Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Meppel

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten gemeente Meppel (Verordening reinigingsheffingen 2024)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMeppel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten gemeente Meppel (Verordening reinigingsheffingen 2024)
CiteertitelVerordening reinigingsheffingen 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Deze regeling vervangt de Verordening reinigingsheffingen van 4 november 2021.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 229, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 15.33 van de Wet milieubeheer
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-12-2023nieuwe regeling

30-11-2023

gmb-2023-520663

1741116/1813922

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten gemeente Meppel (Verordening reinigingsheffingen 2024)

De R a a d van de gemeente Meppel;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 oktober 2023, nr. 1741116/1813922

 

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten gemeente Meppel (Verordening reinigingsheffingen 2024).

 

b e s l u i t :

 

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.

  • b.

    groene container: groene mini-container met een inhoud van 140 of 240 liter, voor het afzonderlijk aanbieden van composteerbare afvalstoffen;

  • c.

    grijze container: grijze mini-container met een inhoud van 140 of 240 liter, voor het aanbieden van afvalstoffen anders dan bedoeld onder letter b;

  • d.

    vierwielcontainer: container met een inhoud van 660 of 1.000 liter voor het aanbieden van bedrijfsafvalstoffen;

  • e.

    bruine bedrijfs-: bruine mini-container met een inhoud van 240 liter, voor het aanbieden van container bedrijfsafvalstoffen, anders dan onder b;

  • f.

    papiercontainer: blauwe of grijze kunststof container met een inhoud van 240, 660 of 1000 liter, voor het afzonderlijk aanbieden van papieren afvalstoffen, de container is herkenbaar aan de tekst "ALLEEN PAPIER" en/of een blauw deksel;

  • g.

    oranje container: mini-container met een inhoud van 240 liter, voor het afzonderlijk aanbieden van plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en drankenkartons (PMD-verpakkingen). De container is herkenbaar aan het oranje deksel en/of de sticker met PMD-verpakkingen.

  • h.

    ondergrondse container: ondergronds geplaatste container voor het aanbieden van huishoudelijke- en bedrijfsafvalstoffen, glas en kleding afkomstig uit particuliere huishoudens;

  • i.

    perceel: Een woning met een zekere mate van zelfstandigheid of een ander door een particuliere huishouding of deel daarvan gebruikt verblijf, waar huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan en ten aanzien waarvan de gemeente voldoet aan haar inzamelplicht. Ook een gedeelte van een (on)roerende zaak dat blijkens zijn inrichting bestemd is tot het voeren van een particulier huishouden en waar afvalstoffen kunnen ontstaan is een perceel.

  • j.

    pand: een gebouwde onroerende zaak- of een zelfstandig gebruikt gedeelte ervan - geen perceel zijnde;

  • k.

    binnenstad: het gebied waartoe de volgende straten behoren of een gedeelte van een straat.

    De binnenstad omvat de volgende straten: Kruisstraat, Touwstraat, Slotplantsoen, Synagogestraat, Woldstraat promenade, Grote Markt, Grote en Kleine Kerkstraat, Prinsenstraat, Groenmarktstraat, Grote en Kleine Akkerstraat, Hoofdstraat, Nieuwe Kerkstraat, Hagenstraat, Kerkplein, Hogetin, Weteringstraat, Weteringdwarsstraat, Brouwerstraat, Brouwerdwarstraat, Groenmarkt, Prinsenplein. De Swaenenborg, de Putstoel en gedeelte Zuideinde vanaf Zuiderbrug tot Weerdstraat. Dit gedeelte omvat de huisnummers 1 t/m 33 (onevenzijde) en huisnummers 2 t/m 40 (evenzijde).

  • l.

    overig gebied: het gebied in de gemeente Meppel, niet zijnde de binnenstad;

  • m.

    milieupas: pasje dat gekoppeld is aan een adres en aan de bewoners of gebruikers van het betreffende adres wordt verstrekt om gebruik te kunnen maken van ondergrondse verzamelcontainers;

  • n.

    “Gebruik maken” in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: Gebruikmaken in de zin van artikel 15.33 Wet Milieubeheer

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam `afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikelen 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, 80).

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel in gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan, met dien verstande dat degene die het deel in gebruik heeft gegeven, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • c.

      het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld, met dien verstande dat degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie het perceel ter beschikking is gesteld.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    Voor de berekening van de belasting wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1.

    De belastingen bedoeld in hoofdstuk 1.1 worden bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een schriftelijke gedagtekende kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing van de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

  • 5.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    De aanslagen onroerendezaakbelastingen, bedrijveninvesteringszone, rioolheffing en afvalstoffenheffing worden voor zover van toepassing gecombineerd opgelegd op één aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990, moeten de aanslagen worden betaald in vier gelijke termijnen waarbij de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand van dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede en volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid moeten de aanslagen die binnen het van toepassing zijnde belastingjaar worden opgelegd met een dagtekening 1 september en later, worden betaald in drie gelijke termijnen.

