Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Rivierenland

Verordening behandeling bezwaren en klachten Waterschap Rivierenland 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterschap Rivierenland
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingVerordening behandeling bezwaren en klachten Waterschap Rivierenland 2023
CiteertitelVerordening behandeling bezwaren en klachten Waterschap Rivierenland 2023
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening behandeling bezwaren en klachten.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 78 van de Waterschapswet
  2. afdeling 7.2 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. afdeling 9.1.3 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-12-2023nieuwe regeling

09-10-2023

wsb-2023-15119

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening behandeling bezwaren en klachten Waterschap Rivierenland 2023

Het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland;

 

op voordracht van het college van dijkgraaf en heemraden van 17 oktober 2023;

 

gelet op artikel 78 van de Waterschapswet en de afdelingen 7.2 en 9.1.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

BESLUIT:

 

vast te stellen de:

 

Verordening behandeling bezwaren en klachten Waterschap Rivierenland 2023

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Begripsomschrijvingen

Artikel 1  

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bestuursorgaan: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter of een andere persoon met enig openbaar gezag bekleed, ieder voor zover hun bevoegdheid betreffende, van Waterschap Rivierenland;

  • b.

    dagelijks bestuur: het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland;

  • c.

    algemeen bestuur: het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland;

  • d.

    commissie: een adviescommissie als bedoeld in de artikelen 7:13 en 9:14 Awb, belast met advisering over bezwaar- en klaagschriften;

  • e.

    adviescommissie Awb een commissie als bedoeld in artikel 1, sub d;

  • e.

    bezwaarschrift: een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 6:5 Awb;

  • f.

    klaagschrift: een klaagschrift als bedoeld in artikel 9:4 Awb;

  • g.

    Awb Algemene wet bestuursrecht.

Adviescommissie Awb

Artikel 2  

  • 1.

    Er is een adviescommissie voor de bezwaar- en klaagschriften, hierna te noemen:

    'adviescommissie Awb'.

  • 2.

    De commissie heeft tot taak de voorbereiding van de beslissing op bezwaarschriften als bedoeld in artikel 7:13 van de wet, met uitzondering van bezwaarschriften op fiscaal gebied.

  • 3.

    Voorts heeft de commissie tot taak het behandelen van en het adviseren over ingediende klaagschriften, als bedoeld in artikel 9:14 van de wet.

     

Beslissing op bezwaarschriften en klaagschriften

Artikel 3  

  • 1.

    Het bestuursorgaan beslist op de bij hem ingediende bezwaar- en klaagschriften na advies van de commissie.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is een advies van de commissie niet vereist in de situaties, zoals genoemd in de artikelen 7:3 en 9:10, lid 2, Awb.

     

Samenstelling commissie

Artikel 4  

  • 1.

    De commissie bestaat uit drie leden, die worden benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur. Op dezelfde wijze wordt een voldoende aantal plaatsvervangende leden benoemd, op wie de voor de leden gegeven bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

  • 2.

    Een lid is tevens (plaatsvervangend) voorzitter. De commissie geeft in haar zittingsrooster aan welk lid op welke zitting de rol van voorzitter heeft.

  • 3.

    Tot lid of voorzitter is niet benoembaar een persoon die deel uitmaakt of werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

  • 4.

    De leden van de commissie regelen de vervanging van de voorzitter.

  • 5.

    Indien een lid van de commissie verhinderd is een hoorzitting bij te wonen, verzoekt hij zijn plaatsvervanger die zitting bij te wonen.

     

Zittingsduur leden commissie

Artikel 5  

  • 1.

    De voorzitter en de leden van de commissie treden af na een periode van vier jaren. Zij kunnen ten hoogste eenmaal worden herbenoemd.

  • 2.

    De voorzitter en de leden van de commissie kunnen te allen tijde ontslag nemen.

  • 3.

    De aftredende voorzitter en leden van de commissie blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.

     

Secretariaat

Artikel 6  

Het secretariaat van de commissie wordt gevoerd door een door het dagelijks bestuur aan te wijzen ambtenaar. Het dagelijks bestuur wijst tevens een of meer plaatsvervangers aan. Zowel de secretaris als zijn plaatsvervanger(s) zijn geen lid van de commissie.

