Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Papendrecht

Beleidskader Publiek Cameratoezicht Gemeente Papendrecht

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePapendrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidskader Publiek Cameratoezicht Gemeente Papendrecht
CiteertitelBeleidskader Publiek Cameratoezicht Gemeente Papendrecht
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 151c van de Gemeentewet
  2. Algemene plaatselijke verordening Papendrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-2023nieuwe regeling

28-09-2023

gmb-2023-518499

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidskader Publiek Cameratoezicht Gemeente Papendrecht

 

Samenvatting

 

Voor publiek cameratoezicht geldt dat het kan worden ingesteld op grond van artikel 151c Gemeentewet of artikel 3 van de Politiewet.

In dit beleidskader ligt de focus op cameratoezicht op grond van de gemeentewet en de wijze waarop de burgemeester van Papendrecht gebruikmaakt van deze bevoegdheid.

 

Cameratoezicht door de gemeente (151c Gemeentewet)

De burgemeester is bevoegd om (na afstemming in de driehoek) in het belang van de handhaving van de openbare orde te besluiten tot de inzet van camera's op grond van artikel 151c Gemeentewet. De gemeenteraad heeft deze bevoegdheid aan de burgemeester verleend in artikel 2:77 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

De verwerking van camerabeelden brengt een hoog privacy-risico met zich mee en om die reden is het uitvoeren van een Data Protection Impact Assessment (DPIA) verplicht op het proces van verwerking van de camerabeelden (persoonsgegevens).

Een DPIA is een instrument om vooraf de privacy-risico's van een gegevensverwerking in kaart te brengen zodat de organisatie maatregelen kan nemen om deze risico's te verkleinen. Voor de verwerking van de gemaakte camerabeelden is de politie verantwoordelijk. Dit betekent dat de politie verantwoordelijk is voor deze DPIA.

Cameratoezicht moet in verhouding staan tot de ernst van de situatie en kan als ultimum remedium worden ingezet wanneer andere maatregelen onvoldoende blijken te zijn (beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit). Als er tot cameratoezicht wordt overgegaan wijst de burgemeester een gebied en een periode aan waarbinnen camera's kunnen worden geplaatst (aanwijzingsbesluit).

Ieder cameratoezichtgebied wordt vlak voor de afloop van de termijn van het aanwijzingsbesluit geëvalueerd en hierbij wordt beoordeeld of cameratoezicht in het betreffende gebied nog noodzakelijk is. De evaluatie wordt door de burgemeester getoetst op het afwegingskader dat is opgenomen in dit beleidskader en de wettelijke voorwaarden.

Het afwegingskader geeft structuur in de besluitvorming bij de afweging over wanneer wel wanneer niet publiek cameratoezicht wordt ingezet, voor welke periode en op welke manier dit kan worden gecontinueerd. Om het proces tot inzet van publiek cameratoezicht vlot te laten verlopen is het belangrijk de politie en het Openbaar Ministerie vroeg in het proces te betrekken. Zij hebben beide een belangrijke rol binnen het proces.

 

Cameratoezicht door de politie (artikel 3 Politiewet)

Voor cameratoezicht op grond van artikel 3 Politiewet geldt dat de politie bevoegd is om in het belang van de handhaving van de rechtsorde te besluiten tot de inzet van camera’s. De politie is ook verantwoordelijk voor de verwerking van de camerabeelden en aansluitend voor de realisatie van de DPIA.

1. Inleiding

 

Op 3 april 2023 is door het Regionaal Veiligheidsoverleg politie-eenheid Rotterdam het 'Beleidskader Publiek Cameratoezicht regio Rotterdam' vastgesteld. Dit beleidskader volgt een eerder regionaal beleidskader uit 20141 op. Het vernieuwde beleidskader voorziet in een theoretisch kader, een set uniforme afspraken voor de gehele eenheid en een praktische handreiking voor gemeenten voor het instellen van cameratoezicht.

Het nu voorliggend beleidskader is gebaseerd op dit regionale beleidskader. Dit houdt in dat de afspraken zoals die zijn gemaakt op regionaal niveau van toepassing zijn op het instellen van publiek cameratoezicht in de gemeente Papendrecht.

Het beleidskader omvat vastgestelde richtlijnen die dienen als hulp bij de afweging voor het inzetten, continueren of beëindigen van cameratoezicht.

2. Categorieën cameratoezicht

 

Tegenwoordig worden op diverse plaatsen camera’s geplaatst. Dit gebeurt door de overheid, ondernemers maar ook inwoners en andere particulieren. Deze camera’s zijn onder te verdelen in drie categorieën. Daarbij is de doelbinding (waarom is de camera geplaatst) en het gebied waarop de camera is gericht (publiek/privaat) van belang.

Het gaat om de volgende categorieën:

  • 1.

    Publiek cameratoezicht

  • 2.

    Privaat cameratoezicht

  • 3.

    Combinatie publiek en privaat cameratoezicht

Bij alle vormen van cameratoezicht geldt de stelregel dat het cameratoezicht in verhouding moet staan tot de ernst van de situatie en niet door andere minder ingrijpende, maatregelen kan worden vervangen (proportionaliteit en subsidiariteit).

1. Publiek cameratoezicht

Het betreft toezicht met behulp van camera’s door de overheid. Het voornaamste doel is het waarborgen van de veiligheid in de openbare ruimte. Vaak gaat het om toezicht in de binnensteden en uitgaansgebieden. Als er voldoende aanleiding toe is, wordt cameratoezicht ingezet in woonwijken, stationsgebieden en andere openbare plaatsen. De grondslag voor publiek cameratoezicht vormt artikel 151c van de Gemeentewet of artikel 3 van de Politiewet. Zoals eerder vermeld dient voor het verwerken van camerabeelden altijd een DPIA te worden opgesteld door de politie.

2. Privaat cameratoezicht

Bij privaat cameratoezicht zetten ondernemers en/of inwoners (of andere particulieren) cameratoezicht in om goederen en/of personen te beveiligen. Zo plaatst een supermarkt

camera’s in haar pand om diefstal tegen te gaan en worden ook woningen door camera’s beveiligd. Dit private cameratoezicht mag niet plaatsvinden in het publiek domein. De verwerking van eventuele camerabeelden vindt plaats onder artikel 6, lid 1 onder d van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

Voor het verwerken van de camerabeelden moet er bij privaat cameratoezicht onderscheid worden gemaakt in privé (huishoudelijk) gebruik en zakelijk (professioneel) gebruik.

  • Bij privégebruik valt cameratoezicht niet onder de AVG en hoeft vooraf geen DPIA te worden uitgevoerd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de camera deurbellen.

  • Bij zakelijk gebruik valt cameratoezicht wel onder de AVG en moet vooraf wel een DPIA worden uitgevoerd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de camera van een vervoersbedrijf of van bedrijven waarbij een persoon als klant binnen kan lopen.

Bij privaat cameratoezicht is het de eigenaar die de beelden beheert en uit kan bekijken. De gemeente heeft geen rol.

3. Combinatie publiek en privaat cameratoezicht

In de praktijk komt het veelvuldig voor dat er sprake is van een combinatie van publiek en privaat cameratoezicht. Denk hierbij aan bedrijventerreinen en winkelcentra die beveiligd worden met camera’s die zijn geplaatst op initiatief van zowel publieke als private partijen. Bij deze vorm van cameratoezicht wordt niet alleen het eigen terrein, maar vaak ook de openbare ruimte (zoals de openbare weg en de toegangsweg) gefilmd. Dat gebeurt niet alleen vanuit het oogpunt van het handhaven van de openbare orde, maar ook vanuit het oogpunt van het beveiligen van personen en goederen die zich op het terrein bevinden.

