Organisatie | Buren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beheerplan riolering en gemalen gemeente Buren |
Citeertitel | Beheerplan riolering 2020-2025 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-12-2023 | nieuw | 23-05-2020 |
1.1 Wat is een beheerplan riolering?
Het beheerplan riolering gaat over het beheer van onze riolering: het zorgen dat alle voorzieningen blijven functioneren. Dit doen we voor een goede uitvoering van onze gemeentelijke watertaken. De gemeentelijke watertaken komen voort uit drie zorgplichten, te weten afvalwater, hemelwater en grondwater. De gemeentelijke zorgplichten hebben inhoudelijk een sterke samenhang met de zorgplichten voor het zuiveren van afvalwater en die voor het regionaal watersysteem van de waterbeheerder.
Het beleid voor deze watertaken is vastgelegd in het GRP van gemeente Buren. Het GRP is een beleidsplan dat op hoofdlijnen de invulling van de gemeentelijke watertaken vastlegt. Dit plan stelt de kaders hoe de gemeente omgaat met de inzameling en afvoer van afval-, hemel- en overtollig grondwater. Daarnaast heeft het plan tot doel globaal inzicht te geven in hoe de gemeente haar rioolstelsel beheert. Tenslotte maakt het plan de financiële en personele consequenties van de keuzes duidelijk.
De Huidige wettelijke basis voor het rioolbeheer is vastgelegd in drie wetten:
De taken en verplichtingen van de gemeente op het gebied van riolering zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm, artikel 10.33). Eén van de verplichtingen uit de Wet milieubeheer is het opstellen van een GRP. Deze planverplichting voor het GRP komt te vervallen in de Omgevingswet, die naar verwachting in 2021 van kracht wordt. In het GRP moet de gemeente inzichtelijk maken welke voorzieningen zij op het gebied van riolering in beheer heeft, welke effecten deze voorzieningen op het milieu hebben en wat de kosten zijn van beheer en onderhoud, rekening houdend met toekomstige vervanging en verbetering. Ook de kostendekking moet in het GRP zijn opgenomen. In de Wet milieubeheer is ook de zorgplicht ten aanzien van de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater opgenomen. Onder stedelijk afvalwater wordt afvalwater verstaan dat bestaat uit huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend regenwater, grondwater of ander afvalwater. De wet Milieubeheer beoogt met de zorgplicht afvalwater naast het milieu vooral de volksgezondheid te beschermen en te bevorderen. Zonder afvoer van afvalwater uit de directe leefomgeving, bestaat in dichtbevolkte gebieden een reëel gevaar voor epidemieën. We beperken de kans dat mensen in aanraking komen met afvalwater, en daarmee beperken we infectieziekten.
Sinds de introductie van de Wet gemeentelijke watertaken op 1 januari 2008 draagt de gemeente niet alleen zorg voor stedelijk afvalwater, maar ook voor regenwater en grondwater. Hierdoor is het traditionele taakveld van de rioleringszorg binnen de gemeente veranderd in een ‘verbreed’ pakket van watertaken. De Wet gemeentelijke watertaken is eind 2009 opgegaan in de Waterwet. De Waterwet gaat straks op in de Omgevingswet.
De wettelijke kaders rond de rioolheffing zijn vastgelegd in de Gemeentewet. Op basis hiervan kan een gemeente keuzes maken in hoe zij de rioolheffing opbouwt. De totale rioolheffing mag nooit meer bedragen dan het bedrag dat nodig is voor de uitvoering van de gemeentelijke watertaken.
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet in 2021 vervalt de wettelijke planverplichting van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). De zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater komen niet te vervallen. Het is van belang om in de omgevingsvisie te beschrijven hoe de gemeente invulling geeft aan deze zorgplichten en de beleidsvrijheid die de wet gemeenten hierin biedt. De uitwerking van het beleid en concrete maatregelen komen straks terug in een programma (bijvoorbeeld als opvolger van huidig GRP en Waterplan) (zie figuur 1).
Figuur 1. Samenhang beheerplan riolering met instrumenten Omgevingswet.
In dit beheerplan riolering wordt geanticipeerd op de Omgevingswet. In de volgende paragrafen beschrijven we hoe we als gemeente invulling geven aan onze zorgplichten zowel onder het huidige recht als onder de Omgevingswet. Vervolgens beschrijven we de strategische beleidsdoelen met betrekking tot de waterketen. Deze doelen worden bij de ontwikkeling van de gemeentelijke omgevingsvisie verder uitgewerkt.
De gemeente is verantwoordelijk voor de inzameling en transport van afvalwater naar een zuiveringtechnisch werk (bijvoorbeeld een RWZI) en doet dit binnen de bebouwde kom door de aanleg en beheer van vuilwaterriolen (of gelijkwaardige voorzieningen) (artikel 2.16, lid 1a-3 Ow).