  • 4.

    In afwijking van het tweede en derde lid moeten aanslagen zolang en voor zover de totaal verschuldigde bedragen daarvan door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand vermeld in de dagtekening van de aanslag nog maanden in het kalenderjaar resteren, met dien verstande dat;

    • a.

      het aantal termijnen ten hoogste tien bedraagt indien de aanslag binnen het van toepassing zijnde belastingjaar wordt geïnd;

    • b.

      voor aanslagen die met een dagtekening na 1 september van het van toepassing zijnde belastingjaar worden opgelegd bedraagt het aantal termijnen drie.

    • c.

      de eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede en volgende termijnen telkens een maand later.

  • 5.

    Indien de automatische incasso als bedoeld in het vierde lid gedurende twee maanden niet mogelijk is, vervalt voor het betreffende aanslagbiljet de mogelijkheid tot automatische incasso en gelden de termijnen als bedoeld in het tweede en derde lid.

  • 6.

    Automatische incasso is alleen mogelijk voor aanslagen waarvan het aanslagbedrag niet meer dan € 5.000,- bedraagt. Aanslagen hoger dan € 5.000,- moeten worden betaald binnen de in lid 2 en 3 gestelde termijnen.

  • 7.

    De belasting moet worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 7, 2e lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen veertien dagen na dagtekening van de kennisgeving.

  • 8.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk III Reinigingsrechten

Artikel 10 Belastbaar feit

Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 11 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 12 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstukken 2 en 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 13 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 14 Wijze van heffing

  • 1.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

  • 2.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 15 Ontstaan van de belastingschuld

De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 is per kalendermaand verschuldigd.

Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 17 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990, moeten de aanslagen worden betaald in één termijn die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand, vermeld in de dagtekening van de aanslag.

  • 2.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de reinigingsrechten worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 14, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen

Artikel 18 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de reinigingsheffingen.

Artikel 19 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening reinigingsheffingen” van 4 november 2021 inclusief wijzigingen daarop, wordt met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening reinigingsheffingen 2024".

Aldus vastgesteld in de openbare

raadsvergadering 30 november 2023

 

W.J. Spoelstra

griffier

R.T.A. Korteland

voorzitter

Tarieventabel 2024 behorende bij de Verordening Reinigingsheffingen

Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting tenzij anders aangegeven

 

Hoofdstuk 1.1 Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing

  • 1.1.1

    De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar € 218,00

  • 1.2.1

    De belasting als bedoeld in onderdeel 1.1.1 wordt vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht later aanvangt bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van een extra restcontainer voor het overig gebied welke volgens de gemeentelijke afvalstoffenverordening aan het perceel is verstrekt

  • 1.2.1.1

    Extra Rest container € 110,00

Hoofdstuk 1.2 Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing

  • 1.2.1

    De belasting voor het op aanvraag inzamelen van grof huishoudelijke afvalstoffen:

  • 1.2.1.1

     - tot maximaal 1m3 bedraagt  € 25,00

  • 1.2.1.2

    - waarbij meer dan 1m3 wordt aangeboden, bedraagt bovenop het tarief van lid 1.2.1.1 per extra aangeboden m3 € 50,00

  • 1.2.2

    Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting voor het op aanvraag:

  • 1.2.2.1

    aanschaffen van een nieuwe container (240 Liter) € 46,00

  • 1.2.2.2

    Voor het afvoeren van afvalstoffen via het gemeentelijke afvalbrengstation gelden de volgende tarieven;

    Afvalstroom

    Tarief (€/kilo) 2024

    Gips

    € 0,20

    Hout (A, B of C kwaliteit)

    € 0,20

    Schoon puin

    € 0,20

    Bitumen/bitumineus materiaal (dakbedekking)

    € 0,20

    Plastic (met uitzondering van tuinmeubelen)

    € 0,20

    Tuinafval

    € 0,20

    Rubbers/banden (met uitzondering van banden zonder velg van personenauto's)

    € 0,20

    Drukhouders (gasflessen/brandblussers)

    € 0,20

    Restafval

    € 0,20

    Matrassen

    € 0,20

  • 1.2.2.3

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.2.2.2 kan het college van burgemeester en wethouders bepaalde dagdelen aanwijzen waarop voor het achterlaten van takken op het afvalbrengstation, geen kosten verschuldigd zijn.

Hoofdstuk 2 Maatstaven en jaarlijkse tarieven reinigingsrechten excl. btw

Afval ondergrondse containers

  • 2.1

    Het recht voor gebruik van de ondergrondse containers bedraagt per aanbieding € 1,30

Hoofdstuk 3 Maatstaven en tarieven overige reinigingsrechten

Milieupas bedrijven   € 30,85 (excl. btw)

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 november 2023

 

W.J. Spoelstra

griffier

 

R.T.A. Korteland

voorzitter