Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noord-Beveland

Verordening participatie, uitdaagrecht en inspraak Noord-Beveland 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoord-Beveland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening participatie, uitdaagrecht en inspraak Noord-Beveland 2023
CiteertitelVerordening participatie, uitdaagrecht en inspraak Noord-Beveland 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Inspraakverordening 2009.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. artikel 150 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-12-2023nieuwe regeling

23-11-2023

gmb-2023-510058

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening participatie, uitdaagrecht en inspraak Noord-Beveland 2023

De raad van de gemeente Noord-Beveland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 september 2023;

gelet op de artikelen 149 en 150 van de Gemeentewet;

 

overwegende dat het van belang is lokale democratische processen door participatie en inspraak van inwoners te verrijken, de samenwerking tussen gemeente en inwoners te versterken en helderheid te geven over de invulling van de participatieprocedure;

 

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening participatie, uitdaagrecht en inspraak Noord-Beveland 2023

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    beleidsvoornemen: voornemen van een bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid;

  • -

    burgerparticipatie: het op initiatief van de gemeente betrekken van inwoners en belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering of evaluatie van gemeentelijk beleid;

  • -

    inspraak: een door of namens een bestuursorgaan georganiseerde gelegenheid voor inwoners en belanghebbenden om hun mening over beleidsvoornemens te geven, daarover toelichting te krijgen en van gedachten te wisselen voorafgaand aan de definitieve besluitvorming door het bevoegde bestuursorgaan;

  • -

    overheidsparticipatie: de manier waarop de gemeente ondersteuning geeft of een bijdrage levert aan maatschappelijke initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden, gericht op het creëren van maatschappelijke meerwaarde;

  • -

    publieksinitiatief: initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties of bedrijven, of een combinatie daarvan;

  • -

    uitdaagrecht: recht van ingezetenen en lokale maatschappelijke partijen om een verzoek bij het bevoegde bestuursorgaan in te dienen om de feitelijke uitvoering van een gemeentelijke taak over te nemen, als zij denken deze taak beter en goedkoper uit te kunnen voeren.

Paragraaf 2. Burgerparticipatie

Artikel 2. Reikwijdte van burgerparticipatie

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of burgerparticipatie wordt toegepast.

  • 2.

    Burgerparticipatie wordt altijd toegepast als de wet daartoe verplicht.

  • 3.

    Burgerparticipatie en uitdaagrecht wordt uitsluitend verleend aan inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden die een lokaal belang hebben.

  • 4.

    Er is geen burgerparticipatie mogelijk:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      als burgerparticipatie bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      als sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de vaststelling van de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      als de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat burgerparticipatie niet kan worden afgewacht;

    • f.

      als het belang van burgerparticipatie niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

  • 5.

    Deze verordening is niet van toepassing op burgerparticipatie of andere initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden die al zijn geregeld in andere al dan niet gemeentelijke verordeningen, regelgeving of procedures.

Artikel 3. Procedure burgerparticipatie

  • 1.

    Het bestuursorgaan stelt bij de start van elke participatieprocedure vast op welke manier burgerparticipatie wordt toegepast en maakt dit besluit bekend op de voor die participatieprocedure geschikte wijze.

  • 2.

    Als burgerparticipatie wordt toegepast, behandelt het bestuursorgaan de volgende onderwerpen in de participatieparagraaf als integraal onderdeel van haar besluitvorming, waarbij geldt dat hetgeen vermeld onder sub g en h uitsluitend wordt behandeld voorzover bij het bestuursorgaan bekend:

    • a.

      doel van het gemeentelijk beleid of het maatschappelijk initiatief;

    • b.

      kaders voor het gemeentelijk beleid of het maatschappelijk initiatief;

    • c.

      belanghebbenden bij het gemeentelijk beleid of het maatschappelijk initiatief;

    • d.

      het doel van de burgerparticipatie;

    • e.

      mate van invloed van de belanghebbenden;

    • f.

      werkvormen van burgerparticipatie;

    • g.

      organisatie en communicatie;

    • h.

      procesplanning.

  • 3.

    Indien omstandigheden het noodzakelijk maken om de kaders genoemd in het tweede lid onder b of de inrichting van het proces aan te passen, zorgt het bestuursorgaan ervoor dat deelnemers hierover zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd.

  • 4.