Ook buiten de bebouwde kom (het buitengebied) geldt in beginsel de gemeentelijke zorgplicht. Als aanleg van een vuilwaterriool niet doelmatig is, hoeft de gemeente de zorgplicht niet in te vullen. Bij het beoordelen van doelmatigheid spelen milieubelangen ook een rol. Als de gemeente de zorgplicht niet invult, dan hebben inwoner en bedrijf een eigen verantwoordelijkheid als lozer van afvalwater. Zij mogen geen ongezuiverd afvalwater lozen en zijn zelf verantwoordelijk voor een zuiveringsvoorziening.
De gemeente Buren past de verbrede zorgplicht toe om lozing van ongezuiverd afvalwater in de bodem of op het oppervlaktewater te voorkomen. Alle percelen kunnen worden aangesloten op de riolering of een minizuivering. De bouwverordening geeft de lozers de verplichting om aan te sluiten op het openbaar riool als dit binnen 40 meter van de kadastrale grens ligt. Lozingen van percelen die met de kadastrale grens meer dan 40 meter van de riolering liggen, hoeven niet verplicht aangesloten te worden op de riolering.
De gemeente Buren past voor minizuiveringen klasse IIIa gecertificeerde systemen toe. De werking wordt gehandhaafd op klasse II. Daarmee is het zuiveringsrendement (circa 85%) vergelijkbaar met een reguliere rioolwaterzuiveringsinrichting. De vergunningverlening en controle/handhaving van lozingen op de riolering vanuit inrichtingen en niet-inrichtingen wordt namens de gemeente uitgevoerd door de omgevingsdienst Rivierenland (ODR).
Per 1 januari 2008 is het Activiteitenbesluit in werking getreden. De regels voor lozingen vanuit inrichtingen zijn zoveel mogelijk ondergebracht in het Activiteitenbesluit. Dat wil zeggen dat een groot deel van de voorkomende lozingen met de algemene regels uit het Activiteitenbesluit wordt geregeld.
De gemeente is verantwoordelijk voor inzameling van afstromend hemelwater van percelen waarvan de eigenaren niet zelf kunnen voorzien in afvoer naar oppervlaktewater of bodem. Als de gemeente hemelwater inzamelt, is ze ook verantwoordelijk voor de verdere omgang, inclusief de lozing op oppervlaktewater of in de bodem (artikel 2.16, lid 1a-1 Ow). Zij kan het zowel gescheiden van als gemengd met afvalwater inzamelen. De gekozen route bepaalt de betrokkenheid van de waterbeheerder. Het waterschap kan betrokken zijn als beheerder van de ontvangende zuivering of van het ontvangende oppervlaktewater, soms van beide.
In (van oudsher) bestaande situaties voldoet de gemeente Buren aan de hemelwaterzorgplicht door hemelwater af te voeren via het gemengde rioolstelsel. Deze situatie is historisch gegroeid. Nationaal beleid wijzigde deze koers. Het omgaan met hemelwater is gebaseerd op de trits hergebruik – vasthouden – bergen (in oppervlaktewater) – afvoeren. Het streven is om zoveel mogelijk alléén vervuild water af te voeren naar de rioolwaterzuivering. Dat betekent dat ook zoveel mogelijk alléén schoon water afgevoerd wordt naar oppervlaktewater.
Het aansluiten op een gemeentelijke voorziening voor afvoer van hemelwater gebeurt in overeenstemming met de uitgangspunten van de aanwezige voorziening.
Bij vervanging of in geval van nieuwe ontwikkelingen houdt de gemeente de volgende voorkeursvolgorde aan:
Bovengrondse inzameling en afvoer prevaleert duidelijk boven ondergronds. Hemelwater is een leidend ordenend principe, dat randvoorwaarden oplegt aan de inrichting van nieuwe ontwikkelingen.
De keuze voor bovengrondse hemelwaterafvoer heeft de volgende redenen:
Op particulier terrein is primair de eigenaar van het terrein verantwoordelijk voor de afvoer van het hemelwater. Het activiteitenbesluit regelt dit voor Wm-inrichtingen.
De houder van het hemelwater heeft de verantwoordelijkheid het hemelwater terug te brengen in het milieu en moet ervoor zorgen dat het hemelwater niet onnodig vervuild raakt. Het hemelwater wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater of in de bodem geïnfiltreerd. Een hemelwaterriool, mits aanwezig, kan een volgende optie zijn.
Lozing op een vuilwaterriool is alleen toegestaan als bovenstaande alternatieven niet mogelijk zijn.
De gemeentelijke hemelwaterzorgplicht treedt pas in werking als de houder van het verzamelde hemelwater zich er aantoonbaar niet op een andere wijze van kan ontdoen.
Er is nog geen ervaring met het ombouwen van stelsels om hemelwater van het gemengde riool af te koppelen. Dergelijke projecten vereisen inspanningen van perceeleigenaren voor het ontvlechten van de aan de gemeente aangeboden waterstromen. Voor het verkrijgen van de medewerking geldt de volgende voorkeursvolgorde:
In algemene zin stelt het Bouwbesluit eisen aan toegepaste bouwmaterialen. Duurzaam omgaan met hemelwater vereist dat de kwaliteit van het afstromend water zo hoog mogelijk blijft. Dat resulteert in aanvullende eisen. Het gebruikte bouwmateriaal moet daarom in overeenstemming zijn met de adviezen die het programma Duurzaam Bouwen aanreikt. Dit wordt bij nieuwe ontwikkelingen privaatrechtelijk geregeld.
