Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tilburg

Addendum Nota bodembeheer 'Grondstromenbeleid van de gemeente Tilburg onder de Omgevingswet'

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTilburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAddendum Nota bodembeheer 'Grondstromenbeleid van de gemeente Tilburg onder de Omgevingswet'
CiteertitelAddendum Nota bodembeheer 'Grondstromenbeleid van de gemeente Tilburg onder de Omgevingswet'
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-11-2023nieuwe regeling

20-11-2023

gmb-2023-506770

Tekst van de regeling

Intitulé

Addendum Nota bodembeheer 'Grondstromenbeleid van de gemeente Tilburg onder de Omgevingswet'

 

1. De status van dit addendum

 

Dit addendum zorgt ervoor dat het huidige grondstromenbeleid zoals beschreven in de Nota bodembeheer gemeente Tilburg 2019 met bodemkwaliteitskaart 2019 1 , beleidsneutraal wordt voortgezet na de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024. Dit addendum moet bestuurlijk worden vastgesteld (zie hoofdstuk 3 van dit addendum). De Nota bodembeheer met bodemkwaliteitskaart blijft daardoor, in combinatie met dit addendum, toepasbaar na 1 januari 2024.

 

Na inwerkingtreding van de Omgevingswet vervalt de nota bodembeheer niet.

Een deel van de beleidsregels in de nota bodembeheer wordt van rechtswege gelijkgesteld aan het tijdelijk deel van het gemeentelijke omgevingsplan (zie paragraaf 2 van dit addendum). Een deel van de beleidsregels moet worden geactualiseerd omdat ze niet meer verwijzen naar de juiste artikelen in de wet- en regelgeving waarop ze betrekking hebben.

Tot slot zijn in de nota bodembeheer beleidsregels opgenomen die zijn bedoeld voor de gemeente zelf en geven inzicht in de belangenafweging, uitleg van wettelijke voorschriften en maken daarmee het beleid van de gemeente toelichtend. Deze beleidsregels komen niet meer terug in het gemeentelijke omgevingsplan, ze kunnen naast het gemeentelijke omgevingsplan blijven bestaan.

 

Dit addendum regelt via een transponeringstabel (zie bijlage 2) dat bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 (zie paragraaf 4) naast de beleidsregels in de nota bodembeheer die van rechtswege gelijkgesteld worden aan het tijdelijk deel van het gemeentelijke omgevingsplan, óók de te actualiseren beleidsregels in de nota bodembeheer ná 1 januari 2024 kunnen worden gebruikt.

Om duidelijkheid te scheppen in het gemeentelijke grondstromenbeleid is het van belang om dit addendum vast te stellen. Dat biedt meer duidelijkheid voor burgers, bedrijven en de gemeente zelf.

 

In de periode van 1 januari 2024 tot 1 januari 2032 heeft de gemeente de tijd om de bruidsschatregels (schrappen, overnemen, continueren), de te actualiseren beleidsregels, de gebiedsspecifieke beleidsregels en de bodemfunctieklassenkaart om te zetten naar het definitieve gemeentelijke omgevingsplan (het nieuwe deel).

2. Achtergrond

 

Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet, de Aanvullingswet Bodem, diverse besluiten (onder andere het Aanvullingsbesluit Bodem en het Besluit activiteiten leefomgeving) en de Algemene maatregelen van bestuur (Aanvullingsregeling bodem), vervallen de huidige wet- en regelgeving voor bodemsanering en het functioneel en nuttig toepassen van grond en gerijpte baggerspecie. Bodem wordt daarmee een integraal deel van de Omgevingswet. In bijlage 1 is een (niet limitatieve) begrippenlijst met toelichting opgenomen met begrippen die onder de Omgevingswet worden gehanteerd.

 

Voor een aantal zaken heeft de wetgever overgangsrecht geregeld. De Aanvullingswet bodem regelt overgangsrecht voor onder meer:

  • -

    De gemeentelijke bodemfunctieklassenkaart.

  • -

    Het gebiedsspecifieke beleid van de gemeente:

    • De in de nota bodembeheer gedefinieerde Lokale Maximale Waarden.

    • De toepassingskaarten (gebiedsspecifiek kader Besluit bodemkwaliteit).

    • Het stellen van strengere eisen aan de bijmenging van bodemvreemd materiaal (steenachtige materialen en onbewerkt hout).

    • De acceptatie van bodemkwaliteitskaarten van andere gemeenten als bewijsmiddel bij grondverzet.

Het overgangsrecht regelt dat deze onderdelen juridisch gezien ‘gelijkgesteld’ zijn aan het tijdelijk deel van het omgevingsplan. De gemeente kan dit overgangsrecht voor het gebiedsspecifieke beleid gebruiken tot het beleid zijn geldigheid verliest. Heeft de gemeenteraad bijvoorbeeld in haar besluit tot het vaststellen van het gebiedsspecifiek beleid aangegeven tot welke datum het beleid geldt? Dan zal het beleid na deze periode vervallen. De nota bodembeheer is vastgesteld tot en met 18 februari 2030. Dit betekent dat de te actualiseren beleidsregels en het gebiedsspecifieke beleid in de nota bodembeheer voor 18 februari 2030 moeten worden overgezet naar het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

Het overgangsrecht geldt ook voor bodembeleidsregels die zijn opgenomen in bestemmingsplannen. Die bodembeleidsregels komen van rechtswege direct in het tijdelijk deel van het gemeentelijke omgevingsplan.

 

De bodemfunctieklassenkaart en de bodemkwaliteitskaart2 , die voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet onder het Besluit bodemkwaliteit bestuurlijk zijn vastgesteld, kunnen ook na inwerkingtreding van de Omgevingswet als bewijsmiddel worden gebruikt voor de afgifte van een milieuverklaring bodemkwaliteit.

Onder de Omgevingswet mag een bestuurlijk vastgestelde bodemkwaliteitskaart worden gebruikt als milieuverklaring bodemkwaliteit bij grondverzet (algemene regel). De Regeling bodemkwaliteit 2022 stelt voorwaarden en eisen aan de uitvoering en het gebruik. Deze voorwaarden gaan beleidsneutraal over van de Regeling bodemkwaliteit (oud) naar de Regeling bodemkwaliteit 2022 die onder de Omgevingswet van toepassing is. De geldige en bestuurlijk vastgestelde bodemkwaliteitskaarten van de gemeente, gebaseerd op de generieke, landelijke regelgeving, mogen dus ook na inwerkingtreding van de Omgevingswet worden gebruikt als milieuverklaring bodemkwaliteit bij grondverzet (algemene regel).

De bestuurlijk vastgestelde bodemkwaliteitskaart zware metalen, PAK, PCB, minerale olie is nog geldig t/m 29 januari 20243 .

De bestuurlijk vastgestelde bodemkwaliteitskaart PFAS-verbindingen is nog geldig t/m 18 februari 20254 .

 

In bijlage 1 is een (niet limitatieve) begrippenlijst met toelichting opgenomen met begrippen die onder de Omgevingswet worden gehanteerd.

3. De bestuurlijke vaststelling van dit addendum

 

Om het gemeentelijke grondstromenbeleid beleidsneutraal over te laten gaan bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024, moet dit addendum bestuurlijk worden vastgesteld door de gemeenteraad. Na dit raadsbesluit kan volgens artikel 4.81 en artikel 4.83 uit de Algemene wet bestuursrecht het raadsbesluit bekend worden gemaakt. Tegen het raadsbesluit waarin wordt bepaald dat beleidsneutraal wordt 'overgegaan' staan geen rechtsmiddelen open, er kan bijvoorbeeld geen bezwaar worden gemaakt of beroep worden ingediend.

4. De uiteindelijke implementatie in het definitieve gemeentelijke omgevingsplan

 

Uiterlijk 18 februari 2030 moeten de te actualiseren beleidsregels, het gebiedsspecifieke beleid in de nota bodembeheer (zie bijlage 2) worden overgezet naar het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

Uiterlijk 1 januari 2032 moeten de bruidsschatregels (schrappen, overnemen, continueren) en de bodemfunctieklassenkaart worden omgezet naar het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

De (beleids)regels omzetten naar het definitieve gemeentelijke omgevingsplan gebeurt met artikelteksten en toelichtingen op de artikelen. De artikelteksten voor de gemeentelijke beleidsregels en de toelichtingen op de artikelen maken geen onderdeel uit van dit addendum.

BIJLAGE 1: BEGRIPPENLIJST EN TOELICHTING ONDER DE OMGEVINGSWET

 

Aandachtstoffen

Aandachtstoffen zijn opkomende verontreinigende stoffen waarvan in de gehele Europese Unie nog onvoldoende monitoringgegevens beschikbaar zijn voor een risicobeoordeling. Aandachtstoffen worden ook wel watchlist-stoffen genoemd.

 

Aangrenzend perceel en verspreiden baggerspecie

Het begrip ‘aangrenzend perceel’ wordt bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet gewijzigd.

Voor onderhoudsbaggerspecie (óók stedelijke baggerspecie) waarvan de kwaliteit voldoet aan de kwaliteitseisen uit tabel 3b van bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit 2022 én aan de interventiewaarden droge bodem geldt de ontvangstplicht. Om zorgen over de risico’s van het verspreiden van de baggerspecie weg te nemen, is bij de nieuwe normen nog beter rekening gehouden met ecologische risico’s en voedselveiligheid. Er worden dusdanige eisen aan de baggerkwaliteit gesteld, dat de bodemfuncties ten aanzien van duurzaam landbouwkundig gebruik en ecologie voldoende zijn gewaarborgd.

Voor de herkenbaarheid voor de omgeving (omwonenden; duidelijk waar bagger vandaan komt) wordt vanaf de exacte locatie van baggeren een afstandscriterium van 10 kilometer gehanteerd. De zorgplicht blijft te allen tijde van kracht.

 

Achtergrondwaarde bodem

In het kader van bodemverontreiniging het van nature in de bodem aanwezige gehalte aan verontreinigende stoffen. Voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet kwam de aanduiding 'Achtergrondwaarde bodem' voor in het Besluit bodemkwaliteit. Na inwerkingtreding van de Omgevingswet is deze aanduiding in het Besluit bodemkwaliteit vervangen door de kwaliteitseis Landbouw/Natuur (voor grond) en algemeen toepasbaar (voor baggerspecie).

