Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Overijssel

Beleidsregel geur door milieubelastende activiteiten (niet-veehouderijen) 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOverijssel
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingBeleidsregel geur door milieubelastende activiteiten (niet-veehouderijen) 2024
CiteertitelBeleidsregel geur door milieubelastende activiteiten (niet-veehouderijen) Overijssel 2024
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregel geur bedrijven (niet-veehouderijen) Overijssel 2018.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

21-11-2023

prb-2023-14528

2023-058822

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel geur door milieubelastende activiteiten (niet-veehouderijen) 2024

Gelet op het besluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 21 november 2023, kenmerk 2023-058822;

 

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Gelet op paragraaf 5.1.1 van de Omgevingswet en paragraaf 5.1.4.6.1 Besluit kwaliteit leefomgeving;

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: een aanvraag voor een vergunning op grond van artikelen 5.1, 5.3, en/of 5.4 van de Omgevingswet;

  • b.

    aanvaardbaar geurhinderniveau: door gedeputeerde staten vastgestelde mate van hinder die nog aanvaardbaar is als bedoeld in het Besluit kwaliteit leefomgeving dan wel de Handleiding geur industrie;

  • c.

    bedrijfswoning: woning die volgens het omgevingsplan de functie bedrijfswoning heeft en/of een woning die een functionele binding heeft met de milieubelastende activiteit;

  • d.

    bestaande bron: een bron waarvoor een vergunning is verleend of een melding is geaccepteerd;

  • e.

    best beschikbare technieken (BBT): de meest doeltreffende methoden die technisch en economisch haalbaar zijn, om emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu van een bedrijf te voorkomen;

  • f.

    bron: een installatie, productie-eenheid, op- of overslagfaciliteit, of een ander onderdeel van een milieubelastende activiteit waarin geur ontstaat of waarbij geur vrijkomt;

  • g.

    European odour unit (of Europese geureenheid, ouE): eenheid voor geur als bedoeld in de Handleiding geur industrie en de NTA 9065;

  • h.

    gebiedscategorie buitengebied: gebied met volgens het omgevingsplan overwegend één of meer van de functies ‘agrarisch’, ‘bos’, ‘natuur’, ‘water’, ‘recreatie’ of een soortgelijke functie. Overige functies, zoals wonen, zijn alleen verspreid aanwezig;

  • i.

    gebiedscategorie werken: gebied met overwegend de functie ‘bedrijf’, ‘bedrijventerrein’ of een soortgelijke functie volgens het omgevingsplan;

  • j.

    gebiedscategorie wonen: gebied met volgens het omgevingsplan overwegend de functie ‘wonen’;

  • k.

    gedeputeerde staten: gedeputeerde staten Overijssel;

  • l.

    geurconcentratie: uurgemiddelde geurbelasting op de leefomgeving uitgedrukt in European odourunits per kubieke meter (ouE per m³) lucht in laboratoria gemeten volgens de NEN-EN 13725;

  • m.

    geuremissie: uitstoot van geur uit een bron, uitgedrukt in European odour units per uur;

  • n.

    geurimmissie: geurbelasting, uitgedrukt in percentielwaarde, op de leefomgeving, ten gevolge van de geuremissie van een of meer bronnen;

  • o.

    geurgevoelige gebouwen: geurgevoelige gebouwen als bedoeld in art. 5.91 Besluit kwaliteit leefomgeving;

  • p.

    grenswaarde: milieukwaliteitsnorm die maximaal vergund kan worden bij bestaande bronnen;

  • q.

    hedonische waarde: waardering van de aard van een geur, uitgedrukt in een referentieschaal volgens NVN 2818;

  • r.

    Handleiding geur industrie: digitaal informatiedocument op de website van infomil. De handleiding geeft een systematiek om geurhinder te toetsen en geeft daarbij achtergrondinformatie;

  • s.

    kortdurende of sterk fluctuerende bronnen: bron zoals bedoeld in bijlage 9 van de Handleiding geur: bepalen van het aanvaardbaar hinderniveau van industrie en bedrijven (niet-veehouderijen) van januari 2013 (voorheen AgentschapNL) [Redactionele opmerking: zie artikel 1 onder r in deze beleidsregel];

  • t.

    melding: melding als bedoeld in het Besluit activiteiten leefomgeving;

  • u.

    nieuwe bron: een bron die zal worden gerealiseerd na een daarop gerichte melding of daarvoor verkregen vergunning of een bron die zonder voorafgaande vergunning of melding is gerealiseerd;

  • v.