Deze vermenging roept in de praktijk vaak vragen op en is lastig binnen de wettelijke kaders te realiseren. Om dit op een juiste wijze te realiseren is het van belang om het doel van cameratoezicht scherp te krijgen. De wetgever heeft duidelijk een onderscheid gemaakt in wet- en regelgeving voor het publiek cameratoezicht en voor privaat cameratoezicht. Dit leidt tot verschil in uitvoering en uitwerking van het cameratoezicht.

Wanneer de locatie een openbaar karakter heeft, valt dit onder de wet- en regelgeving van publiek cameratoezicht. Indien de locatie een gesloten karakter heeft, gaat het om beveiligen van personen en eigendommen (zaakbeveiliging) en valt dit onder privaat cameratoezicht. Bij privaat cameratoezicht kan het zijn dat de camera’s die gericht staan op het doel (zaakbeveiliging) ook een klein stukje openbare ruimte opnemen. Dit mag alleen als dat onvermijdelijk is en mag dus geen doel op zichzelf zijn.

3. Publiek cameratoezicht

 

Steeds meer gemeenten maken gebruik van cameratoezicht in de openbare ruimte. Dit (publieke) cameratoezicht vormt een inbreuk op de privacy en daarom kan het alleen worden ingezet wanneer alle andere mogelijke maatregelen niet het beoogde effect hebben gehad (ultimum remedium).

Omdat er vanwege de verwerking van de camerabeelden (persoonsgegevens) een hoog privacy-risico bestaat moet er vooraf een Data Protection Impact Assessment (DPIA) of Gegevensbeschermingseffectbeoordeling (GEB) te worden opgesteld door de verwerker van de persoonsgegevens. Voor de verwerking van de gemaakte camerabeelden is de Korpschef van de Nationale politie verantwoordelijk. Dit betekent dat de politie verantwoordelijk is voor het opstellen van de DPIA.

Publiek cameratoezicht kan worden ingezet met als doel de handhaving van de openbare orde (artikel 151c Gemeentewet) of de handhaving van de rechtsorde (artikel 3 Politiewet).

Afbakening beleidskader

In dit beleidskader ligt de focus op het instellen van publiek cameratoezicht voor de handhaving van de openbare orde door de burgemeester op grond van 151c van de Gemeentewet.

Cameratoezicht 151c Gemeentewet

Publiek cameratoezicht is als sluitstuk van een veiligheidsaanpak een belangrijk instrument om:

  • De inbreuk op de openbare orde te voorkomen of in te dammen.

  • Bij te dragen aan de verbetering van het woon- en leefklimaat.

De burgemeester kan publiek cameratoezicht inzetten op grond van artikel 151 c van de Gemeentewet mits deze bevoegdheid door de gemeenteraad is verleend2.

De randvoorwaarden voor de toepassing van cameratoezicht op grond van de Gemeentewet zijn:

  • De burgemeester neemt de beslissing over de inzet van publiek cameratoezicht;

  • Na overleg met de officier van justitie bepaalt de burgemeester het feitelijk cameragebruik en het uitkijken van de beelden;

  • De burgemeester zorgt ervoor dat het voor iedereen duidelijk is wanneer hij/zij een gebied met cameratoezicht betreedt;

  • Wanneer het beoogde doel is bereikt, is er geen noodzaak meer voor cameratoezicht en zal het besluit worden ingetrokken/ niet worden verlengd.

De camerabeelden worden verwerkt op grond van artikel 8 Wet politiegegevens (Wpg). Zoals eerder vermeld is de politie verwerkingsverantwoordelijk. De camerabeelden worden maximaal 4 weken opgeslagen en daarna vernietigd. Wel kunnen deze camerabeelden verder worden verwerkt in het kader van opsporing van strafbare feiten.

Cameratoezicht artikel 3 Politiewet

Naast inzet op grond van art. 151c Gemeentewet, kunnen camera’s van de gemeente en/of politie kortstondig door de politie worden ingezet op basis van art. 3 van de Politiewet ter handhaving van de rechtsorde.

Het kan daarbij gaan om onvoorziene ordeverstoringen of (de vrees voor) ordeverstoringen van tijdelijke aard, zoals bijvoorbeeld bij een risicowedstrijd in het betaald voetbal of bij evenementen of demonstraties. Dit is toegestaan zolang het kortdurend (dus niet stelselmatig) plaatsvindt, ter handhaving van de rechtsorde (dit is inclusief openbare orde) noodzakelijk is (proportioneel en subsidiair) en slechts een beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer oplevert.

De randvoorwaarden voor de toepassing van cameratoezicht op grond van de Politiewet zijn:

  • De politie toetst op proportionaliteit en subsidiariteit en past het gebruik op grond van art. 3 Politiewet toe;

  • Enkel inzetbaar bij onvoorziene ordeverstoringen of (de vrees voor) ordeverstoringen van tijdelijke aard;

  • Veelal kortstondige inzet (in beginsel 3 t/m 14 dagen, met een mogelijkheid tot verlenging) en kan binnen 24 uur te plaatsen zijn;

Afhankelijk van het doel worden de camerabeelden verwerkt op grond van artikel 8 Wpg of artikel 9 Wpg. Zoals eerder vermeld is de politie verwerkingsverantwoordelijk. De termijn om camerabeelden te verwerken is bepaald in de Wpg.

Vast en flexibel cameratoezicht

Cameratoezicht is onder te verdelen in vast en flexibel cameratoezicht.

Vast

Bij vast cameratoezicht op grond van artikel 151c van de Gemeentewet gaat het om camera’s die gedurende een vooraf bepaalde tijd en voor langere duur op een specifieke ('vaste') plek worden aangebracht. Vaak is er een compleet netwerk aan deze vorm van cameratoezicht gekoppeld.

Flexibel

Op 1 juli 2016 is artikel 151c van de Gemeentewet verruimd. De burgemeester mag, binnen het wettelijke kader, naast vast cameratoezicht ook flexibel cameratoezicht inzetten om de openbare orde te handhaven.

Bij flexibel cameratoezicht op grond van 151c Gemeentewet gaat het om camera’s die in een vooraf door de burgemeester aangewezen gebied op wisselende locaties (kunnen) worden ingezet. Vaak worden hier mobiele (verplaatsbare) camera’s gebruikt. Het gebied dat wordt aangewezen mag niet groter zijn dan strikt noodzakelijk voor de handhaving van de openbare orde. Denk hierbij aan een gebied waar bijvoorbeeld overlastproblematiek zich niet uitsluitend op één locatie voordoet, maar zich telkens verplaatst.

Voor vast en flexibel cameratoezicht worden verschillende typen camera’s gebruikt. De keuze voor een bepaald type camera hangt af van verschillende factoren. Met name bij flexibel cameratoezicht waarbij camera's relatief eenvoudig moeten kunnen worden verplaatst is veelal maatwerk nodig. Zo moet de (beschikbaarheid van een) stroomvoorziening en de wijze waarop er verbinding met het netwerk tot stand kan worden gebracht ter plaatse worden onderzocht. Hierbij geldt dat de dataverwerking op elke plaats waar cameratoezicht wordt ingezet voldoende moet zijn afgeschermd.

 

Voorbeelden van type camera's en stroomvoorziening, zoals deze doorgaans voor vast cameratoezicht wordt gebruikt.

