Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gorinchem

Verordening nadeelcompensatie gemeente Gorinchem 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGorinchem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening nadeelcompensatie gemeente Gorinchem 2024
CiteertitelVerordening nadeelcompensatie Gemeente Gorinchem 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Planschadeverordening 2011, vijf jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108 van de Gemeentewet
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

25-05-2023

gmb-2023-518092

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening nadeelcompensatie gemeente Gorinchem 2024

De raad van de gemeente Gorinchem;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 maart 2023;

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening nadeelcompensatie gemeente Gorinchem 2024

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: degene die een aanvraag om tegemoetkoming in de schade indient;

  • b.

    bestuursorgaan: het bestuursorgaan van de gemeente die bevoegd is te beslissen op de aanvraag om tegemoetkoming in schade;

  • c.

    belanghebbenden:

    • -

      degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid, van de Omgevingswet is gesloten, en

    • -

      als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals geregeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet: de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht.

  • d.

    adviseur: een door het bestuursorgaan aan te wijzen deskundige;

  • e.

    adviescommissie: een schadebeoordelingscommissie, bestaande uit meerdere adviseurs.

Artikel 2. Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarvan de aanvrager stelt dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente.

  • 2.

    Deze verordening heeft geen betrekking op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere schadevergoedingsregeling van toepassing is.

Artikel 3. Heffen recht

  • 1.

    Voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding wordt een recht van € 300,- geheven.

  • 2.

    Het bestuursorgaan wijst de indiener van de aanvraag op de verschuldigdheid van het recht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de gemeente dan wel op de aangegeven plaats dient te zijn gestort. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, verklaart het bestuursorgaan de aanvraag niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Artikel 4. Aanvraag

  • 1.

    De aanvrager van schadevergoeding maakt gebruik van een door het bestuursorgaan vastgesteld (elektronisch) formulier.

  • 2.

    De aanvrager van schadevergoeding dient op verzoek van het bestuursorgaan, een adviescommissie of een adviseur gegevens te verstrekken voor zover dat naar het oordeel van het bestuursorgaan, een adviescommissie of een adviseur noodzakelijk is om op de aanvraag om schadevergoeding te kunnen beslissen.

Artikel 5. Inschakelen adviseur of adviescommissie

  • 1.

    Het bestuursorgaan wint advies in bij een adviescommissie of een adviseur voor zover dat naar zijn oordeel noodzakelijk is om op de aanvraag om schadevergoeding te kunnen beslissen.

  • 2.

    Een adviseur of adviescommissie kan worden benoemd als:

    • a.

      vaste adviseur of adviescommissie, benoemd door burgemeester en wethouders voor een termijn van maximaal vier jaar met de mogelijkheid tot herbenoeming voor maximaal vier jaar, of

    • b.

      Tijdelijke adviseur of adviescommissie voor advisering met betrekking tot één of meer aanvragen.

  • 3.

    Advies als bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval niet ingewonnen als:

    • a.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan kennelijk ongegrond is, omdat zich kennelijk een weigeringsgrond voordoet als bedoeld in artikel 4:126, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      de schade kennelijk niet kan worden toegerekend aan een door het bestuursorgaan van de gemeente Gorinchem genomen besluit of verrichte handeling;

    • c.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende gelijkenis vertoont met andere aanvragen waarvoor al advies is uitgebracht;

    • d.

      het in de aanvraag genoemde bedrag aan schadevergoeding minder bedraagt dan € 500,- voor natuurlijke personen en € 1.000,- voor rechtspersonen;

    • e.

      naar het oordeel van het bestuursorgaan in de gemeentelijke organisatie voldoende deskundigheid voor de beoordeling van de aanvraag aanwezig is.

  • 4.

    Het besluit om de aanvraag af te wijzen zonder inschakeling van een adviseur of adviescommissie wordt genomen binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag, onderscheidenlijk binnen acht weken nadat de termijn verstreken is gedurende welke de aanvrager de aanvraag kon aanvullen.

