Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Neder-Betuwe

Verordening gemeentelijke rekenkamer Neder-Betuwe 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNeder-Betuwe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening gemeentelijke rekenkamer Neder-Betuwe 2023
CiteertitelVerordening gemeentelijke rekenkamer Neder-Betuwe 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening rekenkamercommissie Neder-Betuwe 2020.

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 81k van de Gemeentewet
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-12-2023nieuwe regeling

09-11-2023

gmb-2023-510020

Z/22/088724

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening gemeentelijke rekenkamer Neder-Betuwe 2023

De raad van de gemeente Neder-Betuwe;

 

gelezen het voorstel van het presidium,

 

gelet op de artikelen 81k en 149 van de Gemeentewet;

 

B E S L U I T :

 

  • 1.

    de navolgende Verordening gemeentelijke rekenkamer Neder-Betuwe 2023 vast te stellen;

  • 2.

    per 9 november 2023 als leden van de rekenkamer te benoemen:

    • a.

      mevr. M.C. van de Plasse (voorzitter);

    • b.

      mevr. G. de Witt-van Gastelen;

    • c.

      dhr. C.J. Papjes.

Verordening gemeentelijke rekenkamer Neder-Betuwe 2023

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • -

    rekenkamer: gemeentelijke rekenkamer als bedoeld in artikel 81a van de Gemeentewet;

  • -

    voorzitter: voorzitter van de rekenkamer.

Artikel 2. Rekenkamer

  • 1.

    Er is een gemeentelijke rekenkamer

  • 2.

    De rekenkamer bestaat uit drie leden, waaronder een voorzitter.

Artikel 3. Benoeming en herbenoeming

  • 1.

    Een besluit tot (her)benoeming wordt voorbereid door het presidium.

  • 2.

    Als er geen sprake is van herbenoeming wordt een selectiecommissie gevormd, die het presidium adviseert. De selectiecommissie voert daartoe gesprekken met kandidaten.

  • 3.

    De selectiecommissie bestaat uit drie personen: de plaatsvervangend voorzitter van de raad (of bij verhindering een lid van het presidium), een lid van de rekenkamer en de ambtelijk secretaris van de rekenkamer of de griffier.

  • 4.

    De leden van de rekenkamer, waaronder de voorzitter, kunnen maximaal één keer voor een periode van zes jaar worden herbenoemd.

  • 5.

    Als de voorzitter of een lid voor herbenoeming in aanmerking wenst te komen, meldt hij dit minimaal vier maanden voor het einde van diens termijn schriftelijk bij de griffier. De andere leden van de rekenkamer worden in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen alvorens het presidium besluit om de raad (al dan niet) voor te stellen tot herbenoeming te besluiten.

Artikel 4. Ambtelijke ondersteuning

  • 1.

    De rekenkamer heeft een ambtelijk secretaris.

  • 2.

    Het college wijst de ambtelijk secretaris aan, alsmede ook een of meer plaatsvervangers, op voordracht van de voorzitter van de rekenkamer.

  • 3.

    In afwijking van het voorgaande lid geschiedt de aanwijzing van de ambtelijk secretaris door de werkgeverscommissie indien het op een de griffie werkzame ambtenaar betreft.

Artikel 5. Budget

  • 1.

    De rekenkamer is bevoegd binnen zijn budget uitgaven te doen voor de uitvoering van zijn werkzaamheden. Opdrachtverstrekking geschiedt door de griffier of de ambtelijk secretaris als budgethouder.

  • 2.

    Ten laste van het in het voorgaande lid bedoelde budget worden de kosten gebracht van:

    • a.

      de vergoedingen van de leden;

    • b.

      externe deskundigen, onderzoekers en marktpartijen die door de rekenkamer worden ingeschakeld;

    • c.

      eventuele overige uitgaven die de rekenkamer nodig acht voor de uitoefening van zijn taak.

  • 3.

    De rekenkamer is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de raad.

Artikel 6. Vergoeding

  • 1.

    De voorzitter en de leden ontvangen een vergoeding voor de werkzaamheden ten behoeve van de rekenkamer alsmede een vergoeding voor reiskosten. De vergoeding komt ten laste van het budget van de rekenkamer.

  • 2.

    Deze vergoeding is gerelateerd aan het bedrag dat is opgenomen in het rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers als vergoeding voor werkzaamheden (het bijwonen van een vergadering) voor commissieleden in de voor Neder-Betuwe van toepassing zijnde gemeenteklasse.

  • 3.

    De voorzitter ontvangt per maand driemaal het bedrag dat is genoemd in voormeld besluit en de leden tweemaal het bedrag.

  • 4.

    Uitbetaling hiervan geschiedt per kwartaal. Indien de voorzitter of een lid niet het volledige kwartaal onderdeel uitmaakt van de rekenkamer, vindt de vergoeding naar rato plaats.

  • 5.

    De vergoeding van de reiskosten van de leden bedraagt 50% van het bedrag dat is opgenomen in het rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers als onkostenvergoeding voor raadsleden in de voor Neder-Betuwe van toepassing zijnde gemeenteklasse.

Artikel 7. Inwerkingtreding en slotbepalingen

  • 1.