    NEN-EN 13725: norm voor bepaling van de geurconcentratie door dynamische olfactometrie;

  • w.

    NTA 9065: Nederlandse Technische Afspraak Meten en rekenen geur;

  • x.

    NVN 2818: voornorm voor de bepaling van de hedonische waarde van een geur;

  • y.

    percentielwaarde: percentage van de tijd (als percentage uren per jaar) waarin een bepaalde uurgemiddelde geurconcentratie niet wordt overschreden;

  • z.

    richtwaarde: milieukwaliteitsnorm die ligt tussen de streefwaarde en de grenswaarde;

  • aa.

    streefwaarde: milieukwaliteitsnorm die wordt beschouwd als niveau waarbij geen geurhinder optreedt;

  • bb.

    vergunning: een vergunning op grond van artikelen 5.1, 5.3, en/of 5.4 van de Omgevingswet.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Deze beleidsregel is van toepassing op besluiten waarbij een aanvaardbaar geurhinderniveau wordt vastgesteld.

Artikel 3 Vaststellen aanvaardbaar geurhinderniveau

  • 1.

    Gedeputeerde staten stellen het aanvaardbaar geurhinderniveau van de milieubelastende activiteit vast overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 10.

  • 2.

    Gedeputeerde staten formuleren de vergunningvoorschriften of de maatwerkvoorschriften als geuremissievoorschriften of geurimmissievoorschriften.

Artikel 4 Aanvaardbaar geurhinderniveau bestaande milieubelastende activiteiten

  • 1.

    Gedeputeerde staten stellen het aanvaardbaar geurhinderniveau voor bestaande milieubelastende activiteiten vast op de richtwaarde, of zoveel lager als met toepassing van de beste beschikbare technieken haalbaar is.

  • 2.

    Gedeputeerde staten kunnen naar boven afwijken tot ten hoogste de laagste van de volgende twee waarden:

    • a.

      de waarde die eerder als aanvaardbaar geurhinderniveau is vastgesteld;

    • b.

      de grenswaarde.

Artikel 5 Aanvaardbaar geurhinderniveau nieuwe milieubelastende activiteiten

  • 1.

    Gedeputeerde staten stellen het aanvaardbaar geurhinderniveau voor nieuwe milieubelastende activiteiten vast op de streefwaarde, of zoveel lager als met toepassing van de beste beschikbare technieken haalbaar is;

  • 2.

    Gedeputeerde staten kunnen naar boven afwijken tot ten hoogste de richtwaarde.

Artikel 6 Aanvaardbaar geurhinderniveau nieuwe bronnen binnen bestaande milieubelastende activiteiten

In geval van het toevoegen van nieuwe bronnen binnen een milieubelastende activiteit waarin reeds bestaande bronnen aanwezig zijn, stellen gedeputeerde staten, onverminderd het gestelde in artikel 5, het aanvaardbaar geurhinderniveau voor de gezamenlijke bronnen binnen de milieubelastende activiteit vast overeenkomstig artikel 4.

Artikel 7 Vaststellen aard geur

Gedeputeerde staten bepalen de aard van de geur aan de hand van de hedonische waarde zoals opgenomen in onderstaande tabel:

 

Als proefpersonen aan een geur bij de volgende concentraties een hedonische waarde –2 toekennen

wordt de geur beoordeeld als:

< 1,5 ouE per m³

zeer hinderlijk

1,5 – 5 ouE per m³

hinderlijk

5 – 15 ouE per m³

minder hinderlijk

> 15 ouE per m³

minst hinderlijk

 

Artikel 8 Geurimmissie per categorie geurgevoelige gebouwen

  • 1.

