Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Montferland

verordening Rioolheffing 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMontferland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingverordening Rioolheffing 2024
Citeertitelverordening Rioolheffing 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpverordening Rioolheffing 2024

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 228a van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-12-202301-01-2025nieuwe regeling.

02-11-2023

gmb-2023-513196

23int01181

Tekst van de regeling

Intitulé

verordening Rioolheffing 2024

De raad van de gemeente Montferland;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 september 2023;

 

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

 

 

BESLUIT:

 

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van Rioolheffing 2024

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • b.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • c.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen; gebruikersdeel.

  • 2.

    Voor het gebruikersdeel wordt :

    • a.

      gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

    • b.

      gebruik door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door de persoon die dat deel in gebruik heeft gegeven;

  • c. het ter beschikking stellen van een perceel voor voltijdige gebruik aangemerkt als gebruik door de degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4 Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar het aantal kubieke meters dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 2.

    Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat in belastingjaar naar het perceel is toegevoerd of opgepompt.

  • 3.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen of

    • b.

      bedrijfsteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

  • De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschied op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 4.

    Indien blijkt, dat het toegevoerde water niet op de riolering is afgevoerd en indien deze hoeveelheid ten minste 20% met een minimum van 50 m³ van de toegevoerde hoeveelheid water bedraagt, wordt de op de voet van het eerste lid bepaalde hoeveelheid afvalwater verminderd met de op andere wijze afgevoerde hoeveelheid.

  • 5.

    Indien de in artikel 3, eerste lid bedoelde perceel, in verband met het ontbreken van een afzonderlijke watermeter, niet de hoeveelheid afvalwater kan worden vastgesteld zoals hiervoor omschreven wordt:

    • a.

      Voor tot woning dienende perceel de hoeveelheid afvalwater bepaald op 45 m³ per persoon, per jaar;

    • b.

      Voor de gebruikers van niet tot woning dienende percelen de verdeelsleutel gehanteerd zoals deze door de respectievelijke gebruikers worden gebruikt voor de onderlinge verdeling van de waternota van waterbedrijf Vitens N.V. en bij het ontbreken van een dergelijke regeling overgaan tot een zo reëel mogelijke verdeling op basis van de beschikbare gegevens.

Artikel 6 Belastingtarieven

Het gebruikersdeel bedraagt voor elke volle eenheid van 1m³ water € 2,68.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1.

    Het belastingtijdvak is in de gevallen waarin de belasting door middel van afrekening van Vitens N.V. plaatsvindt de verbruiksperiode zoals die voor de betrokken belastingplichtige voor het desbetreffende belastingobject geldt.

  • 2.

    Indien geen water wordt afgenomen van waterbedrijf Vitens N.V. is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting als bedoeld in artikel 3 wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Deze kan worden gesteld op de afrekening van Vitens N.V. Als dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekening. Als kennisgeving van voorlopige gevorderde bedragen wordt de voorschotnota aangemerkt of de kennisgeving op andere wijze van betaling van voorschotbedragen.

  • 2.

    Bevoegd tot de toezending of uitreiking van de kennisgeving in de vorm van voorschotnota’s of afrekening van Vitens N.V. is de manager Klantencentrum & Facturatie van dat bedrijf.

  • 3.

    De voorlopig gevorderde bedragen worden met het definitief gevorderde bedrag verrekend.

  • 4.

    Ingeval aan de belastingplichtige geen nota’s van waterbedrijf Vitens N.V. worden verzonden, wordt de heffing geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting als bedoeld in artikel 3 is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de belasting als bedoeld in artikel 3 in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de belasting als bedoeld in artikel 3 in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalenderdagen overblijven.

Artikel 10 Termijn van betaling

  • 1.

    Het op basis van artikel 8, eerste lid, voorlopig gevorderde bedrag, alsmede het definitief gevorderde bedrag moeten worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze waarop het voorschotbedrag, onderscheidenlijk het definitieve bedrag van de afrekening van waterbedrijf Vitens N.V. moet worden betaald.

  • 2.

    Het bij wege van aanslag geheven heffing als bedoeld in artikel 8, 4e lid, moet in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 betaald worden één termijn die vervalt drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het tweede lid geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso van het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet gemeentelijke heffingen niet meer is dan € 2.000,-, de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later, dit met in achtneming van het in artikel 10 lid 3 van de Regeling Automatische Incasso Gemeentelijke Belastingen.

  • 4.

    In afwijking van het tweede lid geldt, indien de aanslagen in april of later in het belastingjaar worden opgelegd, is het aantal betaaltermijnen gelijk aan de nog in het belastingjaar overblijvende volle kalendermaanden plus twee maanden, met een maximum van negen termijnen.

  • 5.

    In afwijking van het vierde lid geldt dat ingeval de dagtekening van de aanslag valt na het kalenderjaar, wordt het aantal incasso termijnen bepaald op twee.

  • 6.

    De in het derde lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien drie van de maximaal negen termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het tweede lid.

  • 7.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Overgangsrecht

De “Verordening Rioolheffing 2023” , laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit 8 december 2022, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van heffing is 1 januari 2024.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “verordening Rioolheffing 2024”.

’s-Heerenberg, 2 november 2023

De raad van de gemeente Montferland,

de griffier,

A.A. Meijer

de voorzitter,

H.H. de Vries