 

Voorbeelden van type camera's en stroomvoorziening, zoals deze doorgaans voor flexibel cameratoezicht wordt gebruikt.

 

4. Wettelijk kader

 

Publiek cameratoezicht is gebaseerd op de wettelijke taak van de (lokale) overheid om de openbare orde te handhaven. De mogelijkheid om publiek cameratoezicht in te stellen is primair gebaseerd op artikel 151c van de Gemeentewet, de APV, de Politiewet en de Wpg. De belangrijkste wetsartikelen staan in bijlage 1 genoemd.

Hieronder worden kort de belangrijkste wet- en regelgeving benoemd:

  • Artikel 151c Gemeentewet: Dit artikel biedt gemeenten een wettelijk kader voor het plaatsen van camera’s op openbare plaatsen in het belang van de handhaving van de openbare orde.

  • Algemene Plaatselijke Verordening: De gemeenteraad verleent de burgemeester de bevoegdheid tot plaatsing van camera's voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats (als bedoeld in Wet Openbare Manifestaties) en op openbare parkeerplaatsen/terreinen.

  • Het aanwijzingsbesluit cameratoezicht van de burgemeester, waarin het gebied/de gebieden voor cameratoezicht worden aangewezen. Dit aanwijzingsbesluit wordt gepubliceerd en belanghebbenden kunnen hiertegen bezwaar maken.

  • Wet op de politiegegevens: Op grond van artikel 151c Gemeentewet mogen camerabeelden, in het belang van de handhaving van de openbare orde, worden vastgelegd. Omdat de gegevensverwerking plaatsvindt in het kader van de uitoefening van de politietaak is de Wet politiegegevens (Wpg) op die verwerking van toepassing.

  • Politiewet: Bij evenementen, zoals Koningsdag, of bij plotselinge ernstige verstoringen van de openbare orde, kan op grond van de Politiewet cameratoezicht worden ingezet. Daarbij gaat het om zeer kortstondig en/of mobiel cameragebruik. De taakstellende bepaling hiervoor vloeit voort uit de in artikel 3 van de in deze wet vastgelegde hoofdtaken van de politie; het handhaven van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die dat behoeven.

5. Afwegingskader

 

Om een goede afweging te kunnen maken of cameratoezicht kan worden ingesteld volgt hieronder een afwegingskader. In dit afwegingskader komen de volgende onderdelen terug:

  • 1.

    Doel en veiligheidsanalyse

  • 2.

    Afwegingskwadrant

  • 3.

    Noodzakelijkheid: voldoen aan beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.

  • 4.

    Omvang van het cameragebied

  • 5.

    Evaluatie

  • 6.

    Kostenraming

1. Doel en veiligheidsanalyse

Cameratoezicht op grond van artikel 151c Gemeentewet heeft als doel het handhaven van de openbare orde. Hieronder valt zowel de daadwerkelijke voorkoming en beëindiging van zich concreet voordoende of dreigende verstoringen van de openbare orde, alsook de algemene bestuurlijke voorkoming van strafbare feiten die invloed hebben op de orde en rust in de gemeentelijke samenleving3.

Daarnaast kan gemeentelijk cameratoezicht ook voor opsporingsdoeleinden gebruikt worden. Zo biedt artikel 151c lid 9 Gemeentewet de mogelijkheid om de opgenomen camerabeelden te gebruiken voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten.

Door de doelstelling SMART4 te formuleren wordt de doelstelling concreet en meetbaar gemaakt. Het doel is meetbaar wanneer is omschreven wat de gemeente wil bereiken en hoe dat wordt gemeten. Bij voldoende draagvlak is het doel ook acceptabel. Alle partijen die betrokken zijn, moeten achter het doel staan en bereid zijn zich eraan te verbinden. Het draagvlak kan worden vergroot door alle partijen te betrekken bij het kiezen en formuleren van de doelstelling.

Een randvoorwaarde voor cameratoezicht op grond van artikel 151c lid 5 van de Gemeentewet is dat het gekoppeld is aan een bepaalde tijdsduur. Het ligt dus voor de hand om het doel te koppelen aan deze periode en een duidelijke start- en einddatum te formuleren. Er dient altijd een evaluatie van het cameratoezicht plaats te vinden aan de hand van de geformuleerde doelstelling.

Aan de hand van een analyse van de veiligheidssituatie in het aan te wijzen gebied, moet duidelijk worden in hoeverre cameratoezicht noodzakelijk is in dat gebied.

Bij een veiligheidsanalyse wordt naast de objectieve ook de subjectieve veiligheid in kaart gebracht.

  • Bij objectieve veiligheid gaat het voornamelijk om feiten en cijfers. De politie heeft een rol in informatieverstrekking voor deze analyse.

  • Bij subjectieve veiligheid gaat het voornamelijk om de veiligheidsbeleving of veiligheidsgevoelens bij buurtbewoners. De integrale veiligheidsmonitor of een enquête van het burgerpanel kan bijvoorbeeld als bron dienen.

De informatie die wordt gebruikt voor de veiligheidsanalyse moet in een systeem of document zijn vastgelegd, zodat op een later tijdstip duidelijk is waar de gebruikte informatie vandaan komt. Dit dient ter onderbouwing van de noodzakelijkheid. Denk hierbij bijvoorbeeld ook aan meldingen van inwoners die overlast ervaren. Deze meldingen kunnen binnenkomen via verschillende kanalen, zoals contact met de wijkagent of via het algemene politienummer. Tevens kan het contact met medewerkers van de gemeente verlopen.

In de veiligheidsanalyse worden verder de probleembeschrijving, de analyse en het incidentenbeeld omschreven.

2. Afwegingskwadrant

Om een goede afweging te kunnen maken wordt gebruik gemaakt van een afwegingskwadrant. Hierin worden de ingeschatte bijdragen aan de objectieve en subjectieve veiligheid in de daarvoor bestemde kwadranten geplaatst. Dit helpt om de te verwachten effecten inzichtelijk te maken. Daarbij komen aanbevelingen op welke aspecten het accent kan liggen naar voren.

Afwegingskwadrant:

Objectief en subjectief beide positief: Als er positieve effecten op de objectieve én op de subjectieve veiligheid aanwezig of te verwachten zijn, ligt een eerste conclusie voor de hand: De inzet of continuering kan doorgang vinden.

Objectief en subjectief beide negatief: Het tegenoverliggende kwadrant levert een vergelijkbaar helder beeld op: als de effecten op de objectieve én de subjectieve veiligheid beperkt of zelf afwezig zijn, is er geen reden om cameratoezicht in te voeren of te continueren. Deze laatste conclusie vergt wel uitleg en – wellicht ook politieke – overtuigingskracht.

Objectief is positief, subjectief negatief: Als cameratoezicht wordt beschouwd als positief voor de objectieve veiligheid, maar niet specifiek voor de subjectieve veiligheid, is het verstandig deze vorm van toezicht in te bedden in een beter zichtbaar pakket van maatregelen en voorlichting.

Daarmee wordt aan de inwoners aangetoond dat de veiligheid is gediend bij cameratoezicht. Daarbij kan worden gedacht aan het bekendmaken van preventie- en opsporingsresultaten, lokale borden dat cameratoezicht wordt ingezet en andere gerichte voorlichtingsactiviteiten. Daarnaast is het van belang de objectieve resultaten te maximaliseren, bijvoorbeeld door extra inspanningen te leveren en de effecten ook daadwerkelijk te verzilveren.