    Gedeputeerde staten onderscheiden de volgende categorieën geurgevoelige gebouwen:

    • a.

      categorie A: een gebouw of een gedeelte van een gebouw met een woonfunctie en nevengebruiksfuncties daarvan gelegen in gebiedscategorie wonen of buitengebied;

    • b.

      categorie B: bedrijfswoningen of een gebouw of een gedeelte van een gebouw met een woonfunctie en nevengebruiksfuncties daarvan gelegen in gebiedscategorie werken;

    • c.

      categorie C: alle geurgevoelige gebouwen, niet zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw met een woonfunctie, gelegen in gebiedscategorie wonen, werken of buitengebied;

    • d.

      categorie D: alle geurgevoelige gebouwen, niet zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw met een woonfunctie, gelegen op een industrieterrein op de gronden die zijn bestemd voor bedrijven in categorie 4 of hoger conform de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering.

  • 2.

    Gedeputeerde staten toetsen voor de categorieën geurgevoelige gebouwen A, B en C de geurimmissie van de milieubelastende activiteit aan de waarden die zijn opgenomen in onderstaande tabel:

 

Categorie geurgevoelige gebouwen

Categorie A

Categorie B

Categorie C

Aard van de geur

Streef-waarde

Richt-waarde

Grens-waarde

Streef-waarde

Richt-waarde

Grens-waarde

Streef-waarde

Richt-waarde

Grens-waarde

zeer hinderlijk

0,05

0,15

0,5

0,15

• 0,5

• 1,5

0,5

1,5

5

hinderlijk

0,15

0,5

1,5

0,5

1,5

5

1,5

5

15

minder hinderlijk

0,5

1,5

5

1,5

5

15

5

15

50

minst hinderlijk

1,5

5

15

5

15

50

15

50

150

 

  • 3.

    Gedeputeerde staten stellen voor geurgevoelige gebouwen categorie D, in afwijking van de artikelen 4, 5 en 6, het aanvaardbaar geurhinderniveau vast op het niveau dat bereikt kan worden door het treffen van maatregelen;

  • 4.

    De streef-, richt- en grenswaarden als bedoeld in het tweede lid geven geurimmissieconcentraties weer in ouE per m³ en zijn bepaald als 98-percentielwaarden.

Artikel 9 Percentielwaarde

Gedeputeerde staten toetsen de geurimmissie van de milieubelastende activiteit in geval van kortdurende of sterk fluctuerende bronnen aan de waarden genoemd in artikel 8, waarbij de waarden vermenigvuldigd worden met een factor die als volgt afhankelijk is van de percentielwaarde:

  • a.

    percentielwaarde 98: factor 1;

  • b.

    percentielwaarde 99,5: factor 2;

  • c.

    percentielwaarde 99,9: factor 4.

Artikel 10 Cumulatie

Gedeputeerde staten kunnen bij meerdere geurbronnen binnen één activiteit dan wel in elkaars nabijheid gelegen verschillende geurbronnen dan wel één geurbron met verschillende geuren, als het verschillende typen geuren betreft, nadere eisen stellen aan het geurrapport om het aanvaardbaar geurhinderniveau vast te kunnen stellen.

Artikel 11 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel geur door milieubelastende activiteiten (niet-veehouderijen) Overijssel 2024.

Artikel 12 Inwerkingtreding en intrekking

ALGEMENE TOELICHTING  

 

De provincie is op grond van de Omgevingswet verantwoordelijk voor vergunningverlening van milieubelastende activiteiten door een aantal categorieën industriële bedrijven. Wij hebben de mogelijkheid om vergunning- of maatwerkvoorschriften te stellen voor bepaalde milieubelastende activiteiten. Wij toetsen hierbij de aanvaardbaarheid van effecten van de milieubelastende activiteiten op de leefomgeving. Eén van de te beoordelen aspecten is geurhinder in de omgeving van het bedrijf.

 

De regels voor geur staan in § 5.1.4.6 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Normen voor geurhinder worden door de gemeente opgenomen in hun omgevingsplan. Bij vergunningverlening en meldingen moet rekening worden gehouden met die normen. De gemeente heeft ruimte om die normen zelf in te vullen. Die ruimte hebben zij niet voor geurhinder door activiteiten waarvoor in het Bkl algemene regels zijn opgesteld. Het gaat dan om zuiveringstechnische werken zoals een rioolwaterzuiveringsinstallatie (§ 5.1.4.6.2), veehouderijen (§ 5.1.4.6.3), en bepaalde agrarische activiteiten (§ 5.1.4.6.4).