Chemische onkruidbestrijding heeft gevolgen voor de kwaliteit van het afstromende hemelwater. Via de riolering komen deze middelen op het oppervlaktewater. Dat beïnvloedt de waterkwaliteit negatief. Daarom kiest de gemeente voor duurzaam onkruidbeheer (DOB-methode). Het gemeentelijk milieubeleidsplan legde deze keuze vast.
De gemeente heeft in 2009 een afkoppelplan opgesteld. Kansrijke locaties om verhard oppervlak van de riolering af te koppelen door werk met werk te maken werden benoemd. Vanuit het afkoppelplan werd een deel gefinancierd. Hierdoor konden een aantal kansen benut worden. Afkoppelen is inmiddels veel meer de standaard geworden. Daarom is met dit beheerplan niet meer in specifieke projecten voorzien. Het ligt voor de hand om de financiering van toekomstige projecten via de rioolheffing per geval ter besluitvorming voor te leggen.
Wateroverlast is toegestaan bij een ontwerpfrequentie van eens in de twee jaar. Dat betekent dat “bui 07” uit de Leidraad Riolering (module C2100) niet mag leiden tot water op straat situaties. Het model dat voor berekeningen wordt gebruikt, is afgestemd op de werkelijkheid door middel van metingen in het rioolsysteem. Door middel van stresstesten wordt inzichtelijk gemaakt waar overlast gaat optreden en welke locaties het meest gevoelig zijn voor schade. Om schade te voorkomen kunnen aanvullende maatregelen nodig zijn.
Bij wateroverlast in de praktijk gaat de voorkeur uit naar oplossingen in de bovengrondse inrichting.
De gemeente is verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen in de openbare ruimte om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstanden voor de aan die grond gegeven bestemming zo veel mogelijk te voorkomen (artikel 2.16, lid 1a-2 Ow). Althans, voor zover de maatregelen doelmatig zijn en niet tot de zorg van het waterschap of de provincie behoren. Vaak zal het gaan om het aanbieden van inzamelvoorzieningen voor overtollig grondwater. Als de gemeente inzamelt, is ze ook verantwoordelijk voor de verdere omgang met het grondwater. Ook is zij aanspreekpunt bij grondwaterproblemen: zij heeft de regie bij het onderzoeken van oorzaken en oplossingen.
De gemeente is geen beheerder maar regisseur van het grondwater. Het waterschap beheert het oppervlaktewater. Tussen grond- en oppervlaktewater bestaat een nauwe samenhang. Op dit grensvlak is samenwerking tussen beide overheden vanzelfsprekend.
De gemeente beheert voorzieningen in de vorm van een openbaar ontwateringstelsel, waarmee grondwater wordt ingezameld, getransporteerd, nuttig toegepast of teruggebracht in het milieu. Het af te voeren grondwater kan afkomstig zijn van openbaar terrein en van particuliere percelen. Voor de inzameling op particulier terrein is de perceeleigenaar verantwoordelijk. Daarnaast is een woningeigenaar conform de bouwregelgeving verantwoordelijk voor de waterdichtheid van zijn woning (zowel dak als vloer!).
De gemeente rekent de volgende taken tot haar verantwoordelijkheid:
De gemeente spreekt van grondwateroverlast als de grondwaterstand, gemeten in het wegprofiel, hoger is dan 0,50 m¹ beneden maaiveld voor een aaneengesloten periode van 2 weken.
Grondwateronderlast is niet breed bekend binnen de gemeente. Grondwateronderlast zijn te lage grondwaterstanden die tot schade leiden, zoals bijvoorbeeld verdroging of rottende paalfundering. Na de zomer van 2019 zijn op kleine schaal klachten binnengekomen over scheurvorming in gevels, mogelijk zettingsschade door dalende grondwaterstanden. In de komende jaren kan hier een verhoogde inspanning nodig zijn.
De wet geeft gemeenten de plicht voor een loketfunctie. Burgers moeten bij de gemeente terecht kunnen met een klacht. Deze ruimte wordt geboden via de dienstverleningskanalen.
1.3 Toekomstig beleid: Omgevingswet
Vanuit het oogpunt van de waterketen en het watersysteem is het de uitdaging voor gemeenten en waterschappen om toe te werken naar een soort ontvlechting van het huidige GRP of watertakenplan, waarbij de hoofdlijnen van de invulling van de zorgplichten en beleidsdoelen een plek krijgen in de gemeentelijke omgevingsvisie, de maatregelen worden opgenomen in een (riool- of water)programma en bindende regels over bijvoorbeeld het lozen in de riolering of het oppervlaktewater een plek krijgen in het omgevingsplan en waterschapsverordening. Het integreren in de drie kerninstrumenten zorgt voor een stevige inbedding in het gemeentelijk beleid en -regelgeving voor de fysieke leefomgeving.