Artikel 6. Wrakingsregeling

  • 1.

    Indien geen toepassing wordt gegeven aan artikel 5, derde lid benoemt het bestuursorgaan binnen acht weken na het verstrijken van de termijn als bedoeld in artikel 5, vierde lid een adviseur of een adviescommissie.

  • 2.

    Voorafgaand aan de benoeming van de adviseur of de adviescommissie zendt het bestuursorgaan de aanvrager en belanghebbenden een mededeling over het voornemen een adviseur of adviescommissie te benoemen.

  • 3.

    De aanvrager en de belanghebbenden kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het tweede lid schriftelijk en gemotiveerd een verzoek tot wraking van de adviseur of van (leden van) de adviescommissie bij het bestuursorgaan indienen.

  • 4.

    Het bestuursorgaan beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in het vijfde lid bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking.

Artikel 7. Werkwijze van de adviseur of adviescommissie

  • 1.

    De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie stelt de aanvrager, het bestuursorgaan en de belanghebbenden in de gelegenheid een toelichting te geven, dan wel een standpunt over de aanvraag kenbaar te maken.

  • 2.

    Indien dit voor het uitbrengen van het advies nodig is, wordt door de adviseur of de adviescommissie de situatie ter plaatse bezichtigd. Het tijdstip waarop deze plaatsopneming plaatsvindt wordt bepaald door de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie

  • 3.

    Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie binnen zestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan het bestuursorgaan, aan de aanvrager en aan de belanghebbenden. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn verlengen;

  • 4.

    De aanvrager, het bestuursorgaan en de belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het conceptadvies schriftelijk hierop te reageren;

  • 5.

    In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het vierde lid bedoelde termijn een advies uit aan het bestuursorgaan, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken;

  • 6.

    In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het vierde lid bedoelde termijn een advies uit aan het bestuursorgaan als.

Artikel 8. Beslissing op de aanvraag

  • 1.

    Het bestuursorgaan beslist binnen acht weken na ontvangst van het advies op de aanvraag en maakt dit besluit binnen deze termijn, onder toezending van het advies, bekend aan de aanvrager en de belanghebbenden.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan de in het eerste lid bedoelde beslissing eenmaal voor ten hoogste vier weken verdagen.

Artikel 9. Uitbetaling

Bij geheel of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag om schadevergoeding, wordt de toegewezen schadevergoeding betaald binnen zes weken na de vaststelling van het besluit op de aanvraag.

Artikel 10. Intrekking oude regeling

De Planschadeverordening 2011 wordt ingetrokken op de datum, vijf jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet. De Planschadeverordening 2011 is vanwege het overgangsrecht, gedurende die termijn van vijf jaar, nog relevant voor het afhandelen van planschadeverzoeken van voor inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking treedt.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening nadeelcompensatie Gemeente Gorinchem 2024.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 mei 2023.

De voorzitter,

De griffier,

Toelichting Verordening nadeelcompensatie gemeente Gorinchem 2024

Algemene toelichting

 

Nadeelcompensatie is de vergoeding van schade die door de overheid wordt veroorzaakt in de uitoefening van haar taak of bevoegdheid. De overheid is niet verplicht om iedere schade die zij in de rechtmatige uitoefening van haar publieke taken veroorzaakt, in zijn geheel te vergoeden. Dat overheidsingrijpen voor sommige burgers en ondernemingen nadelige gevolgen kan hebben, is namelijk onvermijdelijk. Tot op zekere hoogte moeten deze gevolgen dus worden geaccepteerd. Dit wordt ook wel het normaal maatschappelijk risico genoemd. Burgers en bedrijven die door rechtmatig overheidsingrijpen schade lijden die boven het normaal maatschappelijk risico uitstijgen kunnen desgevraagd een schadevergoeding ontvangen. De hoogte daarvan moet in zo’n geval redelijk zijn. Dit soort schade hoeft een burger of bedrijf niet of niet geheel te dragen, maar moet de overheid geheel of gedeeltelijk vergoeden.

