Organisatie | Enschede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Drank- en Horecaverordening Enschede 2024 |
Citeertitel | Drank- en Horecaverordening Enschede 2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Drank- en Horecaverordening Enschede 2014
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-12-2023 | Nieuwe regeling | 04-12-2023 |
In deze verordening wordt onder maatschappelijke vitale activiteiten verstaan: activiteiten die zijn opgenomen in de bijlage “maatschappelijke vitale activiteitenlijst“ behorende bij de Subsidieverordening Sport van de gemeente Enschede, voor zover het betreft het aanbieden van activerings- en participatie-activiteiten voor personen van 18 jaar of ouder.
De artikelen 1 tot en met 4 van de Algemene termijnenwet zijn op deze verordening van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet op deze verordening van toepassing.
Artikel 4 schenktijden paracommerciële rechtspersonen
Onverminderd het bij en krachtens artikel 2:29 van de Algemene Plaatselijke Verordening Enschede 2009 bepaalde, verstrekken paracommerciële rechtspersonen uitsluitend alcoholhoudende drank gedurende de periode beginnende met één uur voor aanvang en eindigende met één uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële, waaronder activiteiten die passen binnen de beschrijving van maatschappelijke vitale activiteiten als bedoeld in artikel 1.
Artikel 5 bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen
Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.
De burgemeester kan vervoermiddelen die bestemd zijn voor het vervoer van personen op de weg of op het openbaar water waar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt aanwijzen die aan de in het tweede lid genoemde voorwaarde moeten voldoen. De aanwijzing kan beperkt worden in gebied en in tijd.
Bij overlijden van een vergunninghouder kan het bedrijf waarop de vergunning betrekking heeft, door of namens een van zijn rechtsopvolgers worden voortgezet tot een maand na het overlijden of, indien binnen die termijn ter zake een nieuwe vergunning is aangevraagd, tot het tijdstip waarop op deze aanvraag is beslist.
Overtreding van het bepaalde in artikel 7 en op grond van artikel 7a daarbij gegeven voorschriften en beperkingen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
Vastgesteld in de vergadering van 4 december 2023.
De griffier, R.M. Jongedijk
De voorzitter, R.W. Bleker
Artikel 1 bevat de definities van de verordening. Daarbij is aansluiting is gezocht bij de definities van de Alcoholwet.
Artikel 3 Lex silencio positivo niet van toepassing
Er zijn verschillende dwingende redenen van algemeen belang, met name de openbare orde, openbare veiligheid om uitdrukkelijk van een lex silencio positivo af te zien.
§ 2 Paracommerciële rechtspersonen
Paracommerciële instelling Een stichting of een vereniging wordt gezien als een paracommerciële instelling als in of bij het gebouw waar de stichting of vereniging haar activiteiten uitoefent ook horeca-activiteiten plaatsvinden. Er is aansluiting gezocht bij de Alcoholwet voor de omschrijving van de begripsbepaling en de verbinding met het schenken van alcoholhoudende drank. Vaak gaat het om horeca-activiteiten in of bij kantines bij sportverenigingen, buurt- en clubhuizen, sociaal-culturele instellingen, kerkgenootschappen en studentenverenigingen. De opsomming in de Alcoholwet en de Verordening horeca is limitatief. Dit betekent dat verenigingen en stichtingen die niet vallen onder de begripsbepaling niet worden gezien als paracommerciële instelling. De kantine van de stichting of vereniging kan door een commerciële partij geëxploiteerd. In dat geval is er geen sprake van een paracommerciële instelling en moet de uitbater beschikken over een reguliere Alcoholwet- vergunning De beperkende regels die gelden voor paracommerciële instellingen zijn dan niet van toepassing, wel gelden de beperkende regels op grond van de horecaparagraaf van de APV en het ter plaatse geldende bestemmingsplan of de omgevingsvergunning (geluidsniveau, sluitingstijden etc.).