 

Activiteiten

De Omgevingswet regelt activiteiten, maar een juridische definitie voor het woord activiteit is er niet. De Omgevingswet onderscheidt verschillende soorten activiteiten. In het Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit bouwwerken leefomgeving staan rijksregels voor activiteiten, zoals:

  • -

    Milieubelastende activiteiten.

  • -

    Bouwactiviteiten.

  • -

    De rijksmonumentenactiviteit.

  • -

    Decentrale overheden kunnen ook regels stellen aan activiteiten:

  • -

    Waterschapsactiviteiten.

  • -

    Provinciale activiteiten.

  • -

    Gemeentelijke activiteiten

Afleverbon

Begeleidend document bij een partij grond of baggerspecie dat bij de afgifte van een milieuverklaring bodemkwaliteit is verstrekt als dit volgens Regeling bodemkwaliteit 2022 verplicht is. Het doel van de afleverbon is om de relatie tussen de partij en de milieuverklaring bodemkwaliteit te leggen.

 

Baggerspecie

Materiaal dat is vrijgekomen uit de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam en dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter. Dit staat in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit.

 

Besluit en Regeling bodemkwaliteit 2022

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) en de Regeling bodemkwaliteit 2022 (Rbk 2022) stellen regels aan kwaliteitsborging bij bodembeheer, de milieuverklaringen bodemkwaliteit en regels voor het verhandelen van bouwstoffen. De regels hebben te maken met de milieubelastende activiteiten toepassen van bouwstoffen en toepassen van grond of baggerspecie uit het Besluit activiteiten leefomgeving. Lees meer over het Besluit en de regeling bodemkwaliteit 2022.

 

Bevoegd gezag

In de meeste situaties is bij het hergebruik/toepassen van grond op of in de landbodem, de activiteit bouwen en de activiteit ruimtelijke planvorming de gemeente voor haar eigen grondgebied het bevoegd gezag.

Op een saneringslocatie is de gemeente bevoegd gezag. Onder de (voormalige) Wet bodembescherming is dat ook de gemeente Tilburg (aangewezen gemeente voor taken en bevoegdheden van de Wet bodembescherming; Staatsblad 2000, nr. 591, publicatie 21 december 2000).

Voor historische grondwaterverontreinigingen zijn het rijk, de provincies, waterschappen én gemeenten bevoegd gezag. De provincies hebben voor haar grondgebied hier een coördinerende en regisserende rol.

Bij een nieuwe verontreiniging (veroorzaakt op of na 1 januari 1987) binnen een omgevingsvergunningplichtige inrichting, toetst de vergunningsverlener Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van de desbetreffende inrichting of zijzelf dan wel de provincie als het bevoegd gezag optreedt.

Voor de activiteit bouwen en de activiteit ruimtelijke planvorming binnen de (toekomstige) Omgevingswet, de (voormalige) Wet ruimtelijke ordening en de (voormalige) Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is de gemeente voor haar eigen grondgebied het bevoegd gezag.

Voor milieubelastende activiteiten uit het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is de gemeente bevoegd gezag. Er zijn hierop enkele uitzonderingen:

  • -

    Als een provincie of minister een omgevingsvergunning voor een bepaalde activiteit heeft verleend, dan is deze ook bevoegd gezag voor handhaving van de Bal-voorschriften voor die activiteit. Zie artikel 2.9 Bal en artikel 18.2 lid 1 Omgevingswet. Zo is de provincie bevoegd gezag voor de Bal-voorschriften voor complexe bedrijven. Een aandachtspunt bij complexe bedrijven is dat ook activiteiten onder de vergunning kunnen vallen die normaliter niet zelfstandig vergunningplichtig zijn. Dit is bijvoorbeeld vaak het geval bij functioneel ondersteunende activiteiten. Ook als het complexe bedrijf een IPPC-installatie is, vallen veel extra activiteiten onder de vergunning.

  • -

    De provincie is bevoegd gezag voor het aanleggen en gebruiken van een open bodemenergiesysteem (artikel 2.5 Bal).

  • -

    De minister van Infrastructuur en Waterstaat is bevoegd gezag voor een milieubelastende activiteit (artikel 2.6 Bal):

    • op zee buiten de gemeente- of provinciegrens

    • die geheel of in hoofdzaak wordt verricht in de exclusieve economische zone

    • voor het exploiteren van een buisleiding met gevaarlijke stoffen zoals bedoeld in paragraaf 3.4.3 van het Bal

    • op bepaalde defensieterreinen

    • voor de opslag van en activiteiten met explosieven op locaties die staan in bijlage IX van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)

  • -

    De minister van Economische Zaken is bevoegd gezag voor het aanleggen en exploiteren van een mijnbouwwerk zoals bedoeld in paragraaf 3.10.1 van het Bal.

  • -

    De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is bevoegd gezag voor het op of in de bodem brengen van meststoffen zoals bedoeld in paragraaf 3.2.20 van het Bal. Het vernietigen van graszoden op weidegronden valt daar ook onder.

Bodem (definitie)

In de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet is het begrip bodem als volgt gedefinieerd:

“Vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen.”

Tot de bodem behoort ten eerste het buitenste vaste deel van de aarde. Daarbij moet zo diep worden gegaan als de beïnvloeding van menselijke activiteiten in die bodem. Dit omvat zowel de organische als de minerale bestanddelen.

Ten tweede behoren ook de vloeibare delen tot de bodem. De vloeibare delen van de bodem zijn het water en de zich daarin bevindende stoffen.

In de zone waarin bodem door water is verzadigd, wordt gesproken van grondwater. Grondwater maakt dus ook onderdeel uit van de bodem.

Tot slot bestaat de bodem uit gasvormige bestanddelen. Deze gasvormige bestanddelen bestaan uit verschillende bodemgassen, zoals zuurstof, stikstof en methaan.

 

Bodembeheergebied

Gebied dat is aangewezen bij ministeriële regeling in het omgevingsplan of in de waterschapsverordening op grond van artikel 5.89o of 6.3 van het Besluit kwaliteit leefomgeving. De aanwijzing van een bodembeheergebied is nodig als de gemeente of de waterkwaliteitsbeheerder via maatwerk soepelere kwaliteitseisen wil opnemen in het omgevingsplan of de waterschapsverordening. Zie: aanwijzing bodembeheergebied (instructieregel omgevingsplan).

 

Bodemfunctieklassenkaart

Kaart waarop de verschillende bodemfuncties zijn aangegeven, waarbij het bodemgebruik is ingedeeld in de klassen ‘Industrie’, ‘Wonen’ en ‘Landbouw/natuur’ (artikel 5.89p van het Besluit bodemkwaliteit leefomgeving (artikel 1 Besluit bodemkwaliteit)). Zie: Indeling van de landbodem in de bodemfunctieklassenkaart. Onder het (voormalige) Besluit bodemkwaliteit is de functieklasse ‘Landbouw/natuur’ soms aangegeven als ‘Overig’.

De bodemfunctie bepaalt samen met de bodemkwaliteitsklasse van de ontvangende landbodem de kwaliteitseis voor het toepassen van grond of baggerspecie op de landbodem. Zie: Kwaliteitseisen toepassen grond of baggerspecie op de landbodem.

De bodemfunctieklasse bepaalt ook de terugsaneerwaarde bij de saneringsaanpak verwijderen van een verontreiniging bij saneren van de bodem (artikel 4.1242 van het Besluit activiteiten leefomgeving).

 

Bodemgevoelig gebouw

Een gebouw, of een gedeelte daarvan, een woonschip of een woonwagen als bedoeld in artikel 5.89g van het Besluit kwaliteit leefomgeving waar personen meer dan twee uur per dag aaneengesloten aanwezig zijn. Een uitbreiding of wijziging van een bestaand gebouw of een bijbehorend bouwwerk tot 50 m2 valt niet onder het begrip bodemgevoelig gebouw.

 

Bodemgevoelige locatie

Een locatie als bedoeld in artikel 5.89h van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Een bodemgevoelige locatie is in ieder geval een locatie waarop een bodemgevoelig gebouw is toegelaten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit. Tot een bodemgevoelige locatie hoort ook een (aaneengesloten) tuin of terrein grenzend aan een bodemgevoelig gebouw. De gemeente kan de definitie die in de instructieregel (zie par. 5.1.4.5.1 Bkl) is opgenomen niet wijzigen. De gemeente kan in het omgevingsplan andere locaties aanwijzen als bodemgevoelige locatie, zoals kinderspeelplaatsen of moestuinen en stadslandbouw.

 

Bodemkwaliteitskaart

Kaart als bedoeld in artikel 25c, derde lid van het Besluit bodemkwaliteit (artikel 1). De bodemkwaliteitskaart vormt de basis voor het vastleggen van de kwaliteitseisen die gelden op een locatie. In sommige gevallen kan de bodemkwaliteitskaart ook gebruikt worden als milieuverklaring bodemkwaliteit. Zie: Milieuverklaring op grond van een (water)bodemkwaliteitskaart.

 

Bodemlagen (omschrijving)

Onder de (toekomstige) Omgevingswet is geen sprake (meer) van boven – en ondergrond zoals gebruikt is onder de (voormalige) Wet bodembescherming en het (voormalige) Besluit bodemkwaliteit. Onder de (toekomstige) Omgevingswet wordt gesproken over bodemlagen; bijvoorbeeld:

  • -

    Bodemlaag 0-0,5 m-mv (werd omschreven als bovengrond).

  • -

    Bodemlaag 0,5-2,0 m-mv (werd omschreven als ondergrond).

Bouwstof

Materiaal dat is bestemd om te worden toegepast, waarin de totaalgehalten aan silicium, calcium en aluminium tezamen meer dan 10 gewichtsprocent van dat materiaal bedragen, met uitzondering van vlakglas, metallisch aluminium, grond of baggerspecie. Dit staat in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit. Zie: Inhoudelijke regels toepassen bouwstoffen en Handelingen met bouwstoffen.

 

Bruidsschat

De term ‘bruidsschat’ wordt gebruikt voor de regels die het Rijk als onderdeel van het Invoeringsbesluit Omgevingswet automatisch toevoegt aan elk omgevingsplan en aan elke waterschapsverordening.

In de bruidsschat staan onderwerpen waarvoor het Rijk geen direct werkende regels heeft gemaakt. Het is een bijzondere vorm van overgangsrecht. De bruidsschat is onderdeel van het tijdelijk deel van het omgevingsplan.

