Organisatie | Zuid-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 21 november 2023, PZH-2023-843538909, tot vaststelling van de subsidieregeling waarbij diverse regelingen op het gebied van wonen worden samengebracht (Subsidieregeling wonen Zuid-Holland) |
Citeertitel | Subsidieregeling wonen Zuid-Holland |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-06-2024 | hoofdstuk 7, paragraaf 7a, 7b, 7c, artikel 1.1, 4.2.3, 7a.1, 7b.1, 7b.2, 7b.3, 7b.4, 7b.5, 7b.6, 7b.7, 7b.8, 7b.9, 7b.10, 7c.1, 7c.2, 7c.3, 7c.4, 7c.5, 7c.6, 7c.7, 7c.8, 7c.9, 7c.10, bijlage | 28-05-2024 | PZH-2024-852421336 | ||
01-01-2024 | 17-06-2024 | artikel 2A.3, 2B.3, 3.2, 8.3 | 19-12-2023 | PZH-2023-846111168 | |
07-12-2023 | 28-12-2023 | nieuwe regeling | 21-11-2023 | PZH-2023-843538909 |
Gedeputeerde staten van Zuid-Holland;
Gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;
Overwegende dat ingezet wordt op de versnelde bouw van woningen met waarborg voor ruimtelijke en sociale kwaliteit;
Overwegende dat behoefte is aan een meer gevarieerd woningaanbod;
Overwegende dat in verband met de gewenste flexibiliteit en snelheid in de uitvoering het wenselijk is om diverse regelingen op het gebied van wonen samen te voegen;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
DAEB de-minimisverordening: Verordening (EU) 2023/2832 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen;
losmaakbaarheidsindex: index die illustreert hoe losmaakbaar een product of element is, met als laagste score 0,10 (niet losmaakbaar) en als hoogste score 1,00 (zeer gemakkelijk losmaakbaar) en waarvan de meetmethode is uitgewerkt in het rapport Circular buildings: Een meetmethodiek voor losmaakbaarheid v2.0;
sociale huurwoning voor senioren als bedoeld in Hoofdstuk 3: in afwijking van de begripsbepaling sociale huurwoning betreft dit een huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de huurwoning minimaal 25 jaar beschikbaar is als sociale huurwoning;
wooncoöperatie: een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die zich ten doel stelt om haar leden in staat te stellen zelfstandig te voorzien in het beheer en onderhoud van de door hen bewoonde woongelegenheden en de direct daaraan grenzende omgeving, bedoeld in artikel 18, lid 1 van de Woningwet;
Tenzij anders bepaald, wordt subsidie uitsluitend verstrekt aan gemeenten in de provincie Zuid-Holland.
Hoofdstuk 2A Knelpuntenpot sociale huur
In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2A.1 worden ingediend van 15 februari tot en met 30 november.
Artikel 2A.3 Weigeringsgronden
In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 2A.1 geweigerd indien:
Artikel 2A.8 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Gedeputeerde staten kunnen na de subsidieverlening, op verzoek van de subsidieontvanger, de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde termijn met maximaal 1 jaar verlengen indien zwaarwegende omstandigheden, waaronder in ieder geval begrepen vertraging door bezwaar- en (hoger) beroepsprocedures, daartoe aanleiding geven.
Hoofdstuk 2B Knelpuntenpot middenhuur
In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2B.1 worden ingediend van 15 februari tot en met 30 november.
Artikel 2B.3 Weigeringsgronden
In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 2B.1 geweigerd indien:
Artikel 2B.8 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Gedeputeerde staten kunnen na de subsidieverlening, op verzoek van de subsidieontvanger, de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde termijn met maximaal 1 jaar verlengen indien zwaarwegende omstandigheden, waaronder in ieder geval begrepen vertraging door bezwaar- en (hoger) beroepsprocedures, daartoe aanleiding geven.
Hoofdstuk 3 Woonvormen senioren
Onverminderd de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 3.1 geweigerd indien:
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidies als bedoeld in artikel 3.1 worden ingediend van 15 februari tot en met 30 november.
Paragraaf 4.1 Algemene bepalingen
Artikel 4.1.1 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen op grond van dit hoofdstuk de kosten voor de inhuur van externe capaciteit en expertise voor subsidie in aanmerking.