HOOFDSTUK 2 BEHANDELING VAN BEZWAARSCHRIFTEN

Ontvangst bezwaarschrift

Artikel 7  

Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend. Het bestuursorgaan stelt het bezwaarschrift zo spoedig mogelijk in handen van de commissie.

 

Inlichtingen en advies

Artikel 8  

  • 1.

    De voorzitter van de commissie kan ten behoeve van de voorbereiding van het advies rechtstreeks alle inlichtingen inwinnen of doen inwinnen.

  • 2.

    De voorzitter kan uit eigen beweging of op verzoek van de commissie bij deskundigen advies inwinnen en deze zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen.

     

Plaats en tijdstip hoorzitting

Artikel 9  

  • 1.

    De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de hoorzitting, waarin de belanghebbenden en het bestuursorgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te doen horen.

  • 2.

    De hoorzitting vindt fysiek plaats. De voorzitter kan - al dan niet op verzoek van een van de partijen - besluiten dat de hoorzitting (deels) digitaal plaatsvindt.

     

Uitnodiging hoorzitting

Artikel 10  

  • 1.

    De voorzitter van de commissie deelt de belanghebbende(n) en het bestuursorgaan tenminste twee weken voor de hoorzitting schriftelijk mede, dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen tijdens de zitting.

  • 2.

    Indien één of meer belanghebbenden of het bestuursorgaan wijziging wenst van het tijdstip van de hoorzitting, dient zulks binnen drie dagen na ontvangst van de in het eerst lid bedoelde mededeling, onder opgaaf van redenen, te worden verzocht aan de voorzitter van de commissie.

  • 3.

    De beslissing van de voorzitter, op een verzoek als bedoeld in het tweede lid, wordt zo spoedig mogelijk, doch tenminste twee weken voor de hoorzitting, schriftelijk aan de belanghebbenden en het bestuursorgaan meegedeeld.

     

Uitoefening van bevoegdheden

Artikel 11  

De bevoegdheden ingevolge de artikelen 2:1, tweede lid, 6:6 en 7:6, vierde lid, van de wet worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie.

 

Quorum

Artikel 12  

Voor het houden van de hoorzitting is vereist dat de meerderheid van de commissie, waaronder de voorzitter dan wel diens plaatsvervanger, aanwezig is.

 

Onpartijdigheid voorzitter en leden commissie

Artikel 13  

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de voorbereiding van en beraadslaging over het advies inzake de beslissing op het bezwaar, indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

 

Openbaarheid hoorzitting

Artikel 14  

  • 1.

    De hoorzitting van de commissie is openbaar.

  • 2.

    De deuren worden gesloten, indien de voorzitter of een van leden van de commissie dat nodig oordeelt of indien een belanghebbende of het bestuursorgaan daartoe verzoekt.

  • 3.

    Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen zich tegen openbaarheid van de hoorzitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.

     

Nader onderzoek

Artikel 15  

  • 1.

    Indien na afloop van de hoorzitting, doch voor het uitbrengen van advies, nader onderzoek wenselijk is, kan de voorzitter van de commissie uit eigen beweging of op verzoek van de commissie dit onderzoek houden. Verkregen informatie of adviezen worden in afschrift aan de leden van de commissie, het bestuursorgaan en belanghebbenden toegezonden.

  • 2.

    De leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de in het eerste lid bedoelde nadere informatie of adviezen, aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het houden van een nieuwe hoorzitting. De commissie beslist op een dergelijk verzoek.

  • 3.

    Op een zitting als bedoeld in het voorgaande lid, zijn de bepalingen van deze verordening over de hoorzitting zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 3 BEHANDELING VAN KLAAGSCHRIFTEN

Ontvangst klaagschrift

Artikel 16  

  • 1.

    Op het ingediende klaagschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2.

    Het bestuursorgaan stelt het klaagschrift zo spoedig mogelijk in handen van de commissie.

 

Het horen in geval van een klaagschrift

Artikel 17  

  • 1.

    De voorzitter van de commissie beslist over de wijze waarop de indiener van het klaagschrift en degene op wiens gedraging dat klaagschrift betrekking heeft, worden gehoord.

  • 2.

    De voorzitter van de commissie beslist tevens of de in het vorige lid bedoelde personen in elkaars aanwezigheid worden gehoord.

  • 3.

    De hoorzitting is niet openbaar, tenzij de commissie anders beslist.

  • 4.

