Organisatie | Overbetuwe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening fysieke leefomgeving gemeente Overbetuwe 2024 |
Citeertitel | Verordening voor de fysieke leefomgeving gemeente Overbetuwe 2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Aansluitverordening riolering gemeente Overbetuwe 2012, de Erfgoedverordening gemeente Overbetuwe 2017, de Verordening op de paardenmarkt gemeente Overbetuwe 2003 en de Algemene verordening ondergrondse infrastructuur gemeente Overbetuwe 2013.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe regeling | 21-11-2023 | 2023-051258 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
De begripsbepalingen voor de toepassing van deze verordening staan in de bij deze verordening behorende bijlage 1.
Artikel 2.1 Voorwerpen op of aan de weg (APV 2021 2.10)
Het verbod is niet van toepassing op:
voorwerpen of stoffen die noodzakelijkerwijze op de weg gebracht worden in verband met bouwwerkzaamheden en mits degene die werkzaamheden verricht of doet verrichten er voor zorgt, dat de voorwerpen of stoffen voldoen aan de CROW richtlijn publicatie 130 voor het markeren van onverlichte obstakels en onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval niet langer dan drie achtereenvolgende dagen, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;
Artikel 2.2 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg (APV 2021 2.11 )
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Artikel 2.4 Hinderlijke voorwerpen, modder of stoffen op de weg (APV 2021 2:13)
Het is onverminderd de daaromtrent bestaande wettelijke bepalingen verboden op een weg voorwerpen, modder of stoffen, die aanleiding kunnen geven tot verontreiniging, beschadiging of slechte afwatering van de weg, aldaar in directe of indirecte zin te plaatsen, te werpen, uit te gieten, over te brengen, los te laten, te laten afvloeien of te laten vallen.
Artikel 2.6 Definitie (APV 2021 5:17)
In deze paragraaf wordt onder standplaats verstaan het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
Artikel 2.9 Toestemming rechthebbende (APV 2021 5:19)
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Voor de afzondering van zieke, wrakke en gewonde dieren worden de op het voorterrein aanwezige daartoe bestemde en op de bij deze verordening behorende kaart als zodanig aangegeven ruimten aangewezen.
Nabij de plaatsen, waar de keuring plaatsvindt, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart (bijlage 2) zijn aanwezig:
De in artikel 2.14, onder c bedoelde lokaliteit en de onmiddellijke omgeving daarvan is van een zodanige kunstverlichting voorzien, dat het veeartsenijkundig onderzoek naar behoren kan geschieden.
Het is niet toegestaan paarden op de marktplaats te brengen of te houden dan nadat bij een onmiddellijk tevoren (ter plaatse) verrichte keuring is gebleken dat tegen toelating tot de marktplaats geen bezwaren bestaan.
De eigenaar, houder of hoeder van de aangevoerde dieren is verplicht de paarden ter keuring aan te bieden en hierbij de nodige medewerking te verlenen.
Zieke, wrakke en gewonde paarden en paarden die op grond van de keuring niet tot de marktplaats zijn toegelaten dienen totdat ze worden afgevoerd te worden ondergebracht in de in artikel 2.13 vermelde ruimte.
Degene, die paarden op het paardenmarktterrein aanvoert of anderszins onder zijn hoede heeft, dient ieder ongeval, ieder duidelijk geval van ziekte, ieder dreigend sterfgeval en ieder sterfgeval dat zich onder deze dieren voordoet onverwijld te melden aan de met de keuring belaste dierenarts(en).
Het is niet toegestaan reeds gebruikt strooisel op de marktplaats te brengen of, anders dan van gemeentewege, daarvan weg te voeren.
Het in lid 1 bepaalde is eveneens van toepassing op de bij deze verordening behorende kaart als zodanig aangegeven gedeelten van het voorterrein, die zijn gebruikt voor het reinigen en ontsmetten van veewagens en op het gedeelte van het voorterrein dat is gebruikt voor het laden en lossen van paarden.
De inspecteur is bevoegd in verband met het dreigen, optreden of heersen van een besmettelijke veeziekte bijzondere voorschriften betreffende het veeartsenijkundig toezicht te geven.
De handhaving van de bepalingen van deze verordening en de opsporing van de overtredingen daarvan worden opgedragen aan de ambtenaren van de politie, aan de gemeentelijke toezichthouders, aan de marktmeester, aan de met de keuring belaste dierenartsen, aan de ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst en aan de door burgemeester en wethouders daartoe aangewezen ambtenaren.
