Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zuidplas

Verordening Voorschoolse Educatie en Peuteropvang 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZuidplas
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Voorschoolse Educatie en Peuteropvang 2023
CiteertitelVerordening Voorschoolse Educatie en Peuteropvang 2023 Zuidplas
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening voorschoolse educatie en peuteropvang 2020 Zuidplas.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet kinderopvang
  2. Wet op het primair onderwijs
  3. Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk
  4. Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-12-202301-01-2023nieuwe regeling

25-10-2023

gmb-2023-513129

A23.001074

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Voorschoolse Educatie en Peuteropvang 2023

De raad van gemeente Zuidplas;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 augustus 2023;

 

gelet op de Wet kinderopvang, de Wet primair onderwijs, de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie,

 

overwegende dat het doel van deze regeling is het bieden van een kwalitatief hoogwaardig aanbod van peuteropvang en voorschoolse educatie in de gemeente Zuidplas door subsidiëring zodat er gelijke ontwikkelkansen voor alle kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar in de gemeente zijn,

 

besluit:

 

de Verordening Voorschoolse Educatie en Peuteropvang 2023 vast te stellen.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a)

    beroepskracht voorschoolse educatie: pedagogische medewerker ve als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en artikel 4 van de AMvB ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’;

  • b)

    CJG: Centrum voor Jeugd en Gezin

  • c)

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • d)

    doelgroeppeuter: een kind in de leeftijd van 2 tot 4 jaar woonachtig in gemeente Zuidplas met een risico op (taal)achterstand, waarvoor het CJG een ve-indicatie heeft afgegeven;

  • e)

    doorgaande lijn: ononderbroken ontwikkelingsgang van kinderen, door samenwerking en afstemming tussen peuteropvang en school, inclusief overdracht van gegevens;

  • f)

    fiscaal maximum: maximaal uurtarief dat de Belastingdienst hanteert voor de vergoeding van de kosten voor kinderopvang (peuteropvang);

  • g)

    gecontracteerde peuterplaats: een peuterplaats waar een kindercentrum met de ouder(s) van een doelgroep- of reguliere peuter een contract over heeft afgesloten;

  • h)

    gemengde peutergroep: ve-groep die bestaat uit doelgroeppeuters en niet-doelgroeppeuters;

  • i)

    kindercentrum: kindercentrum, als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, dat gevestigd is in de gemeente Zuidplas en dat is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang;

  • j)

    kinderopvangorganisatie/houder van het kindercentrum: degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en die met die onderneming een kindercentrum of meerdere -centra in de gemeente Zuidplas exploiteert;

  • k)

    kinderopvangtoeslag (KOT): de tegemoetkoming van de Belastingdienst bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRK geregistreerde kinderopvang of peuteropvang;

  • l)

    Landelijk Register Kinderopvang (LRK): landelijk register, als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang;

  • m)

    ouder: de bloed- of aanverwanten in opgaande lijn of de adoptief- of pleegouder van een kind dat opgevangen dat gebruik maakt van een peuterplaats of doelgroeppeuterplaats;

  • n)

    ouderbijdrage: inkomensafhankelijke financiële bijdrage die de ouder(s)/verzorger(s) moeten betalen voor de deelname van hun kind aan een (ve-)peuterplaats;

  • o)

    ouderbetrokkenheid: activiteiten geïnitieerd door het kindercentrum gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van de peuter door ouders en het informeren van ouders over de ontwikkeling;

  • p)

    peuteropvang: kortdurende opvang voor kinderen van 2 tot 4 jaar gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool;

  • q)

    peuterplaats: een full-time aanbod van peuteropvang voor één peuter (640 uur/jaar in het geval van doelgroeppeuters, 320 uur/jaar in het geval van reguliere peuters);

  • r)

    reguliere peuter: een peuter in de leeftijd 2 tot 4 jaar, die woont in de gemeente Zuidplas en die gebruik maakt van peuteropvang niet zijnde een doelgroeppeuter;

  • s)

    subsidie-uurtarief peuteropvang: het uurtarief dat de gemeente hanteert bij het berekenen van de subsidie, gebaseerd op het fiscaal uurtarief kinderopvang van de Belastingdienst;

  • t)

    toezichthouder: de toezichthouder als bedoeld in artikel 1.61 van de Wet kinderopvang;

