Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tilburg

Verordening op de rekenkamer Tilburg

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTilburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de rekenkamer Tilburg
CiteertitelVerordening op de rekenkamer Tilburg
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening op de rekenkamer, vastgesteld in de openbare vergadering van 7 juni 2021.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

20-11-2023

gmb-2023-512268

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de rekenkamer Tilburg

De raad van de gemeente Tilburg;

 

Besluit de volgende verordening, inclusief toelichting, vast te stellen:

 

Verordening op de rekenkamer Tilburg

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Gemeentewet;

  • b.

    gemeente: gemeente Tilburg;

  • c.

    raad: gemeenteraad van Tilburg;

  • d.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg;

  • e.

    rekenkamer: rekenkamer van de gemeente Tilburg;

  • f.

    voorzitter: voorzitter tevens lid van de rekenkamer van de gemeente Tilburg;

  • g.

    lid: een lid van de rekenkamer van de gemeente Tilburg;

  • h.

    auditcommissie: de commissie als bedoeld in de Verordening op de auditcommissie gemeente Tilburg;

  • i.

    rekenkamerbrief: een onderzoek in beperkte omvang, waarover gerapporteerd wordt in de vorm van een (rekenkamer)brief.

Artikel 2 rekenkamer en taken

  • 1.

    Gelet op artikel 81a van de wet is er een rekenkamer.

  • 2.

    De rekenkamer bestaat uit tenminste drie en maximaal vier leden, waaronder de voorzitter.

  • 3.

    De rekenkamer heeft tot taak onderzoek te doen als bedoeld in artikel 182, eerste lid, van de wet, aangaande:

    • a.

      de doelmatigheid en doeltreffendheid van gemeentelijk beleid;

    • b.

      de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beheer en de organisatie;

    • c.

      de controle op de rechtmatigheid van het financieel beheer en de financiële verantwoording van de gemeente Tilburg en van de instellingen waarvan de activiteiten geheel of in belangrijke mate door de gemeente worden bekostigd.

  • 4.

    Een onderzoek naar de rechtmatigheid bevat geen controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid van de wet.

  • 5.

    De rekenkamer levert gemiddeld één onderzoeksrapport en één rekenkamerbrief per jaar op.

Artikel 3 Benoeming leden

  • 1.

    Benoembaar als voorzitter en leden zijn inwoners uit of buiten de gemeente Tilburg, die het actieve kiesrecht genieten.

  • 2.

    De werving van de voorzitter en de leden geschiedt door openbare kennisgeving van de vacatures.

  • 3.

    Voor het werven van de voorzitter en leden benoemd de raad uit haar midden een tijdelijke selectiecommissie, de selectiecommissie wordt daarbij ondersteund door de griffie.

  • 4.

    De benoemingen van de voorzitter en de leden geschieden door de raad op gemotiveerde aanbeveling van de selectiecommissie.

  • 5.

    De selectiecommissie doet de aanbeveling aan de raad vergezeld gaan van een verklaring van elke kandidaat-lid bevattende:

    • a.

      een mededeling dat de kandidaat een benoeming als voorzitter of lid zal aanvaarden,

    • b.

      een overzicht van de openbare betrekkingen die de kandidaat bekleedt.

    • c.

      een VOG

  • 6.

    Voorafgaand aan een aanbeveling voor een benoeming van de voorzitter en de leden vraagt de selectiecommissie advies aan de zittende leden van de rekenkamer en de secretaris-onderzoeker van de rekenkamer.

  • 7.

    Naast het gestelde in artikel 81f van de wet, zijn niet benoembaar tot lid personen die naar taak of functie verbonden zijn aan instellingen die op grond van artikel 184, eerste lid, van de wet, onderwerp van onderzoek kunnen zijn.

  • 8.

    De raad benoemt de voorzitter en de leden voor de duur van zes jaar, met de mogelijkheid voor eenmalige herbenoeming voor een termijn van zes jaar.

  • 9.

    De rekenkamer wijst uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter aan die bij ontstentenis van de voorzitter diens taken waarneemt.