 

Naast de normen in het omgevingsplan kunnen wij in een beleidsregel normen vaststellen voor geurhinder door onze categorieën industriële bedrijven. Dat is niet wettelijk verplicht. Met de beleidsregel geven wij bedrijven en hun omgeving duidelijkheid over de wijze waarop geurhinder wordt beoordeeld. De geurnormen uit het omgevingsplan en uit ons beleid bestaan naast elkaar, waarbij geldt dat de strengste normen gelden. Wij toetsen vergunningaanvragen en meldingen dus ook aan de normen uit het omgevingsplan van de gemeente.

 

De inhoud van deze beleidsregel is afgestemd met de omgevingsdiensten in Overijssel.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1

Deze beleidsregel sluit aan bij begrippen die gangbaar zijn in de Omgevingswet, het besluit kwaliteit leefomgeving, en daarmee samenhangende documenten die in de praktijk van geuronderzoek, geurmetingen en geurberekeningen worden toegepast:

  • -

    Handleiding Luchtemissies bij bedrijven;

  • -

    Handleiding geur: bepalen van het aanvaardbaar hinderniveau van industrie en bedrijven (niet-veehouderijen) uit 2013 (Agentschap NL);

  • -

    Handleiding geur industrie (infomil);

  • -

    De norm voor bepaling van de geurconcentratie door dynamische olfactometrie (NEN-EN 13725);

  • -

    Nederlandse Technische Afspraak Meten en rekenen geur (NTA 9065).

Daarnaast zijn begrippen opgenomen die de basis vormen voor het toetsings- en afwegingskader dat ten grondslag ligt aan de beleidsregels.

 

Artikel 2

Deze beleidsregel geldt voor vergunningverlening op grond van de Omgevingswet voor milieubelastende activiteiten die geurhinder kunnen veroorzaken en onder de bevoegdheid van gedeputeerde staten vallen. Deze beleidsregel geldt ook voor het stellen van maatwerkvoorschriften voor die bedrijven. De in deze beleidsregel beschreven benadering en gepresenteerde normering kan ook toegepast worden bij de ruimtelijke ordening. Doelstelling van de ruimtelijke ordening is een gezonde fysieke leefomgeving. Deze beleidsregel is een invulling van de zogenaamde ‘omgekeerde werking’, waarmee voor omgevingsplannen de aan te houden afstand tot een geurbron uit de milieuregelgeving wordt afgeleid. De in deze beleidsregel gegeven normering voor geurgevoelige gebouwen kan rechtstreeks worden opgenomen in de voorwaarden van een omgevingsplan of worden gehanteerd bij vergunningverlening voor een omgevingsplanactiviteit.

 

Deze beleidsregel wordt toegepast bij milieubelastende activiteiten waarbij de geuremissie kan worden uitgedrukt in European odourunits per tijdseenheid. Bij een geuremissie, uitgedrukt in snuffeleenheden door snuffelploegmetingen, kan de systematiek van deze beleidsregel niet toegepast worden. De systematiek van de beleidsregel kan wel aanknopingspunten geven voor de afweging.

 

Artikel 3

De toegestane geuremissie of geurimmissie wordt bepaald met verspreidingsberekeningen. Emissie-eigenschappen, zoals de hedonische waarde van de geur, de uittredesnelheid en de warmte-inhoud worden niet in de voorschriften vastgelegd. Deze eigenschappen zijn uitgangspunt voor de verspreidingsberekening, waarop de voorschriften zijn gebaseerd.

 

Er wordt onderscheid gemaakt tussen bestaande en nieuwe bronnen. Bij bestaande bronnen is het vaak moeilijker en duurder om maatregelen te nemen of met dezelfde maatregelen evenveel te bereiken als bij nieuwe bronnen. Daarnaast wordt zo nieuwe hinder van nieuwe bronnen voorkomen. Het onderscheid in normering voor bestaande situaties, nieuwe situaties en situaties met nieuwe bronnen in bestaande situaties wordt behandeld in de artikelen 4, 5 en 6.