 

Decentrale regels

De regels over activiteiten die gevolgen (kunnen) hebben voor de fysieke leefomgeving, kunnen in verschillende besluiten staan. Namelijk in het omgevingsplan, de waterschapsverordening, de omgevingsverordening en in algemene maatregelen van bestuur van het Rijk. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om regels over aanlegactiviteiten, bouwactiviteiten of sloopactiviteiten. Of regels over het uitvoeren van bedrijfsmatige of beheersmatige activiteiten.

Het initiatief voor deze activiteiten ligt meestal bij burgers en bedrijven, maar soms ook bij overheden zelf. Bijvoorbeeld een weg aanleggen, een zuiveringtechnisch werk bouwen of een gemeentelijke jachthaven realiseren.

Ook bij het stellen van regels over activiteiten is decentrale beleidsruimte het uitgangspunt. Het wel of niet stellen van regels is in beginsel een keuze van decentrale overheden. Zo kiezen veel gemeenten ervoor om regels te stellen ter bescherming van bomen en houtopstanden. Ook stellen ze bijvoorbeeld vaak regels aan het maken van een inrit of uitweg of het aanbrengen van handelsreclame op of aan een onroerende zaak. Waterschappen stellen bijvoorbeeld regels over het lozen en onttrekken van water.

 

Diffuse bronnen

Een bron van verontreiniging die niet op één bepaalde plek zijn oorsprong heeft, maar over een groter gebied plaatsvindt, zoals verontreinigingen afkomstig uit de landbouw en het verkeer die via neerslag het grond- en oppervlaktewater bereiken.

Erkende werkzaamheid

Werkzaamheden die te maken hebben met bodem(beheer) en waarvoor het Besluit bodemkwaliteit voorschrijft dat deze verplicht onder erkenning moeten plaatsvinden.

Zie: Overzicht werkzaamheden bodemkwaliteit met verplichte erkenning.

 

Erkenning bodemkwaliteit

Beschikking op grond van artikel 9, lid 1, van het Besluit bodemkwaliteit waarbij is vastgesteld dat een persoon of instelling voor een bodemwerkzaamheid voldoet aan de bij of krachtens dat besluit geldende voorwaarden voor het verkrijgen van een erkenning (artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit).

Dit betekent dat de persoon of instelling deze werkzaamheid mag uitvoeren. De verplichting om onder erkenning bepaalde werkzaamheden uit te voeren, staat ook wel bekend als de erkenningsregeling kwalibo.

 

Functionele toepassing

Toepassen van grond of baggerspecie is alleen toegestaan in een functionele toepassing. Dit kunnen zowel functionele toepassingen zijn in een werk5 of functionele toepassingen die geen werk zijn. Deze functionele toepassingen staan respectievelijk in het tweede en derde lid van artikel 4.1269 van het Bal. Het is een limitatieve opsomming. Het toepassen van grond of baggerspecie betreft niet alleen de aanleg van de functionele toepassing maar ook de instandhouding, het herstel, de verandering en de uitbreiding daarvan.

 

Functionele toepassingen in een werk

Functionele toepassingen zijn het aanleggen, in stand houden, herstellen, veranderen of uitbreiden van de volgende werken:

  • -

    Wegen of spoorwegen, met daarbij ook bijbehorende geluidswallen, en bouwwerken en dijken.

  • -

    Ophogingen op of in de landbodem voor het realiseren van bedrijventerreinen, woningbouwlocaties, landbouwgronden, natuurgronden, tuinen of recreatieterreinen.

  • -

    Ophogingen op of in de landbodem voor het herstellen of verbeteren van de bodemgesteldheid van een terrein of het bevorderen van de landbouwkundige waarde, natuurwaarde of recreatieve waarde van een terrein.

  • -

    Afdeklagen op saneringslocaties, bovenafdichtingen op stortplaatsen en afdeklagen op grootschalige toepassingen of op toepassingen in een diepe plas.

  • -

    Herinrichtingen van winplaatsen of voormalige winplaatsen voor delfstoffen op de landbodem voor het maken van bedrijventerreinen, woningbouwlocaties, landbouwgronden, natuurgronden, tuinen, recreatieterreinen of het stabiliseren van wanden.

  • -

    Voorzieningen in oppervlaktewaterlichamen (met uitzondering van diepe plassen) voor het:

    • Voorkomen of beperken van overstromingen of wateroverlast (klimaatadaptief maken).

    • Het bevorderen van de natuurwaarde of recreatieve waarde daarvan.

    • Het bevorderen van de doorvaart van de scheepvaart.

    • Het herstellen of verbeteren van de ligging, vorm, afmeting en constructie van een waterstaatswerk.

  • -

    Suppleties van baggerspecie langs de kustlijn voor het herstellen of verbeteren van de kustverdediging.

  • -

    Opvullingen van oppervlaktewaterlichamen (met uitzondering van diepe plassen), tot landbodem voor het verwezenlijken van bedrijventerreinen, woningbouwlocaties, landbouwgronden, natuurgronden of recreatieterreinen.

  • -

    Opvullingen van diepe plassen voor het bevorderen van:

    • De natuurwaarde of recreatieve waarde van de diepe plas.

    • Het ontwikkelen tot landbodem voor het verwezenlijken van bedrijventerreinen, woningbouwlocaties, landbouwgronden, natuurgronden of recreatieterreinen.

    • Het stabiliseren van wanden.

Functionele toepassingen die geen werk zijn

De volgende toepassingen zijn ook functioneel, maar zijn geen werk:

  • -

    Verspreiding van baggerspecie, met inbegrip van verspreiding in een weilanddepot, uit een oppervlaktewaterlichaam dat behoort tot de regionale wateren. De baggerspecie is hier terechtgekomen door afspoeling en afkalving van materiaal van gronden die liggen aan of in het oppervlaktewaterlichaam en past men toe:

    • Voor het herstellen of verbeteren van de bodemgesteldheid van die gronden.

    • Op landbouwgronden die tot maximaal 10 km afstand liggen van de plaats van vrijkomen van de baggerspecie.

  • -

    Verspreiding van baggerspecie in een oppervlaktewaterlichaam, met uitzondering van uiterwaarden, gorzen, slikken, stranden of platen, voor het herstellen of verbeteren van de ecologische en morfologische functies van het sediment.

  • -

    Verspreiding van baggerspecie binnen uiterwaarden, gorzen, slikken, stranden of platen. De baggerspecie is dan afkomstig uit een watergang die ligt in tot een oppervlaktewaterlichaam behorende uiterwaarden, gorzen, slikken, stranden of platen. De baggerspecie past men toe voor het herstellen of verbeteren van de bodemgesteldheid van die gronden.

 

Functionele hoeveelheid

Een initiatiefnemer moet grondstoffen zuinig gebruiken. En afvalstoffen moet een initiatiefnemer doelmatig beheren. Daarom mag hij of zij grond of baggerspecie alleen in hoeveelheden toepassen die noodzakelijk zijn voor het voltooien van de functionele toepassing. En noodzakelijk betekent dan in de zin van gangbare civieltechnische, bouwtechnische, milieuhygiënische, ecologische of esthetische maatstaven. Meer toepassen dan nodig is, is niet toegestaan.

 

Gebouw

De term gebouw is in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en het Besluit bouwwerken leefomgeving gedefinieerd als: bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

Graven

Grondverzet zonder saneringsdoelstelling.

Wie gaat graven in de bodem, heeft onder de (toekomstige) Omgevingswet te maken met een melding- of informatieplicht. De verplichten verschillen per type activiteit. In een stroomschema graven is voor zowel de initiatiefnemer als de toezichthouder en bevoegd gezag overzichtelijke gemaakt welke regels er gelden. Het stroomschema moet van boven naar beneden worden doorlopen.

 

Grond

Vast materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 mm. Het organische stof moet in een verhouding en met een structuur zijn zoals deze in de bodem van nature wordt aangetroffen. Dit geldt ook voor van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 mm, met uitzondering van baggerspecie (artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit).

 

Grondwater (definitie)

In de Omgevingswet is voor de definitie van grondwater aangesloten bij de definitie uit de Europese waterrichtlijnen:

“Water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in direct contact met de bodem of ondergrond staat.”

De definitie van grondwater sluit beter aan bij de manier waarop de (toekomstige) Omgevingswet het begrip gebruikt, en hoe de Omgevingswet de waterbeheertaken beschrijft.

Alleen het water dat zich in de verzadigde zone bevindt is grondwater. Daarop richten zich dan ook de grondwaterdoelstellingen van de Kaderrichtlijn Water en de Grondwaterrichtlijn. Ten opzichte van de Waterwet is dit een wijziging. In de Waterwet valt 'al het in de bodem aanwezige water’ onder het begrip grondwater. Terwijl in de Kaderrichtlijn Water het ‘aan de grond hangende bodemvocht in de onverzadigde zone’ nadrukkelijk buiten het begrip grondwater is gelaten.

 

Grootschalige toepassing grond en baggerspecie

Het toepassen van grote hoeveelheden grond en baggerspecie (meer dan 5000 kuub). Voorbeelden van grootschalige toepassingen zijn het toepassen van grond en baggerspecie in bouw- en wegconstructies, in terpen of in diepe plassen (zandwinputten). Zie: Kwaliteitseisen grootschalige toepassing grond en baggerspecie.

 

Instructieregel

Een instructieregel is een algemene regel waarmee een bestuursorgaan aan een ander bestuursorgaan aangeeft hoe dat orgaan een taak of bevoegdheid moet uitoefenen. Instructieregels gaan over de inhoud, toelichting of motivering van een instrument dat een bestuursorgaan op grond van de Omgevingswet kan inzetten. Lees meer over instructieregels.

 

Interventiewaarde bodemkwaliteit

Waarde die aangeeft dat bij overschrijding sprake is van significante risico's voor mens, plant of dier (bijlage I van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)). De interventiewaarden bodemkwaliteit staan in bijlage IIA van het Bal. Deze waarden bepalen onder andere het onderscheid tussen de activiteiten graven in de bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarden bodemkwaliteit en graven in de bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarden bodemkwaliteit.

 

Kwalibo; kwaliteit van de uitvoering van een werkzaamheid

Kwalibo staat voor kwaliteitsborging in het bodembeheer. Hiermee stelt het Besluit bodemkwaliteit kwaliteits- en integriteitseisen aan werkzaamheden in het bodembeheer, waaronder een erkenningsplicht voor bepaalde werkzaamheden. Kwalibo vergroot de kwaliteit en de betrouwbaarheid van het werk van intermediairs (certificerende instellingen, certificaathouders, producten en diensten.).