De grens tussen omgevingsvisie en programma ligt niet vast. Gemeenten bepalen zelf tot op welk abstractieniveau de omgevingsvisie gaat en waar het programma begint.
Gedurende de planperiode gaan we over op de Omgevingswet. Hiervoor worden o.a. een omgevingsvisie, programma’s en een omgevingsplan ontwikkeld door de gemeente. In dit hoofdstuk doen we een voorstel voor de invulling van de instrumenten van de Omgevingswet vanuit het domein water en riolering (Figuur 1). De ambities, strategische beleidsdoelen en maatregelen die hier worden genoemd zijn bedoeld om richting te geven bij het opstellen van de omgevingsvisie en het programma. Dit doelen en maatregelen zijn niet definitief en worden mogelijk aangepast, aangevuld of geschrapt in integraal overleg binnen de gemeente.
1.3.1 Gemeentelijke zorgplichten onder de Omgevingswet
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet vervalt de wettelijke planverplichting van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). De zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater komen niet te vervallen.
In de Omgevingswet zijn de zorgplichten (taken) van de gemeente als volgt geformuleerd:
Daarnaast volgt uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (artikel 3.17) dat de gemeente er zorg voor draagt dat een openbaar vuilwaterriool zo wordt ontworpen, gebouwd en onderhouden dat:
Volgens de Omgevingswet (artikel 2.2) houdt een bestuursorgaan bij de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden rekening met de taken en bevoegdheden van andere bestuursorganen en stemt zo nodig met deze andere bestuursorganen af. Dit betekent dat gemeente, waterschap en drinkwaterbedrijf elkaar vroegtijdig betrekken in plan- en ontwikkelprocessen.
Met de aanleg en het onderhoud van riolering, transportleidingen, afvalwaterzuiveringen en andere voorzieningen geven de gemeenten en het waterschap invulling aan bovengenoemde zorgplichten. Het dagelijks beheer van beide overheden is erop gericht om deze voorzieningen in stand te houden en optimaal te laten functioneren.
1.3.2 Strategische beleidsdoelen en maatregelen
Dit hoofdstuk geeft een voorstel voor de ambities en strategische beleidsdoelen voor het domein water voor in de omgevingsvisie en voorbeelden voor maatregelen in een programma. Hierbij wordt de koppeling gelegd met de hoofdthema’s van de omgevingsvisie, namelijk een gezonde en veilige leefomgeving en een aantrekkelijke woon- en leefomgeving en vestigingsklimaat. In bijlage A geeft een doelenboom het overzicht van deze ambities en strategische beleidsdoelen.
Gezonde en veilige leefomgeving
Voorkomen contact met afvalwater
Ten behoeve van een gezonde en veilige leefomgeving streven we naar het zo veel mogelijk voorkomen van het contact met afvalwater. Om dit te bereiken hanteert de gemeente een aantal leidende principes:
Voorbeeld maatregelen voor in het programma Om deze doelen te bereiken kunnen de volgende maatregelen worden geformuleerd:
|
Aantrekkelijke woon- en leefomgeving en vestigingsklimaat
Aanpassen aan klimaatverandering
We streven naar een leefbare omgeving, waarin de negatieve gevolgen van klimaatverandering zo veel mogelijk worden beperkt. Dat betekent dat:
Om dit te bereiken werken we aan klimaatbestendige inrichting van de publieke (openbare) en private buitenruimte en het watersysteem. Hiervoor hanteren gemeenten en het waterschap een aantal leidende principes:
Relevante fysieke veranderingen worden benut om klimaatbestendige maatregelen te nemen. Dat geldt voor projecten van de gemeente, het waterschap, en voor projecten van anderen: inwoners, (agrarische) bedrijven, woningcorporaties, terreinbeheerder en maatschappelijke organisatie. Dat betekent dat onderhoudscycli van infrastructuur, riolering, groen en gebouwen worden benut.
De betrokkenheid van inwoners, bedrijven en belangenorganisaties is essentieel om te komen tot een doelmatige en klimaatbestendige waterketen en watersysteem. Gemeente Buren streeft naar een intensieve samenwerking en een actieve rol van inwoners en (agrarische)bedrijven, zodat zij zich bewust zijn van het aanpassen aan klimaatverandering en zelf daar waar mogelijk maatregelen nemen.
Voorbeelden van maatregelen voor in het programma Om de negatieve gevolgen van klimaatverandering te beperken kunnen de volgende maatregelen worden geformuleerd:
|
Bijdrage aan de energietransitie
Ten behoeve van de leefbaarheid en de actuele klimaatdoelen streven we naar het leveren van een bijdrage aan de energietransitie in de vorm van het winnen van energie uit de afvalwaterketen en energie uit grond- en oppervlaktewater.