    De artikelen 8 t/m 15 zijn – voor zoveel als mogelijk – van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 4 OVERIGE GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN VOOR DE BEHANDELING VAN BEZWAARSCHRIFTEN EN KLAAGSCHRIFTEN

Verslaglegging hoorzitting

Artikel 18  

  • 1.

    Van elke hoorzitting stelt de secretaris een verslag op.

  • 2.

    Het verslag van de hoorzitting als bedoeld in artikel 7:7 van de wet, vermeldt de namen van de aanwezige belanghebbenden en/of hun gemachtigden en de namen van de vertegenwoordigers van het bestuursorgaan, alsmede hun hoedanigheid. Het vermeldt voorts kort hetgeen tijdens de zitting is gezegd en voorgevallen.

  • 3.

    Het verslag van de hoorzitting als bedoeld in artikel 9:10, derde lid, van de wet vermeldt de namen van de aanwezige klager(s) en/of hun gemachtigden en de namen van de vertegenwoordigers van het bestuursorgaan, alsmede hun hoedanigheid. Het vermeldt voorts kort hetgeen tijdens de zitting is gezegd en voorgevallen.

  • 4.

    Indien de hoorzitting geheel of gedeeltelijk niet openbaar was, of indien de te onderscheiden belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars aanwezigheid zijn gehoord, wordt dit in het verslag vermeld.

  • 5.

    Het verslag verwijst naar de tijdens de hoorzitting overlegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.

  • 6.

    Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

     

Advies van de commissie

Artikel 19  

  • 1.

    De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar aan het bestuursorgaan uit te brengen advies.

  • 2.

     

    • a.

      De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

    • b.

      Indien bij een stemming de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

    • c.

      Van minderheidsstandpunten wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt.

  • 3.

    Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel aan het bestuursorgaan over de te nemen beslissing op het bezwaar- of klaagschrift.

  • 4.

    Het advies wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

     

Verdaging van de beslissing op het bezwaar- of klaagschrift

Artikel 20  

  • 1.

    Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn, als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid, van de wet, ontoereikend is voor het uitbrengen van een advies door de commissie en het nemen van een beslissing op het bezwaarschrift door het bestuursorgaan, verzoekt de voorzitter het bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen.

  • 2.

    Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn, als bedoeld in artikel 9:11, eerste lid, van de wet, ontoereikend is voor het uitbrengen van een advies door de commissie en het nemen van een beslissing op het klaagschrift door het bestuursorgaan, verzoekt de voorzitter het bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Inwerkingtreding

Artikel 21  

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Verordening behandeling bezwaren en klachten Waterschap Rivierenland 2023”.

  • 3.

    Met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit vervalt de Verordening behandeling bezwaren en klachten voor Waterschap Rivierenland, zoals vastgesteld door het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland op 12 februari 2010 en in werking getreden op 5 maart 2010.

Aldus besloten in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland van 9 oktober 2023.

de secretaris-directeur,

ir. Z.C. Vonk,

de voorzitter,

prof. dr. J.C. Verdaas.

TOELICHTING BIJ DE VERORDENING BEHANDELING BEZWAREN EN KLACHTEN VOOR HET WATERSCHAP RIVIERENLAND 2023

Artikel 1

 

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft in de artikelen 1:1 tot en met 1:5 een aantal begripsomschrijvingen dat binnen het gehele bestuursrecht van toepassing is. De daar omschreven begrippen hoeven in de onderhavige verordening dan ook niet te worden beschreven. Het begrip "bestuursorgaan", dat in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a, Awb wordt omschreven, wordt in artikel 1, aanhef en onder a, van de verordening nader geconcretiseerd in die zin dat de bestuursorganen van het waterschap met name worden genoemd. Van "een andere persoon of een ander college met enig openbaar gezag bekleed" is sprake, indien bevoegdheden van de genoemde bestuursorganen bij besluit zijn gedelegeerd.

 

Artikel 3

 

Dit artikel regelt de taakafbakening van de commissie: pas na advies van de commissie beslist het bestuursorgaan op de bij hem ingediende bezwaren of klachten. In alle gevallen behoudt het bestuursorgaan de verantwoordelijkheid voor de uiteindelijke afhandeling.