Bepaalde werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden door gecertificeerde en/of geaccrediteerde personen en bedrijven, die ook erkend moeten zijn. Daarnaast mag het bevoegd gezag alleen aanvragen voor een vergunning of een melding in behandeling nemen wanneer de bodemgegevens afkomstig zijn van erkende bedrijven. En als ze zijn uitgevoerd volgens de daarvoor geldende documenten.

In normdocumenten staan de werkzaamheden waarop Kwalibo van toepassing is. Normdocumenten zijn protocollen en beoordelingsrichtlijnen. Gecertificeerde en/of geaccrediteerde bedrijven moeten een kwaliteitssysteem hebben. Controle vindt plaats door certificerende instellingen en/of een accreditatie-instantie. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) is bevoegd gezag. Zij kan handhavend optreden tegen organisaties die zonder erkenning werkzaamheden verrichten of niet volgens normdocumenten werken.

Het onderdeel Kwalibo van het Besluit bodemkwaliteit valt niet onder de Omgevingswet, maar onder de Wet milieubeheer. Hetzelfde geldt voor de normdocumenten in bijlage C van de Regeling bodemkwaliteit 2022. Het principe van gelijkwaardigheid van de Omgevingswet werkt dus niet door in het Besluit bodemkwaliteit. Het is daarom niet mogelijk om, onder het principe van gelijkwaardigheid van de Omgevingswet, de aangewezen werkzaamheden toch zonder erkenning uit te voeren.

 

Kwaliteitsklasse

Klasse waarin grond, baggerspecie, landbodem of waterbodem op grond van artikel 25d van het Besluit bodemkwaliteit ingedeeld kan worden op basis van milieuhygiënische kwaliteitseisen. De kwaliteitsklassen komen bij diverse milieubelastende activiteiten uit het Besluit activiteiten leefomgeving voor, waaronder bij het toepassen van grond of baggerspecie.

De kwaliteitseisen die de bovengrens vormen voor een kwaliteitsklasse staan in bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit 2022. Zie: Kwaliteits- en bodemfunctieklassen bij activiteiten op of in de bodem.

 

Kwaliteitsklassen voor landbodem en grond

De normen van de kwaliteitseisen staan in tabel 1 van bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit 2022. Deze kwaliteitseisen bepalen in welke kwaliteitsklasse de landbodem of de grond valt. Voor sommige stoffen zijn de kwaliteitseisen soms getalsmatig hetzelfde. Bijvoorbeeld voor de meeste metalen is de kwaliteitseis 'Industrie' gelijk aan de Interventiewaarde bodemkwaliteit. Dan is er geen kwaliteitsklasse ‘matig verontreinigd’ mogelijk op basis van deze metalen. Hetzelfde geldt voor minerale olie, waarbij de kwaliteitseis 'Landbouw/natuur' en de kwaliteitseis 'Wonen' hetzelfde zijn. Er is dan geen kwaliteitsklasse 'Wonen' op basis van minerale olie mogelijk.

 

 

Leefomgeving

Er bestaat geen duidelijke begrenzing van de leefomgeving. De Omgevingswet noemt fysieke leefomgeving (artikel 1.2, lid 1). Deze bestaat in ieder geval uit:

  • a.

    bouwwerken

  • b.

    infrastructuur

  • c.

    watersystemen

  • d.

    water

  • e.

    bodem

  • f.

    lucht

  • g.

    landschappen

  • h.

    natuur

  • i.

    cultureel erfgoed

  • j.

    werelderfgoed

 

Maatwerk

Aanpassen van de kwaliteitseisen kan via maatwerk (maatwerkregels of maatwerkvoorschriften). Daarvoor gelden wel een aantal voorwaarden. Welke voorwaarden en mogelijkheden gelden, hangt af van de milieubelastende activiteit. Voor het afleiden en onderbouwen van andere kwaliteitseisen via maatwerkregels, kan het bevoegd gezag de RisicotoolboxBodem van het RIVM gebruiken. In de volgende figuren staan de verschillende mogelijkheden voor maatwerk.

 

Het is niet mogelijk om met een maatwerkregel de interventiewaarde bodemkwaliteit aan te passen bij de milieubelastende activiteiten graven in de bodem. Deze waarde bepaalt het toepassingsbereik van de activiteit, of welke milieubelastende activiteit van toepassing is. Namelijk: graven met een kwaliteit boven Interventiewaarde bodemkwaliteit? Of met een kwaliteit gelijk of kleiner dan interventiewaarde bodemkwaliteit?

 

 

Het opslaan van matig of sterk verontreinigde grond is vergunningplichtig. Dit is onderdeel van het toepassingsbereik. Daarop is geen maatwerk mogelijk.

 

 

Het opslaan van sterk verontreinigde baggerspecie is vergunningplichtig. Dit is onderdeel van het toepassingsbereik. Daarop is geen maatwerk mogelijk.

 

 

Voor het toepassen van grond, bagger, mijnsteen of vermengde mijnsteen zijn de mogelijkheden voor maatwerk groter. Het is namelijk ook mogelijk om sterk verontreinigde grond, bagger of mijnsteen toe te passen. Hier gelden wel aanvullende voorwaarden voor. Deze staan in artikel 4.1273 en 4.1289 van het Bal. Voor de kwaliteitseisen bij de standaard saneringsaanpak 'afdekken' bij het saneren van de bodem geldt dezelfde ruimte voor maatwerk als voor toepassen.

 

 

Maatwerkregel

Een maatwerkregel is een algemene regel van een gemeente, waterschap of provincie die afwijkend of aanvullend is op een algemene regel van het Rijk of een provincie (artikel 4.6 Omgevingswet). Lees meer over de maatwerkregel.

 

Milieubelastende activiteiten

Onder de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit werd dit aangeduid als ‘bodembedreigende activiteiten’.

Een milieubelastende activiteit is een activiteit die nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken. Een wateronttrekkingsactiviteit en een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of zuiveringtechnisch werk zijn geen milieubelastende activiteiten in de zin van de Omgevingswet.

Lees meer over het begrip milieubelastende activiteit.

 

Milieuverklaring bodemkwaliteit en afleverbon

Schriftelijke verklaring over de milieuhygiënische kwaliteit van een partij bouwstof, grond, baggerspecie, mijnsteen of vermengde mijnsteen of de (water)bodem, die is afgegeven op grond van het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). De verklaring is bedoeld om als wettig bewijsmiddel te dienen dat aan de kwaliteitseisen is voldaan, behalve als sprake is van bewijs van onjuistheid of onvolledigheid. In het Bbk staan in hoofdstuk 3A regels voor de afgifte van milieuverklaringen bodemkwaliteit.

De uitwerking van deze regels staat in de Regeling bodemkwaliteit 2022. Zie: Milieuverklaring bodemkwaliteit.

 

Niet-vormgegeven bouwstof

Een niet-vormgegeven bouwstof is een bouwstof waarvan de kleinste eenheid een volume heeft van minder dan 50 cm3 of bouwstoffen die onder normale omstandigheden niet duurzaam vormvast zijn. Voorbeelden zijn assen en granulaten. Zie: Inhoudelijke regels toepassen bouwstoffen en Handelingen met bouwstoffen.

 

Omgevingsplan

Het omgevingsplan vervangt de huidige bestemmingsplannen en bevat alle regels over de fysieke leefomgeving die de gemeente stelt binnen haar grondgebied. Per gemeente is er 1 omgevingsplan. Lees meer over het omgevingsplan.

 

Omgevingsplan, nieuw deel

Het nieuwe deel van het omgevingsplan is het deel dat na inwerkingtreding van de Omgevingswet is vastgesteld 'met het oog op de doelen van de wet' (artikel 2.1 lid 1 Omgevingswet). Dit deel van het omgevingsplan voldoet aan de instructieregels en digitale standaarden. Lees meer over de overgangsfase van het omgevingsplan.

 

Omgevingsplan, tijdelijk deel

Het tijdelijk deel van het omgevingsplan is het omgevingsplan dat bij inwerkingtreding van de Omgevingswet aanwezig is op grond van het overgangsrecht. Het betreft hier de bestaande planologische regels, zoals bijvoorbeeld bestemmingsplannen en gemeentelijke verordeningen. Daarnaast gaat het om de regels uit de bruidsschat. Lees meer over het tijdelijk deel omgevingsplan.

 

Ongewoon voorval

Een ongewoon voorval is een gebeurtenis die voldoet aan de volgende criteria:

  • 1.

    bij een activiteit gebeurt iets dat afwijkt van het normale verloop;

  • 2.

    de gebeurtenis heeft (mogelijk) nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving; en

  • 3.

    de gebeurtenis heeft grote, merkbare gevolgen.

Lees meer over een Ongewoon voorval onder de Omgevingswet.

 

Partij bouwstoffen

Een hoeveelheid bouwstoffen met een vergelijkbare aard en samenstelling en die dezelfde herkomst of producent hebben en als eenheid worden verhandeld of toegepast (artikel 1, Besluit bodemkwaliteit). Zie: Inhoudelijke regels toepassen bouwstoffen en Handelingen met bouwstoffen.

 

Partij grond of baggerspecie

Een hoeveelheid grond, baggerspecie, mijnsteen of vermengde mijnsteen is een partij als dat materiaal een vergelijkbare aard en samenstelling heeft en een eenheid vormt, die is ontstaan door:

  • a.

    het ontgraven van een hoeveelheid van het materiaal, die van oorsprong in de bodem:

    • 1.

      fysiek aaneengesloten is, of

    • 2.

      gedeeltelijk onderbroken is en waarbij de onderlinge afstand tussen de niet-aaneengesloten hoeveelheden niet meer 25 m bedraagt

  • b.

    het ontgraven van een van oorsprong in de bodem niet fysiek aaneengesloten hoeveelheid van dat materiaal, die niet meer dan 25 m3 bedraagt

  • c.

    het bewerken van het materiaal, of

  • d.

    het samenvoegen of splitsen van partijen van het materiaal

De definitie van partij staat in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit. Lees meer op pagina Definitie van een partij grond of baggerspecie.

 

Saneren

Het beheren, beperken of ongedaan maken van een verontreiniging in de grond, de waterbodem of het grondwater.

 

Saneringsplicht

De saneringsplicht is onder de (toekomstige) Omgevingswet afhankelijk van de locatieontwikkeling.

Onder de Wet bodembescherming beschikte locaties en saneringen in uitvoering vallen onder het overgangsrecht Omgevingswet.