Het doel van de Alcoholwet is om oneerlijke concurrentie met de reguliere horeca zoveel mogelijk te voorkomen en alleen beperkingen aan paracommerciële rechtspersonen op te leggen als dit noodzakelijk is. Die beperkingen zien vooral toe op de verkoop van alcoholhoudende drank, omdat de verkoop van alcoholhoudende drank geen hoofdactiviteit is van de paracommerciële instelling. Door schenktijden te bepalen, wordt de verkoop van alcoholhoudende drank beperkt. Sport- en recreatieve verenigingen of buurt- en wijkgebouwen mogen geen verkapte horecabedrijven worden, waar nog tot ver na de laatste activiteiten, goedkoper dan in de reguliere horeca, alcoholhoudende drank wordt geschonken. Om deze reden mag vanaf 1 uur voor aanvang van de kernactiviteit van de paracommerciële instelling - zoals omschreven in de statuten - tot uiterlijk 1 uur daarna alcohol worden geschonken.
Verstrekken alcohol tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard
Bijeenkomsten van persoonlijke aard zijn vieringen van levensgebeurtenissen van leden van de vereniging. Bijvoorbeeld een bruiloftsfeest, verlovingsfeest, verjaardag of een jubileum. Tijdens deze bijeenkomsten mag geen alcoholhoudende drank verstrekt worden, om oneerlijke concurrentie met reguliere horeca tegen te gaan. Of een bijeenkomst van persoonlijke aard is, wordt niet alleen bepaald aan de hand van de omschrijving van de doelstelling(en) van de statuten van die instelling, maar ook aan de hand van de geconstateerde feitelijke situatie door toezichthouders van de gemeente. Daarbij wordt gekeken of er sprake is van oneerlijke concurrentie voor reguliere horeca, en zo ja, in welke mate. Het schenken van alcoholhoudende drank is toegestaan tijdens feesten die direct betrekking hebben op de activiteiten van de vereniging zelf, zoals een afscheid van de voorzitter, een kampioenschap of andere festiviteiten.
Verstrekken alcohol tijdens bijeenkomsten van derden
Wanneer een activiteit valt binnen de statutaire doelomschrijving van de paracommerciële rechtspersoon (de vergunninghouder), dan mag alcoholhoudende drank geschonken worden. Zo kan een voetbalvereniging bijvoorbeeld alcohol schenken aan een dartclub, wanneer zij in hun statuten ‘sportbeoefening’ (en dus niet ‘voetballen’) als doel hebben opgenomen. Ook voor welzijnsaccommodaties geldt dat het schenken van alcoholhoudende drank moeten passen binnen de statutaire doelstelling. Het is een paracommerciële instelling niet toegestaan om commerciële activiteiten te organiseren en daarbij alcoholhoudende drank te schenken. De toezichthouders van de gemeente kijken bij hun beoordeling naar hoe de activiteiten zich feitelijk verhouden tot de doelstelling(en) van de rechtspersoon/de instelling.
Ontheffingsbevoegdheid burgemeester
Deze bevoegdheid is opgenomen in artikel 4, vierde lid, van de Alcoholwet. De burgemeester geeft alleen een ontheffing van schenktijden of het verbod om alcohol te schenken als het gaat om een bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard. Het kan daarbij gaan om een bijeenkomst van persoonlijke aard of een bijeenkomst voor derden. Bijvoorbeeld een feest bij het winnen van een kampioenschap, een 24-uurs marathon of een bijzonder evenement voor een goed doel. Het gaat hier dus nadrukkelijk niet om regulier terugkerende feesten of bijeenkomsten. De burgemeester kan ontheffing verlenen voor een aaneengesloten periode van maximaal twaalf dagen. Er is in de Alcoholwet en in de Verordening horeca geen maximum gesteld aan het aantal keren dat ontheffing kan worden aangevraagd.
§ 3 Beperking verstrekking sterke drank
Dit artikel verbiedt het schenken van sterke drank in paracommerciële inrichtingen, maar ook in snackbars, afhaalcentra, etc. De reden daarvoor is dat dergelijke inrichtingen veel door jongeren worden bezocht. Bovendien is het wenselijk een duidelijk onderscheid te maken tussen paracommerciële inrichtingen en commerciële inrichtingen waaraan zwaardere eisen worden gesteld. Door de verstrekking van sterke drank te verbieden wordt dat onderscheid verder benadrukt.
Artikel 6a Aanwezigheid medewerker met diploma sociale hygiëne op vervoermiddel
Hiermee wordt bepaald dat op vervoermiddelen die bestemd zijn voor het vervoer van personen en waarop bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt, een medewerker aanwezig zal moeten zijn die beschikt over voldoende kennis en inzicht in sociale hygiëne. Deze verplichting kan worden beperkt tot bepaalde vervoermiddelen, bepaalde delen van de gemeente en bepaalde tijdstippen. Deze nieuwe bevoegdheid is vooral bedoeld om bijvoorbeeld overlast van bierfietsen en partyboten en -bussen te beperken.