Artikel 4 Ontslag en non-activiteit

  • 1.

    De griffier bericht de raad als één van de ontslaggronden zich voordoet, bedoeld in artikel 81c, zesde of zevende lid, van de wet.

  • 2.

    De griffier bericht de raad als één van de gronden voor non-actiefstelling zich voordoet bedoeld in artikel 81d, eerste of tweede lid, van de wet.

  • 3.

    In de gevallen bedoeld in artikel 81c, zevende lid, en in artikel 81d, tweede lid, van de wet, adviseert de griffier de raad over de vraag of al dan niet moet worden overgegaan tot ontslag, respectievelijk het op non-actief stellen van het desbetreffende lid of leden.

  • 4.

    De griffier adviseert de raad tevens met betrekking tot een beslissing tot verlenging of beëindiging van een maatregel als bedoeld in artikel 81d, eerste of tweede lid.

  • 5.

    Voorafgaand aan een advies zoals bedoeld in het derde en vierde lid pleegt de raad overleg met de rekenkamer.

  • 6.

    De raad beslist over het ontslag van het lid of de leden en beslist over het op non-actief stellen van het lid of de leden.

Artikel 5 Openbaarheid

  • 1.

    De rekenkamer vergadert in beslotenheid, haar rapporten zijn openbaar.

  • 2.

    De rekenkamer kan openbare vergaderingen beleggen.

  • 3.

    Indien de rekenkamer dat wenselijk of noodzakelijk acht kunnen derden deelnemen aan de vergaderingen ten behoeve van het onderzoek, bijvoorbeeld deskundigen, inwoners en/of bedrijven/instellingen.

Artikel 6 Reglement en privacyverklaring

  • 1.

    De rekenkamer stelt een reglement voor de uitvoering van haar onderzoek en een privacyverklaring vast.

  • 2.

    De onder het eerste lid aangeduide documenten worden na vaststelling door de rekenkamer ter kennisneming aan de raad gezonden.

Artikel 7 Werkwijze

  • 1.

    Overeenkomstig de artikelen 182 tot en met 184 van de wet voert de rekenkamer haar werkzaamheden uit.

  • 2.

    Conform artikel 182 van de wet bepaalt de rekenkamer zelf naar welke onderwerpen onderzoek wordt verricht.

  • 3.

    De rekenkamer stelt elk jaar vóór 1 april een onderzoeksprogrammering voor dat jaar vast en verzendt het vervolgens ter kennisneming aan de raad.

  • 4.

    De raad kan de rekenkamer een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek. Ingevolge het bepaalde in artikel 182, tweede lid, van de wet, legt de raad dit verzoek vast in een besluit. De griffier draagt zorg voor het doorgeleiden van dit verzoek aan de rekenkamer.

  • 5.

    De rekenkamer bericht de raad binnen een maand na het verzoek van de raad of en op welke wijze aan dat verzoek wordt voldaan. Indien de rekenkamer niet aan het verzoek van de raad voldoet, motiveert zij haar besluit.

Artikel 8 Rapportage rekenkamer

  • 1.

    Voordat de rekenkamer tot vaststelling en openbaarmaking van een eindrapport of rekenkamerbrief overgaat, stelt zij de onderzochte partijen schriftelijk op de hoogte van het ontwerprapport of de ontwerprekenkamerbrief.

  • 2.

    De rekenkamer stelt, indien van toepassing, de betrokken partijen in de gelegenheid tot ambtelijk hoor en wederhoor. Betrokken partijen kunnen binnen een door de rekenkamer te bepalen termijn (in beginsel twee weken) schriftelijk reageren op feitelijke onjuistheden in het ontwerprapport of de ontwerprekenkamerbrief, of een door de rekenkamer geselecteerd deel daarvan. Feitelijke onjuistheden of onvolledigheden worden door de rekenkamer gecorrigeerd in het ontwerprapport of ontwerprekenkamerbrief.

  • 3.