Artikel 2.30 Defecte voertuigen (APV 2021 5:4)
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 2.34 Grote voertuigen (APV 2021 5:8)
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter of een breedte heeft van meer dan 2,05 meter, te parkeren binnen de bebouwde kom, met uitzondering van de bedrijventerreinen, alsmede op door het college aangewezen plaatsen buiten de bebouwde kom.
Artikel 2.35 Uitzichtbelemmerende voertuigen (APV 2021 5:9)
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter of een breedte heeft van meer dan 2,05 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
2.6 Openbaar water en waterstaatswerken
Artikel 2.37 Voorwerpen op, in of boven openbaar water (APV 2021 5:24)
Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening, op situaties waarin wordt voorzien door het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet of op situaties zoals genoemd in het vijfde lid van artikel 5.24 van de APV.
Artikel 2.38 Ligplaats vaartuigen (APV 2021 5:25)
Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening, op situaties waarin wordt voorzien door het Besluit bouwwerken leefomgeving of het overige bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet of de Wet milieubeheer en in de gevallen zoals genoemd in het derde lid van artikel 5.25 van de APV.
Het college kan aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de milieuhygiëne en het uiterlijk aanzien van de gemeente en met betrekking tot de gevallen zoals genoemd in het vierde lid van artikel 5.25 van de APV.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 2.44 tot en met 2.45 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;
Artikel 2.44 Aanwijzing collectieve festiviteiten (APV 2021 4.2)
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden niet voor door het college aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Op de dagen, bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 2.46 uiterlijk één uur voor de reguliere sluitingstijd beëindigd. Als een ontheffing is verleend als bedoeld in artikel 2:29, vierde lid, van de APV wordt de aangepaste sluitingstijd als reguliere sluitingstijd aangemerkt.
Artikel 2.45 Melding incidentele festiviteiten (APV 2021 4:3)
Het is een inrichting toegestaan op maximaal 12 dagen of dagdelen per kalenderjaar incidentele festiviteiten te houden waarbij de geluidsnormen, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19. 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 2.46 niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting tenminste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Op maximaal twee van deze 12 dagen mogen er tevens festiviteiten in de buitenruimte behorende bij de inrichting gehouden worden. Een dergelijke festiviteit moet dan in de melding worden opgenomen.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 4 dagen of dagdelen per kalenderjaar in verband met de viering van incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting tenminste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Op de dagen, bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 2.50, uiterlijk één uur voor de reguliere sluitingstijd beëindigd. Als een ontheffing is verleend als bedoeld in artikel 2:29, vierde lid van de APV, wordt de aangepaste sluitingstijd als reguliere sluitingstijd aangemerkt.
Artikel 2.46 Onversterkte muziek (APV 2021 4.5)
Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onder f, en vijfde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer binnen inrichtingen is de in het tweede lid opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:
de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1, onder d., van het Besluit geluidhinder zoals die wet en dat besluit luidden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;
Het eerste lid is niet van toepassing op collectieve en incidentele festiviteiten als bedoeld in de artikelen 2.44 en 2.45.
Artikel 2.48 (Geluid)hinder in de openlucht (APV 2021 4:6a)
Het college kan terreinen of wateren aanwijzen waar het verbod niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van geluidsapparaten, (recreatie)toestellen of (bouw)machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van (geluid)hinder.
Artikel 2.49 Crossterreinen (APV 2021 5:32)
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 2.51 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken (APV 2021 5.34)
Artikel 2.53 Vergunningplicht handelsreclame (APV 2021 4:16a)
Het verbod geldt niet voor onverlichte:
opschriften of aankondigingen kleiner dan 0,50 m2 en de langste zijde korter dan 1 meter die betrekking hebben op een openbare verkoping of een aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben en/of het beroep, de dienst of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd;
opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
Hoofdstuk 3 Ondergrondse infrastructuur
Artikel 3.3 Instemmingsbesluit
Het is verboden zonder of in afwijking van een voorafgaand instemmingsbesluit van het college over plaats, tijdstip en wijze van uitvoering van werkzaamheden, medegebruik van voorzieningen en de afstemming van voorgenomen werkzaamheden met overige netbeheerders, kabels en leidingen in of op openbare gronden aan te leggen, in stand te houden, te verleggen of op te ruimen.