Artikel 4.1.2 SiSa-verantwoording
Indien de subsidieontvanger een gemeente is, wordt een subsidie op grond van deze regeling financieel verantwoord met toepassing van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.
Paragraaf 4.2 Versnelling woningbouw
In afwijking van artikel 1.2 wordt subsidie op grond van deze paragraaf uitsluitend verstrekt aan gemeenten in Zuid-Holland en woningcorporaties met woningbezit in Zuid-Holland.
Artikel 4.2.3 Subsidievereisten
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
de te bouwen woningen liggen binnen bestaand stads- en dorpsgebied of op een woningbouwlocatie van meer dan 3 hectare buiten bestaand stads- en dorpsgebied die is opgenomen op de 3 ha kaart of op een woningbouwlocatie die is opgenomen in een door gedeputeerde staten aanvaard of vastgesteld regionaal woningbouwprogramma;
In afwijking van het eerste lid bedraagt het maximum subsidiebedrag voor de gemeenten Alphen aan den Rijn, Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Delft, Dordrecht, Gorinchem, Gouda, Katwijk, Lansingerland, Leiden, Maassluis, Nissewaard, Rijswijk, Schiedam, Vlaardingen, Westland, Zoetermeer, Zuidplas en Zwijndrecht € 150.000,--.
Paragraaf 4.3 Regionale integrale woonzorgvisies
In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 4.3.1 geweigerd indien:
Artikel 4.3.3 Subsidievereisten
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.3.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
in een regionale integrale woonzorgvisie wordt minimaal aandacht besteed aan de regionale analyse en regionale afspraken over de huisvesting van ouderen en alle aanwezige aandachtsgroepen in de betreffende gemeenten. Aandachtsgroepen zijn: statushouders, arbeidsmigranten, dak- en thuisloze mensen, mensen met sociale of medische urgentie, mensen die uitstromen uit een intramurale zorginstelling, uitwonende studenten en woonwagenbewoners;
Hoofdstuk 5 Openstellingsbesluiten nieuwe onderwerpen
Artikel 5.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan de doelen uit het geldende Coalitieakkoord van de provincie Zuid-Holland.
Hoofdstuk 6 Plankosten collectieve wooninitiatieven
In afwijking van artikel 1.2 wordt subsidie als bedoeld in artikel 6.1 uitsluitend verstrekt aan verenigingen, wooncoöperaties en stichtingen.
In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidies als bedoeld in artikel 6.1 worden ingediend van 1 januari tot en met 30 november.
In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 2 geweigerd indien:
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 6.6 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de kosten voor de inhuur van een onafhankelijke professionele beroepsmatige begeleider in aanmerking.
Hoofdstuk 7 Toekomstbestendig bouwen
Paragraaf 7A Toekomstbestendig bouwen
Artikel 7A.1 Dienst van algemeen economisch belang
Als dienst van algemeen economisch belang als bedoeld in artikel 3 van de DAEB de-minimisverordening wordt aangewezen het toekomst bestendig bouwen van sociale huurwoningen door woningcorporaties betreffende de activiteiten ten aanzien van drinkwaterbesparing en opschaling houtbouw als bedoeld in respectievelijk de artikelen 7B.1 en 7C.1 en zoals nader toegelicht in de bijlage.
Paragraaf 7B Drinkwaterbesparing sociale huurwoningen
In afwijking van artikel 1.2 wordt subsidie op grond van deze paragraaf uitsluitend verstrekt aan woningcorporaties voor bouwprojecten als bedoeld in artikel 7B.1.
In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7B.1 worden ingediend tot en met 30 november 2024.
Artikel 7B.4 Weigeringsgronden
In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 7B.1 geweigerd indien:
Artikel 7B.5 Subsidievereisten
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7B.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 7B.6 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie in aanmerking de meerkosten voor de aanschaf en het plaatsen van:
Artikel 7B.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Gedeputeerde Staten kunnen na de subsidieverlening, op verzoek van de subsidieontvanger, de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde termijn met maximaal 1 jaar verlengen indien zwaarwegende omstandigheden, waaronder in ieder geval begrepen vertraging door bezwaar- en (hoger) beroepsprocedures, daartoe aanleiding geven.
Artikel 7B.10 Prestatieverantwoording
De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag waaronder de technische specificaties, aantal geplaatste waterzuinige toiletten of toiletsystemen, de beoogde besparing van het waterverbruik, de financiële verantwoording van de gesubsidieerde kosten en de wijze waarop de huurder wordt geïnformeerd.