Als een gemeente besluit dit onderwerp inderdaad in een verordening te regelen, dan heeft dit gevolgen voor het toezicht. Op de vervoermiddelen waarvoor de voornoemde verplichting van toepassing is, houdt niet langer de NVWA toezicht, maar komt de verantwoordelijkheid voor het toezicht en de handhaving bij de betreffende gemeente te liggen. Als de gemeente deze verplichting bij verordening heeft geregeld, moet hiervan melding worden gedaan bij de NVWA.
Artikel 6b Proeverijen in Slijtlokaliteiten
De Alcoholwet maakt het mogelijk dat slijterijen betaalde proeverijen mogen organiseren.
Het Alcoholbesluit bevat nadere voorwaarden waaraan een proeverij moet voldoen.
De proeverij mag alleen plaatsvinden buiten de normale openingstijden van de slijterij, maar wel binnen de tijden waarop de slijterij bij of krachtens de Winkeltijdenwet geopend mag zijn. De slijterij moet gedurende de proeverij gesloten zijn voor klanten. Er mag per slijterij slechts één proeverij per dag worden georganiseerd en maximaal drie proeverijen per week. De kosten voor deelname moeten voorafgaand aan de proeverij door een leidinggevende bij het slijtersbedrijf zijn vastgesteld. Ook de deelnemers moeten bekend zijn bij het slijtersbedrijf voordat de proeverij plaatsvindt. De slijterij mag tijdens of na afloop van de proeverij alleen die drank voor thuisgebruik verkopen die tijdens de proeverij wordt geschonken. De verkoop van andere soorten drank tijdens of na afloop van de proeverij is dus uitdrukkelijk niet toegestaan. Het is kleinschalig en aan strenge voorwaarden onderworpen, en kan een impuls voor de retailsector zijn. Daarbij is de activiteit – een proeverij – nauw verbonden met de primaire activiteiten van het slijtersbedrijf.
Artikel 6c Alcohol-overlastgebied
Op locaties waar zich een grote concentratie van alcoholverkooppunten bevinden, kunnen bezoekers onder invloed van alcohol overlast veroorzaken. Het kan daarbij gaan om allerlei vormen van ernstige overlast, zoals geluidsoverlast, agressief gedrag of verstoring van de openbare orde. Als extra instrument om hiertegen op te treden, bevat de Alcoholwet de mogelijkheid tot het bij verordening aanwijzen van een alcohol-overlastgebied. In dit door de burgemeester aangewezen alcohol-overlastgebied kan worden bepaald dat geen (horeca- of slijters-) vergunning wordt verleend, of dat verkoop van alcohol vanuit supermarkten of cafetaria’s niet is toegestaan of (in tijd) wordt beperkt, alsook dat ‘happy hours’ niet zijn toegestaan. Dit geldt ook voor het afleveren van alcohol op bestelling. Hiermee worden de reguliere weigeringsgronden, zoals geregeld in artikel 27 van de Alcoholwet, voor deze specifieke situatie uitgebreid.
§ 7 Beperking verstrekking alcoholvrije drank
Artikel 7 ev. Vergunningplicht
De basisregel is dat elk horecabedrijf een exploitatievergunning nodig heeft. De burgemeester toetst elke aanvraag aan een aantal criteria voordat hij de vergunning verleent. Dat kan onder meer gaan om de eisen die gesteld worden aan de aanvrager van de vergunning en leidinggevenden, de locatie waar het horecabedrijf moet komen, de planologische regels, en de invloed op de woon – en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf. Een BIBOB-toets maakt onderdeel uit van de procedure.
Een exploitatievergunning is persoonsgebonden. Dat geldt voor een natuurlijke persoon, maar ook voor een rechtspersoon. De reden hiervoor is dat de vergunninghouder een belangrijke rol speelt in de wijze van exploitatie en bedrijfsvoering van het horecabedrijf. Die rol kan niet willekeurig door iedereen worden uitgevoerd. Ook moet de aanvrager van een exploitatievergunning aan verschillende eisen voldoen voordat een vergunning verleend wordt. De vergunning is niet overdraagbaar door het persoonsgebonden karakter van de vergunning.