Een ecologisch gezond en natuurlijk (grond)watersysteem
In ons streven naar een gezonde leefomgeving dragen wij als gemeente bij aan een watersysteem van goede kwaliteit. Een watersysteem van goede kwaliteit draagt bij aan natuurontwikkeling, landschap en recreatie. Wij richten ons op:
Om deze doelen te bereiken worden kansen gezien in het koppelen van de waterkwaliteitsdoelen aan andere gebiedsfuncties, zoals landbouw, natuur en recreatie. Dit kan door het toepassen van de volgende leidende principes:
Voorbeeld maatregelen voor in het programma Maatregelen om de waterkwaliteit in stand te houden of te verbeteren, zijn:
|
[1] https://ruimtelijkeadaptatie.nl/stresstest/bijsluiter/
[2] Mede gebaseerd op de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie (o.a. in 2020 maakt het waterrobuust en klimaatbestendig inrichten van de fysieke leefomgeving onderdeel uit van het beleid en handelen van o.a. gemeenten en waterschappen).
1.4 Samenwerken in de (afval)waterketen
De waterketen is het geheel van diensten aan huishoudens en bedrijven dat te maken heeft met het gebruik en het afvoeren van water. De waterketen omvat het zuiveren en leveren van drinkwater, het inzamelen en afvoeren van afvalwater (samen met overtollig hemelwater) en het zuiveren van stedelijk afvalwater.
Het bestuursakkoord Waterketen (BWK, 2007) vormt hiervoor de basis.
In het bestuursakkoord Water (BAW, 2011) is dit nog nadrukkelijker verwoord.
In deze regio wordt samengewerkt onder de paraplu van de Samenwerkende Netwerken Rivierenland (SNR). Hieronder valt het netwerk Klimaat Adaptief Rivierenland (KAR), het watersysteemnetwerk en het Netwerk Waterketen regio Rivierenland (NWrR). Dit laatste netwerk is opgericht om doelmatigheidsverbeteringen te halen in termen van kwaliteit, kwetsbaarheid en kosten, zoals het BAW voor ogen had. De KAR is opgezet om een regionale adaptatiestrategie te ontwikkelen. Binnen dit netwerk is de regionale stresstest reeds uitgevoerd.
De gemeente Buren draagt actief bij aan de netwerken van de SNR.
De inzet op samenwerking geldt voor alle aspecten van de rioleringszorg, maar met name valt te denken aan organisatorische en uitvoeringstaken in het rioolbeheer. Waar dit leidt tot regievoering moet voldoende systeemkennis in het operationeel gemeentelijk beheer aanwezig blijven.
De samenwerking met het waterschap Rivierenland uit zich in het gezamenlijk uitvoeren van studies binnen de afvalwaterketen, zoals OAS (optimalisatiestudie afvalwatersysteem), onderzoek naar rioolvreemd water en dergelijke. Het waterschap wordt nadrukkelijk betrokken bij het opstellen van basisrioleringsplannen. Ook hier geldt als insteek de werking van het systeem. Afvalwaterakkoorden zijn zinvoller dan een vergunningenstelsel.
Het zoeken naar transparantie vertaalt zich vooral in deelname aan vergelijkingsonderzoeken. De gemeente Buren neemt deel aan de landelijke benchmarks (2010, 2013). Daarnaast is er een positieve houding naar inzicht verhogende onderzoeken waarvoor vrijwillige deelname geldt.
Het rioolstelsel van gemeente Buren bestaat uit ruim 185 km vrijvervalriolering. Hiervan is circa 70% gemengde riolering. Het rioolstelsel verandert maar langzaam. We voeren wel verbeteringen en vervangingen uit, maar ten opzichte van de totale lengte van het stelsel heeft dat beperkte invloed. In bijlage B is een overzichtskaart opgenomen van de riolering in gemeente Buren.
Als we geen rekening houden met uitbreidingen kunnen we de toekomstige leeftijdsopbouw goed inschatten. De gemiddelde leeftijd van de riolering is ongeveer 31 jaar. In figuur 2 is de verdeling van rioollengte per aanlegperiode weergegeven.
Figuur 2. Lengte aangelegde vrijvervalriolering per type en per periode.
In 2020 is de gemiddelde leeftijd van de vrijvervalriolering 35 jaar. Hierbij wordt opgemerkt dat riolering met onbekend aanlegjaar niet is meegenomen in de berekening van het gemiddelde. In het gebied zijn ruim 9.400 kolken.
Het ingezamelde afvalwater wordt via persleidingen naar het overname punt van het waterschap afgevoerd. Dit gebeurt via 0,23 km persleiding en met behulp van 100 gemalen. Het waterschap vervoert het afvalwater vervolgens naar de rioolwaterzuivering.
In het buitengebied zamelen we afvalwater in met drukriolering. In totaal ligt er circa 180 km drukriolering met ruim 1000 pompunits.
3. Wat hebben we afgesproken en bereikt?
Sinds 2009 zijn de beleidsmatige kaders vastgelegd in een Gemeentelijk Rioleringsplan. Deze kaders zijn met verschillende raadsbesluiten enigszins bijgesteld, maar de grote lijn is in stand gebleven. De kaders zijn overgenomen in dit beheerplan.
Vanaf 2013 is er gemiddeld circa 9 km per jaar geïnspecteerd. Dit komt overeen met een gemiddelde frequentie van eens per 21 jaar.