    De rekenkamer kan het college binnen een door de rekenkamer te bepalen termijn (in beginsel drie weken) in de gelegenheid stellen tot bestuurlijke hoor en wederhoor, met het verzoek om een schriftelijke bestuurlijke reactie van het college op het ontwerprapport of ontwerprekenkamerbrief.

  • 4.

    Na de in het tweede c.q. derde lid bedoelde termijn sluit de rekenkamer haar onderzoek af en stelt zij een eindrapport op waarin de bestuurlijke nota, de bestuurlijke reactie van het college en de nota van bevindingen zijn opgenomen, dan wel stelt zij een rekenkamerbrief op.

  • 5.

    Een eindrapport wordt vergezeld van een door de rekenkamer opgesteld raadsvoorstel, een rekenkamerbrief kan worden vergezeld van een door de rekenkamer opgesteld raadsvoorstel. Het eindrapport of de rekenkamerbrief wordt met een eventueel raadsvoorstel naar de griffie gezonden, die zorgt voor doorgeleiding naar de raad.

  • 6.

    De raad neemt het eindrapport of rekenkamerbrief en eventueel bijbehorend raadsvoorstel uiterlijk twee maanden na ontvangst in behandeling.

  • 7.

    De rekenkamer kan voor de behandeling in de raad voorstellen een presentatie over het onderzoek te geven. Conform de geldende procedures zal het verzoek van de rekenkamer worden geagendeerd.

  • 8.

    Bij de politieke behandeling van het onderzoek in de raad is de rekenkamer niet betrokken.

Artikel 9 Monitoring aanbevelingen

  • 1.

    Gelet op artikel 97e, verstrekt het college de raad jaarlijks een overzicht - middels de P&C-cyclus en via de Jaarrekening - van de aan het college gedane voorstellen van de rekenkamer welke door de raad zijn overgenomen en door het college moeten worden uitgevoerd, vergezeld van de wijze waarop aan de voorstellen vervolg is gegeven. Voor de overgenomen voorstellen die naar mening van het college zijn uitgevoerd vraagt het college aan de raad decharge, waarover de raad beslist. Bij decharge verlening worden de voorstellen afgevoerd.

  • 2.

    De griffie verstrekt de raad in ieder geval jaarlijks een overzicht van de aan de raad gedane voorstellen van de rekenkamer welke door de raad zijn overgenomen en door de raad zelf moeten worden uitgevoerd, vergezeld van de wijze waarop aan de voorstellen vervolg is gegeven. Indien de raad besluit dat de overgenomen voorstellen zijn uitgevoerd, worden de voorstellen afgevoerd.

Artikel 10 Vergoeding werkzaamheden

  • 1.

    De leden ontvangen voor hun werkzaamheden een vaste maandelijkse vergoeding.

  • 2.

    De vergoeding per maand bedraagt voor de voorzitter 100% van de vergoeding voor een raadslid en voor de leden 50% van de vergoeding voor een raadslid.

  • 3.

    De vergoedingen, genoemd in het tweede lid, zijn inclusief reis-, verblijf- en overige kosten.

Artikel 11 Budget

  • 1.

    De rekenkamer is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget, uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2.

    Ten laste van het in het voorgaande lid bedoelde budget worden de kosten gebracht van:

    • a.

      de vergoedingen aan de leden;

    • b.

      externe deskundigen die door de rekenkamer worden ingeschakeld;

    • c.

      eventuele andere uitgaven die de rekenkamer nodig acht voor de uitoefening van haar taak.

  • 3.

    De griffier is verantwoordelijk voor het budget van de rekenkamer, de secretaris-onderzoeker beheert het budget van de rekenkamer.

  • 4.

    De rekenkamer verantwoordt de baten en lasten van het vorig begrotingsjaar in het jaarverslag aan de raad vóór 1 april, als bedoeld in artikel 185, derde lid, van de wet.

  • 5.

    De voorzitter is bevoegd om jaarlijks vóór 1 juni een voorstel aan de raad te doen voor de benodigde middelen voor een goede uitoefening van de taken voor het volgende kalenderjaar.