Voor werkzaamheden van minder ingrijpende aard of spoedeisende werkzaamheden, is geen instemmingsbesluit, als bedoeld in het eerste lid, vereist, maar een melding.
Van werkzaamheden van minder ingrijpende aard is sprake bij het aanbrengen of verwijderen van kabels en leidingen in reeds aangebrachte voorzieningen, reparaties en onderhoudswerkzaamheden aan kabels en leidingen met een lengte van minder dan 25 meter en het maken van (huis)aansluitingen, waarbij geen gesloten verhardingen of groenvoorzieningen worden gekruist, met een lengte van minder dan 25 meter;
Artikel 3.4 Aanvraag en melding
Behalve voor zover artikel 5.5. van de Telecommunicatiewet van toepassing is, stelt de grondroerder, als de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, uiterlijk 4 weken na indiening van de aanvraag, als bedoeld in het eerste lid, het college schriftelijk in kennis van de uitkomsten van het (voor)overleg tussen de grondroerder en de andere gedoogplichtige(n).
Van minder ingrijpende werkzaamheden moet de grondroerder 7 dagen voor de uitvoering schriftelijk bij het college melding doen. Op grond van de belangen, zoals genoemd in artikel 3.7, eerste lid van deze verordening, kan het college bepalen dat de realisatie van deze werkzaamheden op een later tijdstip moet plaatsvinden.
Bij spoedeisende werkzaamheden volstaat een melding voorafgaand aan de start van de werkzaamheden. Als een melding vooraf niet mogelijk is, moet de melding uiterlijk binnen één werkdag na de start van de uitvoering gemotiveerd worden gedaan aan het college. Als achteraf blijkt dat de uitgevoerde werkzaamheden instemmingsplichtig zjn, moet alsnog een aanvraag voor een instemmingsbesluit worden ingediend bij het college.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, houdt het college de beslissing aan, als in verband met de voorgenomen werkzaamheden een (omgevings)vergunning is vereist, tenzij de beschikking op een aanvraag van genoemde vergunningen al is gegeven, en de in artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht genoemde termijn is verstreken zonder dat bezwaren zijn ingediend. Deze aanhouding eindigt na afloop van de bezwarentermijn, tenzij er bezwaren zijn ingediend en tevens is verzocht om een voorlopige voorziening; in dat geval eindigt de aanhouding met ingang van de dag nadat op dat verzoek is beslist.
Artikel 3.6 Voorschriften en/ of beperkingen
Het college kan aan het instemmingsbesluit, als bedoeld in artikel 3.3, voorschriften en/ of beperkingen verbinden in het belang van:
de ondergrondse ordening, waaronder mede wordt verstaan het zo min mogelijk hinder veroorzaken voor alle in de grond aanwezige werken en het niet in gevaar brengen of zonder noodzaak bemoeilijken van deze werken, waaronder mede worden verstaan werken ten behoeve van de riolering en de levering of het transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie.
De grondroerder brengt na beëindiging van de werkzaamheden de grond (en eventuele verhardingen en/ of groen) terug in de “oude staat”, tenzij voor de start van de werkzaamheden is overeengekomen dat de gemeente hiervoor zorg draagt. In dit laatste geval draagt de gemeente de marktconforme kosten die nodig zijn voor het terugbrengen van de grond in de “oude staat”.
Artikel 3.7 (Mede)gebruik van voorzieningen en vooroverleg
Een grondroerder moet op verzoek van het college bij de aanleg van kabels en leidingen in openbare gronden zoveel mogelijk (mede)gebruik maken van bestaande, hetzij door overige netbeheerders dan wel door of in opdracht van het college aangelegde, voorzieningen. Dit geldt alleen als dit technisch haalbaar is en medegebruik geen belemmering vormt voor de veiligheid, toegankelijkheid en leveringszekerheid.
Het vooroverleg als bedoeld in artikel 5, tweede lid van deze verordening, dan wel een door het college geïnitieerd overleg naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in artikel 5, eerste lid van deze verordening, is er mede op gericht te bepalen of en zo ja langs welke delen van het tracé gebruik kan worden gemaakt van bestaande voorzieningen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.
Op het nemen van maatregelen ten aanzien van kabels en leidingen, die niet vallen onder het eerste lid, op verzoek van de gemeente, is de beleidsregel ‘Nadeelcompensatie kabels en leidingen gemeente Overbetuwe’ van toepassing, tenzij en voor zover andersluidende afspraken zijn overeengekomen tussen partijen.