 

Tarragrond

Tarragrond is aanhangende grond die vrijkomt bij het behandelen van gewassen na de oogst. Dit staat in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit. Tarragrond heet ook wel spoelgrond of zeefgrond, en kent zowel droge als natte verschijningsvormen. Er gelden specifieke bepalingen voor het toepassen van tarragrond op of in de bodem.

 

Tijdelijk uitnemen van grond

Het uitnemen van grond uit de bodem, waarna die grond weer wordt teruggebracht op of in de bodem, onder dezelfde omstandigheden en zonder te zijn bewerkt (bijlage I van het Bal). Lees meer op pagina Tijdelijk uitnemen van grond of baggerspecie.

 

Toevalsvondst

Een locatie waar na inwerkingtreding van de Omgevingswet een historische bodemverontreiniging (ontstaan vóór 1 januari 1987) wordt vastgesteld en de veroorzaker niet bekend is (afdeling 19.2a Omgevingswet). Het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente waarin een dergelijke bodemverontreiniging wordt aangetroffen kan tijdelijke beschermingsmaatregelen - met inbegrip van onderzoek naar de toestand van de bodem - verplichten aan de eigenaar van het stuk grond. De tijdelijke beschermingsmaatregelen hebben betrekking op onaanvaardbare risico's voor de gezondheid als gevolg van de blootstelling. Het kan in de praktijk gaan om bijvoorbeeld het plaatsen van hekken zodat spelende kinderen of passanten een terrein niet betreden. De toevalsvondst-regeling houdt geen saneringsplicht in en ook het toetsingskader is aanzienlijk beperkter dan de Wet bodembescherming. Nadelige gevolgen voor mens (anders dan onaanvaardbare risico's), de ecologie en de mogelijke verspreidingsrisico's naar het grondwater zijn in het kader van de toevalsvondst namelijk geen beoordelingscriteria.

In de Omgevingsvisie (de beleidsuitgangspunten) en in het omgevingsplan of het omgevingsprogramma (het regulerend instrumentarium) moet worden aangeven welke eisen worden gesteld aan de bodemkwaliteit binnen de grenzen van het beheergebied. Het Omgevingsplan zal dan ook bepalend zijn voor de wijze waarop met dergelijke historische verontreinigingen moet worden omgegaan en of er een saneringsplicht geldt.

 

Verspreiden van baggerspecie

Vrijgekomen baggerspecie toepassen. De baggerspecie die op ongewenste plaatsen is gesedimenteerd, elders weer terugbrengen in het watersysteem of op aangrenzende gronden van de landbodem. De sedimentbalans wordt zo hersteld.

Zie verder:

Zorgplicht

De zorgplicht in de Omgevingswet geldt voor overheden, bedrijven en burgers. De wet kent een algemene zorgplicht, een algemeen verbod en een specifieke zorgplicht.

De algemene zorgplicht houdt in dat zowel overheden, bedrijven als burgers verantwoordelijk zijn voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving.

Het algemeen verbod houdt in dat het verboden is een activiteit te verrichten of na te laten als daardoor aanzienlijke nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving (dreigen te) ontstaan.

Een specifieke zorgplicht is toegespitst op specifieke activiteiten voor concreet genoemde belangen. Zoals het regelmatig legen van een lekbak.

Lees meer over het begrip zorgplicht in de Omgevingswet.

BIJLAGE 2: TRANSPONERINGSTABEL GRONDSTROMENBELEID GEMEENTE TILBURG ONDER DE OMGEVINGSWET

 

Nr

Beleidsregel

Nota bodembeheer

regelgeving 2023

Regelgeving Omgevingswet

Omzetting beleidsregels nota bodembeheer én tijdelijk deel gemeentelijk Omgevingsplan in definitief gemeentelijk omgevingsplan

- : komt niet terug in definitief gemeentelijk Omgevingsplan

1

Kaartbijlage 1 nota bodembeheer

 

Bodemfunctieklassenkaart

(verplicht)

Wet bodembescherming (oud) artikel 12a, lid 5.

 

Besluit bodemkwaliteit (oud) artikel 55.

Besluit kwaliteit leefomgeving (hierna: Bkl)

artikel 5.89p Bkl (indeling landbodem in bodemfunctieklassen).

 

Van rechtswege wordt dit juridische gezien ‘gelijkgesteld’ aan het tijdelijk deel van het gemeentelijke omgevingsplan ex art. 22.1 Omgevingswet (hierna: Ow).

Via een wijzigingsprocedure opnemen in het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

2

Hoofdstuk 2 / bijlagen 3 en 4 en kaartbijlagen 2 t/m 4 nota bodembeheer

 

Bodemkwaliteitskaart gemeente Tilburg

Bestuurlijk vastgestelde bodemkwaliteitskaart zware metalen, PAK, PCB en minerale olie nog geldig t/m 29 januari 2024.

Bestuurlijk vastgestelde bodemkwaliteitskaart PFAS-verbindingen nog geldig t/m 18 februari 2025.

Regeling bodemkwaliteit (oud) artikel 4.3.5.

Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: Bal)

Paragraaf 4.124 (regels bij het stellen van maatwerkregels).

Artikel 4.1265 Bal (toepassingsbereik).

Artikel 5.89o Bkl (aanwijzing bodembeheergebieden).

Artikel 6.3 Bkl (aanwijzing bodembeheergebieden).

 

Van rechtswege wordt dit juridische gezien ‘gelijkgesteld’ aan het tijdelijk deel van het gemeentelijke omgevingsplan ex art. 22.1 Ow.

De bodemkwaliteitskaart (ontgravingskaart) hoeft niet in het gemeentelijke omgevingsplan te komen, maar kan als losstaand beleidsdocument blijven bestaan en als milieuverklaring bodemkwaliteit worden gebruikt totdat de geldigheidstermijn van maximaal 5 jaar na bestuurlijke vaststelling is verstreken.

3

Landelijk beleid: Aanwijzing bodembeheergebied

Besluit bodemkwaliteit (oud) artikel 57.

Artikel 5.89o Bkl (aanwijzing bodembeheergebieden).

-

4

Kaartbijlagen 4A en 4B nota bodembeheer

 

Landelijk beleid: Kwaliteitseisen toe te passen grond

Regeling bodemkwaliteit (oud) artikel 59.

Artikel 4.1272 Bal (generieke beleidsuitgangspunten) in samenhang met artikel 25d Besluit bodemkwaliteit (gewijzigd).

De toepassingskaarten hoeven niet in het gemeentelijke omgevingsplan te komen, maar kunnen als milieuverklaring bodemkwaliteit worden gebruikt totdat de geldigheidstermijn van maximaal 5 jaar na bestuurlijke vaststelling is verstreken.

5

Paragraaf 1.1 nota bodembeheer

 

Activiteit toepassen grond of baggerspecie

Besluit bodemkwaliteit (oud) artikel 35.

Artikel 3.48o Bal (aanwijzing activiteiten).

Artikel 3.48p Bal (aanwijzing vergunningplichtige gevallen).

Artikel 3.48q Bal (algemene regels).

Dit is een algemene regel onder de Omgevingswet en komt niet terug in het gemeentelijke omgevingsplan.

6

Paragrafen 1.1 en 4.7 nota bodembeheer

 

Activiteit tijdelijke uitname van grond (met kwaliteit gelijk aan of onder de interventiewaarde) bij graafwerkzaamheden

Besluit bodemkwaliteit (oud) artikel 35 en artikel 36.

Artikel 4.1222a Bal (bodem en afval: tijdelijk uitnemen van grond).

Paragraaf 3.2.21 (graven in de bodem met kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit - meer dan 25m3 grondverzet).

Artikel 3.48d Bal (aanwijzing milieubelastende activiteit).

Artikel 3.48e Bal (algemene regels - aanwijzing regels voor het verrichten van de activiteit).

Paragraaf 4.119 (graven in de bodem met kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit).

Dit is een algemene regel onder de Omgevingswet en komt niet terug in het gemeentelijke omgevingsplan.

7

Paragrafen 1.1 en 4.8 nota bodembeheer

 

Activiteit tijdelijk opslaan van grond

Besluit bodemkwaliteit (oud) artikel 35.

Artikel 4.1223 Bal (tijdelijke opslag van grond).

Dit is een algemene regel onder de Omgevingswet en komt niet terug in het gemeentelijke omgevingsplan.

8

Paragraaf 1.6 nota bodembeheer

 

Het gebruik van de bodemkwaliteitskaart bij bodemverontreinigende activiteiten (bij de interpretatie van een eindsituatie-onderzoek als geen nulsituatie-onderzoek beschikbaar is

Landelijke regel onder de Omgevingswet.

Activiteitenbesluit.

Paragraaf 5.2.1 Bal (eindonderzoek bodem).

Artikel 5.6 Bal (herstel van bodemkwaliteit).

 

Artikel 22 richtlijn 2010/75/EU. Voor activiteiten waarop de Europese Richtlijn industriële emissies het milieubeschermingsbeginsel van "Integrated Pollution Prevention and Control" (IPPC) van toepassing is (en voor complexe bedrijven), blijft volgens de Europese Richtlijn industriële emissies het nulsituatie-onderzoek wel verplicht.

Artikel 7.27 lid c Omgevingsregeling (eindonderzoek bodem).

Dit is een algemene regel onder de Omgevingswet en komt niet terug in het gemeentelijke omgevingsplan.

9

Paragraaf 4.2 nota bodembeheer

 

Gebiedsspecifiek beleid: Aanwijzing bodembeheergebied

Het betreft grondgebied van meerdere bevoegde gezagen (Besluit bodemkwaliteit (oud)).

Besluit bodemkwaliteit (oud) artikel 44.

Artikel 4.1273 (mogelijkheid bieden voor maatwerkregels: Lokale Maximale Waarden) Bal.

Artikel 4.1275 Bal (maatwerk grootschalig toepassen).

Artikel 4.1277 Bal (maatwerk toepassen in een diepe plas).

Artikel 4.1279 Bal (maatwerk verspreiden baggerspecie).

Artikel 5.89o Bkl (aanwijzing bodembeheergebieden).

 

Van rechtswege wordt dit juridische gezien ‘gelijkgesteld’ aan het tijdelijk deel van het gemeentelijke omgevingsplan ex art. 22.1 Ow.

Als instructieregel opnemen in het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

10

Paragraaf 4.2 nota bodembeheer

 

Acceptatie bodemkwaliteitskaarten andere gemeenten als bewijsmiddel kwaliteit toe te passen grond

De gemeente wil duurzaam omgaan met grondstoffen en dus ook met te hergebruiken grond door hiervoor meer en betere toepassingsmogelijkheden te creëren. Om deze reden accepteert de gemeente alle geldige bodemkwaliteitskaarten van de gemeenten in de provincie Noord-Brabant.