Artikel 12 Ambtelijk medewerkers rekenkamer

  • 1.

    Beslissingen over personele aangelegenheden van de ambtelijk medewerkers van de rekenkamer worden na overleg met de voorzitter genomen door de werkgever.

  • 2.

    Ambtelijk medewerkers van de rekenkamer verrichten niet tevens werkzaamheden voor een ander orgaan van de gemeente.

Artikel 13 Periodieke evaluatie

  • 1.

    In opdracht van de raad kan het functioneren van de rekenkamer elke twee jaar worden geëvalueerd.

  • 2.

    De kosten van de evaluatie als genoemd in het eerste lid komen niet ten laste van het budget van de rekenkamer, maar van de raad.

  • 3.

    In het laatste jaar van de benoemingsperiode, vindt er, op initiatief van de raad, een onafhankelijke evaluatie van het functioneren van de rekenkamer plaats.

Artikel 14 Inwerkingtreding en duur controleverordening

De verordening op de rekenkamer, vastgesteld in de openbare vergadering van 7 juni 2021, wordt ingetrokken. Deze verordening treedt na de voorgeschreven bekendmaking in werking per 1 januari 2024.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening op de rekenkamer Tilburg”.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel bevat enkele definities ter voorkoming dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven.

 

Artikel 2

De raad kan op grond van de Gemeentewet een gemeentelijke rekenkamer of rekenkamerfunctie instellen (artikel 81a).

 

De raad bepaalt verder het aantal leden van dit orgaan (artikel 81b).

 

Krachtens artikel 182 van de Gemeentewet onderzoekt de rekenkamer de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde beleid. Doelmatigheid is de mate waarin de nagestreefde beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt. Bij doeltreffendheid gaat het er om of het resultaat van het beleid beantwoordt aan wat er met het beleid werd beoogd en de gestelde beleidsdoelen worden verwezenlijkt. Bij rechtmatigheid gaat het om het voldoen aan de wettelijke kaders en regelgeving. Het gaat dan vooral om wet- en regelgeving die direct van belang is voor de rechtmatigheid van de totstandkoming van de gemeentelijke baten en lasten. Dit wetsartikel stelt expliciet dat een onderzoek van de rekenkamer naar rechtmatigheid géén controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid Gemeentewet omvat. Dit is een taak van de accountant. Aangezien andere onderzoeken van o.a. de accountant en van het college op grond van artikel 213a Gemeentewet met name gericht zijn op rechtmatigheid en bedrijfsvoeringsvraagstukken, zal in onderzoeken van de rekenkamer vaker het accent liggen op doelmatigheid en doeltreffendheid.

 

Artikel 3

De selectiecommissie (dit kan zijn de auditcommissie) bereidt een aantal beslissingen van de raad voor, waaronder benoeming en ontslag van de leden en eventueel herbenoemingen. Die voorbereidingen monden uit in een gemotiveerde aanbeveling aan de raad.

Op grond van artikel 81e zullen de leden van de rekenkamer openbaar moeten maken welke andere functies dan het lidmaatschap van de rekenkamer zij vervullen.

Artikel 81f noemt de functies die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de rekenkamer. Daarnaast zijn ook mensen van het lidmaatschap van de rekenkamer uitgesloten die verbonden zijn aan een instelling of organisatie die financieel of bestuurlijk aan Tilburg gelieerd is. Als criterium geldt of de betreffende instelling of organisatie onderwerp van onderzoek kan zijn van de rekenkamer.

Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, zal de raad zeker moeten stellen dat artikel 81f aan de benoeming niet in de weg staat. De selectiecommissie zal de hiervoor benodigde informatie moeten verschaffen.

Ook zal duidelijk moeten zijn dat een beoogd lid zijn kandidatuur aanvaardt, is er een overzicht van openbare betrekkingen die de kandidaat bekleedt en is een recente VOG van de kandidaat beschikbaar.

Artikel 81c, zesde lid, van de wet bevat het voorschrift dat voorafgaand aan benoemingen overleg wordt gevoerd met de rekenkamer. Voorafgaand aan een voordracht pleegt de selectiecommissie dan ook overleg met de zittende leden en secretaris-onderzoeker.