Als ten gevolge van werkzaamheden, niet zijnde gemeentelijke werkzaamheden, verlegging, wijziging of verwijdering van enig eigendom van de gemeente noodzakelijk is dan wel ten behoeve van werkzaamheden speciale voorzieningen moeten worden getroffen, komen de kosten ervan voor rekening van de opdrachtgever, tenzij er redelijkerwijs aanleiding bestaat om de kosten over meerdere partijen te verdelen dan wel om geen kosten in rekening te brengen.
Artikel 3.13 Digitale gegevens
Het college kan van de grondroerder verlangen dat het aanvragen van een instemmingsbesluit en het verstrekken van gegevens in digitale vorm geschiedt.
Als meer dan één aansluiting van een particulier riool op het openbaar riool tot stand moet worden gebracht, alsmede als meer dan één aansluiting moet worden gewijzigd, is het eerste lid voor iedere aansluiting of wijziging afzonderlijk van toepassing, met dien verstande dat één omgevingsvergunning wordt verleend, waarin alle aansluitingen of wijzigingen afzonderlijk worden vermeld.
Artikel 4.2 Aanvraag om vergunning
De aanvraag om een omgevingsvergunning voor aansluiting van de riolering wordt ingediend door de rechthebbende van het aan te sluiten perceel.
Artikel 4.4 Uitvoering aanleg of wijziging
In afwijking van het eerste lid, kan het bevoegd gezag, na overleg met de rechthebbende, bepalen dat de rechthebbende in overleg en onder toezicht van de gemeente zelf de aanleg of wijziging van de perceelsaansluitleiding, inclusief de aansluiting van het particulier riool op de perceelsaansluitleiding, uitvoert. De rechthebbende onttrekt het aansluitpunt, na melding aan de gemeente dat de aanleg of wijziging is uitgevoerd, gedurende drie werkdagen niet aan het zicht.
Artikel 4.6 Beheer, onderhoud, renovatie en vervanging
Het beheer en onderhoud, de renovatie of de vervanging van de perceelsaansluitleiding wordt uitgevoerd door of vanwege de gemeente en voor rekening van de gemeente, tenzij de betreffende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd als gevolg van een onjuist gebruik van het particulier riool, in welk geval de kosten voor rekening van de rechthebbende of veroorzaker komen.
Bij sloopwerkzaamheden of andere werkzaamheden op een op het openbaar riool aangesloten perceel, worden door de rechthebbende zodanige voorzieningen aan het particulier riool getroffen dat schade aan het openbaar riool en de perceelsaansluitleiding wordt voorkomen.
Artikel 6.1 Gemeentelijk erfgoedregister
Burgemeester en wethouders houden een door een ieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening aangewezen cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.
Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:
gegevens over door burgemeester en wethouders van de Minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet en instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht;]
6.2 Aanwijzing van gemeentelijk beschermde cultuurgoederen en verzamelingen
Artikel 6.2 Aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling
Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermd cultuurgoed.
Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermde verzameling.
Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een gemeentelijk beschermd cultuurgoed of een gemeentelijk beschermde verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vragen burgemeester en wethouders advies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet.
Artikel 6.3 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling
Burgemeester en wethouders kunnen een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 6.2 eerste lid of tweede lid, wijzigen of intrekken. Artikel 6.2, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
6.3 Aanwijzing gemeentelijk monument
Artikel 6.10 Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument
Paragraaf 4 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 6.9 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.
Artikel 6.11 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.
6.4 Bescherming gemeentelijk monument
Artikel 6.12 Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument
Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.
Artikel 6.13 Omgevingsvergunning gemeentelijk monument
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.
6.5 Aanwijzing gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht
Artikel 6.15 Aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht
De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet vast. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.
Dit artikel is niet van toepassing op een beschermd stads- en dorpsgezicht dat via instructies de functie-aanduiding rijksbeschermd of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht heeft, of dat is aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 6.16 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht
De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 6.15, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 6.15, tweede en derde lid, zijn hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
6.6 Instandhouding archeologische terreinen
Artikel 6.18 Vangnet archeologie
Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten of waarden worden verwacht als in het daar vigerende omgevingsplan niet is voldaan aan artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, tenzij:
het de verstoring betreft van een archeologisch monument, waarde of verwachting die is aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleids-, waarden- of verwachtingskaart, de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;
Artikel 6.19 Tegemoetkoming in schade
Dit hoofdstuk is van toepassing voor zover andere van toepassing zijnde wet- of regelgeving of specifieke regels in deze verordening niet anders bepalen.