  • u)

    verzamelinkomen: door de Belastingdienst gehanteerde term voor het jaarinkomen uit box1, box2 en box3 verminderd met de aftrekposten, het betreft hier het jaarinkomen van het hele gezin;

  • v)

    ve: voorschoolse educatie, zijnde kortdurende opvang voor kinderen van 2 tot 4 jaar waarbinnen op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling;

  • w)

    ve-peuterplaats: een aanbod voor voorschoolse educatie aan doelgroeppeuters;

  • x)

    ve-locatie: een locatie van een kindercentrum die ve aanbiedt conform wettelijke kwaliteitseisen voor voorschoolse educatie en als ve-gecertificeerde locatie is opgenomen in het Landelijke Register Kinderopvang.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie wordt verleend aan een kinderopvangorganisatie die kortdurende peuteropvang inclusief voorschoolse educatie aanbiedt in gemeente Zuidplas:

    • a.

      in een kindercentrum waar ve wordt geboden aan een doelgroeppeuter woonachtig in Zuidplas;

    • b.

      in een kindercentrum waar peuteropvang wordt geboden aan een peuter woonachtig in Zuidplas, niet zijnde een doelgroeppeuter, waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.

  • 2.

    Voor subsidieverlening op grond van lid 1 sub a dient het kindercentrum tenminste 640 uur ve per jaar per kind aan te bieden waarvan maximaal 640 uur ve per jaar per kind wordt gesubsidieerd aan peuters van 2 tot 4 jaar, verdeeld over minimaal 3 en maximaal 5 dagen per week.

  • 3.

    Voor subsidieverlening op grond van lid 1 sub b, wordt maximaal 320 uur peuteropvang per jaar per kind gesubsidieerd.

Artikel 3 Hoogte subsidiebedrag voor peuterplaatsen en de beroepskracht voorschoolse educatie

  • 1.

    Het college subsidieert per uur per gecontracteerde peuterplaats. Voor de in artikel 2, lid 1, sub a genoemde doelgroep geldt:

    • a.

      voor de eerste 50% van het aantal gecontracteerde uren per week bedraagt de maximale subsidie per bezette peuterplaats per jaar:

      (uren per week) * (aantal weken) * (ve-subsidie-uurtarief minus de geldende, berekende ouderbijdrage conform artikel 4 lid 3);

    • b.

      de tweede 50% van het aantal uren per week zijn voor doelgroeppeuters gratis, de maximale subsidie per bezette peuterplaats per jaar bedraagt daarvoor:

      (uren per week) * (aantal weken) * (ve-subsidie-uurtarief).

  • 2.

    Voor de in artikel 2, lid 1, sub b genoemde doelgroep geldt dat de maximale subsidie per bezette peuterplaats per jaar bedraagt: (uren per week) * (aantal weken) * (het subsidie-uurtarief voor reguliere peuters minus een inkomensafhankelijke ouderbijdrage volgens de tabel Kinderopvangtoeslag van het Rijk);

    Het subsidie-uurtarief voor reguliere peuters bedraagt ten minste het fiscaal maximum van het betreffende kalenderjaar.

  • 3.

    Het ve-subsidie-uurtarief dekt de kosten voor: het voldoen aan alle wettelijke eisen, de uitvoering van ve-activiteiten, materialen, coördinatie en managementuren, taakuren voor overdracht, signalering en oudergesprekken, scholing en professionalisering.

  • 4.

    Het college subsidieert een aanvullende locatiegebonden subsidie voor de inzet van de beroepskracht voorschoolse educatie en het bieden van extra zorg op de groep. Hiervan bedraagt de minimale subsidie: (aantal verplichte uren per jaar) * (aantal doelgroeppeuters per groep) * (uurtarief beroepskracht voorschoolse educatie).

  • 5.

    Het college stelt jaarlijks voor 15 september de subsidie-uurtarieven voor peuterplaatsen (regulier en ve) en de beroepskracht voorschoolse educatie vast.

Artikel 4 Ouderbijdrage

  • 1.

    Ouders betalen voor een reguliere peuterplaats een inkomensafhankelijke bijdrage op basis van de tabel Kinderopvangtoeslag van het Rijk:

    • a.

      ouders met recht op KOT betalen per uur het door de kinderopvangorganisatie vastgestelde uurtarief aan de kinderopvangorganisatie.

    • b.

      ouders zonder recht op KOT betalen per uur een inkomensafhankelijke bijdrage aan de kinderopvangorganisatie (zie lid 3);

  • 2.