    Het bestuursorgaan kan voor specifieke beleidsterreinen nadere regelingen treffen.

  • 5.

    Het bestuursorgaan maakt voorafgaand aan de start van het participatieproces bekend op welke wijze de gemeente zal omgaan met de uitkomsten van het participatieproces en op welke wijze de besluitvorming zal plaatsvinden en kiest daarbij uit de volgende mogelijkheden:

    • a.

      het bestuursorgaan neemt kennis van de uitkomsten van het participatietraject en zal nader afwegen of en in welke mate deze kunnen worden meegenomen in de besluitvorming;

    • b.

      het bestuursorgaan beschouwt de uitkomsten uit het participatietraject als een zwaarwegend uitgangspunt bij de besluitvorming;

    • c.

      het bestuursorgaan neemt de adviezen en conclusies uit het participatietraject over mits deze passen binnen de vooraf gestelde inhoudelijke en financiële kaders.

  • 6.

    Het bestuursorgaan kan na afloop van het participatieproces in uitzonderlijke gevallen van de op grond van lid 5 gemaakte keuze afwijken, bijvoorbeeld omdat het participatietraject sterk uiteenlopende visies oplevert, omdat betrokken belangen onvoldoende zijn meegewogen, omdat de groep participanten te eenzijdig samengesteld was of omdat de participatie leidde tot nieuwe ideeën en inzichten die op gespannen voet staan met de vooraf gestelde kaders. De afwijking van de uit hoofde van het vijfde lid gemaakte keuze wordt expliciet gemotiveerd en gecommuniceerd aan de deelnemers van het participatietraject.

Artikel 4. Eindverslag/logboek burgerparticipatie

  • 1.

    Ter afronding van de burgerparticipatie maakt het bestuursorgaan een eindverslag/logboek op.

  • 2.

    Het eindverslag/logboek bevat in ieder geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde participatieprocedure met participatiemomenten;

    • b.

      een weergave van de belangrijkste bevindingen van de gevolgde participatieprocedure;

    • c.

      de wijze waarop de gemeente de inbreng heeft benut bij de uitwerking van het beleidsvoorstel of uitvoeringsplan.

  • 3.

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag/logboek openbaar en/of verstrekt het eindverslag/logboek aan de bij haar bekende participanten.

  • 4.

    Het bestuursorgaan brengt het eindverslag/logboek ter kennis van de gemeenteraad indien er sprake is van burgerparticipatie in het kader van een raadsvoorstel.

 

Paragraaf 3. Inspraak

Artikel 5. Onderwerp van de inspraak

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.

  • 2.

    Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht.

  • 3.

    Er is geen inspraak mogelijk:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      als inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      als sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de vaststelling van de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      als de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

Artikel 6. Inspraakprocedure

  • 1.

    Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 7. Antwoordnotitie

  • 1.

    Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een antwoordnotitie op.

  • 2.

    De antwoordnotitie bevat in elk geval:

    • a.

      een weergave van de gevolge inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3.

    Het bestuursorgaan maakt de antwoordnotitie op de gebruikelijke wijze openbaar.

 

Paragraaf 4. Overheidsparticipatie

Artikel 8. Toepassingsbereik overheidsparticipatie

  • 1.

    College van burgemeester en wethouders stelt een aanspreekpunt in voor maatschappelijke initiatieven vanuit de samenleving.

  • 2.

    Overheidsparticipatie wordt toegepast indien naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders het maatschappelijk initiatief past binnen de kaders van het gemeentelijk beleid en bijdraagt aan de doelstellingen van het gemeentelijke beleid, en/of anderszins een positieve maatschappelijke bijdrage levert aan de lokale samenleving.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan afzien van overheidsparticipatie aan publieksinitiatieven als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat:

    • a.

      het initiatief doelstellingen beoogt die in strijd zijn met de wet of het algemeen belang;

    • b.

      het een onderwerp betreft dat niet behoort tot de bevoegdheid van de gemeente of de uitvoering van besluiten van hogere bestuursorganen waaromtrent de gemeente geen beleidsvrijheid heeft;

    • c.

      er sprake is van onvoldoende draagvlak voor het initiatief bij omwonenden, belanghebbenden of de betrokken inwoners;

    • d.

      het initiatief naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders op financiële, juridische of praktische gronden niet haalbaar is;

    • e.

      het een onderwerp betreft waartegen een bezwaar- of beroepsprocedure in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht openstaat of onderwerpen waarover de burgerlijke rechter is gevraagd een oordeel uit te spreken;

    • f.

      een onderwerp dat overwegend het privébelang van de indiener dient.