Als een formulier of bepaalde indieningswijze is vastgesteld voor het indienen van een aanvraag of het doen van een melding als bedoeld in deze verordening, is het gebruik daarvan verplicht.
Een vergunning of ontheffing kan voorts worden geweigerd indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat ter verkrijging daarvan in de aanvraag onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt dan wel indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke situatie niet in overeenstemming zal zijn met hetgeen in de aanvraag is vermeld.
Hoofdstuk 8 sanctie, overgangs- en slotbepalingen
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de opsporingsambtenaren c.q. toezichthouders die bij besluit van het college zijn aangewezen.
Artikel 8.2 Handhaving paardenmarkt
Naast de toezichthouders zoals genoemd in artikel 8.1 is de handhaving van de bepalingen onder paragraaf 2.5 van deze verordening en de opsporing van overtredingen daarvan tevens opgedragen aan de marktmeester, aan de met de keuring belaste dierenartsen en aan de ambtenaren van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit.
Aldus besloten in zijn openbare vergadering
van 21 november 2023
DE RAAD VOORNOEMD,
de griffier,
drs. D.E. van der Kamp
de voorzitter,
R.P. Hoytink-Roubos
Aansluitleiding (riolering): het particulier riool, het aansluitpunt, de erfscheidingsput en de perceelsaansluitleiding tezamen;
bij gemengde, gescheiden, verbeterd gescheiden rioolstelsels: het punt, waar de perceelsaansluitleiding is aangesloten op de erfscheidingsput, gelegen op of binnen 0,5 meter afstand van de kadastrale eigendomsgrens van het aan te sluiten perceel, waar het particulier riool op de perceelsaansluitleiding wordt aangesloten;
Afvalwater (riolering): al het water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, met uitzondering van niet verontreinigd hemelwater, bronneringswater en drainagewater;
APV: de geldende Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Overbetuwe;
Archeologisch monument: een terrein van (zeer) (hoge) archeologische waarde, waar archeologische resten zijn aangetoond en voorkomend op de provinciale Archeologische Monumentenkaart en/of de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart;
Bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;
Bedrijf: een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
Beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet.
Bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet.
Bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet.
Bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;
Bronneringswater: grondwater, onttrokken ten behoeve van tijdelijke verlaging van de grondwaterstand;
College: het college van burgemeester en wethouders;
Coördinatieverplichting: de coördinerende rol van de gemeente over de aanleg, instandhouding en opruiming van alle kabels en leidingen in alle openbare gronden binnen de gemeentelijke grenzen;
Drainagewater: grondwater, ingezameld door een ingegraven doorlatend buizensysteem;
Drukriolering: het openbaar riool, bestemd voor de afvoer van afvalwater waarbij het transport door het riool plaatsvindt door middel van met pompinstallaties veroorzaakte druk;
Erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover die inrichting in het omgevingsplan niet is verboden;
Erfscheidingsput: een ter hoogte van de erfgrens op particulier terrein geplaatste put in de aansluitleiding, waarin de werking van de rioolaansluiting onderzocht kan worden;
Gebouw: bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
Gedoogplichtige: degene op wie een gedoogplicht rust als bedoeld in artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht of als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid van de Telecommunicatiewet of op basis van een (publiekrechtelijke) vergunning of (privaatrechtelijke) overeenkomst;
Gemeente: gemeente Overbetuwe;
gemeentelijke archeologische beleids-, waarden- of verwachtingskaart: de door de raad vastgestelde kaart waarop de locaties aangegeven staan waar (mogelijk) waardevolle cultuurhistorische resten boven- of ondergronds aanwezig zijn of in potentie bewaard zijn gebleven;
gemeentelijk beschermd cultuurgoed: cultuurgoed als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, eerste lid;
- gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht: stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 6.15;
- gemeentelijk beschermde verzameling: verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet die als zodanig is aangewezen op grond van artikel 6.2, tweede lid;
Gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;
Gemengd rioolstelsel: het openbaar riool voor de afvoer van afvalwater, inclusief hemelwater;
Gescheiden rioolstelsel: het openbaar riool met een buizenstelsel voor de afvoer van hemelwater en/ of drainagewater en een afzonderlijk buizenstelsel voor de afvoer van afvalwater;