 

Het gaat bij nadeelcompensatie om schade die de overheid veroorzaakt hoewel ze rechtmatig een besluit neemt. Schade die de overheid veroorzaakt door te handelen in strijd met de wet – onrechtmatige daad – valt niet onder de Omgevingswet.

 

De algemene regeling voor nadeelcompensatie staat in titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De regeling omtrent planschade (artikel 6.1 Wro e.v.) is onder de Omgevingswet opgenomen in Afdeling 15.1 en ondergebracht in het begrip nadeelcompensatie. De term planschade verdwijnt daarmee onder de Omgevingswet. Omdat afdeling 15.1 titel 4.5 Awb tot uitgangspunt neemt zijn de grondslagen, inhoudelijke eisen en procedurele bepalingen van titel 4.5 Awb van toepassing op de toekenning van nadeelcompensatie. Voor besluiten en maatregelen die vallen onder de Omgevingswet is bepaald dat alleen in verband met bepaalde, in de Omgevingswet genoemde, besluiten schade kan worden vergoed.

 

Tot nadeelcompensatie wordt niet gerekend de schadeloosstelling bij onteigening.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel zijn veel voorkomende begrippen opgenomen en omschreven.

 

Artikel 2. Toepassingsbereik

Eerste lid

Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding vanwege schade die rechtmatig door de overheid wordt veroorzaakt. Het gaat om verzoeken tot nadeelcompensatie op grond van titel 4.5 van de Awb en afdeling 15.1 van de Omgevingswet. De basisregeling voor nadeelcompensatie staat in titel 4.5 van de Awb. In de titel staan grondslagen, inhoudelijke eisen en procedurele bepalingen over toekenning van nadeelcompensatie. Daarnaast is in de Omgevingswet een regeling opgenomen. Als de schade veroorzaakt wordt door een in de Omgevingswet aangewezen besluit of maatregel geldt voor de schade de regeling in de Omgevingswet en gelden de regels van de Awb aanvullend.

 

Tweede lid

Deze verordening is niet van toepassing op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere regeling van toepassing is. Een bijzondere regeling kan bijvoorbeeld een verordening zijn voor een specifiek onderwerp zoals kabels en leidingen.

 

Artikel 3 Heffen recht

Eerste lid

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag wordt een recht geheven. Dit is in artikel 4:128 van de Awb geregeld. Het recht bedraagt maximaal € 500,- euro. Het behandelingsrecht bedraagt standaard € 300,-. Gekozen is om een recht van € 300,- op te leggen. Voor dit recht is gekozen om te voorkomen dat er al te lichtvaardig wordt overgegaan tot indiening van een aanvraag om schadevergoeding.

 

Tweede lid

Als het recht niet wordt voldaan binnen de in dit artikel genoemde termijn dan wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling gesteld. Bij toewijzing van de aanvraag wordt het toe te kennen bedrag verhoogt met het geheven recht (artikel 4:129, aanhef en onder c van de Awb). Dit betekent dat als een schadevergoeding wordt toegekend dat het door de aanvrager betaalde recht van € 300,- wordt terugbetaald aan de aanvrager. Als er geen schadevergoeding wordt toegekend dan wordt dit recht van € 300,- niet terugbetaald aan de aanvrager.

 

Artikel 4 Aanvraag

Eerste lid

De artikelen 4:2 en 4:127 van de Awb bevatten een grondslag voor de aanvraagvereisten voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding. Als niet aan de aanvraagvereisten wordt voldaan kan de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling worden gesteld. In aanvulling hierop is in het eerste lid geregeld dat de aanvrager van schadevergoeding gebruik maakt van een door het bestuursorgaan van de gemeente vastgesteld (elektronisch) formulier.

