Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Houten

Mandaatbesluit Stichting Sociaal Team Houten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHouten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMandaatbesluit Stichting Sociaal Team Houten
CiteertitelMandaatbesluit Sociaal Team Houten 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Mandaatregeling Stichting Sociaal Team Houten

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet
  2. afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-12-2023nieuwe regeling

07-11-2023

gmb-2023-515483

801343

Tekst van de regeling

Intitulé

Mandaatbesluit Stichting Sociaal Team Houten

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Houten, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft;

 

  • overwegende, dat het wenselijk is ter bevordering van de dienstverlening alsmede de efficiency van de gemeentelijke organisatie en stichting Sociaal Team Houten, ten aanzien van bepaalde bevoegdheden mandaat, volmacht en machtiging te verlenen aan het bestuur van de Stichting Sociaal Team Houten;

gelet op :

 

  • 1.

    de Gemeentewet

  • 2.

    afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht

  • 3.

    artikel 7 lid 3 van de Statuten van de Stichting Sociaal Team Houten

  • 4.

    overige van toepassing zijnde wettelijke voorschriften;

besluiten vast te stellen de:

 

MANDAATREGELING STICHTING SOCIAAL TEAM HOUTEN

Artikel 1. Definities

  • a.

    Bestuur: Bestuur van de Stichting Sociaal Team Houten

  • b.

    College: Het college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    Directiestatuut: De regeling waarin het bestuur, met inachtneming van de aanwijzingen zoals vermeld in voorliggende regeling en register, de interne bevoegdheidsverdeling in haar organisatie verdeelt. In geval er tegenstrijdigheid zit in voorliggende regeling, het register of het directiestatuut, dan prevaleert als eerste de regeling, dan het register en dan het directiestatuut.

  • d.

    Gemandateerde: De functionaris die namens het College de bevoegdheid uitoefent

  • e.

    Gemeente: de gemeente Houten.

  • f.

    Machtiging: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan handelingen te verrichten, die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

  • g.

    Mandaat: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen.

  • h.

    Raad van Toezicht: Raad van Toezicht van de Stichting

  • i.

    Register: Het register van mandaten wat integraal deel uitmaakt van deze regeling.

  • j.

    Stichting: Stichting Sociaal Team Houten.

  • k.

    Volmacht: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten.

Artikel 2. Mandaat

  • 1.

    Het College verleent aan het bestuur van de stichting mandaat uitsluitend voor de bevoegdheden genoemd in het register, dat als bijlage integraal deel uitmaakt van deze regeling.

  • 2.

    De bevoegdheid op een aanvraag om een besluit te nemen omvat elk op die aanvraag te nemen besluit, waaronder begrepen buiten behandeling laten, verlenen, verlenen onder voorwaarden, vaststellen en weigeren. Op deze bevoegdheid is in alle gevallen één uitzondering en dat is de bevoegdheid tot beslissen op bezwaarschriften, bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De bevoegdheid tot het nemen van beslissingen op bezwaar wordt uitdrukkelijk niet gemandateerd.

  • 3.

    De in mandaat verleende bevoegdheid wordt uitgeoefend conform de aanwijzingen zoals vermeld in deze regeling en in het register.

  • 4.

    Tot het mandaat behoren mede het afdoen en voeren van correspondentie ter zake van de gemandateerde bevoegdheden, alsmede het treffen van voorbereidings- en uitvoeringshandelingen.

Artikel 3. Algemene uitzonderingen van mandaat

Geen mandaat wordt verleend indien artikel 10:3 Awb van toepassing is.

Artikel 4. Ondermandaat

  • 1.

    Het bestuur van de Stichting is bevoegd ondermandaat te verlenen, nadat dit is voorgelegd aan het College.

  • 2.

    Op ondermandaat zijn de bepalingen van dit besluit van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Het verlenen van ondermandaat geschiedt schriftelijk en wordt als bijlage aan dit mandaatbesluit gevoegd.

  • 4.

    De functionarissen die de bevoegdheid hebben verkregen om in ondermandaat te handelen kunnen deze bevoegdheid niet in ondermandaat doorgeven.

Artikel 5. Instructies voor de gemandateerde

  • 1.

    Het bestuur houdt de in mandaat gegeven bevoegdheid aan zich en informeert de Raad van Toezicht indien:

    • a.

      het om onderwerpen of beslissingen gaat, waarvoor weliswaar beleidslijnen zijn vastgesteld, doch welke vanwege omstandigheden van bijzondere aard, afwijken van normale gevallen en als zodanig niet als routinebeslissingen kunnen worden gekwalificeerd.

    • b.

      het uitgaven betreft die niet passen binnen de begroting van de stichting of het daarvoor ter beschikking gestelde budget.

  • 2.

    Bij de uitoefening van een mandaat wordt het daaromtrent gestelde bij of krachtens wettelijke regelingen, besluiten, verordeningen, circulaires, aanwijzingen, richtlijnen, beleidsregels van het Rijk en het College betrokken dan wel, indien dat in een van de genoemde regels is bepaald, in acht genomen, conform de algemene en specifieke instructies en financiële afspraken die gelden op grond van de regeling voor de uitoefening van de betreffende taak.

  • 3.

    Het bestuur treedt, voorafgaand aan het uitoefenen van het mandaat, in overleg met het College indien het bestuur het noodzakelijk acht om af te wijken van vastgestelde kaders of beleid. Het College overweegt in dat specifieke geval of het bestuur de bevoegdheid in mandaat al dan niet uitoefent.

  • 4.

    Het bestuur treedt, voorafgaand aan het uitoefenen van het mandaat, in overleg met het College indien het bestuur vooraf de financiële impact niet, of niet voldoende, kan overzien.