    De Verordening rekenkamercommissie Neder-Betuwe 2020 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 9 november 2023.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening gemeentelijke rekenkamer Neder-Betuwe 2023’.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 9 november 2023

de griffier,

E. van der Neut

de voorzitter,

A.J. Kottelenberg

Toelichting  

Algemeen

Deze modelverordening is een aanvulling op hetgeen in de Gemeentewet is opgenomen over de gemeentelijke rekenkamer. De raad moet een onafhankelijke rekenkamer instellen. Zie artikel 81a van de Gemeentewet. Deze verplichting geldt vanaf 1 januari 2023, met een overgangstermijn van een jaar, dus uiterlijk 1 januari 2024 moet de raad een rekenkamer hebben ingesteld.

 

Daarnaast moet de raad op grond van artikel 81k van de Gemeentewet een verordening opstellen voor een vergoeding voor de werkzaamheden van de leden van de rekenkamer en een tegemoetkoming in hun kosten. Voorts mag de raad op grond van artikel 149 van de Gemeentewet aanvullende regels stellen in het belang van de gemeente en met inachtneming van de wet.

 

De rekenkamer moet een reglement van orde voor zijn werkzaamheden vaststellen (artikel 81i van de Gemeentewet).

 

Artikelsgewijs

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.

 

Artikel 2. Rekenkamer

In het eerste lid stelt de raad de rekenkamer in. Dit is een wettelijke verplichting (artikel 81a van de Gemeentewet).

 

Artikel 3. Benoeming en herbenoeming

De leden van de rekenkamer worden door de raad benoemd en kunnen door de raad ook worden herbenoemd (artikel 81c, eerste en vierde lid, van de Gemeentewet). De benoemingstermijn is wettelijk op zes jaar vastgesteld. Een te korte benoemingsperiode kan de onafhankelijkheid in gevaar brengen, omdat de vraag ‘word ik wel herbenoemd’ dan al te snel weer wordt gevoeld. Voordeel van deze termijn is ook dat over benoeming en herbenoeming in het gewone geval steeds door in twee verschillende bestuursperiodes wordt beslist. Voorts draagt het feit dat benoeming plaatsvindt na overleg met de rekenkamer ertoe bij dat de leden primair op grond van deskundigheid worden benoemd (artikel 81c, vijfde lid). In de praktijk zal na verloop van tijd door tussentijds aftreden vanzelf de situatie ontstaan dat niet steeds de gehele rekenkamer opnieuw moet worden benoemd. Dit komt de continuïteit en de onafhankelijkheid van de rekenkamer ten goede. Zie Kamerstukken 27 751, nr. 3, p. 68.

 

Artikel 4. Ambtelijke ondersteuning

De ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer, verrichten niet tevens werkzaamheden voor een ander orgaan van de gemeente, met uitzondering van de op de griffie werkzame ambtenaren (artikel 81j, derde lid). Dit betekent dat griffiemedewerkers deels voor de griffie en deels voor de rekenkamer kunnen werken. Vanwege de onafhankelijke positie van de rekenkamer zijn de ambtenaren, inclusief dus de griffiemedewerkers, voor werkzaamheden voor de rekenkamer uitsluitend verantwoording schuldig aan de rekenkamer (artikel 81j, vierde lid).

 

Op grond van artikel 107e Gemeentewet besluit de raad tot het aangaan, wijzigen en beëindigen van arbeidsovereenkomsten met de op de griffie werkzame ambtenaren. Deze bevoegdheid heeft de raad gemandateerd aan de werkgeverscommissie. Dit betekent dat het college niet bevoegd is tot het aangaan van arbeidsovereenkomsten (artikel 81j tweede lid Gemeentewet), als dit gaat om ambtenaren die werkzaam zijn op de griffie. Die bevoegdheid geldt slechts voor andere ambtenaren.

 

Het is dus aan de werkgeverscommissie, het college en de rekenkamer om nadere afspraken te maken over de ambtelijk secretaris. Blijft het bij de ondersteuning van een ambtenaar van de griffie, dan verandert er vrijwel niets ten opzichte van de situatie zoals die vóór vaststelling van deze verordening was. De werkgeverscommissie blijft immers die ambtenaar benoemen en kan ook aangeven dat deze werkzaamheden verricht voor de rekenkamer. Indien geen gebruik wordt gemaakt van medewerkers van de griffie kan de rekenkamer het college verzoeken een ambtenaar te benoemen. In beide gevallen moet de raad zorgen voor het budget van deze ambtenaren (artikel 81j eerste lid Gemeentewet).

 

Artikel 5. Budget

De raad moet de rekenkamer de nodige middelen ter beschikking stellen voor een goede uitoefening van zijn werkzaamheden (artikel 81j van de Gemeentewet). Dit omvat de totale kosten van de rekenkamer en alle overige kosten voor de uitvoering van de taken, m.u.v. de salarislasten van de ambtelijk secretaris. Om praktische redenen wordt het budgetbeheer door de griffie verzorgd.

 

Artikel 6. Vergoeding

De leden van de rekenkamer ontvangen een bij verordening van de raad vastgestelde vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten (artikel 81k van de G