 

Wanneer de aanvraag niet wordt aangeleverd via het (elektronisch) formulier, kan worden besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Dat kan betekenen dat de aanvrager wordt verzocht de aanvraag om nadeelcompensatie alsnog via het formulier in te dienen. De gemeente kan dan expliciet de termijnen opschorten tot het moment dat de stukken zijn ingediend.

 

Tweede lid

Op verzoek van het bestuursorgaan, een adviescommissie of adviseur verstrekt de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Per aanvraag kan verschillen welke gegevens en bescheiden nodig zijn. Hierdoor is er voor gekozen om niet standaard bij een aanvraag om een aantal vaste gegevens en bescheiden te vragen. Er wordt alleen om gegevens en bescheiden gevraagd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

 

Artikel 5 Inschakelen adviseur of adviescommissie

Eerste lid

In dit artikel is de mogelijkheid opgenomen om advies in te winnen bij een deskundige adviseur of een adviescommissie op het gebied van nadeelcompensatie. De vereiste deskundigheid is niet altijd binnen de gemeente zelf aanwezig om z’n aanvraag om schadevergoeding te kunnen beoordelen. Het gaat namelijk vaak om specialistische kennis op het gebied van schadevergoedingsrecht.

 

Tweede lid

In dit artikellid is opgenomen dat de gemeente een vaste adviseur of adviescommissie kan benoemen voor een termijn van maximaal vier jaar met een mogelijkheid van herbenoeming voor opnieuw maximaal vier jaar. Ook kan ervoor gekozen worden om advies in te winnen bij een tijdelijke adviseur of adviescommissie voor één of meerdere aanvragen.

 

Derde lid

Er is vastgelegd in welke situaties in ieder geval geen advies bij een adviseur of adviescommissie wordt ingewonnen. In dat geval beslist het bestuursorgaan zelf op de aanvraag om schadevergoeding.

 

Vierde lid

In de gevallen waarin op grond van het derde lid geen advies bij een adviseur of adviescommissie wordt ingewonnen wordt binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag, onderscheidenlijk binnen acht weken nadat de termijn is verstreken gedurende welke de aanvrager de aanvraag kon aanvullen, het besluit om de aanvraag af te wijzen genomen.

 

Artikel 6 Wakingsregeling

Eerste lid

In 2008 is in het procesrecht ten aanzien van planschadeclaims de mogelijkheid geïntroduceerd tot het ‘wraken’ van adviseurs. Vervolgens was in het Bro opgenomen dat in de gemeentelijke procedureverordening een zogenaamde ‘wrakingsregeling’ opgenomen moet zijn. Onder de Omgevingswet zien we zo’n verplichting niet terug. Gelet op het geldende procesrecht is ervoor gekozen om een wrakingsregeling in de verordening op te nemen.

 

Tweede lid

Gekozen is voor de optie om betrokken partijen voorafgaand aan de benoeming van de adviseur in de gelegenheid te stellen om de adviseur te wraken.

 

Derde lid

De betrokken partijen kunnen binnen een termijn van twee weken aan het bestuursorgaan gemotiveerd kenbaar maken dat zij de adviseur willen wraken.

 

Vierde lid

De opdracht wordt niet eerder verstrekt dan nadat de termijn om te wraken is verstreken en er geen verzoek tot wraking is ingediend, dan wel door het college afwijzend is beslist op een ingediend verzoek om wraking. Tegen de beslissing op het verzoek tot wraking staat geen aparte rechtsbescherming open, nu de benoeming van een adviseur niet is gericht op rechtsgevolg. Er kan geen formeel bezwaar tegen worden gemaakt. Wel kan een partij die om wraking heeft verzocht tijdens de behandeling van een eventueel bezwaar of beroep dit onderdeel inbrengen.