 

Artikel 4

Gedeputeerde staten stellen het aanvaardbaar geurhinderniveau voor bestaande bronnen op de richtwaarde vast, of zoveel lager als redelijk mogelijk is. Afwijken naar boven kan tot ten hoogste de grenswaarde, en als het vergunde geurhinderniveau lager is, deze vergunde waarde. Bij het vaststellen van het aanvaardbaar geurhinderniveau wordt getoetst of de geurbelasting wordt gereduceerd met toepassing van de beste beschikbare technieken. Gedeputeerde staten kunnen de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien met redelijkerwijs te verlangen maatregelen of voorzieningen geen geurhinderniveau bereikt kan worden dat gelijk is aan of lager dan de grenswaarde, dan wel, als deze lager is, de eerder vergunde waarde. Voordat gedeputeerde staten een ontwerpbesluit vaststellen, stellen zij de vergunningaanvrager in de gelegenheid de aanvraag te wijzigen en alsnog zodanige maatregelen of voorzieningen aan te vragen zodat positief op de aanvraag kan worden besloten.

 

Artikel 5

Gedeputeerde staten stellen bij één of meer nieuwe bronnen het aanvaardbaar geurhinderniveau op de streefwaarde vast, of zoveel lager als redelijk mogelijk is. Uitgangspunt is dat in nieuwe situaties, nieuwe hinder moet worden voorkomen. De streefwaarde wordt beschouwd als niveau waarbij geen geurhinder optreedt. De richtwaarde vormt dan de maximale waarde tot waar eventueel kan worden afgeweken van de streefwaarde. Ook bij nieuwe bronnen wordt voor het vaststellen van het aanvaardbaar geurhinderniveau, getoetst of de geurbelasting wordt gereduceerd met toepassing van de beste beschikbare technieken.

 

Net als bij artikel 4 kunnen gedeputeerde staten de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien met redelijkerwijs te verlangen maatregelen of voorzieningen geen aanvaardbaar geurhinderniveau bereikt kan worden. Ook hier stellen gedeputeerde staten, voordat zij een ontwerpbesluit vaststellen, de vergunningaanvrager in de gelegenheid, de aanvraag te wijzigen en alsnog zodanige maatregelen of voorzieningen te treffen dat positief op de aanvraag kan worden besloten.

 

Artikel 6

Nieuwe bronnen binnen een vergunde milieubelastende activiteit worden als nieuwe bron conform artikel 5 getoetst. Daarnaast worden de gezamenlijke bronnen (bestaand en nieuw) getoetst aan de normen voor bestaande geurbronnen, conform artikel 4.

 

Artikel 7

Met de tabel bepalen gedeputeerde staten de aard van de geur en de hinderlijkheidsklasse van de geur. De hinderlijkheidsklasse wordt bepaald door de hedonische waarde van de geur. Om de hedonische waarde van een geur te verdisconteren in de normstelling wordt de methodiek van de NVN 2818 toegepast. De hedonische waarde van een geur wordt vastgesteld met een olfactometer en een panel van waarnemers. Geurconcentraties worden uitgedrukt in ouE per m³. Het geuronderzoek moet informatie over de hedonische waarde bevatten.

 

Bij de indeling van geur aan de hand van de hedonische waarde delen gedeputeerde staten geur in de volgende vier klassen:

  • -

    zeer hinderlijk (relatief zeer onaangename geuren);

  • -

    hinderlijk (standaardgeuren);

  • -

    minder hinderlijk (relatief iets minder onaangename geuren);

  • -

    minst hinderlijk (relatief minder onaangename geuren).

Daarbij baseren gedeputeerde staten zich op de geurconcentratie behorend bij de hedonische waarde van H = -2. Is de concentratie bij hedonische waarde -2 niet bekend, dan wordt de geur beschouwd als een hinderlijke geur met de daarbij behorende toetsingswaarde. Voor geuren waarvoor de concentratie bij hedonische waarden -1 of -0,5 wel bekend is, de geurconcentratie hoger is dan 5 ouE per m3, en met zekerheid kan worden gesteld dat H = -2 ook hoger is dan 5 ouE per m3 kan het toetsingskader voor minder hinderlijke geur worden toegepast.

 

De klasse ’hinderlijk’ wordt als standaard gezien en is representatief voor een groot scala aan geuren.