Tabel 3‑1. Gerealiseerde lengte rioolinspectie in vrijvervalriolering.
Voorgenomen en gerealiseerde vervanging en renovatie
Voorheen berekende gemeente Buren bij alle riolen een vervangingsjaar, ook op de lange termijn. Deze restlevensduurberekening gebeurde op basis van de geconstateerde schadebeelden, gecombineerd met de leeftijd van het riool.
Uit onze ervaring bleek dat de restlevensduurberekeningen te veilig waren. Dit sloot aan op het landelijke beeld. Bovendien ontstond een schijnnauwkeurigheid in onze planning. Dat is ongewenst. De planning moet zo goed mogelijk aansluiten op de werkelijke vervangingsbehoefte. Op basis van inspectieresultaten uit de periode tot en met 2012 is een goede langjarige vervangingsprognose opgesteld. Daaruit bleek dat we kunnen rekenen met een grotere restlevensduur van de riolering. Maar dan moest er wel op korte termijn meer worden gerepareerd en gerenoveerd. Dit heeft ertoe geleid dat er afgelopen periode zo’n 250 m vrijvervalriolering is vervangen en 2 km riolering gerenoveerd.
4. Hoe geven we de komende jaren vorm?
Inzicht in het functioneren van het rioolsysteem is van essentieel belang. Naast het doen van voorspellingen van het effect van maatregelen draagt het ook bij aan het beoordelen van claims in geval van schade door wateroverlast. Modelberekeningen worden vergeleken met en afgestemd op metingen. Het telemetriesysteem wordt gebruikt voor dataverwerking van voldoende nauwkeurige meetnetten.
De belangrijkste beheerprincipes zijn dat:
Inspecteren en het nemen van maatregelen vormt een jaarlijks wederkerende cyclus. Dit geldt ook voor de gemeentelijke begrotingscyclus. Medio het 2e kwartaal begint het opstellen van de begroting voor het komende jaar. Het is daarom belangrijk om aan het eind van het tweede kwartaal te weten welke financiële inspanning ten aanzien van repareren, renoveren of vervangen van vrijvervalriolering het komend jaar nodig is.
In 2015 stelde het college de Activiteitenverkenning “Riool in Control” vast. Die verkenning gaat dieper op beheermatige aspecten in. Het legt de relatie tussen de WAT, HOE en WAAROM-vraag van het beheer. Bovendien vertaalt het alle dagelijkse activiteiten naar indicatoren die in algemene zin inzicht geven in de kwaliteit van de rioleringszorg. In de volgende paragrafen wordt beknopt beschreven hoe het areaal wordt beheerd.
We inspecteren de riolering en voeren berekeningen uit, zodat we de kwaliteit en het functioneren van de riolering in beeld hebben. De resultaten beoordelen we en op grond van die beoordeling bepalen we welke maatregelen we moeten treffen. Jaarlijks inspecteren we de vrijvervalriolering. Dit doen we in regionale samenwerking. We gaan uit van het volgende:
In 2020 inspecteren we 55 km. Dit is deels een inhaalslag van 2019, omdat de regionale planning dat jaar niet is gehaald. De oorspronkelijke opgave voor 2020 is nog iets uitgebreid, omdat 2020 het laatste contractjaar is met relatief lage prijzen voor het laten uitvoeren van reiniging en inspectie. In 2024 start de volgende grote inspectieronde met de rijdende camera.
Om te zorgen dat onze riolering blijft functioneren, is regelmatig onderhoud nodig. Hieronder beschrijven we op hoofdlijn de belangrijkste onderhoudsactiviteiten.
Voor het reinigen van onze vrijvervalriolering hebben we een beleidsplan Reiniging en inspectie opgesteld voor de periode 2020 t/m 2024. Hierin is ook een meerjarenplanning opgenomen waarin is aangegeven in welk jaar we welke delen van de riolering reinigen. Dat volgen we ook deze planperiode. Op hoofdlijn betekent dat dat we de riolering een keer in de twintig jaar reinigen.
De Avri verzorgt het kolkenbeheer. Kolken worden jaarlijks gereinigd. Daarnaast voert de Avri reparaties uit als blijkt dat een kolk niet goed functioneert, bijvoorbeeld door verstoppingen.
Op de gemalen vindt kwaliteitsgestuurd onderhoud plaats. Reguliere inspecties gebeuren aan de hand van vastgestelde maatstaven. Dit maakt de kwaliteitstoestand in de tijd inzichtelijk. Het minimum kwaliteitsniveau geeft het vervangingsmoment aan.
Het onderhoud van de rioolgemalen wordt uitgevoerd door gespecialiseerde bedrijven. Zij voeren jaarlijks preventief onderhoud uit. Gemalen zijn voorzien van telemetrie, een deel van het beheer kan zo op afstand worden uitgevoerd. Drukrioolinstallaties hebben rode lamp signalering. De bedrijven hebben een storingsdienst die 24 uur per dag en zeven dagen per week actief is. Wanneer een storing zich voordoet, wordt deze meteen verholpen.
We voldoen aan de richtlijn voor elektrotechnische installaties (NEN3140). Hiervoor is een handboek opgesteld.