    Ouders van een doelgroeppeuter betalen enkel voor de eerste 50% van de ve-uren per maand een ouderbijdrage, conform artikel 3 lid 1.

    De tweede 50% van de ve-uren per maand zijn voor ouders van een doelgroeppeuter gratis.

    • a.

      Voor ouders van een doelgroeppeuter die recht hebben op KOT geldt dat de door de kinderopvangorganisatie berekende ouderbijdrage nooit hoger mag zijn dan het fiscaal maximum van het betreffende kalenderjaar.

    • b.

      Ouders van een doelgroeppeuter die geen recht hebben op KOT betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage (zie lid 3), die niet hoger mag uitkomen dan het fiscaal maximum van het betreffende kalenderjaar.

  • 3.

    De hoogte van de in lid 1, sub b en lid 2, sub b genoemde inkomensafhankelijke ouderbijdrage wordt door de houder bepaald op basis van het verzamelinkomen van het voorgaande kalenderjaar volgens de Kinderopvangtoeslagtabel van het Rijk. Ten behoeve van de vaststelling van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage vragen de ouders een inkomensverklaring aan bij de Belastingdienst en overleggen deze ter inzage en beoordeling aan de houder.

Artikel 5 Aanvraag subsidie

  • 1.

    Subsidie voor peuterplaatsen kan uitsluitend door kindercentra worden aangevraagd voor peuters die woonachtig zijn in de gemeente Zuidplas.

  • 2.

    Subsidie voor peuterplaatsen (voor zowel reguliere en doelgroeppeuters) kan alleen aangevraagd worden door de houder van een kindercentrum dat is gevestigd in de gemeente Zuidplas en dat gecertificeerd is voor ve en als zodanig geregistreerd in het LRK.

  • 3.

    Subsidie voor een ve-peuterplaats kan door kindercentra slechts aangevraagd worden voor doelgroeppeuters die beschikken over een verwijzing van het CJG.

  • 4.

    Subsidie voor de inzet van de beroepskracht voorschoolse educatie kan worden aangevraagd per groep, waarbij wordt uitgegaan van een bezetting van maximaal 8 doelgroeppeuters.

  • 5.

    Subsidie op grond van lid 2, 3 en 5 wordt door de kinderopvangorganisatie aangevraagd vóór 1 oktober voor het daaropvolgende kalenderjaar. De gemeente kan een voorschot uitbetalen op basis van het door de kinderopvangorganisatie geschatte aantal gesubsidieerde peuterplaatsen.

Artikel 6 Verantwoording en vaststelling subsidie

  • 1.

    De verantwoording en vaststelling van de subsidie voor peuteropvang en ve vindt per kalenderjaar plaats op basis van een inhoudelijke verantwoording zoals beschreven in artikel 8, lid 3, sub j. en op basis van de financiële verantwoording genoemd in het tweede lid.

  • 2.

    Kinderopvangorganisaties leveren iedere 3 maanden een financiële rapportage aan de gemeente over de gerealiseerde peuterplaatsen, op basis van het aantal contracturen per werkelijk gecontracteerde peuterplaats regulier en ve, het werkelijk gehanteerde uurtarief, de totaal in rekening gebrachte ouderbijdragen, het door het college vastgestelde subsidietarief en het aantal in het voorgaande kalenderjaar in het LRK geregistreerde ve-locaties. De vier kwartaalrapportagens tezamen vormen de totale financiële jaarverantwoording behorende bij de inhoudelijke subsidieverantwoording zoals genoemd in het eerste lid.

  • 3.

    De vaststelling en verantwoording van de aanvullende locatiegebonden subsidie voor ve-locaties vindt plaats op basis van de wettelijke eisen uit het 'Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie' en de inhoudelijke verantwoording zoals beschreven in artikel 8 lid 3 sub j.

  • 4.

    Indien bij de vaststelling van de subsidie blijkt dat er sprake is van minder gecontracteerde ve- of reguliere peuterplaatsen dan wel minder gecertificeerde ve-locaties, dan wordt het te veel aan verleende subsidie teruggevorderd.

  • 5.

    Indien de aanvraag tot subsidievaststelling per kinderopvangorganisatie een subsidiebedrag hoger dan € 50.000 betreft, dan wordt er bij de subsidieverantwoording tevens een accountantsverklaring aangeleverd.

  • 6.