 

Artikel 8

Gedeputeerde staten toetsen de berekende geurimmissie van de milieubelastende activiteit aan de waarden van de tabel in artikel 8. De getallen geven de uurgemiddelde geurconcentraties weer in ouE per m³ en zijn aangeduid als 98-percentielwaarden. Verder wordt bij de toetsing rekening gehouden met de hedonische waarde van de geur en de gebiedscategorie die van toepassing is op de milieubelastende activiteit en omgeving waar de geurhinder optreedt.

 

Percentielwaarde 98

De geurimmissie (de geurbelasting op leefniveau) wordt uitgedrukt in een percentielwaarde. Dat is een percentage van de tijd (op jaarbasis) waarin een bepaalde geurconcentratie niet wordt overschreden. Zo betekent een geurconcentratie van 1,5 ouE per m³ als 98 percentiel op een bepaalde locatie, dat op die locatie 98% van de tijd van een jaar deze concentratie in een gemiddeld meteojaar niet wordt overschreden. Het betekent dus ook dat op die locatie 2% van de tijd (175 uren per jaar) die geurconcentratie van 1,5 ouE per m³ wél kan worden overschreden - en daarmee dus ook een beperkt aantal uren hinderlijk kan zijn. Geurimmissie op een bepaalde plaats treedt op afhankelijk van onder andere de windrichting ten opzichte van de geurbron. De percentielwaarde is ingegeven door de omstandigheid dat een geurimmissie per definitie slechts met een bepaalde frequentie (percentage van de tijd) kan optreden.

 

Gebiedscategorie

Niet voor alle geurgevoelige gebouwen wordt een zelfde beschermingsniveau nagestreefd. In aansluiting op regelgeving en jurisprudentie stellen gedeputeerde staten het beschermingsniveau afhankelijk van de functie van het gebied waar de ontvanger of het geurgevoelige gebouw zich bevindt en van het soort geurgevoelig gebouw. Het toetsingskader onderscheidt twee gebiedscategorieën, wonen en werken, waarvoor normen voor het aanvaardbaar geurhinderniveau zijn gedefinieerd.

 

Geurgevoelige gebouwen

Het Besluit kwaliteit leefomgeving benoemt geurgevoelige gebouwen in artikel 5.91. Ook gebouwen die nog niet zijn gerealiseerd maar al wel planologische toegestaan zijn vallen onder deze definitie. Een aantal bedrijfsgebouwen vallen onder dezelfde bescherming als woningen. Overige bedrijfsgebouwen vallen onder categorie C of D, en hebben een lager beschermingsniveau dan geurgevoelige gebouwen in categorie A en B. Categorie D heeft daarbij het laagste beschermingsniveau. Hierbij wordt het aanvaardbaar geurhinderniveau vastgesteld op het niveau dat bereikt kan worden door het treffen van redelijke maatregelen.

 

Artikel 9

Bij geurimmissienormen op basis van percentielwaarden mag een aantal uren per jaar de geurnorm worden overschreden. De hoogte van de geurconcentratie die tijdens die toegestane overschrijdingsuren mag plaatsvinden is niet begrensd. Om te voorkomen dat tijdens de toegestane overschrijdingsuren hoge geurpieken optreden – dit kan met name bij bedrijven met sterk wisselende periodieke emissies optreden - wordt naast de gangbare 98-percentiel ook een norm bij hogere percentielwaarden gesteld. De 99,5- en 99,9-percentielen zijn daarbij de gangbare percentielwaarden. Hiermee wordt de kans op hinder door - weliswaar beperkt voorkomende - hoge geurimmissie verkleind.

 

Artikel 10

Het effect van cumulatie op de geurbeleving is moeilijk te voorspellen. Dit is o.a. afhankelijk van de type geuren, hinderlijkheid van de geuren, ligging van de bronnen ten opzichte van het geurgevoelige gebouw en de duur van de geuremissies. Gedeputeerde staten kunnen, als sprake is van verschillende typen geuren, nadere eisen stellen aan o.a. de wijze van berekenen, de manier van modellering en het toetsingskader, om een aanvaardbaar geurhinderniveau vast te kunnen stellen. Hierbij kan het gaan om meerdere bronnen binnen een bedrijf of meerdere bronnen van meerdere bedrijven met verschillende geuren.