Volgens artikel 81c, tweede lid, van de wet benoemt de raad de voorzitter van de rekenkamer. Er is dan ook een regeling voor de vervulling van het voorzitterschap als de voorzitter zelf tijdelijk niet in de gelegenheid is zijn functie te vervullen.

 

Artikel 4

Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid hen op non-activiteit te stellen in bepaalde situaties. De artikelen 81c zesde en zevende lid alsmede 81d, van de wet, luiden als volgt:

 

Artikel 81c

  • 6.

    Een lid van de rekenkamer wordt door de raad ontslagen:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      bij de aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap;

    • c.

      indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • d.

      indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;

    • e.

      indien hij naar het oordeel van de raad ernstig nadeel toebrengt aan het in hem gestelde vertrouwen.

  • 7.

    Een lid van de rekenkamer kan door de raad worden ontslagen:

    • a.

      indien hij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie te vervullen;

    • b.

      indien hij handelt in strijd met artikel 81h.

Artikel 81d

  • 1.

    De raad stelt een lid van de rekenkamer op non-activiteit indien:

    • a.

      hij zich in voorlopige hechtenis bevindt;

    • b.

      hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • c.

      hij onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld ingevolge een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak.

  • 2.

    De raad kan een lid van de rekenkamer op non-activiteit stellen, indien tegen hem een gerechtelijk onderzoek ter zake van een misdrijf wordt ingesteld of indien er een ander ernstig vermoeden is van het bestaan van feiten en omstandigheden die tot ontslag, anders dan op gronden vermeld in artikel 81c, zesde lid, onder a, en zevende lid, onder a, zouden kunnen leiden.

  • 3.

    De raad beëindigt de non-activiteit zodra de grond voor de maatregel is vervallen, met dien verstande dat in een geval als bedoeld in het tweede lid de non-activiteit in ieder geval eindigt na zes maanden. In dat geval kan de raad de maatregel telkens voor ten hoogste drie maanden verlengen.

In de verordening is ervoor gekozen de griffier hierin een initiërende rol te laten vervullen. De griffier bereidt eventuele besluitvorming van de raad hierover voor.

 

Artikel 5

Openbaarheid en beslotenheid worden in de verordening geregeld. De vergaderingen van de rekenkamer zijn in beginsel besloten, maar de rekenkamer kan besluiten daarvan af te wijken.

 

Artikel 6

In het reglement wordt een nadere uitwerking gegeven aan de stappen in het onderzoeksproces. De rekenkamer kan omvangrijke en minder omvangrijke onderzoeken verrichten. Het kunnen kortlopende en langdurige onderzoeken betreffen. Verder stelt het de raad in staat een (meer) specifiek besluit te nemen indien hij een verzoek tot een onderzoek richt aan de rekenkamer.

 

Artikel 7

De onafhankelijkheid van de rekenkamer blijkt onder andere uit het feit dat zij zelfstandig bepaalt welke onderzoeken er zullen worden ingesteld. De rekenkamer kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen. De mogelijkheid tot het doen van een verzoek door de raad wordt in artikel 182, tweede lid, van de wet, expliciet genoemd. Doordat deze mogelijkheid uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaald gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Om te markeren dat het een verzoek van de raad is en om een heldere eerste afbakening van het gevraagde onderzoek te verkrijgen, dient een verzoek in een door de raad genomen besluit te zijn vastgelegd. De uiteindelijke beslissing over het al dan niet honoreren van een dergelijke verzoek van de raad, ligt bij de rekenkamer. Deze stuurt hierover een officieel bericht aan de raad. Indien de rekenkamer een gemotiveerd verzoek van de raad niet honoreert, dient hieraan een gemotiveerde afwijzing ten grondslag te liggen.