Objectief is negatief, subjectief positief: Wanneer er geen objectieve aanleiding is voor cameratoezicht, is het juridisch niet mogelijk om cameratoezicht in te zette ter verhoging van het (subjectieve) veiligheidsgevoel. Er kan wel voor een pakket van andere, bewezen effectieve, maatregelen gekozen worden om de subjectieve veiligheid te vergroten.

3. Noodzakelijkheid: voldoen aan beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Naast dat er een duidelijke doelomschrijving nodig is voor het inzetten van het cameratoezicht, zijn er een aantal criteria waaraan het cameratoezicht moet voldoen. Zo moet het cameratoezicht voldoen aan de voorwaarde van noodzakelijkheid. Hierbij spelen de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een belangrijke rol.

Proportionaliteit: Het proportionaliteitsbeginsel houdt in dat de inbreuken op de belangen van de betrokkenen niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel. Dit betekent onder andere dat de camera’s alleen worden aangezet/uitgekeken op tijden waarop er daadwerkelijk sprake is van verstoring van de openbare orde en dat er niet meer personen en/of plaatsen in beeld worden gebracht dan noodzakelijk is voor het handhaven van de openbare orde.

Subsidiariteit: Het subsidiariteitsbeginsel houdt in dat het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt niet op een andere, voor de betrokkenen minder nadelige, wijze kunnen worden verwerkelijkt. Dit betekent dat cameratoezicht ter handhaving van de openbare orde slechts mag worden ingezet als ook minder vergaande maatregelen zijn getroffen, maar deze onvoldoende effectief zijn en niet redelijkerwijs kunnen worden uitgebreid. Voorbeelden van minder vergaande maatregelen zijn extra surveilleren door politie en toezichthouders, meer/betere straatverlichting, afspraken met de horeca etc.

4. Omvang van het cameragebied

In de veiligheidsanalyse, wordt het aan te wijzen gebied benoemd en getoetst aan de hierboven genoemde beginselen.

5. Evaluatie

Na afstemming in de driehoek wordt het cameragebied opgenomen in het aanwijzingsbesluit van de burgemeester. Dit aanwijzingsbesluit wordt voor een bepaalde periode (bijvoorbeeld 3 jaar) vastgesteld en wordt geëvalueerd. In hoofdstuk 9 wordt hier uitvoerig op ingegaan.

6. Kostenraming

Het in kaart brengen van de verschillende kosten waarmee rekening moet worden gehouden vormt een onderdeel van het reguliere proces bij de inzet van veiligheidsmaatregelen. Dit houdt in dat een kostenraming van de mogelijke alternatieve maatregelen (inclusief de optie ‘geen cameratoezicht’) en de kosten van het inzetten van cameratoezicht wordt gemaakt als onderdeel van de afweging om wel of niet cameratoezicht in te zetten.

Naast geldt kost de inzet van cameratoezicht ook capaciteit (tijd). De benodigde tijd voor de invoering van cameratoezicht verschilt per situatie. Het is daarom lastig om een indicatie te geven van de tijd die nodig is om een cameraproject op te zetten. Dit hangt onder meer af van het doel dat men voor ogen heeft, het beschikbare personeel en de omstandigheden in het toezichtgebied. Ook de bestaande infrastructuur in het toezichtgebied is van grote invloed op de kosten en de tijdsinvestering. Wanneer voor cameratoezicht een infrastructuur moet worden aangelegd of hier nog verbeteringen in aan moeten worden gebracht, kost dit uiteraard meer tijd en geld.

Cameratoezicht vergt veel capaciteit. In de eerste plaats in de voorbereiding en implementatie. Hierbij moet niet worden vergeten dat de beelden tijdens de vooraf vastgestelde tijdstippen bij voorkeur live bekeken moeten worden door hiervoor opgeleid personeel. En dat er door de politie ook meteen opvolging moet kunnen worden gegeven als de beelden daartoe aanleiding geven. Ook dit onderdeel kost capaciteit, tijd en daarmee geld.

6. Afstemming, advies en beoordeling

 

Om het proces tot invoering van publiek cameratoezicht vlot te laten verlopen, is het belangrijk om de betrokken partijen vroeg in het proces te betrekken. Denk hierbij aan het creëren van draagvlak op ambtelijk en bestuurlijk niveau van de gemeente. Daarnaast hebben de politie en het Openbaar Ministerie (OM) een duidelijke rol. De eerste signalen om cameratoezicht in te zetten komen over het algemeen vanuit de gemeente zelf of de gemeente wordt door de politie hierover benaderd.

Rol van de politie

Cameratoezicht kan worden ingezet in gebieden waar een bovengemiddeld risico bestaat op verstoringen van de openbare orde. Daarbij baseert de burgemeester zich op het advies en informatie van de politie op grond waarvan een beeld kan worden gevormd over de veiligheidssituatie van een locatie/gebied.

Buiten het advies en de veiligheidsanalyse van de politie kijkt de burgemeester ook breder naar de mogelijke inzet van cameratoezicht. Denk aan informatie die bij de gemeente zelf bekend is (bijvoorbeeld meldingen bij gemeente). De burgemeester zal in ieder geval nauwkeurig moeten afwegen welke openbare plaatsen wel en welke niet worden aangewezen voor cameratoezicht.

De politie is naast adviseur voor de burgemeester ook verantwoordelijk voor het uitvoeren van een DPIA op de verwerking van de camerabeelden en de daaruit voortvloeiende maatregelen.

De inzet van publiek cameratoezicht is maatwerk en vereist verschillende operationele besluiten. Voor elk cameraproject wordt daarom een plan opgesteld door de gemeente in samenwerking met de politie. Het plan van aanpak wordt besproken in het (regionaal) driehoeksoverleg.

Ondersteuning en loketfunctie voor het onderdeel cameraplan is belegd bij het Team Technisch Toezicht (TTT) van de Dienst Regionale Operationele Samenwerking (DROS) binnen de politie-eenheid Rotterdam.

Rol van het Openbaar Ministerie

Artikel 151c lid 3 Gemeentewet vereist dat het daadwerkelijk gebruik van de camera’s wordt besproken in het driehoeksoverleg5 (om een proportionaliteits- en subsidiariteitstoets te verrichten). Het contact tussen gemeente en OM verloopt via de gebiedsadviseur van het Openbaar Ministerie. Afhankelijk van de wensen kan fysiek/digitaal of schriftelijk overleg plaatsvinden. In- of toestemming van de officier van justitie is geen wettelijke eis.

7. Besluit

 

Tijdens het ambtelijk vooroverleg ter voorbereiding op het driehoeksoverleg wordt het voornemen tot het instellen van cameratoezicht beoordeeld en wordt een advies opgesteld gericht aan de burgemeester. In het driehoeksoverleg worden het voornemen en het ambtelijk advies besproken. De burgemeester is bevoegd een besluit te nemen.

Vervolgens wordt naar aanleiding van dit besluit een aanwijzingsbesluit opgesteld.

In dit aanwijzingsbesluit staan naast de juridische grondslag (artikel 151c Gemeentewet juncto artikel 2:77 APV), de overwegingen om cameratoezicht in te zetten (subsidiariteit en proportionaliteit) en wordt aangegeven op welke wijze belanghebbenden bezwaar kunnen maken tegen het besluit.

In het aanwijzingsbesluit worden de locaties van vaste camera’s opgenomen of een gebied aangewezen waarbinnen flexibele camera’s geplaatst en verplaatst mogen worden.