    Het college ontvangt de verantwoording en aanvraag voor vaststelling uiterlijk tien weken na het aflopen van het jaar waarin de subsidie is verstrekt.

Artikel 7 Weigeringsgronden

  • 1.

    Het college kan weigeren subsidie te verlenen indien:

    • a.

      door de toezichthouder één of meer overtredingen zijn geconstateerd op grond van de voorwaarden voor de wettelijke basiskwaliteit van kindercentra en van voorschoolse educatie;

    • b.

      de score op de kwaliteitsmeting (minimaal eenmaal per twee jaar) door de toezichthouder op de onderliggende onderdelen een 1 of een 2 is;

    • c.

      de kinderopvangorganisatie bij aanvraag geen plan kan overleggen waarin wordt aangegeven hoe de verplichtingen van artikel 8 lid 3 sub d tot en met sub h, vorm gaan krijgen.

Artikel 8 Aanvullende verplichtingen voor kinderopvangorganisaties ten aanzien van peuteropvang en voorschoolse educatie

  • 1.

    Naast de voorwaarden zoals genoemd in artikel 5 zijn de volgende verplichtingen aan de subsidie verbonden:

    • a.

      De kinderopvangorganisatie voldoet aan alle voorschriften voor de basiskwaliteit van kindercentra, gesteld bij of krachtens de Wet kinderopvang;

    • b.

      De kinderopvangorganisatie voldoet voor de subsidie als bedoeld in artikel 2, lid 1, sub a aan de eisen zoals gesteld in het “Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie”.

  • 2.

    In aanvulling op de wettelijke verplichtingen als genoemd in het eerste lid, zijn aan de subsidie voor het aanbieden van peuteropvang de volgende verplichtingen verbonden:

    • a.

      De kinderopvangorganisatie levert per kwartaal voortgangsgegevens aan over de bezetting van het aantal gesubsidieerde peuterplaatsen in het kindercentrum.

  • 3.

    In aanvulling op de verplichtingen als genoemd in het eerste lid, zijn aan de subsidie voor het aanbieden van ve de volgende verplichtingen verbonden:

    • a.

      De kinderopvangorganisatie levert per kwartaal voortgangsgegevens aan over de bezetting van het aantal gesubsidieerde ve- peuterplaatsen in het kindercentrum en maakt daarbij onderscheid in de aantallen kot en niet-kot peuters;

    • b.

      De kinderopvangorganisatie is actief deelnemer aan door de gemeente en/of het CJG geïnitieerde overleggen;

    • c.

      De groepen op de ve-locaties zijn samengesteld uit 50% reguliere en 50% doelgroeppeuters. De subsidiering gaat uit van 8 doelgroeppeuters per groep. De ve-locatie spant zich dan ook in om ve-kinderen veelvuldig in contact te laten komen met taalrijkere kinderen;

    • d.

      De kinderopvangorganisatie werkt actief mee aan warme overdracht naar de basisschool;

    • e.

      De kinderopvangorganisatie stimuleert maximale deelname aan ve. Indien ouders structureel geen gebruik maken van (delen van) het ve-aanbod, volgen er passende interventies in overleg met CJG en desgewenst gemeente;

    • f.

      De kinderopvangorganisatie stimuleert actief ouderbetrokkenheid op de locatie;

    • g.

      De kinderopvangorganisatie werkt mee aan de kwaliteits- en resultaatafspraken ve en levert gegevens aan voor monitoring en evaluatie;

    • h.

      De kinderopvangorganisatie werkt met een kindvolgsysteem en een landelijk erkend VVE-programma;

    • i.

      De kinderopvangorganisatie verwerkt in het pedagogische beleidsplan op welke wijze de rol van de beroepskracht voorschoolse educatie wordt ingevuld en hoe dit bijdraagt aan de kwaliteit van ve.

    • j.

      De kinderopvangorganisatie laat jaarlijks middels een kort kwalitatief verslag zien hoe de verplichtingen van lid 3 sub d tot en met sub i, vorm hebben gekregen.

Artikel 9 Slotbepalingen

  • 1.

    De verordening wordt aangehaald als: "Verordening Voorschoolse Educatie en Peuteropvang 2023 Zuidplas".

  • 2.

    De verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2023.

  • 3.

    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 4.

    Met de inwerkingtreding van de 'Verordening Voorschoolse Educatie en Peuteropvang 2023 Zuidplas' wordt de 'Verordening voorschoolse educatie en peuteropvang 2020 Zuidplas' ingetrokken.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 25/10/2023.