Paragraaf 7C Opschalen houtbouw sociale huurwoningen
In afwijking van artikel 1.2 wordt subsidie op grond van deze paragraaf uitsluitend verstrekt aan woningcorporaties voor woningbouwprojecten als bedoeld in artikel 7C.1, eerste lid.
In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7C.1 worden ingediend tot en met 30 november 2024.
Artikel 7C.4 Weigeringsgronden
In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 7C.1 geweigerd indien:
Artikel 7C.5 Subsidievereisten
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7B.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 7C.6 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de meerkosten voor het gebruik van houtbouw in het woningbouwproject voor subsidie in aanmerking.
Artikel 7C.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Gedeputeerde Staten kunnen na de subsidieverlening, op verzoek van de subsidieontvanger, de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde termijn met maximaal 1 jaar verlengen indien zwaarwegende omstandigheden, waaronder in ieder geval begrepen vertraging door bezwaar- en (hoger) beroepsprocedures, daartoe aanleiding geven.
De subsidieregelingen Subsidieregeling knelpuntenpot sociale huur en middenhuur Zuid-Holland, de Subsidieregeling Vliegende Brigade Zuid-Holland, de Subsidieregeling Woonvormen senioren Zuid-Holland en de Subsidieregeling plankosten collectieve wooninitiatieven Zuid-Holland worden ingetrokken.
De subsidieregelingen Subsidieregeling knelpuntenpot sociale huur en middenhuur Zuid-Holland, de Subsidieregeling Vliegende Brigade Zuid-Holland, de Subsidieregeling Woonvormen senioren Zuid-Holland en de Subsidieregeling plankosten collectieve wooninitiatieven Zuid-Holland zoals deze luidden op de dag voor inwerkingtreding van deze regeling, blijven van toepassing op subsidies die voor de datum van inwerkingtreding van deze regeling zijn aangevraagd.
Den Haag, 21 november 2023,
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
secretaris,
drs. M.J.A. van Bijnen MBA
plv. voorzitter,
M.E. van Leeuwen
Toelichting op het aanwijzen van het toekomstbestendig bouwen van sociale huurwoningen door woningcorporaties ten aanzien van drinkwaterbesparing en opschaling houtbouw als dienst van algemeen economisch belang als bedoeld in artikel 3 van de DAEB de-minimisverordening.
Dienst van algemeen economisch belang
Overheden kunnen een onderneming met een dienst van algemeen economisch belang (DAEB) belasten, als de markt deze dienst onvoldoende oppakt of als deze niet tegen maatschappelijk aanvaardbare voorwaarden wordt verricht. Hiervoor kan de overheid deze onderneming onder voorwaarden financieel compenseren.
De verhuur van sociale huurwoningen is door de Nederlandse overheid aangemerkt als een publieke taak en aan woningcorporaties opgedragen als een DAEB. De afbakening van de DAEB voor de Nederlandse sociale huursector is vastgelegd in een besluit van de Europese Commissie van 15 december 2009 (EC-besluit) betreffende bestaande steun voor woningcorporaties.
Na het besluit uit december 2009 hebben zich veel ontwikkelingen voorgedaan op het terrein van duurzame (sociale) woningbouw. De onderhavige ‘duurzame’ DAEB-activiteiten vormen dan ook geen onderdeel van de in het EC-besluit en in de Woningwet opgenomen activiteiten. Ook maken deze geen onderdeel uit van een andere bestaande DAEB op basis van het DAEB-vrijstellingsbesluit 2012.
Uit onderstaande blijkt ook, dat woningcorporaties dergelijke milieu- en verduurzamingsmaatregelen niet oppakken binnen het (huidige) EC-besluit van 2009.
Gezien de beperkte inhoud (specifieke activiteiten) en de duur van deze DAEB verdient het de voorkeur deze activiteiten overeenkomstig de DAEB de-minimisvoorwaarden te compenseren. De toepasselijke voorwaarden zijn opgenomen in de Subsidieregeling wonen Zuid-Holland.
Hierna wordt toegelicht waarom drinkwaterbesparing en opschaling houtbouw, opgenomen in respectievelijk paragraaf 7B en 7C, als activiteiten onder de DAEB de-minimisverordening worden aangewezen.