Het aanwijzingsbesluit wordt gepubliceerd in het Gemeenteblad. De gemeenteraad wordt geïnformeerd over het instellen van cameratoezicht in de gemeente.

8. Uitvoering

 

Er zijn een aantal onderwerpen waar rekening mee moet worden gehouden tijdens de uitvoering van het cameratoezicht.

Communicatie met belanghebbenden

Cameratoezicht op openbare plaatsen ter handhaving van de openbare orde moet op een duidelijke wijze kenbaar zijn. Aan de randen van het cameragebied moet kenbaar worden gemaakt dat men een cameragebied binnengaat. Er kan niet worden volstaan met het plaatsen van één bord op een centrale plek binnen het cameragebied. De camera’s zelf hoeven niet zichtbaar te zijn. Ook hoeft niet zichtbaar te zijn of de camera’s in werking zijn. Aan het vereiste van het kenbaar maken van cameratoezicht moet niet alleen worden voldaan als er beelden worden vastgelegd, maar ook als sprake is van monitoring en er dus geen opnames worden gemaakt.

Omwonenden zullen op een passende wijze (bijv. via een bewonersbrief) worden geïnformeerd.

Voorbeeld van een bord cameratoezichtgebied

Privacy

Met de privacy van belanghebbenden moet zorgvuldig worden omgegaan. Er moeten passende technische en organisatorische maatregelen worden genomen om de privacy te waarborgen. De camerabeelden worden onder regie van de politie uitgekeken en alleen door personen die hier bevoegd voor zijn (gekwalificeerde en geautoriseerde cameraobservanten). De ruimte waar dit plaatsvindt, moet hier dan ook op ingericht te zijn. Een DPIA geeft duidelijkheid over hoe met privacy informatie wordt omgegaan (hoofdstuk 4). Verder moet gewaarborgd worden dat de camera’s niet registreren buiten de openbare ruimte (denk aan mogelijkheid tot het onzichtbaar maken van niet-openbare ruimte door middel van het vervagen van de beelden, het zgn. blurren.

Conform het gestelde in de gemeentewet worden de camerabeelden uitgekeken ter handhaving van de openbare orde. Als er sprake is van het uitkijken van beelden voor opsporingsdoeleinden dan kunnen uitsluitend politiemedewerkers bij de opgeslagen camerabeelden.

Belanghebbenden kunnen bij vragen over de inzet van cameratoezicht bij de burgemeester terecht en voor de privacy vragen met betrekking tot de verwerking van de camerabeelden bij de politie.

Camerabeelden

De politie is, op grond van artikel 151c, lid 9, verantwoordelijk voor het verwerken van de camerabeelden. Het is mogelijk dat anderen onder regie van de politie die beelden rechtstreeks bekijken. De beslissing tot inzet van politiepersoneel naar aanleiding van camerabeelden wordt genomen door de politie. Dit betekent dat de politie ingericht dient te zijn op het ontvangen van deze informatie. Bij het bekijken van de beelden door anderen dan de politie is het van belang dat goede werkafspraken worden gemaakt in een verwerkingsovereenkomst tussen de gemeente en de politie.

Bewaartermijn camerabeelden

Ten aanzien van het verwerken van persoonsgegevens door middel van cameratoezicht, geldt een wettelijke bewaartermijn van maximaal vier weken (Artikel 151c Gemeentewet). Na deze termijn moeten de beelden vernietigd worden (lid 6). Als de camerabeelden verder worden verwerkt ten behoeve van de opsporing van een concreet strafbaar feit, dan wordt de duur van de opslag bepaald door dit nieuwe doel.

Excellent cameratoezicht

Om verdachten van misdrijven snel op te kunnen sporen en te kunnen vervolgen zijn camerabeelden van groot belang. Heel veel beelden kunnen echter niet door de politie (opsporing) en het Openbaar Ministerie (vervolging) worden gebruikt. De beelden zijn vaak te slecht van kwaliteit. Hierop hebben het CCV, Openbaar Ministerie en politie gezamenlijk negen punten voor excellent cameratoezicht opgesteld. Het toepassen van deze negen punten vergroot de kans op geschikte beelden voor heterdaadkracht, opsporing en vervolging. De negen punten zijn te vinden op de website van het CCV6. In bijlage 3 staat hier meer informatie over.

Kader met betrekking tot de verwerking van gegevens

Definitie verwerking

De Wpg bepaalt dat een verwerking van politiegegevens elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot politiegegevens betreft. Hieronder valt in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, vergelijken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens (artikel 1, sub c Wpg).

Politie is verwerkingsverantwoordelijke

Hoewel de burgemeester beslist over de inzet van cameratoezicht op grond van artikel 151c van de Gemeentewet, is hij niet de verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van de camerabeelden. Wie voor de verwerking van politiegegevens de verwerkingsverantwoordelijke is, staat in de Wet politiegegevens. In dit geval is dat de korpschef van de politie.

Verwerker

De politie voert de operationele regie ten aanzien van cameratoezicht dat is ingezet op grond van artikel 151c Gemeentewet. De politie kan bij het uitkijken van deze camerabeelden gebruik maken van een bewerker. Een bewerker is degene is die ten behoeve van de verantwoordelijke persoonsgegevens verwerkt, zonder aan zijn rechtstreeks gezag te zijn onderworpen. De bewerker is een buiten de organisatie van de verantwoordelijke staande persoon of instelling. Het zal veelal gaan om een persoon of instelling die niet in een hiërarchische relatie tot de verantwoordelijke staat.

Verwerkersovereenkomst

De verantwoordelijke die persoonsgegevens wil laten verwerken door een verwerker moet een overeenkomst met de verwerkingsverantwoordelijke sluiten waarin de uitvoering van de verwerkingen wordt geregeld. Dit vereiste van een verwerkersovereenkomst is in de Wpg van overeenkomstige toepassing verklaard (artikel 6c lid2 Wpg).

Data protection impact assessment (DPIA)

Een DPIA wordt ook wel gegevensbeschermingseffectbeoordeling (GEB) genoemd. De politie is, als verwerkingsverantwoordelijke, wettelijk verplicht, voorafgaand aan het besluit tot het inzetten van publiek cameratoezicht, een DPIA op te stellen.

Een DPIA is een hulpmiddel voor een verantwoordelijke om door middel van een vragenlijst de privacy-risico’s van een (voorgenomen) verwerking in kaart te brengen.

Aan de hand van een DPIA kan de politie de risico’s beoordelen die de verwerking van persoonsgegevens door middel van een camera met zich meebrengt voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen. Ook kan hij aan de hand van een DPIA-maatregelen treffen om deze risico’s te beperken. Hierdoor kan de verantwoordelijke de negatieve gevolgen die deze verwerking met zich mee kunnen brengen voor de betrokkenen, maar ook voor hemzelf, zo veel mogelijk beperken.

Ook als de omstandigheden met betrekking tot de inzet van een camera wijzigen (bijvoorbeeld een wijziging van de doeleinden of de omvang van het toezicht of hetgeen er met de camerabeelden zal worden gedaan), is het raadzaam om opnieuw een DPIA uit te voeren of aan te passen.

Dienstverleningsovereenkomst

In een dienstverleningsovereenkomst staan diensten beschreven die de gemeente levert aan de politie rondom het beheer van cameratoezicht en wederzijdse verplichtingen om deze dienstverlening te kunnen realiseren. Deze overeenkomst is niet altijd noodzakelijk.