Het gebruik van nieuwe restlevensduurberekeningen van de vrijvervalriolering is een benadering die nog nieuw is. Het vereist een periodieke evaluatie van de inschatting van de vervangingsbehoefte. Dat kan gelijktijdig oplopen met een reguliere financiële actualisatie. Hoe langer we een vervanging uitstellen, des te groter wordt het risico dat toch ergens direct ingegrepen moet worden vanwege een verkeerde inschatting. Maar dat ondervangen we doordat we gaan sparen voor de vervangingen. Hierdoor is geld in de voorziening beschikbaar.
Op basis van inspectiegegevens beoordelen we of riolering moet worden gerenoveerd op vervangen. Vervangen van riolering kan door het aanleggen van een compleet nieuwe buis. Maar renoveren is vaak ook mogelijk. Bij renoveren wordt een nieuwe kunststof leiding in de buis gemaakt (relining). Dit is een beproefde methode en is kwalitatief vergelijkbaar met vervangen. Ook met renovatie start een volledig nieuwe levensduurcyclus. Het is een sleufloze techniek. Dat betekent enerzijds dat de weg niet open hoeft en er daardoor kosten worden bespaard. Anderzijds betekent dat ook dat het kan botsen met de wens tot afkoppelen en het scheiden van afvalwaterstromen. Daarvoor moet immers wel vaak de weg open. Regionaal gezien verwachten we dat minstens 30% van de vervangingsbehoefte kunnen uitvoeren door te renoveren.
Bij werkzaamheden in de openbare ruimte geldt dat deze zo veel mogelijk integraal worden uitgevoerd. Dat wil zeggen dat rioolvervangingswerkzaamheden zo veel mogelijk wordt gecombineerd met wegwerkzaamheden.
Bij risicogestuurd beheer wordt afgestapt van een louter cyclisch beheer. We reinigen, inspecteren, renoveren of vervangen dan niet meer alleen omdat het zoveel jaar geleden is gedaan, maar kijken naar de noodzaak. Voorbeeld: De impact van een instortend riool onder een heel belangrijk kruispunt is veel groter dan van een riool aan het eind van een doodlopende straat. We moeten dan zorgen dat de kans op instorten van dat riool onder het kruispunt zeldzaam is. Dat heeft gevolgen voor bijvoorbeeld de onderzoeksfrequentie en de maatregelen die we nemen.
Figuur 5. Kans-impacttabel risicogestuurd beheer
Om risicogestuurd beheer mogelijk te maken, is het belangrijk om te weten wat de feitelijke toestand (kwaliteit en onderhoudstoestand) en het functioneren van de assets is. Op basis van deze informatie schatten we risico’s in. We controleren de kwaliteit van de beheerbestanden en houden deze op orde.
De gemeente Buren heeft gekozen om regie te voeren op voor de uitvoering. Met name de AVRI verzorgt deze werkzaamheden. De gemeente voert uitsluitend toezicht. De gemeente draagt zorg dat de beheerde eigendommen veilig zijn. Daarom volgt de gemeente de algemene richtlijnen die volgen uit bijvoorbeeld de ARBO-wetgeving, de NEN3140 en dergelijke.
Naast vigerend Arbobeleid conformeert de gemeente Buren zich aan de adviezen zoals verwoord in de uitgave ‘Veilig werken aan riolen’ van de Vereniging Afvalbedrijven (mei 2005).
In beheerplannen kunnen eisen worden gesteld aan het opleidingsniveau van de uitvoerders van taken. Eigen personeel krijgt de mogelijkheid tot het volgen van de vereiste opleiding om de kennis op peil te krijgen en te houden.
5. Wat zijn de financiële gevolgen?
Deze paragraaf geeft de fundamentele financiële uitgangspunten weer.
Nieuwe investeringen worden tot en met 2020 in 10 jaar lineair afgeschreven. Vanaf 2020 vindt voor nieuwe investeringen directe financiering plaats. Hiervoor zijn drie voorzieningen ingericht:
Onderhoud Gemalen ten behoeve van periodiek onderhoud van gemalen (op grond van artikel 44, lid 1c BBV). Voor het incidenteel (groot) onderhoud geldt dus geen benadering op systeemniveau (volledig afvoersysteem onder druk), maar op objectniveau (gemaal). Volledige vervangingen van leidingen of put zijn investeringen.
Bestaande kapitaallasten worden niet vervroegd afgeschreven.
De vervangingsprognose is gebaseerd op de vervangingen in het verleden. Het besluiten tot het vervangen van riolen gebeurt op basis van de actuele kwaliteitstoestand van de riolering.
De toerekening van de rente gebeurt als volgt:
De gehanteerde tarieven zijn gebaseerd op het prijspeil van het berekeningsjaar.
Inflatiecorrectie investeringen
Op basis van de technische levensduur van de riolering kunnen we een inschatting maken van de grootte van de (vervangings)investeringen per jaar. Bij het maken van deze inschatting van toekomstige investeringen wordt een inflatiecorrectie toegepast van 2,5% tot einde planperiode. Voor investeringen daarna blijft deze inflatiecorrectie gelijk. Bij het opstellen van elk nieuw beheerplan wordt opnieuw voor de desbetreffende planperiode de inflatiecorrectie toegepast.