Drinkwaterbesparing is opgenomen in paragraaf 7B
Door bevolkingstoename en toenemende vraag vanuit bedrijven en landbouw, stijgt de vraag naar drinkwater. Huishoudens gebruiken ca. ¾ van de totale hoeveelheid drinkwater in Nederland. De productie van drinkwater heeft te kampen met toenemende kans op droogte, hitte, grondwaterdaling, vervuiling van waterbronnen en lage rivierafvoeren. De kans op tijdelijke tekorten aan drinkwater neemt daardoor toe. In het volle Nederland is het vergroten van de productiecapaciteit, onder andere door nieuwe waterwingebieden in te richten, niet eenvoudig. Deze trajecten duren lang en zijn complex. Om de drinkwatervoorraden op peil te houden, ook in de toekomst, is het van cruciaal belang nieuw te realiseren woningen uit te rusten met drinkwaterbesparende maatregelen en zo het drinkwaterverbruik terug te brengen. Zuiniger omgaan met drinkwater helpt om de kans op tekort te verkleinen en geeft meer tijd om nieuwe oplossingen te bedenken.
Bron: https://www.drinkwaterplatform.nl/themas/waterbesparing/cijfers-waterverbruik
In de Kamerbrief ‘Water en Bodem sturend’ is de ambitie geformuleerd om toe te werken naar een drinkwatergebruik van 100 liter per hoofd van de bevolking per dag in 2035 en het laagwaardig gebruik van drinkwater te beperken. Voor grootverbruikers gaat het om een reductie van 20% van het drinkwaterverbruik. Daartoe wordt gezamenlijk gewerkt aan een nationaal plan van aanpak drinkwaterbesparing, dat eind 2024 moet worden besproken in het Bestuurlijk Overleg Water. Momenteel wordt in samenwerking met onder andere de provincies en drinkwaterbedrijven aan het Plan van Aanpak gewerkt. 1
Het huidige gemiddelde verbruik van consumenten in de afgelopen jaren schommelt tussen de 125 tot 135 liter per persoon per dag.2 Voor consumenten wordt daarom gestreefd naar een reductie in het verbruik tot ca. 100 liter per persoon per dag. Van het drinkwaterverbruik op woningniveau wordt voor 41% gebruikt voor douche, 29% voor toiletspoeling en 12% voor de wasmachine. Vanuit het Rijk wordt eerst nog nader onderzoek gedaan.3 Maatregelen om het drinkwaterverbruik te verlagen zijn daarom vooralsnog niet afdwingbaar.
Besparing op drinkwaterverbruik voor toiletspoeling is effectief en mogelijk op basis van bewezen techniek. De huidige toiletten met spoelonderbreking gebruiken 6/3 liter water per spoeling. Er zijn al geruime tijd toiletsystemen op de markt die leiden tot een verder besparing: waterzuinige toiletten gebruiken 4/2 liter per spoelbeurt en vacuüm-toiletsystemen gebruiken zelfs maar 1,5 liter water per spoeling. Gemiddeld wordt er per persoon 6-7 keer per dag doorgetrokken. Dit leidt al gauw tot een besparing van 7 tot 20 liter per persoon per dag. Zuinigere toiletten dragen dus flink bij aan de gewenste reductie naar gemiddeld 100 liter per persoon per dag. Wel zijn deze maatregelen nog een duurder dan conventionele toiletten.
Waarom pakt de markt het nog niet op?
Het rijk verkent momenteel de mogelijkheden voor drinkwaterbesparing.4 Maatregelen om het drinkwaterverbruik te verlagen zijn daarom vooralsnog niet afdwingbaar. De lage prijs van het drinkwater maakt het voor woningcorporaties niet rendabel om maatregelen te nemen die extra geld kosten. De meerkosten zijn substantieel (€ 300,-- voor een waterzuinig toilet en € 1.500,-- tot € 1.700,-- voor een vacuüm-toiletsysteem) en de terugverdientijd is lang. De besparing komt bij de huishoudens terecht en niet bij de corporatie. Ook zijn installateurs niet of beperkt bekend met het systeem en vertalen de risico's naar een hogere prijs. Drinkwaterbesparing heeft daarom momenteel geen prioriteiten voor woningbouwcorporaties.