 

Artikel 7 Werkwijze van de adviseur of adviescommissie

Eerste lid

In dit artikel is voorzien in de mogelijkheid van de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie om naar aanleiding van een ingekomen aanvraag om schadevergoeding om aan alle betrokken partijen een toelichting of standpunt te vragen. De betrokken partijen dienen allemaal in de gelegenheid te worden gesteld, om ten overstaan van de adviseur of voorzitter van de adviescommissie een toelichting te geven.

 

Tweede lid

De adviseur of adviescommissie bepaalt of de situatie ter plaatse bezichtigd moet worden om een advies uit te kunnen brengen. De adviseur of adviescommissie zal met de aanvrager contact opnemen voor een bezichtiging van de situatie. De adviseur of adviescommissie zal van het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling een weergave van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling door partijen naar voren is gebracht weergeven in het advies.

 

Derde lid

De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie zal voorafgaand aan het uitbrengen van een definitief advies binnen de gestelde termijn, eerst een concept advies uitbrengen, gelijktijdig aan alle betrokken partijen.

 

Vierde lid

De betrokken partijen worden in de gelegenheid gesteld om te reageren op het concept advies. Voor conceptadvisering is gekozen enerzijds om ‘fouten’ te herstellen in het advies en anderzijds om partijen een extra ‘inspraakronde’ te geven.

 

Vijfde lid

De adviseur of de adviescommissie zal bij het vaststellen van het definitieve advies gemotiveerd op de zienswijzen ten aanzien van het concept advies ingaan. Als er reacties zijn ingediend op het concept advies heeft de adviseur of de adviescommissie vier weken, na het verstrijken van de termijn waarbinnen zienswijzen zijn ingediend, tijd om een advies uit te brengen.

 

Zesde lid

Als er door geen van de betrokken partijen een reactie op het concept advies is ingediend zal de adviseur of de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de termijn advies uitbrengen aan het bestuursorgaan.

 

Artikel 8 Beslissing op de aanvraag

Eerste lid

De adviseur of de adviescommissie brengt een definitief advies uit aan het bestuursorgaan. Vervolgens beslist het bestuursorgaan binnen acht weken op de aanvraag en maakt dit besluit binnen deze termijn bekend aan de aanvrager en belanghebbenden. Hierbij zal het bestuursorgaan ook het door de adviseur of adviescommissie uitgebrachte advies meezenden.

 

Tweede lid

De in het eerste lid genoemde termijn van acht weken kan door het bestuursorgaan worden verlengd met vier weken.

 

Artikel 9 Uitbetaling

In dit artikel is bepaald wanneer tot uitbetaling wordt overgegaan. Als een aanvraag om schadevergoeding geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, wordt het betreffende bedrag binnen zes weken uitbetaald nadat het toekenningsbesluit is bekend gemaakt.

 

Artikel 10 Intrekking oude regeling

In de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet (artikel 4.17 t/m 4.21) zijn overgangsbepalingen ten aanzien van schade ten gevolge van ruimtelijke besluitvorming opgenomen. Door de ruime reikwijdte en de lange termijnen (5 jaar) van het overgangsrecht zal het huidige planschaderecht en daarmee de huidige planschadeverordening nog lang van toepassing blijven op aanvragen om tegemoetkoming in (plan)schade. Gelet op deze lange termijnen van het overgangsrecht is ervoor gekozen om de Planschadeverordening 2011 in te trekken op de datum, vijf jaar, na inwerkingtreding van de Omgevingswet. De Planschadeverordening 2011 is namelijk nog lange tijd relevant voor het afhandelen van planschadeverzoeken onder het oude recht en blijft op deze wijze goed raadpleegbaar op overheid.nl.

 

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

Eerste lid

Op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt is deze verordening van kracht.

 

Tweede lid

Als de gemeente naar deze verordening verwijst dan wordt naar deze verordening verwezen met de naam “Verordening nadeelcompensatie Gemeente Gorinchem 2024”.