De raad voornoemd,

De griffier,

M.L Engelsman

De voorzitter,

J.F. Weber

Toelichting Verordening Voorschoolse Educatie en Peuteropvang 2023

Algemeen Voorschoolse Educatie (VE) is een onderdeel Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE), wat weer een onderdeel is van het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOAB).

VE wordt aangeboden aan 'doelgroeppeuters' (kinderen tussen de 2 en 4 jaar oud met een VE-indicatie, afgegeven door het CJG. Deze peuters bezoeken dan een kindercentrum dat (ook) 'peuteropvang' aanbiedt; een werkvorm die eerder bekend stond als 'peuterspeelzaal'.

Ook peuters zonder VE-indicatie ('reguliere peuters') kunnen gebruik maken van peuteropvang (PO), maar krijgen daar dan geen extra VE-aanbod. Indien de ouders van 'reguliere peuters' geen recht hebben op kinderopvangtoeslag (KOT), draagt de gemeente naar rato van inkomen bij aan de kosten van de PO.

Alles rondom de subsidiëring van VE&PO is vastgelegd in de Verordening Voorschoolse Educatie en Peuteropvang van de gemeente Zuidplas.

 

Artikel 3. De subsidie-uurtarieventarieven zijn voor 2023:

  • voor reguliere peuters € 9,34 per uur en

  • voor doelgroeppeuters € 12,50 per uur.

Het uurtarief voor de beroepskracht voorschoolse educatie (ook wel pedagogisch beleidsmedewerker, pbm-er genoemd) wordt bepaald op basis van het uurtarief van de beroepskracht voorschoolse educatie volgens het dienstenboek van de sector kinderopvang. Hierbij wordt uitgegaan van 10 uur per jaar inzet per doelgroeppeuter (€ 43 per uur voor 2023).

Jaarlijks wordt landelijk het standaard-uurtarief (het maximumuurtarief van de toeslagregeling voor dagopvang) vastgesteld door de brancheorganisatie in overleg met het Ministerie van SZW) en het fiscale maximum en de kinderopvangtoeslag tabel. Het subsidie-uurtarief in Zuidplas, voor reguliere peuters, doelgroeppeuters en voor de beroepskracht voorschoolse educatie wordt in principe jaarlijks verhoogd met het percentage waarmee het landelijk standaard-uurtarief stijgt ten opzichte van het jaar ervoor.

Zoals in lid 2 van artikel 3 staat genoemd, bedraagt het subsidie-uurtarief voor reguliere peuters ten minste het fiscaal maximum.

 

Artikel 4. Het kindercentrum stelt vast welke inkomensafhankelijke bijdrage de ouders betalen op basis van de door de ouders aangeleverde documentatie. Wanneer ouders niets aanleveren, wordt altijd de hoogst mogelijke ouderbijdrage door de houder berekend.

 

Artikel 5. De gemeente ontvangt van het rijk de middelen voor doelgroeppeuters (SPUK-GOAB - Specifieke UitKering Gemeentelijk OnderwijsAchterstandenBeleid) slechts voor kinderen woonachtig in Zuidplas. Alleen kinderen woonachtig in Zuidplas komen hierdoor in aanmerking voor de subsidie.

De gemeente verdeelt - op basis van de regels in deze verordening - de subsidiemiddelen over kinderopvangorganisaties die ve-peuterplaatsen bieden binnen de eigen gemeentegrenzen.

 

Artikel 6. Kinderopvangorganisaties leveren de gemeente per 3 maanden een (financiële) rapportage aan over de gerealiseerde peuterplaatsen, zodat de gemeente zicht kan houden op de werkelijke kosten van de voorschoolse educatie en peuteropvang ten opzichte van de verleende subsidiebedragen. Op basis van deze overzichten kunnen kinderopvangorganisaties tussentijds correctiefacturen sturen. Dit voorkomt dat er na afloop van het subsidiejaar nog grote bedragen moeten worden verrekend.

 

Artikel 8. De kwaliteitseisen krachtens de Wet kinderopvang en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie worden gecontroleerd door de toezichthouders van de GGD (Wet kinderopvang) en de Inspectie van het onderwijs (specifiek VE). Kinderopvangorganisaties, CJG en gemeente hebben afspraken gemaakt om de administratieve lasten voor alle partijen tot een minimum te beperken en bespreken deze per kwartaal.