Centraal of decentraal uitkijken van beelden

Het live uitkijken van camerabeelden met de mogelijkheid om direct tot actie over te gaan is effectiever dan het achteraf uitkijken van de beelden. Het 24 uur per dag uitkijken van alle camera's vergt een forse personele inzet. Het ‘op maat’ live uitkijken betreft een realistischer optie.

Centraal

In een centraal uitkijkcentrum is 24 uur per dag bezetting aanwezig. Wanneer de noodzaak er is, kunnen camerabeelden worden uitgekeken. Denk hierbij aan incidentgericht uitkijken en/of het bij meldingen uitkijken van beelden.

Als er gekozen wordt voor het centraal uitkijken van camerabeelden, kunnen alle voorzieningen in één keer georganiseerd worden. In een centraal uitkijkcentrum is het eenvoudiger om de behoefte aan toezichturen efficiënt en effectief in te vullen. Bovendien zijn aanpassingen in wet- en regelgeving, ontwikkelingen en techniek eenvoudiger aan te passen en te implementeren bij een centrale uitkijkruimte dan bij decentrale uitkijkruimten.

Decentraal

Bij de keuze om camerabeelden decentraal uit te kijken moet rekening worden gehouden met onder andere de volgende minimale noodzakelijke randvoorwaarden:

  • Er moet kunnen worden beschikt over een uitkijkruimte om live beelden te bekijken (en de mogelijkheid deze door te schakelen naar de politie).

  • Er moet gebruik gemaakt worden van personeel met de juiste competenties om de camerabeelden live uit te kijken, te duiden en de apparatuur te bedienen. Met de bijbehorende geldige Verklaring Omtrent het Gedrag, bewerkings- en verwerkingsovereenkomsten.

  • De politie moet de regie voeren (ter plaatse of op afstand).

  • Er moet worden beschikt over een DPIA die is opgesteld door de politie.

  • De mogelijkheid moet bestaan om camerabeelden op te slaan (maximaal 4 weken) en deze op verzoek van de politie ter beschikking te stellen voor (opsporings-)onderzoek.

9. Evaluatie

 

Ieder cameraproject wordt vlak voor de aflooptermijn van het aanwijzingsbesluit geëvalueerd en hierbij wordt beoordeeld of cameratoezicht in het betreffende gebied nog noodzakelijk is. Om tot een volledig beeld te komen, wordt er voor deze evaluatie informatie ingewonnen bij stakeholders. Denk hierbij aan de politie, boa’s en (vertegenwoordigers van) bijv. verenigingen, ondernemers, inwoners en andere belanghebbenden. In de evaluatie wordt met name beoordeeld wat de effecten van de inzet van het cameratoezicht zijn en of de noodzaak tot het inzetten van cameratoezicht nog aanwezig is.

Bij de evaluatie wordt getoetst op het eerder vermelde afwegingskader (hoofdstuk 4) en de wettelijke voorwaarden. Daarbij wordt onder andere gekeken naar de volgende punten:

  • Wat was de aanleiding om cameratoezicht in te voeren?

  • Bestaat deze aanleiding nog?

  • Is de inzet van het instrument nog noodzakelijk?

  • Hoe kan de veiligheidssituatie in het gebied getypeerd worden?

  • Aangegeven moet worden wat voor soort cameragebied het betreft (bijvoorbeeld veel druk op de openbare orde door uitgaanspubliek, winkelcentrum, verkeersknooppunt etc.).

  • Er moet aangegeven te worden of het instellen van cameratoezicht een positief effect heeft gehad op de objectieve en subjectieve veiligheid.

  • Er moet in kaart worden gebracht wat de (te verwachten) gevolgen zijn bij het verwijderen van cameratoezicht.

  • Er moet in beeld worden gebracht wat het uitkijken van de camerabeelden heeft opgeleverd (acties die zijn gevolgd naar aanleiding van cameratoezicht).

Als uit de evaluatie blijkt dat de inzet van camera’s in een gebied niet langer noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde, trekt de burgemeester het besluit om in dat gebied camera’s in te zetten in. Als het cameragebied waarvoor het aanwijzingsbesluit wordt ingetrokken een onderdeel uitmaakt van een groter gebied/project, dan moet het aanwijzingsbesluit voor het overgebleven gebied/gebieden worden geactualiseerd. Het komt in de praktijk ook voor dat een aanwijzingsbesluit afloopt en niet wordt geactualiseerd. Daarmee komt eveneens een eind aan het cameratoezicht.

Als de omstandigheden met betrekking tot de inzet van een camera wijzigen (bijvoorbeeld een wijziging van de doeleinden of de omvang van het toezicht of hetgeen er met de camerabeelden wordt gedaan), is het vereist om opnieuw een DPIA uit te voeren/aan te passen. Om alle stappen, de motivatie binnen deze stappen en beslissingen op een later moment te kunnen reproduceren moeten deze schriftelijk worden vastgelegd in een gemeentelijk registratiesysteem.

 

 

Gebaseerd op het Beleidskader Publiek Cameratoezicht regio Rotterdam zoals vastgesteld in het RVO van 3 april 2023

Bijlage 1: Juridisch kader

 

Artikel 151 C Gemeentewet

  • 1.

    De raad kan bij verordening de burgemeester de bevoegdheid verlenen om, indien dat in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is, te besluiten om voor een bepaalde duur camera’s in te zetten ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties en andere bij verordening aan te wijzen plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn.

  • 2.

    De burgemeester besluit met inachtneming van het in de verordening van de raad bepaalde:

    • a.

      binnen welk gebied, bestaande uit openbare plaatsen of andere voor eenieder toegankelijke plaatsen als bedoeld in het eerste lid, camera’s worden ingezet;

    • b.

      voor welke duur de gebiedsaanwijzing plaatsvindt.

  • 3.

    De burgemeester stelt, na overleg met de officier van justitie in het overleg, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Politiewet 2012, de periode vast waarin in het belang van de handhaving van de openbare orde daadwerkelijk gebruik van de camera’s plaatsvindt en de met de camera’s gemaakte beelden in elk geval rechtstreeks worden bekeken.

  • 4.

    De burgemeester bedient zich bij de uitvoering van het in het eerste lid bedoelde besluit van de onder zijn gezag staande politie.

  • 5.

    De burgemeester trekt het besluit, bedoeld in het eerste lid, in zodra de inzet van camera’s niet langer noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde.

  • 6.

    De aanwezigheid van camera’s als bedoeld in het eerste lid is op duidelijke wijze kenbaar voor eenieder die het gebied, bedoeld in het tweede lid, onder a, betreedt.

  • 7.

    Met de camera’s worden uitsluitend beelden gemaakt van een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties en andere bij verordening aan te wijzen plaatsen die voor eenieder toegankelijk zijn.

  • 8.

    Ten behoeve van de handhaving van de openbare orde worden in het kader van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, gegevens verwerkt.

  • 9.

    De verwerking van de gegevens, bedoeld in het achtste lid, is een verwerking als bedoeld in de Wet politiegegevens, met dien verstande dat, in afwijking van het bepaalde in artikel 8 van die wet, de vastgelegde beelden na ten hoogste vier weken worden vernietigd en de gegevens, bedoeld in het achtste lid, indien er concrete aanleiding bestaat te vermoeden dat die gegevens noodzakelijk zijn voor de opsporing van een strafbaar feit, ten behoeve van de opsporing van dat strafbare feit kunnen worden verwerkt.

  • 10.