Artikel 6. Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuur informeert het College periodiek over ingekomen aanvragen en verzoekschriften en over de resultaten van de controles op de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de gemandateerde bevoegdheden. Ook vindt periodiek een evaluatie van de mandaatverlening en de informatieverstrekking plaats tussen het bestuur en het College

  • 2.

    Een ieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat is verleend heeft een voorafgaande informatieplicht en een signaleringsplicht jegens het College indien de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid voor het College, gelet op de inhoud van het besluit, de geadresseerde of de politieke gevoelens in de gemeenteraad of de samenleving naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen zal hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de gemeente aansprakelijk wordt gesteld of anderszins in rechte wordt aangesproken. In de gevallen, bedoeld in de vorige volzinnen, verschaft het bestuur de benodigde informatie en voert overleg met het College alvorens de in mandaat gegeven bevoegdheden uit te oefenen.

  • 3.

    Het College treedt bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met het bestuur over uitvoeringsaspecten wanneer dat beleid raakt aan de taken en bevoegdheden die de stichting uitvoert.

Artikel 7. Verslaglegging

Het bestuur draagt zorg voor periodieke verslaglegging van de door hem in mandaat genomen besluiten via de reguliere planningscyclus en control cyclus, een en ander in overleg met het College. De verslaglegging wordt ter kennisneming aan het College toegezonden.

Artikel 8. Ondertekening

  • 1.

    In geval van uitoefening van bevoegdheden namens het College of namens de burgemeester worden uitgaande stukken uit naam van het desbetreffende bestuursorgaan opgesteld.

  • 2.

    De uitgaande stukken van het College worden als volgt door de gemandateerde ondertekend:

    • Met vriendelijke groet, namens het College van burgemeester en wethouders, gevolgd door de functienaam conform de functienamenlijst van de (onder)gemandateerde en zijn naam en handtekening.

  • 3.

    De uitgaande stukken van de burgemeester worden als volgt door de gemandateerde ondertekend:

    • Met vriendelijke groet, namens de burgemeester, gevolgd door de functienaam conform de functienamenlijst van de (onder)gemandateerde en zijn naam en handtekening.

Artikel 9. Geen ondertekeningsmandaat

De (onder)gemandateerde maakt geen gebruik van de bevoegdheid tot ondertekening van stukken indien:

  • a.

    de wens daartoe door of namens het bestuursorgaan kenbaar is gemaakt;

  • b.

    het correspondentie betreft die is gericht aan de gemeenteraad;

  • c.

    het correspondentie betreft waarvan ondertekening door het bestuursorgaan uit een oogpunt van representatie van de gemeente gewenst is;

  • d.

    zich daartegen bestuurlijke, politieke of andere zwaarwegende aspecten verzetten.

Artikel 10. Wijzigingen of nieuwe mandaten

Wanneer als gevolg van wijzigingen in wet- en regelgeving een wijziging optreedt in de bevoegdheidsverdeling van het College en welke is gemandateerd aan de stichting, dan komt het mandaat, verleend aan de stichting, daarvoor te vervallen. Zo nodig regelt het College zo spoedig mogelijk een aangepast mandaat. Deze maakt dan integraal deel uit van het register.

Artikel 11. Volmacht en machtiging

Voor de toepassing van deze regeling en de daarop berustende bepalingen worden met mandaat gelijkgesteld de verlening van volmacht en machtiging, tenzij de aard van de betreffende bevoegdheid zich daartegen verzet. De volmacht en machtiging zien uitsluitend op werkzaamheden en aangelegenheden op het werkterrein van de gemandateerde, die aansluiten bij en samenhangen met de werkzaamheden waarvoor door het oorspronkelijke bestuursorgaan een mandaat is verstrekt.

Artikel 12. Intrekking

Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit worden alle eerder genomen mandaatbesluiten aan de stichting - op grond van de voornoemde wet- en regelgeving - door het College ingetrokken.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag nadat zij is bekendgemaakt in het Gemeenteblad.

Artikel 14. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als 'Mandaatbesluit Sociaal Team Houten 2023'.

Houten, oktober 2023.

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten,

de secretaris,

A.J. Barink

de burgemeester,

G.P. Isabella

Mandaatregister Stichting Sociaal Team Houten

 

Wettelijke bevoegdheid

Mandaat besluit in primo

Besluit op bezwaar

Beslissing op grond van Woo- verzoek.

  • De bevoegdheid om te beslissen op verzoeken op grond van de Wet open overheid.

De directeur van de Stichting

Het College

Beslissingen op aanvragen ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), onderliggende regelgeving en het daarop gebaseerde gemeentelijke beleid (waaronder de verordening).

  • Besluiten in de zin van artikel 2.3.5 lid 1 (waaronder 2.3.6) Wmo 2015.

De directeur van de Stichting

Het College

Het sluiten van bruikleenovereenkomsten met klanten waaraan rolstoel-, vervoers- dan welwoonvoorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en het gemeentelijk beleid zijn toegekend

De directeur van de Stichting

Beslissing op aanvragen ingevolge de Jeugdwet onderliggende regelgeving en het daarop gebaseerde gemeentelijke beleid (waaronder de verordening).

  • Besluiten in de zin van artikel 2.3 (waaronder 8.1.1) Jeugdwet.

De directeur van de Stichting

Het College

Raad voor de Kinderbescherming verzoeken het oordeel van de kinderrechter te vragen of het noodzakelijk is de minderjarige onder toezicht te stellen.

  • Verzoeken in de zin van artikel 2.4 Jeugdwet juncto 1:255 lid 3 BW.

De directeur van de Stichting

Beoordelen welke gemeente de verantwoordelijke gemeente betreft op grond van de Jeugdwet (de zogenoemde 'woonplaats toets' op basis van het woonplaatsbeginsel).

De directeur van de Stichting