  • 4.

    Als het college van burgemeester en wethouders besluit om overheidsparticipatie toe te passen, kan het besluiten het publieksinitiatief te ondersteunen door middel van:

    • a.

      het (eventueel tijdelijk) ter beschikking stellen van ruimtes of huisvesting;

    • b.

      het beschikbaar stellen van een aanjaagbudget, subsidie of andere financiële middelen;

    • c.

      de inzet van ambtelijke expertise, netwerken of ondersteuning;

    • d.

      andere vormen van ondersteuning.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders informeert de indiener van het publieksinitiatief over het besluit om wel of niet overheidsparticipatie toe te passen en geeft hiervoor een motivatie.

 

Paragraaf 5. Uitdaagrecht

Artikel 9. Onderwerp van uitdaagrecht

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen gemeentelijke taken of hierop uitdaagrecht wordt toegepast.

  • 2.

    Overname van de uitvoering van de volgende taken is in ieder geval niet mogelijk:

    • a.

      als het een lopend uitvoeringstraject of ondergeschikte herzieningen daarvan betreft;

    • b.

      als het uitdaagrecht bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      als sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      als de opdrachtwaarde boven de Europese drempelwaarde uitkomt;

    • f.

      als de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat het benutten van het uitdaagrecht niet kan worden afgewacht;

    • g.

      als het belang van het uitdaagrecht niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 10. Procedure uitdaagrecht

  • 1.

    Een voorstel met betrekking tot het uitdaagrecht wordt bij het bestuursorgaan ingediend en omvat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      omschrijving van de gemeentelijke taak die de indiener wil overnemen;

    • b.

      uitleg waarom of hoe de indiener deze taak beter en/of goedkoper kan uitvoeren;

    • c.

      duidelijkheid over de betrokkenheid, kennis of ervaring van de indiener;

    • d.

      indicatie van het draagvlak onder belanghebbende inwoners;

    • e.

      indicatie van de kosten die aan de uitvoering van de taak verbonden zijn;

    • f.

      omschrijving van de manier waarop de indiener met de gemeente wil samenwerken of ondersteuning nodig heeft;

    • g.

      inzicht in hoe de kwaliteit en de uitvoering van de taak op de langere termijn kan worden gewaarborgd;

    • h.

      ondertekening van het verzoek door minimaal vijf inwoners.

  • 2.

    Elk voorstel wordt getoetst aan de in lid 1 genoemde onderdelen en aan de uitzonderingsgronden zoals beschreven in artikel 9 lid 2.

  • 3.

    Het bestuursorgaan wijst een voorstel af indien onvoldoende aannemelijk wordt gemaakt dat het initiatief voldoet aan de in lid 1 genoemde voorwaarden, er sprake is van een uitzonderingsgrond als bedoeld in artikel 9 lid 2 of indien zij overname van de gemeentelijke taak om andere redenen onwenselijk acht.

  • 4.

    Het bestuursorgaan geeft aan de indiener binnen 8 weken een eerste reactie op het voorstel.

  • 5.

    Het bestuursorgaan beslist binnen 12 weken na ontvangst van een volledig voorstel dat voldoet aan de in lid 1 genoemde onderdelen.

  • 6.

    Indien het voorstel wordt overgenomen, voorziet het bestuursorgaan de indiener van gepaste ondersteuning. De gemaakte afspraken over onder andere de taken, het resultaat, het budget, de looptijd en periodiek overleg worden vastgelegd in een overeenkomst. Daarin kunnen ook zaken als rechtspersoonlijkheid en aansprakelijkheid worden vastgelegd.

 

Paragraaf 6. Slotbepalingen

Artikel 11. Evaluatie en monitoring

De uitvoering van deze verordening wordt eenmaal per 2 jaar geëvalueerd.

Artikel 12. Intrekking oude regeling

De Inspraakverordening 2009 wordt ingetrokken.

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na haar bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening participatie, uitdaagrecht en inspraak Noord-Beveland 2023.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 november 2023

De voorzitter,

De griffier,