Zie ook de beleidsregel “Gebiedsspecifiek beleid nr. 9 aanwijzing bodembeheergebied”.

Deze uitbreiding valt volgens het Besluit in het gebiedsspecifieke kader.

 

In beleidsregel nr. 24 zijn de toepassingseisen geformuleerd aan welke kwaliteit de toe te passen grond moet voldoen.

Besluit bodemkwaliteit (oud) artikel 44.

Paragraaf 4.124 Bal (regels bij het stellen van maatwerkregels).

Artikel 4.1265 Bal (toepassingsbereik).

Artikel 5.89o Bkl (aanwijzing bodembeheergebieden).

Artikel 6.3 Bkl (aanwijzing bodembeheergebieden).

 

Regeling bodemkwaliteit 2022

Art. 5.32 (voorwaarden voor gebruik van de bodemkwaliteitskaart).

Art. 7.13 (voorwaarden waaraan de bodemkwaliteitskaart moet voldoen).

 

Maakt van rechtswege deel uit van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. artikel 22.1, onder b, Ow.

Als maatwerkregel opnemen in het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

11

Paragraaf 4.3.2 nota bodembeheer

 

Gebiedsspecifiek beleid (Lokale Maximale Waarden) Thema: kinderspeelplaatsen en tuinen

Het stellen van strengere kwaliteitseisen eisen bij het toepassen van grond op onverharde kinderspeelplaatsen en moes-/volkstuin(complex)en: de grond moet voldoen aan de kwaliteitsklasse “Landbouw/natuur” én de grond moet visueel vrij zijn van asbesthoudend en -verdacht materiaal.

 

Onder plaatsen waar kinderen spelen wordt verstaan: onverharde openbare kinderspeelplaatsen, natuur kinderspeelplaatsen, onverharde delen op schoolpleinen, onverharde speelplaatsen bij (particuliere) kinderopvanginstellingen.

 

Het betreft moestuin- en volkstuin(complex)en met een oppervlakte > 200 m² en tuinen met >200 m² gewasteelt.

Besluit bodemkwaliteit (oud) artikel 44.

Paragraaf 4.124 Bal (regels bij het stellen van maatwerkregels).

Artikel 4.1273 Bal (mogelijkheid bieden voor maatwerkregels: Lokale Maximale Waarden).

 

Van rechtswege wordt dit juridische gezien ‘gelijkgesteld’ aan het tijdelijk deel van het gemeentelijke omgevingsplan ex art. 22.1 Ow.

Als maatwerkregel opnemen in het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

12

Paragrafen 4.3.2 en 7.2.1 nota bodembeheer

 

Gemeentelijk beleid: Thema: kinderspeelplaatsen en tuinen

De kwaliteit van de toe te passen grond op onverharde kinderspeelplaatsen en moes-/volkstuin(complex)en moet zijn aangetoond met een partijkeuring of een certificaat van een erkende instelling (bijvoorbeeld en grondbank die is erkend voor de BRL protocol 9335-1.

 

Onder kinderspeelplaatsen wordt verstaan: onverharde openbare kinderspeelplaatsen, natuur kinderspeelplaatsen, onverharde delen op schoolpleinen, onverharde speelplaatsen bij (particuliere) kinderopvanginstellingen.

 

Het betreft moestuin- en volkstuin(complex)en met een oppervlakte > 200 m² en tuinen met >200 m² gewasteelt.

Gemeentelijke beleidsregel.

Artikel 4.1266 Bal (meldingsplicht). Artikel 4.1267 Bal (Verstrekken gegevens en bescheiden). Artikel 4.1268 Bal (gegevens en bescheiden: tijdens en na afloop van het aanbrengen).

Als maatwerkregel opnemen in het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

13

Paragrafen 4.3.3 en 4.11 nota bodembeheer

 

Gebiedsspecifiek beleid (Lokale Maximale Waarden) Thema: relatief schone gebieden

Ter plaatse van (relatief) schone gebieden met de bodemfuncties ‘Industrie’ of ‘Wonen’ is het voor de bodemlaag 0,0-3,0 m-mv toegestaan dat grond wordt toegepast met respectievelijk de kwaliteitsklasse ‘Industrie’ of ‘Wonen’. Dit beleid geldt niet voor het toepassen van grond:

  • -

    Van buiten de provincie Brabant waarvoor de generieke toepassinsgeisen gelden; zie beleidsregel nr. […].

  • -

    Op onverharde kinderspeelplaatsen en moes-/volkstuin(complex)en waarvoor een apart beleidsregel is opgesteld; zie beleidsregel nr. […].

Besluit bodemkwaliteit (oud) artikel 44.

Paragraaf 4.124 Bal (regels bij het stellen van maatwerkregels).

Artikel 4.1273 Bal (mogelijkheid bieden voor maatwerkregels: Lokale Maximale Waarden).

 

Van rechtswege wordt dit juridische gezien ‘gelijkgesteld’ aan het tijdelijk deel van het gemeentelijke omgevingsplan ex art. 22.1 Ow.

Als maatwerkregel opnemen in het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

14

Paragraaf 4.3.4 nota bodembeheer

 

Gebiedsspecifiek beleid (Lokale Maximale Waarden) Thema: toepassen PFAS-houdende grond

Op basis van de vastgestelde PFAS-kwaliteit in de grond van de gemeente, zijn toepassingseisen gesteld aan PFAS-verbindingen in de toe te passen grond (en baggerspecie). Deze zijn gedefinieerd in tabel 4.1 van de nota bodembeheer.

Besluit bodemkwaliteit (oud) artikel 44.

Paragraaf 4.124 Bal (regels bij het stellen van maatwerkregels).

Artikel 4.1273 Bal (mogelijkheid bieden voor maatwerkregels: Lokale Maximale Waarden).

Van rechtswege wordt dit juridische gezien ‘gelijkgesteld’ aan het tijdelijk deel van het gemeentelijke omgevingsplan ex art. 22.1 Ow.

Als maatwerkregel opnemen in het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

15

Paragraaf 4.4 nota bodembeheer

 

Provinciaal beleid toepassen grond in waterwin- en grondwaterbeschermingsgebied Gilzerbaan

Het stellen van regels voor het toepassen van grond en baggerspecie ter plaatse van het waterwin- en grondwaterbeschermingsgebied Gilzerbaan.

Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

Artikel 1.1, artikel 2.6 en artikel 2.17

Provinciale Omgevingsvisie / instructieregels.

Artikel 2.24 lid 1 en art. 2.27, aanhef en onder c en d, Omgevingswet

Artikel 7.11 Bkl (stiltegebieden en grondwaterbeschermingsgebieden)

-

16

Paragraaf 4.5 nota bodembeheer

 

Gemeentelijk beleid: Toepassen van grond ter plaatse van de stortplaatsen De Spinder en Kempenbaan

Het toepassen van grond ter plaatse van de stortplaatsen De Spinder en Kempenbaan mag uitsluitend na overleg en toestemming van de gemeente.

Gemeentelijke beleidsregel.

Artikel 4.1266 Bal (meldingsplicht). Artikel 4.1267 Bal (Verstrekken gegevens en bescheiden). Artikel 4.1268 Bal (gegevens en bescheiden: tijdens en na afloop van het aanbrengen).

Maatwerkregel in het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

17

Paragraaf 4.6 nota bodembeheer

 

Gemeentelijk beleid: Toepassen van grond ter plaatse van het Noorderbos (voormalige vloeivelden)

In het beschikte Bodembeheer- en nazorgplan is vastgelegd dat grond van buiten het Noorderbos moet voldoen aan de kwaliteitsklasse ‘Landbouw/natuur’ (schone grond) en voorzien zijn

van een erkend bewijsmiddel in het kader van het Besluit.

Wet bodembescherming artikel 39d nazorgmaatregelen en

artikel 37 lid 4 (beheermaatregelen).

Bodembeheer- en nazorgplan Noorderbos Tilburg, projectnr. 247639, Anteagroup, 19 januari 2015.

Beschikking van Nazorgplan Noorderbos, AA085505447 met beschikkingsnummer Wbb/20-15/50, d.d. 22 oktober 2015.

Aanvullingswet bodem (eerbiedigend overgangsrecht Wet bodembescherming).

-

18

Paragraaf 4.7 nota bodembeheer

 

Gemeentelijk beleid: tijdelijke uitname van grond (met kwaliteit gelijk aan of onder de interventiewaarde). Het verruimen van de regels bij de tijdelijke uitname van grond (met kwaliteit gelijk aan of onder de interventiewaarde.) bij graafwerkzaamheden bij ondergrondse infrastructuur en groenvoorzieningen

Bij graafwerkzaamheden bij ondergrondse infrastructuur en bij groenvoorzieningen op niet-verdachte locaties, hoeven de bovengrond (bodemlaag vanaf het maaiveld tot 0,5 meter

diepte) en de ondergrond (bodemlaag dieper dan 0,5 meter) niet gescheiden te worden ontgraven. De grond mag worden geroerd en hoeft niet in dezelfde bodemlagen te worden

teruggeplaatst. De voorwaarden hierbij zijn dat:

  • 1.

    er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging;

  • 2.

    er geen tussentijdse bewerking plaatsvindt.

Het tussentijds civieltechnisch zeven (cosmetisch zeven) wordt niet als tussentijdse bewerking beschouwd.

Gemeentelijke beleidsregel.

Artikel 4.1219 Bal (toepassingsbereik).

Artikel 4.1220 Bal (gegevens en bescheiden voor het begin van de activiteit).

Artikel 4.1221 Bal (aanwijzing modules: voorafgaand onderzoek).

Artikel 4.1222 Bal (bodem en afval: gescheiden houden grond).

Artikel 4.1222a Bal (bodem en afval: tijdelijk uitnemen van grond).

Artikel 4.1223 Bal (bodem: tijdelijke opslag vrijkomende grond).

Als maatwerkregel opnemen in het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

19

Paragraaf 4.7 nota bodembeheer

 

Landelijk beleid: veilig werken met grond en gebruik bodemkwaliteitskaart

Het stellen van regels bij het werken met (licht verontreinigde) grond

De bodemkwaliteitskaart mag gebruikt worden bij het (indicatief) vaststellen van de veiligheidsklasse waaronder gewerkt moet worden bij grondverzet op niet-verdachte locaties (alleen een historisch onderzoek in plaats van een volledig bodemonderzoek).