Uit de stukken bij de vergunningaanvraag moet duidelijk blijken wat de exacte locatie van het horecabedrijf is en in welke omgeving het ligt. Dit moet worden verduidelijkt aan de hand van een plattegrond. Ook moet duidelijk zijn hoe de indeling van het horecabedrijf is en uit welke horecalokaliteiten het bedrijf bestaat. Dit wordt vermeld op een situatietekening.
Leidinggevenden hebben een belangrijke rol in de exploitatie en de wijze waarop door de exploitatie de openbare orde, de veiligheid, de gezondheid, de zedelijkheid en de woon- en leefsituatie van omwonenden kan worden beïnvloed. Daarom moet de persoon als leidinggevende aan een aantal voorwaarden voldoen. Van een leidinggevende wordt verwacht dat hij voldoende gezag en verantwoordelijkheid heeft om de orde in en rondom het horecabedrijf te handhaven en bezoekers aan te spreken als dat nodig is. Dat geldt voor alle leidinggevenden die op het aanhangsel van de vergunning staan. Dit neem niet weg dat de vergunninghouder verantwoordelijk is en blijft voor de gang van zaken in het horecabedrijf, ook als de vergunninghouder zelf niet aanwezig is. De exploitatievergunning met aanhangsel, of een afschrift daarvan, moet altijd aanwezig zijn in het horecabedrijf om te kunnen controleren of een leidinggevende op het aanhangsel staat bijgeschreven.
Een horecabedrijf kan een of meerdere leidinggevenden hebben. Deze worden opgenomen in het aanhangsel bij de exploitatievergunning. Door wijzigingen in het personeelsbestand kunnen er nieuwe leidinggevenden bijkomen of leidinggevenden van het aanhangsel worden gehaald. Door deze werkwijze hoeft bij een wijziging van de leidinggevenden alleen het aanhangsel aangepast te worden en niet gelijk een nieuwe vergunning aangevraagd te worden.
Er geldt een leeftijdseis van achttien jaar als geen alcoholhoudende drank wordt geschonken. Van een persoon met deze leeftijd mag worden verwacht dat hij voldoende levenservaring, verantwoordelijkheidsgevoel en overwicht heeft om op te treden bij verstoring van de belangen die de Verordening horeca beoogt te beschermen.
Een leidinggevende mag niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn. Voor de beoordeling of daar sprake van is wordt aansluiting gezocht bij het Alcoholbesluit en de bestaande jurisprudentie. De burgemeester weigert aanvragen voor een exploitatievergunning als een leidinggevende gedrag heeft vertoond of een veroordeling op zijn naam heeft staan die aanleiding geven om te oordelen dat een leidinggevende van slecht levensgedrag is. In deze beoordeling worden in ieder geval de volgende gedragingen meegenomen: betrokkenheid bij geweldsdelicten, witwaspraktijken, illegaal gokken, gebruik en/of handel in drugs, rijden onder invloed, discriminatie, bejegening, bedreiging en fysiek handelen/geweld tegen medewerkers van politie en toezichthouders en een eventuele eerdere weigering van een exploitatievergunning vanwege slecht levensgedrag. Daarnaast heeft het intrekken van een vergunning gevolgen voor de beoordeling van levensgedrag. In beginsel wordt alleen gekeken naar gedragingen en veroordelingen die in een periode tot vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag van een exploitatievergunning hebben plaatsgevonden. Maar een vergunning kan ook geweigerd worden als oudere gedragingen of veroordelingen wijzen op slecht levensgedrag. De burgemeester heeft de beoordelingsvrijheid om alle gedragingen en veroordelingen te betrekken bij haar oordeel om te bepalen of sprake is van slecht levensgedrag.
De burgemeester weigert de aanvraag als naar zijn oordeel de feitelijke toestand niet overeen kan komen met de situatie uit de aanvraag. Met deze regel is aansluiting gezocht bij de Alcoholwet, waarin een soortgelijke regel is opgenomen (artikel 27, eerste lid, sub b). Hiermee wordt onder meer voorkomen dat schijnconstructies worden gebruikt om een exploitatievergunning te krijgen of dat de wijze van exploitatie of de bedrijfsvoering, zoals die op papier is aangevraagd, redelijkerwijs niet overeenkomen met de situatie in de praktijk.