Het bezwaar of de klacht hoeft niet altijd te worden voorgelegd aan de commissie. Dat kan op formele of informele wijze geschieden. Iedere informele vorm van afdoening is mogelijk (bijv. mediation), mits dat gebeurt naar tevredenheid van de bezwaarmaker of klager. Indien het bezwaar of de klacht informeel is opgelost, worden zij niet voorgelegd aan de commissie.

Op grond van artikel 7:3 Awb hoeft het bezwaar niet te worden voorgelegd aan de commissie, indien

het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is, kennelijk ongegrond is, de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij/zij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord, of aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

Artikel 9:8 Awb noemt de gevallen wanneer een bestuursorgaan niet verplicht, maar wel bevoegd is een klacht te behandelen. Dat is bijvoorbeeld bij een herhaalde klacht of wanneer de gedraging langer dan een jaar voor indiening van het klaagschrift heeft plaatsgevonden.

Ten slotte kan worden afgezien van het horen van de klager, indien de klacht kennelijk ongegrond is dan wel indien de klager heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord (art. 9:10, tweede lid, Awb).

 

Artikel 4

 

Artikel 7:13 Awb bevat enkele dwingende bepalingen over de samenstelling van de commissie (minimumbezetting en onafhankelijke voorzitter). De Awb schrijft slechts voor dat de voorzitter geen deel mag uitmaken of niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. Er is gekozen om deze onafhankelijke positie niet alleen voor de voorzitter maar ook voor de leden van de commissie te waarborgen. De benoeming, schorsing en het ontslag van de voorzitter en de leden is in handen van het algemeen bestuur.

In verband met de benodigde flexibiliteit om de zittingen in te kunnen roosteren, zijn alle leden tevens plaatsvervangend voorzitter.

 

Artikel 7

 

Artikel 6:14 Awb verplicht tot schriftelijke bevestiging van de ontvangst van een bezwaarschrift.

Om te kunnen controleren of een bezwaarschrift tijdig is ingediend (ontvankelijkheid), verdient het aanbeveling om, naast aantekening van de datum van ontvangst op het bezwaarschrift, de envelop waarin het bezwaarschrift is verzonden te bewaren. De termijn voor indiening van een bezwaarschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt (art. 6:7 en 6:8 Awb). Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de bezwaartermijn is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend, indien het voor het einde van de bezwaartermijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen (art. 6:9 Awb). De artikelen 6:10 en 6:11 Awb bevatten een nadere regeling over de (niet-)ontvankelijkverklaring van bezwaarschriften.

 

Artikel 8

 

De voorzitter van de commissie draagt zorg voor een voldoende voorbereiding van het advies over de beslissing op het bezwaar. Ten behoeve daarvan is het noodzakelijk dat de voorzitter alle inlichtingen kan inwinnen, die benodigd zijn voor een beoordeling van de ontvankelijkheid en de zaak zelf. Tevens kan de voorzitter zelf of op verzoek van de commissie bij deskundigen advies inwinnen.

 

Artikel 9

De hoorzitting vindt in beginsel fysiek plaats ten kantore van het waterschap. Eén van de partijen kan verzoeken dat de hoorzitting (deels) digitaal plaatsvindt. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn, indien de bezwaarmaker of klager niet fysiek aanwezig kan zijn, maar wel digitaal. In dat geval vindt de hoorzitting hybride plaats (deels fysiek, deels digitaal). Een volledig digitale hoorzitting kan bijvoorbeeld plaatsvinden, indien geen van de partijen aanwezig kan zijn, bijvoorbeeld wegens een pandemie (Covid). De benodigde faciliteiten zijn hiervoor beschikbaar.

 

Artikel 10

 

De termijn tussen de oproeping en de hoorzitting dient zodanig te zijn dat de belanghebbenden en het bestuursorgaan voldoende tijd hebben om zich op de zitting voor te kunnen bereiden. Gekozen is voor een termijn van twee weken, mede in verband met de termijn van twaalf weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (artikel 7:10 Awb).

 

Voorzien is in de mogelijkheid om aan de voorzitter uitstel van de zitting te verzoeken.