Arbeidsomstandighedenbesluit

CROW publicatie 400.

-

-

20

Paragrafen 4.8 en 7.2.1 nota bodembeheer

 

Landelijk beleid: grond uit een tijdelijke opslag

Voorafgaand aan toepassing altijd keuren tenzij:

  • 1.

    afkomstig is van een voor bodemverontreiniging niet-verdachte locatie (volgend uit het vooronderzoek/vragenformulier met historische gegevens); én

  • 2.

    afkomstig is uit een zone van de eigen of geaccepteerde bodemkwaliteitskaart (zie paragraaf 4.2); én

  • 3.

    niet tussentijds is bewerkt (bijvoorbeeld samengevoegd met andere partijen grond).

Samenvoegen van toepasbare partijen grond mag alleen onder erkenning van de BRL SIKB 9335 of de BRL SIKB 7500.

Splitsen van een partij grond is toegestaan, ook zonder erkenning. Het splitsen moet goed worden gedocumenteerd (zie hiervoor artikel 4.3.1 Regeling bodemkwaliteit) door de initiatiefnemer. Minimaal moet de onderstaande informatie administratief worden vastgelegd:

  • -

    de relatie tussen de deelpartij en de oorspronkelijke partij,

  • -

    de persoon of instelling welke de splitsing heeft uitgevoerd, en

  • -

    de datum waarop de splitsing is uitgevoerd.

Het beschikbare bewijsmiddel blijft geldig voor verschillende gesplitste deelpartijen. Als de grond wordt toegepast onder certificaat wordt gesplitst, moet rekening worden gehouden met het gestelde in § 6.9 van het BRL 9335 – protocol 9335-1.

Als partijen herbruikbare grond illegaal zijn samengevoegd, dan moet een bedrijf dat is erkend voor het BRL 9335 – protocol 9335-1 worden ingeschakeld om de partij te legaliseren. In § 6.3.5 van het BRL 9335 – protocol 9335-1 is hiervoor een mogelijkheid beschreven.

Splitsen en samenvoegen partijen grond

Regeling bodemkwaliteit (oud) .

paragraaf 4.3.1 (splitsen van partijen).

paragraaf 4.3.2 (samenvoegen van partijen).

paragraaf 4.3.3 (partijkeuringen).

Artikel 4.1219 Bal (toepassingsbereik).

Artikel 4.1220 Bal (gegevens en bescheiden voor het begin van de activiteit).

Artikel 4.1221 Bal (aanwijzing modules: voorafgaand onderzoek).

Artikel 4.1222 Bal (bodem en afval: gescheiden houden grond).

Artikel 4.1222a Bal (bodem en afval: tijdelijk uitnemen van grond).

Artikel 4.1223 Bal (bodem: tijdelijke opslag vrijkomende grond).

Splitsen partij grond

Regeling bodemkwaliteit 2022.

Samenvoegen partijen grond

Artikel 4.1255 Bal (afval, bodem en water: samenvoegen partijen).

Dit is een algemene regel onder de Omgevingswet en komt niet terug in het gemeentelijke omgevingsplan.

21

Paragraaf 4.9 nota bodembeheer

 

Toepassen grond uit bodemlaag dieper dan de BKK is opgesteld Het verruimen van de regels voor het toepassen van grond uit de bodemlaag dieper dan 3 meter beneden het maaiveld

De vrijkomende en zintuiglijk niet verontreinigde grond afkomstig van niet-verdachte locaties uit de bodemlaag dieper dan 3 meter beneden het maaiveld mag op dezelfde wijze beoordeeld worden als de bovenliggende bodemlaag van 0,5 meter diepte tot en met 3 meter diepte.

Gemeentelijke beleidsregel.

Artikel 4.1219 Bal (toepassingsbereik).

Artikel 4.1220 Bal (gegevens en bescheiden voor het begin van de activiteit).

Artikel 4.1221 Bal (aanwijzing modules: voorafgaand onderzoek).

Artikel 4.1222 Bal (bodem en afval: gescheiden houden grond).

Artikel 4.1222a Bal (bodem en afval: tijdelijk uitnemen van grond).

Artikel 4.1223 Bal (bodem: tijdelijke opslag vrijkomende grond).

Als maatwerkregel opnemen in het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

22

Paragraaf 4.10 nota bodembeheer

 

Toepassen grond van een grondbank of grondreiniger

De thermisch gereinigde grond mag alleen worden toegepast als deze voldoet aan de generieke toepassingseisen die gelden op de locatie waar de grond wordt toegepast (zie de kaartbijlage 4A en 4B nota bodembeheer).

Voor grond van grondbanken en extractief gereinigde grond van grondreinigers geldt:

Bij grondbanken en -reinigers komen vanuit verschillende delen van de provincie Noord-Brabant en omliggende provincies grond binnen. De gemeente Tilburg heeft in § 4.2 van de nota bodembeheer haar bodembeheergebied gedefinieerd. De gemeente stelt daarom dat de kwaliteit van gereinigde grond of grond afkomstig van een grondbank, waarvan de herkomst buiten het bodembeheergebied gelegen is, moet voldoen aan de generieke toepassingseisen die gelden op de locatie waar de grond wordt toegepast (zie de kaartbijlage 4A en 4B nota bodembeheer).

De kwaliteit van gereinigde grond of grond afkomstig van een grondbank, waarvan de herkomst binnen het bodembeheergebied gelegen is, mag voldoen aan de gebiedsspecifieke toepassingseisen die gelden op de locatie waar de grond wordt toegepast (zie de kaartbijlage 5 nota bodembeheer).

Gemeentelijke beleidsregel.

-

-

23

Paragrafen 4.11 en 7.2.1 nota bodembeheer

 

Landelijk beleid: onderzoekseisen grond afkomstig van gebieden waar de bodemkwaliteitskaart niet is geaccepteerd

Het stellen van regels bij het toepassen van grond afkomstig van gebieden waar de gemeente de bodemkwaliteitskaart niet heeft geaccepteerd: de kwaliteit van de grond moet worden aangetoond met een partijkeuring of een certificaat van een erkende instelling (bijvoorbeeld en grondbank die is erkend voor de BRL protocol 9335-1.

Regeling bodemkwaliteit (oud) artikel 4.3.3.

Artikel 4.1272 Bal (generieke beleidsuitgangspunten) in samenhang met artikel 25d Besluit bodemkwaliteit (gewijzigd).

Artikel 4.1220 Bal (gegevens en bescheiden voor het begin van de activiteit).

Dit is een algemene regel onder de Omgevingswet en komt niet terug in het gemeentelijke omgevingsplan.

24

Paragraaf 4.11 nota bodembeheer

 

Landelijk beleid: kwalitatieve toepassingseisen voor grond afkomstig van gebieden waar de bodemkwaliteitskaart niet is geaccepteerd

Toe te passen grond afkomstig van gebieden waar de gemeente de bodemkwaliteitskaart niet heeft geaccepteerd moeten voldoen aan de generieke toepassingseisen.

Regeling bodemkwaliteit (oud) artikel 59.

Artikel 4.1272 Bal (generieke beleidsuitgangspunten) in samenhang met artikel 25d Besluit bodemkwaliteit (gewijzigd).

Dit is een algemene regel onder de Omgevingswet en komt niet terug in het gemeentelijke omgevingsplan.

25

Paragraaf 4.11 nota bodembeheer

 

Gebiedsspecifiek beleid kwalitatieve toepassingseisen grond afkomstig van gebieden waar de bodemkwaliteitskaart niet is geaccepteerd

De strengere Lokale Maximale Waarden dan het landelijke beleid gelden ook voor de gebieden waar de bodemkwaliteitskaart niet van is geaccepteerd (zie § 4.3.2 Toepassen grond op percelen met gevoelig bodemgebruik).

Besluit bodemkwaliteit (oud) artikel 44.

Paragraaf 4.124 Bal (regels bij het stellen van maatwerkregels).

Artikel 4.1273 (mogelijkheid bieden voor maatwerkregels: Lokale Maximale Waarden).

 

Van rechtswege wordt dit juridische gezien ‘gelijkgesteld’ aan het tijdelijk deel van het gemeentelijke omgevingsplan ex art. 22.1 Ow.

Als maatwerkregel opnemen in het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

26

Paragrafen 4.12 en 7.2.1 nota bodembeheer

 

Gemeentelijk beleid: Verruimen regels verplicht onderzoek aangewezen gebieden Thema: rijkswegen, provinciale wegen, spoorwegen, grotere doorgaande wegen in beheer van de gemeente en wegen in het buitengebied (inclusief de onverharde bermen en de grond direct onder de funderingslaag van wegen)

Voorafgaand aan de toepassing van grond van rijkswegen, provinciale wegen, spoorwegen, grotere doorgaande wegen in beheer van de gemeente en wegen in het buitengebied (inclusief de onverharde bermen en de grond direct onder de funderingslaag van wegen) uit het bodembeheergebied en onder dezelfde

omstandigheden wordt hergebruikt, moet een indicatief onderzoek worden uitgevoerd naar de kwaliteit van de toe te passen bermgrond. Afhankelijk van de resultaten mag de grond worden hergebruikt

 

Met onder dezelfde omstandigheden wordt bedoeld: Bermgrond van rijkswegen wordt toegepast in de berm van een rijksweg, bermgrond van provinciale wegen wordt toegepast in de berm van een provinciale weg, bermgrond van een spoorweg wordt toegepast in de berm van een spoorweg, bermgrond van een grote doorgaande weg in beheer van de gemeente wordt toegepast in de berm van een grote doorgaande weg in beheer van de gemeente, bermgrond van een weg in het buitengebied wordt toegepast in de berm van een weg in het buitengebied én grond direct onder de funderingslaag van een weg wordt toegepast als grond direct onder de funderingslaag van een weg.

 

Indicatief onderzoek: alleen de te ontgraven bodemlaag moet worden onderzocht volgens NEN5740 strategie VED-HE-L , of de CROW publicatie 400, door een voor de SIKB-protocol-2001 gecertificeerd en erkend persoon of bedrijf.

Gemeentelijke beleidsregel.

Artikel 4.1266 Bal (meldingsplicht). Artikel 4.1267 Bal (Verstrekken gegevens en bescheiden). Artikel 4.1268 Bal (gegevens en bescheiden: tijdens en na afloop van het aanbrengen).