Door de extra investeringskosten te subsidiëren, kunnen woningbouwcorporaties een leidende rol spelen in drinkwaterbesparing. Naast een lager verbruik van drinkwater, leidt dit ook tot een lagere waterrekeningen voor huurders. Door de toepassing van waterbesparende toiletten wordt de bekendheid van woningcorporaties en installateurs met de systemen vergroot en zullen naar verwachting de kosten dalen. Door dit vliegwieleffect wordt meer drinkwaterbesparing bereikt. Bij woningcorporaties ligt een groot deel van de bouwopgave. Drinkwaterbesparende maatregelen voor bezit van woningbouwcorporaties zijn mede een goede keuze, omdat huurders niet zelf hun sanitair veranderen en de toegepaste maatregelen daarom een lange ingebruikname hebben.
Opschalen houtbouw is opgenomen in paragraaf 7C
De provincie Zuid-Holland heeft zich gecommitteerd aan zowel het Grondstoffenakkoord als het Klimaatakkoord. In beiden speelt de gebouwde omgeving een belangrijke rol in het terugdringen van CO2-emissies. Een belangrijk onderdeel van het klimaatakkoord van Parijs is het Paris Proof bouwen. In Nederland is de gebouwde omgeving verantwoordelijk voor bijna een derde van de CO2-emissies. Eén van de manieren om Paris Proof te bouwen is met duurzaam materiaalgebruik, bijvoorbeeld met biobased materialen zoals hout of vlas. Uit het onderzoek ‘Woningbouw binnen planetaire grenzen’ blijkt dat in het ‘business-as-usual scenario’ er veelal gebouwd wordt met traditionele materialen met een hoge ‘koolstof-voetafdruk’ en de doelstellingen uit het Klimaatakkoord hierdoor ver weg zijn. Het bouwen met biobased materialen – met name houtbouw – is één van de meest impactvolle strategieën om hier invulling aan te geven. Woningbouwcorporaties stappen nog niet massaal in op houtbouw voor de nieuwbouw van hun sociale huurwoningen, terwijl juist het bouwen in hout op termijn voordelen zal bieden in het kader van duurzaamheid. Houtbouw kent tal van voordelen, zoals reductie van CO2-uitstoot en CO2-opslag. Daarnaast draagt houtbouw bij aan energie-efficiëntie, het is bijvoorbeeld zeer geschikt om ‘passief’ te bouwen en daarmee te komen tot extreem laag energieverbruik. En hout zorgt voor een gezondere binnenluchtkwaliteit. Daarmee resulteert het in duurzamere en gezondere gebouwen voor de toekomst.
Waarom pakt de markt het nog niet op?
Houtbouw is een (relatief) nieuw thema. In heel Nederland wordt maar 2% van de bouwproductie in hout uitgevoerd.5 De keten is in vergelijking met beton en staal nog niet geoptimaliseerd en de kennis bij opdrachtgevers, architecten en bouwers is nog niet altijd aanwezig. Hierdoor is het bouwen in hout nu nog zo'n circa 5 à 10% duurder dan het bouwen in beton.6 Deze kosten zijn in de vrije sector eenvoudiger door te berekenen aan de klant. Voor woningbouwcorporaties, die met name woningen realiseren in de sociale huursector met een maximale huurprijs, is dat niet zo en kan het bouwen in hout een belemmering vormen door de beperkte budgetten waar zij over beschikken. Ondanks de lange-termijn voordelen van houtbouw op het gebied van duurzaamheid en milieueffecten. Hoewel houtbouw steeds populairder wordt, wordt er om deze reden nog niet op grote schaal in hout gebouwd. Dit terwijl de woningbouwopgave in Zuid-Holland grotendeels ingevuld wordt door woningbouwcorporaties.
Het opschalen van het bouwen in hout. Ondanks de uitdagingen is de interesse in houtbouw groeiende, vooral vanwege de voordelen op het gebied van duurzaamheid, zoals lagere koolstofuitstoot en het gebruik van hernieuwbare materialen. Met de juiste investeringen nu kunnen woningbouwcorporaties meer houtbouwprojecten realiseren wat eraan bijdraagt dat dit in de toekomst gemeengoed wordt. Uiteindelijk wordt toegewerkt naar het opschalen van de houtbouwsector waarbij een groter aanbod en een grotere bekendheid met houtbouw een positief effect gaat hebben op de bouwkosten.