De inspanningen die we de komende planperiode doen kosten natuurlijk geld. Daarom geven we een beeld van deze kosten en van de inkomsten in de planperioden. In de volgende paragrafen leest u hier meer over.
Naast de jaarlijkse kosten doet de gemeente regelmatig lange termijn investeringen. Het gaat hier bijvoorbeeld om vervanging van vrijvervalriolering of van gemalen. Deze werkzaamheden gaan vaak gepaard met hoge kosten en zijn periodiek nodig. Gemeente Buren kiest er voor deze investeringen vanaf 2021 direct te af te betalen en de investeringen niet langer meer te activeren (ideaalcomplex). De kosten worden gedekt uit de voorzieningen die jaarlijks worden gevoed op basis van de verwachte investeringskosten. In onderstaande tabel zijn de jaarlijkse investeringslasten opgenomen gedurende de planperiode.
Tabel 2. Investeringen gedurende de planperiode.
De investeringen worden betaald uit de voorzieningen die jaarlijks worden gevoed op basis van de verwachte investeringskosten. Hieronder zijn bedragen opgenomen die jaarlijks aan de desbetreffende voorziening worden toegevoegd. Deze lasten maken onderdeel uit van de jaarlijkse lasten en worden betaald uit de rioolheffing.
Tabel 3. Jaarlijkse dotatie aan de drie voorzieningen.
De exploitatiekosten bestaan uit alle directe kosten van jaarlijks terugkerende activiteiten zoals beheer. Onder de exploitatiekosten vallen tevens de veegkosten, personeel- en organisatiekosten en materieelkosten. De exploitatiekosten zijn gemiddeld circa € 1,34 miljoen per jaar.
Tabel 4. Exploitatiekosten gedurende de planperiode.
Kapitaallasten uit het verleden
Tot en met 2020 activeren we investeringen voor vervanging en verbeteringsmaatregelen in de riolering. Dit betekent dat we investeringen over een bepaalde periode afschrijven. Over de resterende boekwaarde betalen we jaarlijks rente. De som van de afschrijvingen en de rente zijn de kapitaallasten. Onze kapitaallasten bestaan uit bestaande. De bestaande kapitaallasten zijn kapitaallasten die zijn ontstaan door investeringen in het verleden.
Doordat de gemeente Buren vanaf 2021 nieuwe investeringen direct financiert, nemen de kapitaallasten uit het verleden af. Voor de planperiode zijn hieronder de kapitaallasten uit het verleden weergegeven.
Tabel 5. Jaarlijkse kosten voor kapitaallasten uit het verleden
De hierboven genoemde kostenposten vormen samen de totale jaarlijkse lasten die gedekt moeten worden uit de rioolheffing. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de opbouw van de totale jaarlijkse lasten.
Tabel 6. Overzicht totale jaarlijkse lasten gedurende de planperiode.
Om alle kosten te kunnen dekken, heffen we rioolheffing op grond van de gemeentewet, artikel 228a. Deze wordt jaarlijks vastgelegd in de Verordening Rioolheffing. De rioolheffing bestaat uit een vast eigenarendeel voor woningen en niet-woningen. In 2020 bedragen de tarieven:
In gemeente Buren zijn in 2020 circa 10.500 woningen en 800 niet-woningen.
Langetermijn ontwikkeling rioolheffing
Op basis van geprogrammeerde uitgaven en te verwachten investeringen op de lange termijn, is berekend dat een kostendekkende rioolheffing ligt rond de 270 euro voor woningen en 540 euro voor niet-woningen. Gedurende de planperiode van dit beheerplan loopt de rioolheffing stapsgewijs op naar 278 euro (figuur 6).
Figuur 6. Prognose van de ontwikkeling van de riooheffing. De groene lijn toont de jaarlijkse rioolheffing die nodig is om de jaarlijkse kosten de dekken. De groene balken tonen de geëgaliseerde rioolheffing.
Langetermijn ontwikkeling voorzieningen
De investeringen worden direct afgeschreven en betaald uit de voorziening. In figuur 7 is de lange termijn ontwikkeling van de stand van de drie voorzieningen weergegeven. Jaarlijkse uitgaven fluctueren sterk. De Voorziening GRP heeft als functie de rioolheffing te egaliseren om grote tariefschommelingen te voorkomen. Begin 2019 is een tariefegalisatievoorziening aanwezig van €4,2 miljoen euro om deze fluctuatie in de heffing op te vangen. In 2020 In de periode 2045-2060 verwachten we een grote vervangingsopgave van de vrijverval- en drukriolering. Om deze investeringen op dat moment direct af te kunnen schrijven en de rioolheffing dan niet te hard te laten stijgen, wordt de Voorziening riolering in de periode voor 2045 gevoed en de voorziening GRP afgebouwd.
Figuur 7. Langetermijn ontwikkeling van de stand van de drie voorzieningen.