 

Artikel 11

 

Deze bepaling regelt de uitoefening van enkele bevoegdheden door de voorzitter van de commissie. Het betreft de volgende bevoegdheden:

  • het verlangen van een schriftelijke machtiging (artikel 2:1, tweede lid, Awb);

  • het stellen van een termijn voor het herstellen van een verzuim (artikel 6:6 Awb), hetgeen onder meer betekent dat de voorzitter een redelijke termijn kan stellen voor het aanvullen van de gronden van het bezwaar als deze bij een pro forma bezwaarschrift ontbreken;

  • partijen - om reden van geheimhouding - niet op de hoogte stellen van het verhandelde ter zitting, ingeval zij niet in elkaars aanwezigheid zijn gehoord (artikel 7:6, vierde lid Awb).

Artikel 13

 

De voorzitter en de leden van de commissie zijn onafhankelijk ten opzichte van het bestuursorgaan waarvoor zij optreden. Tevens dienen zij onpartijdig te zijn ten aanzien van de belangen die zij zelf bij de behandeling van een bezwaar zouden kunnen hebben. In voorkomende gevallen zullen zij niet deelnemen aan de totstandkoming van het advies.

 

Artikel 14

 

Ingevolge artikel 7:5, tweede lid, Awb besluit het bestuursorgaan of het horen in het openbaar plaatsvindt, tenzij bij wettelijke regeling anders is bepaald. De onderhavige verordening bepaalt dat het horen in principe in het openbaar plaatsvindt.

Een uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld in het geval bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard, dan wel andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen. Over de beslotenheid van de zitting besluit de commissie.

De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die altijd achter gesloten deuren plaatsvindt (art. 19).

 

Artikel 15

 

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de hoorzitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en bestuursorgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. Artikel 7:9 Awb bepaalt dat, indien het in een voorkomend geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, belanghebbenden opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord.

 

Artikel 17

 

Op grond van artikel 9:15, tweede lid, Awb geschiedt het horen door de aangewezen commissie op basis van artikel 9:14 Awb. De hoorplicht staat omschreven in artikel 9:10 Awb. De voorzitter van de commissie bepaalt op welke wijze het horen geschiedt.

De beslissing om van het horen af te zien wordt door de commissie genomen (art. 9:15, derde lid jo. art. 9:10, tweede lid, Awb), tenzij het klaagschrift reeds op basis van artikel 9:5 Awb naar tevredenheid van de klager op informele wijze is afgehandeld. In dergelijke gevallen hoeft geen hoorzitting meer te worden gehouden.

De Awb regelt niets over de openbaarheid van de hoorzitting. Gelet op de aard van de klachtenprocedure is in deze verordening opgenomen dat de hoorzitting niet openbaar is, tenzij de commissie anders besluit.

 

Artikel 18

 

De artikelen 7:7 en 9:10, lid 3, Awb bepalen dat van het horen een verslag wordt gemaakt, maar stellen geen inhoudelijke eisen aan de verslaglegging. In onderhavige bepaling worden aanvullend nadere inhoudelijke eisen aan de verslaglegging van een hoorzitting gesteld.

Ingevolge artikel 7:13, zesde lid, Awb maakt het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie over het bezwaarschrift. Ingeval van een klacht bevat het rapport van bevindingen ook het verslag van het horen (art. 9:15, lid 4, Awb).

 

Artikel 19

De commissie brengt advies uit aan het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen waartegen bezwaar is gemaakt. De bestuursorganen binnen het waterschap zijn het algemeen bestuur, het college van dijkgraaf en heemraden en de voorzitter. In de meeste gevallen zal het een besluit van het college van dijkgraaf en heemraden betreffen, zoals bijvoorbeeld een vergunning of een handhavingsbesluit. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen, hetgeen gebruikelijk is bij een dergelijke commissie.

 

Artikel 20

 

De beslistermijn voor ingediende bezwaarschriften en de termijn voor de afhandeling van klaagschriften bedraagt bij een onafhankelijke adviescommissie twaalf respectievelijk tien weken. Deze termijn kan het bestuursorgaan met maximaal zes respectievelijk vier weken verlengen op grond van de artikelen 7:10, derde lid, en 9:11, tweede lid, Awb. De voorzitter van de commissie zal in voorkomende gevallen het bestuursorgaan tijdig verzoeken de beslissing te verdagen.

 

Artikel 21

 

De bekendmaking geschiedt digitaal. Eén dag na de bekendmaking treedt de verordening in werking. Vanwege de aard en belang van dit besluit is de Participatie- en inspraakverordening Waterschap Rivierenland 2020 niet van toepassing (art. 5, lid 2a, Participatieverordening).