    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op de goede uitvoering van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, regels worden gesteld omtrent:

    • a.

      de camera’s en andere technische hulpmiddelen benodigd voor het toezicht, bedoeld in het eerste lid, en de wijze waarop deze hulpmiddelen worden aangebracht;

    • b.

      de personen belast met of anderszins direct betrokken bij de uitvoering van het toezicht; en

    • c.

      de ruimten waarin de waarneming of verwerking van door het toezicht vastgelegde beelden plaatsvindt.

Artikel 1 van de Wet openbare manifestaties

  • 1.

    In deze wet wordt verstaan onder openbare plaats: plaats die krachtens bestemming of vast gebruik openstaat voor het publiek.

  • 2.

    Onder openbare plaats wordt niet begrepen een gebouw of besloten plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet.

Artikel 6 van de Grondwet

  • 1.

    Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

  • 2.

    De wet kan ter zake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.

Artikel 3 Politiewet 2012

De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.

Artikel 13 Politiewet 2012

  • 1.

    De burgemeester en de officier van justitie overleggen regelmatig tezamen met het hoofd van het territoriale onderdeel van de regionale eenheid binnen welk grondgebied de gemeente geheel of ten dele valt, en zo nodig met de politiechef van een regionale eenheid, over de taakuitvoering van de politie en over het beleid ten aanzien van de taakuitvoering (driehoeksoverleg).

  • 2.

    In het driehoeksoverleg worden door de burgemeester en de officier van justitie afspraken gemaakt over de inzet van de politie ten behoeve van de handhaving van de openbare orde en de hulpverlening, onderscheidenlijk ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en de taken ten dienste van de justitie. De afspraken worden mede gemaakt op basis van de doelen, bedoeld in artikel 38b, eerste lid.

  • 3.

    Op verzoek van de burgemeester vindt het driehoeksoverleg plaats op gemeentelijk niveau.

  • 4.

    In het driehoeksoverleg worden door de burgemeester en de officier van justitie afspraken gemaakt over lokale prioriteiten en criminaliteitsbestrijding.

Artikel 8 Wet politiegegevens (uitvoering van de dagelijkse politietaak)

  • 1.

    Politiegegevens kunnen worden verwerkt met het oog op de uitvoering van de dagelijkse politietaak gedurende een periode van één jaar na de datum van de eerste verwerking.

  • 2.

    Voor zover dat noodzakelijk is met het oog op de uitvoering van de dagelijkse politietaak kunnen politiegegevens ten aanzien waarvan de in het eerste lid genoemde termijn is verstreken geautomatiseerd worden vergeleken met politiegegevens die worden verwerkt op grond van het eerste lid teneinde vast te stellen of verbanden bestaan tussen de betreffende gegevens. De gerelateerde gegevens kunnen verder worden verwerkt met het oog op de uitvoering van de dagelijkse politietaak.

  • 3.

    Voor zover dat noodzakelijk is met het oog op de uitvoering van de dagelijkse politietaak kunnen politiegegevens ten aanzien waarvan de in het eerste lid genoemde termijn is verstreken in combinatie met elkaar worden verwerkt teneinde vast te stellen of verbanden bestaan tussen de betreffende gegevens. Indien zulke verbanden bestaan kunnen de gerelateerde gegevens verder worden verwerkt met het oog op de uitvoering van de politietaak.

  • 4.

    Politiegegevens, die worden verwerkt op grond van het eerste, tweede en derde lid, kunnen ter beschikking worden gesteld voor verdere verwerking op grond van de artikelen 9, 10 en 12.

  • 5.

    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de categorieën van gegevens op basis waarvan politiegegevens vergeleken kunnen worden.

  • 6.

    De politiegegevens, die zijn verwerkt op grond van het eerste, tweede en derde lid, worden vernietigd zodra zij niet langer noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de dagelijkse politietaak en worden in ieder geval uiterlijk vijf jaar na de datum van eerste verwerking verwijderd.

Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Papendrecht

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

  • 1.

    De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

  • 2.

    De burgemeester heeft de bevoegdheid eveneens ten aanzien van de volgende andere plaatsen:

    • a.

      parkeergarages en parkeerterreinen;

    • b.

      bedrijfsterreinen;

    • c.

      winkelcentra.

  •  

  •  

  •  

Bijlage 2: Stappenplan

Bijlage 3: Excellent cameratoezicht

 

Om verdachten van misdrijven snel op te kunnen sporen en te kunnen vervolgen zijn camerabeelden van groot belang. Vaak kunnen de beelden niet door de politie (opsporing) en het Openbaar Ministerie (vervolging) worden gebruikt omdat ze te slecht van kwaliteit zijn.

 

Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV), het Openbaar Ministerie en de politie hebben negen punten voor excellent cameratoezicht opgesteld. Hiermee wordt de kans op geschikte beelden voor heterdaadkracht, opsporing en vervolging vergroot. Bij het gebruik van deze negen punten wordt de preventieve kracht van cameratoezicht en gebruik bij aanschaf, installatie en onderhoud van het camerasysteem verhoogd.

Negen punten voor excellent cameratoezicht:

  • 1.

    Doelen camerasysteem

  • Kijk naar het bedrijfsproces, kwetsbaarheden en specifieke omstandigheden en bepaal de doelen van het cameratoezicht. Een van de doelen is dat de camerabeelden gebruikt kunnen worden voor opsporing.

  •  

  • 2.

    Cameraplan

  • Zorg voor een cameraplan. Een cameraplan is een plattegrond van de onderneming, het vervoersmiddel, de woning of de instelling. Hierop wordt per camerapositie aangegeven welk deel van het te beveiligen gebied moet worden vastgelegd. In het cameraplan staat per camera het doel (identificeren, herkennen, waarnemen) en de naam van de camera aangegeven.

  •  

  •  

  • Bij elke publiektoegankelijke in- en uitgang moet een camera zijn geplaatst, waarmee bewegende objecten geïdentificeerd kunnen worden. De andere camera’s moeten in elk geval geschikt zijn om te herkennen.

  • Houd rekening met de regels voor privacy van de Autoriteit persoonsgegevens.

  • Een cameraplan kan door een goede installateur gemaakt worden. Er zijn ook cameraplanners online te vinden, waarmee zelf een cameraplan gemaakt kan worden.

  •  

  • 3.

    Installateur

  • Camerasysteem dat voldoet aan de norm ‘NEN-EN-IEC 62676-4 Videobewakingssystemen voor gebruik in beveiligingstoepassingen- Deel 4: Adviezen voor de toepassing7’ is geschikt voor opsporing. Het advies is om een installateur in arm te nemen die deze norm kent en kan toepassen.

  • Je kunt ook Helder Zicht8 raadplegen voor het installeren van een camerasysteem, een initiatief van de 3 brancheverenigingen.

  •  

  • 4.

    Oplevering

  • De installateur levert het camerasysteem op met een opleverdocument. Hierin staat per camera het doel uit het cameraplan en een snapshot van het camerabeeld met de testkaart. Met dit snapshot valt te beoordelen of de camerabeelden gebruikt kunnen worden om te identificeren of te herkennen.

  •  

  • 5.

    Beeldkwaliteit

  • Stel de camera’s zo in dat bewegende objecten (zoals mensen of auto’s) kunnen worden herkend of geïdentificeerd. Daarvoor zijn ook hoogte van de camera en licht van belang.

  •  

  • 6.

    Opslag

  • De opslag moet voldoende capaciteit hebben om de camerabeelden van ten minste 2 weken op te slaan. Een langere periode is beter, om bijvoorbeeld na een incident tijdens een vakantie nog bij de camerabeelden te kunnen. De camerabeelden mogen niet langer worden opgeslagen dan wettelijk toegestaan (28 dagen).