Grondroerder: degene, waaronder de netbeheerder, onder wiens verantwoordelijkheid of leiding graafwerkzaamheden worden verricht;
Handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;(APV)
Hemelwater: verzamelnaam voor regen, sneeuw, hagel, met inbegrip van dooiwater, telkens in niet-verontreinigde toestand;
Houder: degene op wiens naam het voor een motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens of diegene die het motorvoertuig op grond van een contract van huurkoop of vruchtgebruik (lease) onder zich heeft;
Huisaansluiting (hoofdstuk 3): het gedeelte van de kabel of leiding door openbare gronden dat een netwerk verbindt met een netwerkaansluitpunt van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a. tot en met d. van de Wet waardering onroerende zaken, of met een ander netwerk;
Houtopstand: een of meer bomen;
IBA: voorziening voor de individuele behandeling van afvalwater, in eigendom bij de gemeente;
Kabels en leidingen: kabels en/ of leidingen als onderdeel van een net(werk), daaronder mede begrepen de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer, en tevens omvattende lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken;
Kampeermiddel: een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Manege: Een bedrijf dat op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport;
Minister (erfgoed): minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Net of netwerk: (ondergrondse infrastructuren): samenstel van ondergrondse kabel(s) en/ of leiding(en), bestemd voor het transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie (een, al dan niet openbaar, elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1. onder e. en h. van de Telecommunicatiewet);
Netbeheerder: de rechtspersoon die is aangewezen als beheerder van een net of netwerk voor levering van elektriciteit, gas, water of warmte, aardwarmte of WKO (Warmte Koude Opslag) en niet-gemeentelijke riolering, dan wel aanbieder is van een (al dan niet openbaar) elektronisch communicatienetwerk;
Omgevingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een omgevingsplanactiviteit.
Openbaar riool: gedeelte van de riolering dat bij de gemeente in eigendom en beheer is voor de inzameling en het transport van afvalwater, hemelwater en/ of drainagewater, met inbegrip van de daartoe behorende rioolgemalen, IBA’s, verzamelleidingen, persleidingen en werken en installaties van overeenkomende aard, met uitzondering van het particulier riool;
Openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;
Openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties.
Openbare gronden (ondergrondse infrastructuur): openbare gronden, als genoemd in artikel 1.1, onder a. van de Telecommunicatiewet;
Paardenmarktterrein: het voor het openbare verkeer afgesloten gedeelte van de Dorpsstraat te Elst zoals op de bij paragraaf 2.5 behorende kaart is aangegeven;
Marktplaats: het gedeelte van het paardenmarktterrein dat op de kaart is aangewezen voor het opstellen van paarden ten behoeve van de verkoop;
Voorterrein: het gedeelte van het paardenmarktterrein dat op de kaart als zodanig is aangegeven;
Parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
Particulier riool: de binnen de kadastrale eigendomsgrenzen van het aan te sluiten perceel gelegen binnen-, buiten- of terreinrioolleidingen tot aan het aansluitpunt;
Perceelsaansluitleiding: het riool en de voorzieningen die deel uit maken van dit riool, tussen het openbaar riool en het aansluitpunt, in beheer bij de gemeente;
Rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht.
Selectiebesluit: een gemotiveerd besluit van burgemeester en wethouders tot het al dan niet behouden van eventueel aanwezige archeologische waarden;
Snuffelmarkt: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf standplaatsen.
Onder snuffelmarkt wordt niet verstaan:
Spoedeisende werkzaamheden: noodzakelijke werkzaamheden die geen uitstel dulden ten gevolge van een ernstige belemmering of storing in de dienstverlening via het betreffende net;
Standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of en tafel.
Onder standplaats wordt niet verstaan:
Vaartuig: elk drijvend voorwerp, tot de vaart gebruikt, geschikt of bestemd alsmede een zodanig voorwerp, dat in aanbouw is, blijvend of tijdelijk de mogelijkheid en/of geschiktheid om te varen heeft verloren of blijvend of tijdelijk zijn oorspronkelijke bestemming heeft verloren;
Vacuümriolering: het openbaar riool, bestemd voor de afvoer van afvalwater waarbij het transport door het riool plaatsvindt door middel van met pompinstallaties veroorzaakt vacuüm;
Vellen: rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben;
Voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
Weg: hetgeen daaronder verstaan wordt in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994
Werk (ondergrondse infrastructuur): een constructie of werkzaamheden, niet zijnde een gebouw, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond