaf van een fiets of fietskinderstoeltjes, mits belanghebbende aannemelijk kan maken dat deze noodzakelijk zijn voor het krijgen en behouden van werk. Vanzelfsprekend moet altijd worden gekeken of de kosten elders vergoed (kunnen) worden. Met name na werkaanvaarding kan het voorkomen, dat een werkgever al een voorziening heeft getroffen, waar men gebruik van kan maken, en die dan geldt als een voorliggende voorziening.