  • De opslag moet altijd werken, dus bijvoorbeeld vanzelf aangaan na een stroomstoring. De opgeslagen camerabeelden moeten via internet of via een usb-aansluiting beschikbaar zijn. Bij opslag in de Cloud blijven de camerabeelden bewaard bij ontvreemding van de recorder.

  • De beeldkwaliteit moet na compressie geschikt blijven om te identificeren.

  •  

  • 7.

    Systeem

  • De datum en tijd van het systeem moeten automatisch worden gecontroleerd en bijgewerkt, ook na overgang van zomertijd naar wintertijd en andersom. Opsporing valt of staat met de juiste datum en tijd van de camerabeelden.

  • Bij een storing van het camerasysteem, moet de beheerder een melding krijgen. De storing moet worden gemeld op de monitor en wanneer mogelijk met een alarm.

  • Het is belangrijk om jaarlijks te (laten) controleren of het systeem nog goed werkt, of alle camera’s nog goede camerabeelden leveren en om de storingsmeldingen in het logboek van de recorder te controleren. Kijk af en toe of de camerabeelden van de camera’s kloppen met wat is afgesproken in het cameraplan. Met de testkaart in de norm (NEN-EN-IEC 62676-49) valt te beoordelen of de camerabeelden gebruikt kunnen worden om te identificeren of te herkennen.

  • Voorkom onbevoegd gebruik van het camerasysteem.

  •  

  • 8.

    Uitvoer

  • Het formaat van de camerabeelden moet in een reguliere extensie dat door dominante besturingssystemen wordt gedragen (Windows en Apple). De beelden moeten op gangbare apparatuur kunnen worden afgespeeld. Bijgeleverde softwareplayers zijn onwenselijk. Het gaat om onafhankelijke bestanden die in editing software van de politie kunnen worden verwerkt. Metadata zoals datum en tijd van de opname en naam van de camera moeten zichtbaar zijn op de camerabeelden in de export.

  •  

  • 9.

    Registratie

  • Zorg ervoor dat het camerasysteem geregistreerd is bij Camera in Beeld10. Camera in Beeld is een databank van beveiligingscamera’s. Met deze databank kan de politie zien waar in de buurt van een misdaad (bijvoorbeeld een woninginbraak) zich camera’s bevinden die mogelijk camerabeelden van de dader hebben. Hierdoor kunnen daders sneller worden gepakt. Hoe meer camera’s voldoen aan dit advies, hoe beter de opsporing met Camera in Beeld.

  • Winkels of bedrijven kunnen hun camerasysteem aansluiten bij een particuliere alarmcentrale. De particuliere alarmcentrale krijgt bij onraad via een (alarm)sensor een melding. Een beveiligingsmedewerker van de alarmcentrale kan de camerabeelden dan ook zien en alle gegevens en de livebeelden snel doorschakelen naar de politiemeldkamer. Met Live View11 kan de meldkamer van de politie rechtstreeks meekijken met de camerabeelden van een winkelier of horecaondernemer. Zo is die direct op de hoogte als er een inbraak of overval (of ander gewelddadig delict) wordt gepleegd.

  •  

 

Bijlage 4: Kostenoverzicht12

Bij kostenraming is het van belang om met een aantal zaken rekening te houden. Hieronder is een overzicht gegeven waar op zijn minst rekening mee dient te worden gehouden.

In het overzicht wordt een onderscheid gemaakt tussen het uitkijken van beelden op een decentrale locatie en op een centrale locatie.

Betekenis

V

Kosten volledig voor de gemeente

0

Kosten gedeeltelijk voor de gemeente

X

Kosten voor centrale locatie

 

Omschrijving kosten

Uitkijken van beelden

 

decentraal

centraal

FTE’s in voorbereiding en implementatie

V

V

Uitkijkruimte

V

X

Gekwalificeerd personeel om uit te kijken

V

X

Aanbesteding voor centrale locatie uitkijken beelden

V

V

Aanbesteding voor apparatuur en aanleg hiervan

V

V

Camera’s met cameramast

V

V

Camerapositie: aanpassing van bijvoorbeeld verlichting, bomen in de directe omgeving en andere zichtbelemmering door obstakels

V

X

Gemeentelijke server in een beveiligde omgeving

V

V

Sectiekast(en) met elektrische voeding en signaal verwerkingsapparatuur waar diverse camera’s binnen een gebied op zijn aangesloten. Sectiekasten met outdoor behuizing

V

V

Het plaatsen en aansluiten van de netwerkswitch in een sectiekast. Tevens de programmering

V

V

De ondergrondse infrastructuur tussen de camera’s en de sectiekast, bestaande uit mantelbuizen, glasvezel en koperkabels. Herstel van straatwerk.

V

V

Glasvezelverbinding tot aan de netwerkswitch die is aangesloten op het netwerk van de toezichtcamera’s. Via dit netwerk worden de beelden en de stuurinformatie getransporteerd naar en respectievelijk vanuit een uitkijkcentrale

V

V

Datatransport

V

V

Videomanagement. Via een videomanagementsysteem worden de beelden in het uitkijkcentrum gepresenteerd

V

X

De bebording die aangeeft dat een persoon zich in een gebied met cameratoezicht begeeft

V

V

Netwerkbeheer betreffende IP-adressen en vrijgave van poorten van netwerkswitches voor het observatie camerasysteem

V

X

Informatiebeveiliging en cyber security. Het document Stappenplan implementatie BIO IA voor decentrale overheden, Handreiking voor gemeenten en provincies om te voldoen aan de Baseline Informatiebeveiliging Overheid voor Industriële automatisering. Deze is te downloaden via de website van het CROW

V

V

Wanneer gekozen wordt om met andere gemeente samen te werken dient de apparatuur die wordt aangesloten op bestaande apparatuur en het videomanagementsysteem met elkaar worden afgestemd

V

V

Leges en degeneratiekosten

V

V

Beheer en onderhoud van alle apparatuur

V

O

 


1

‘Beleidskader gemeentelijke cameratoezicht in de regionale eenheid Rotterdam’ vastgesteld tijdens het Regionaal Veiligheidsoverleg politie-eenheid Rotterdam op 26 maart 2014.

2

Artikel 2:77 APV gemeente Papendrecht.

3

Autoriteit Persoonsgegevens - Cameratoezicht, Beleidsregels voor de toepassing van bepalingen uit de Wet bescherming persoonsgegevens en de Wet politiegegevens (28 januari 2016).

4

Specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden.

5

Driehoeksoverleg zoals bedoeld in artikel 13 Politiewet.

6

Bron: CCV, de 9 punten voor excellent cameratoezicht: https://hetccv.nl/onderwerpen/cameratoezicht/excellent-cameratoezicht/ (08-11-2022).

7

Bron: https://www.nen.nl/nen-en-iec-62676-4-2015-en-206225 (21-12-2022)

8

Bron: https://helderzicht.org/ (21-12-2022)

9

Bron: https://www.nen.nl/nen-en-iec-62676-4-2015-en-206225 (21-12-2022)

10

Bron: https://www.politie.nl/onderwerpen/camera-in-beeld.html?sid=f57959c3-c077-4770-921b-711199999d5b (21-12-2022)

11

Bron: https://www.politie.nl/onderwerpen/live-view.html (21-12-2022)

12

Bron: Aanbestedingsleidraad, meervoudig onderhandse aanbesteding cameratoezicht metrostation Albrandswaard. (20-12-2022)