 

Artikel 8

Uit oogpunt van zorgvuldigheid krijgen de onderzochte partijen in het onderzoek (raad, college of verbonden partijen) de kans om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerprapport of ontwerprekenkamerbrief. Er vindt, indien van toepassing, eerst ambtelijk hoor en wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende ambtenaren worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden te corrigeren.

Bij omvangrijke onderzoeken kan ook het college gevraagd worden om een reactie te geven op het ontwerprapport. Bij minder omvangrijke onderzoeken zal de rekenkamer dit verzoek aan het college niet per definitie doen. Het is aan de rekenkamer om een afweging te maken of het college in het ontwerp stadium een reactie wordt gevraagd.

Het eindrapport bestaat uit de bestuurlijke nota inclusief conclusies en eventueel aanbevelingen, de bestuurlijke reactie van het college en de nota van bevindingen met gedetailleerde onderzoeksbevindingen. Ook kan er een rekenkamerbrief worden aangeboden.

Op grond van artikel 185, tweede lid, van de wet, heeft de rekenkamer de bevoegdheid de raad naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek voorstellen te doen. Een raadsvoorstel bevordert de doorwerking van het rapport. De raad dient een rapport met bijbehorend raadsvoorstel binnen twee maanden na ontvangst in behandeling te nemen. Ook deze bepaling is bedoeld om de doorwerking van rapporten te bevorderen.

 

Artikel 9. Monitoring aanbevelingen

Volgens artikel 185a van de Gemeentewet moet het college jaarlijks aan de raad een overzicht sturen van de aan het college gedane voorstellen van de rekenkamer, vergezeld van zijn standpunt daaromtrent en van de wijze waarop aan de voorstellen vervolg is gegeven. Niet alle voorstellen, of meestal aanbevelingen genoemd, zijn voor wat betreft de uitvoering de verantwoordelijkheid van het college. Er zijn ook aanbevelingen die de raad zelf moet uitvoeren. Om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de status van alle aanbevelingen uit de rekenkamerrapporten, kan de raad ervoor kiezen om de griffie ook een overzicht op te laten stellen met de status van de aanbevelingen die aan de raad zijn gericht, door de raad zijn overgenomen en door de raad zelf moeten worden uitgevoerd. Dit kan de raad helpen om een overzicht te behouden van de overgenomen aanbevelingen en de status hiervan.

 

Artikel 10

Op grond van artikel 81k van de Gemeentewet dient de raad de vergoedingen voor de leden van de rekenkamer bij verordening vast te leggen. Er wordt een vaste vergoeding per maand uitgekeerd.

Er worden geen extra vergoedingen voor werkzaamheden uitgekeerd, ook niet als een of meer van de leden aan een project aanmerkelijk meer tijd heeft besteed.

 

Artikel 11

De rekenkamer is verantwoordelijk voor de besteding van het aan haar ter beschikking gestelde budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. De rekenkamer is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de raad en legt deze af in haar jaarverslag.

 

Artikel 12

De positie van de ambtelijke ondersteuning is in dit artikel geregeld. Wettelijk is bepaald (art 81j) dat het college, op voordracht van de voorzitter van de rekenkamer, ambtenaren benoemt ter ondersteuning van de rekenkamer. Deze ambtenaren zijn voor inhoud van hun werkzaamheden uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de rekenkamer. Deze ambtenaren verrichten niet tevens werkzaamheden voor een ander orgaan van de gemeente.

 

Artikel 13

De rekenkamer is door de wetgever in het leven geroepen om de controlerende rol van de raad te versterken. Periodiek dient te worden bezien in hoeverre de door de raad gekozen invulling daarin voorziet, wat helpt om aan te blijven sluiten op de verwachtingen binnen de raad. De raad kan opdrachtgever zijn van een evaluatie van de Rekenkamer, voert deze wellicht ook zelf uit en zorgt voor het budget dat daarvoor nodig is. De rekenkamer moet de tijd en gelegenheid hebben een eigen werkwijze te ontwikkelen, de raad moet voldoende ervaring met de rekenkamer hebben om zich een oordeel erover te kunnen vormen. Daarom is de evaluatieperiode op twee jaar gesteld.