Als maatwerkregel opnemen in het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

27

Paragraaf 4.13 nota bodembeheer

 

Landelijk beleid: : Toepassen grond in grootschalige toepassingen

Besluit bodemkwaliteit (oud) artikel 63.

Artikel 4.1274 Bal (milieu: grootschalig toepassen).

Dit is een algemene regel onder de Omgevingswet en komt niet terug in het gemeentelijke omgevingsplan.

28

Paragrafen 4.14.1, 4.14.2.3, 7.2.1 en 7.2.2 nota bodembeheer

 

Gemeentelijk beleid: Het toepassen van grond van of in gebieden die zijn uitgesloten van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart

Voor de gebieden die zijn uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart geldt het generieke kader van het Besluit. Dit betekent dat:

  • -

    Het toepassen van grond van deze locaties of gebieden voorafgegaan moet worden door een partijkeuring en afhankelijk van de onderzoeksresultaten mag de grond worden toegepast.

  • -

    Als grond op deze locaties of gebieden toegepast wordt, moet de ontvangende bodem onderzocht worden met een verkennend bodemonderzoek. Alleen de ontvangende bodemlaag waarop de grond wordt toegepast moet worden onderzocht. Ongeacht de vastgestelde bodemkwaliteit gelden de toepassingseisen van het omliggende gebied.

Gemeentelijke beleidsregel.

Artikel 4.1220 Bal (gegevens en bescheiden voor het begin van de activiteit).

 

In gebieden waar sprake is van de generieke toepassingseisen

Artikel 4.1272 Bal (generieke beleidsuitgangspunten) in samenhang met artikel 25d Besluit bodemkwaliteit (gewijzigd).

 

In gebieden waar sprake is van Lokale Maximale Waarden

Paragraaf 4.124 Bal (regels bij het stellen van maatwerkregels).

Artikel 4.1273 Bal (mogelijkheid bieden voor maatwerkregels: Lokale Maximale Waarden).

Van rechtswege wordt dit juridische gezien ‘gelijkgesteld’ aan het tijdelijk deel van het gemeentelijke omgevingsplan ex art. 22.1 Ow.

Gemeentelijke toepassingseis is leidend:

Als maatwerkregel opnemen in het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

29

Paragrafen 4.14.1, 4.14.2.3, 7.2.1 en 7.2.2 nota bodembeheer

 

Gemeentelijk beleid: Het toepassen van grond uit een oud categorie-1 werk

Grond uit een oud categorie-1 werk (volgens het voormalige Bouwstoffenbesluit) die elders nuttig wordt toegepast moet altijd worden gekeurd.

Gemeentelijke beleidsregel.

Artikel 4.1266 Bal (meldingsplicht).

Artikel 4.1267 Bal (Verstrekken gegevens en bescheiden). Artikel 4.1268 Bal (gegevens en bescheiden: tijdens en na afloop van het aanbrengen).

Als maatwerkregel opnemen in het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

30

Paragraaf 4.14.2 nota bodembeheer

 

Gemeentelijk beleid: Het stellen van regels voor de geldigheidsduur van een uitgevoerd onderzoek

De toe te passen grond en/of de ontvangende bodem kan al eerder zijn onderzocht. Bij alle eerder uitgevoerde onderzoeken geldt, dat in de periode tussen het onderzoek en de melding van het toepassen van grond geen relevante activiteiten hebben plaatsgevonden die de kwaliteit van de grond hebben kunnen beïnvloeden.

Gemeentelijke beleidsregel.

Artikel 16.5, lid 1 en 2 Ow (houdbaarheid onderzoeksgegevens).

Als maatwerkregel opnemen in het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

31

Paragrafen 4.14.2.1 en 4.14.2.2 nota bodembeheer

 

Gemeentelijk beleid: Het gebruik van de ontgravingskaart als al een kwaliteitsonderzoek is uitgevoerd

 

Een partijkeuring is leidend boven de ontgravingskaarten (kaartbijlagen 4A en 4B van de nota bodembeheer). Voorwaarden hierbij zijn dat de uitgevoerde partijkeuring:

  • -

    Nog representatief is voor de meest recente (terrein)situatie.

  • -

    Voldoet aan de vereisten voor een bewijsmiddel uit het Besluit bodemkwaliteit.

De ontgravingskaarten (kaartbijlagen 4A en 4B van de nota bodembeheer) kunnen in combinatie met een al uitgevoerd bodemonderzoek conform de NEN 5740 worden gebruikt.

Voorwaarden hierbij zijn:

  • -

    De terreinsituatie is niet veranderd na het laatste uitgevoerde bodemonderzoek; én

  • -

    het bodemonderzoek toont aan dat de gemiddelde waarden van de grond in een gelijke of betere bodemkwaliteitsklasse van de omliggende bodemkwaliteitszone vallen (zie tabel 2.1, bijlage 4 en kaartbijlagen 3A en 3B van de nota bodembeheer); én

  • -

    de PFAS-gehalten voldoen aan de voor PFAS-verbindingen gedefinieerde Lokale Maximale Waarden (zie § 4.3.4, tabel 4.1 van de nota bodembeheer).

Gemeentelijke beleidsregel.

-

-

32

Paragraaf 4.14.2.3 nota bodembeheer

 

Gemeentelijk beleid: Het gebruik van de toepassingskaart als al een kwaliteitsonderzoek is uitgevoerd

Uit een uitgevoerd onderzoek volgens de NEN 5740 of een partijkeuring (SIKB-protocol-1001) kan blijken dat de kwaliteit van de ontvangende bodem van een toepassingslocatie, in combinatie met de bodemfunctie, resulteert in een afwijkende toepassingseis dan is weergegeven op de toepassingskaarten. In die situatie is de kwaliteitseis die is weergegeven op de toepassingskaarten leidend, ongeacht de vastgestelde bodemkwaliteitsklasse en mogelijk gevolgen voor de toepassingseis.

Gemeentelijke beleidsregel.

In gebieden waar sprake is van de generieke toepassingseisen

Artikel 4.1272 Bal (generieke beleidsuitgangspunten) in samenhang met artikel 25d Besluit bodemkwaliteit (gewijzigd).

 

In gebieden waar sprake is van Lokale Maximale Waarden

Paragraaf 4.124 Bal (regels bij het stellen van maatwerkregels).

Artikel 4.1273 Bal (mogelijkheid bieden voor maatwerkregels: Lokale Maximale Waarden).

Van rechtswege wordt dit juridische gezien ‘gelijkgesteld’ aan het tijdelijk deel van het gemeentelijke omgevingsplan ex art. 22.1 Ow.

Als maatwerkregel opnemen in het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

33

Paragraaf 4.14.3 nota bodembeheer

 

Landelijk beleid: terugsaneerwaarden

Het stellen van regels bij terugsaneerwaarden op saneringslocaties

Circulaire bodemsanering (oud) artikel 4.1.2.

Regeling Uniforme Sanering (oud) artikel 3.1.6 en artikel 3.2.4.

Artikel 4.1242 Bal (bodem: verwijderen van verontreiniging als saneringsaanpak).

Dit is een algemene regel onder de Omgevingswet en komt niet terug in het gemeentelijke omgevingsplan.

  • -

     

34

Paragraaf 4.14.3 nota bodembeheer

 

Gemeentelijk beleid: grondtoepassingen op saneringslocaties

Het stellen van regels bij het toepassen van grond op saneringslocaties.

Gebiedsspecifiek

Besluit bodemkwaliteit (oud) artikel 44.

 

Landelijk beleid: :

Regeling bodemkwaliteit (oud) artikel 59.

Paragraaf 4.124 Bal (regels bij het stellen van maatwerkregels).

Artikel 4.1272 Bal (generieke beleidsuitgangspunten) in samenhang met artikel 25d Besluit bodemkwaliteit (gewijzigd).

 

Van rechtswege wordt dit juridische gezien ‘gelijkgesteld’ aan het tijdelijk deel van het gemeentelijke omgevingsplan ex art. 22.1 Ow.

Als maatwerkregel opnemen in het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

 

-

35

Paragrafen 4.14.3 en 8.2.1 nota bodembeheer

 

Landelijk beleid: melden grondtoepassingen op saneringslocaties

Als een saneringsplan is opgesteld conform artikel 39 Wet bodembescherming, moet het toepassen van grond óók worden gemeld bij het bevoegd gezag wet bodembescherming.

Besluit bodemkwaliteit (oud) artikel 42.

Wet bodembescherming (oud) artikel 39.

Melden tijdelijk opslaan grond (kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde) en toepassen van grond

Paragraaf 4.122 Bal (opslaan, zeven, mechanisch ontwateren en samenvoegen van zonder bewerking herbruikbare grond of baggerspecie).

Artikel 4.1248 Bal (gegevens en bescheiden voor het begin van de activiteit).

 

Toepassen grond

Artikel 4.1267 Bal (gegevens en bescheiden: voor het begin van de activiteit).

Dit is een algemene regel onder de Omgevingswet en komt niet terug in het gemeentelijke omgevingsplan.

36

Paragraaf 4.14.4 nota bodembeheer

 

Provinciaal beleid beschermde gebieden

Het stellen van regels ter plaatse van provinciale beschermingsgebieden (bijvoorbeeld NNN-gebieden, archeologisch/cultuurhistorisch waardevolle gebieden (rijk-provincie-gemeente), natura2000, aardkundig waardevolle gebieden).

Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

Provinciale Omgevingsvisie / instructieregels.

Artikel 5.130 Bkl (behoud cultureel erfgoed).

-

37

Paragraaf 4.15 nota bodembeheer

 

Landelijk beleid: Het stellen van eisen bij het toepassen van grond met bijmenging van bodemvreemd materiaal (steenachtige materialen, onbewerkt hout)

In de toe te passen grond mag maximaal 20 gewichtsprocent aan bijmenging van bodemvreemd materiaal (steenachtige materialen, onbewerkt hout) aanwezig zijn.

Als voor de toepassingslocatie deze mate van bijmenging niet gewenst is, zal dit op een andere wijze in contractstukken (bijvoorbeeld bestekken) moeten worden geregeld.

 

NB: Als puinbijmengingen in een partij grond worden aangetoond moet men altijd alert te zijn op de aanwezigheid van asbest.

Besluit bodemkwaliteit (oud) artikel 34.

Regeling bodemkwaliteit (oud) artikel 1.1

Artikel 4.1271 Bal (milieu: bodemvreemd materiaal)

Dit is een algemene regel onder de Omgevingswet en komt niet terug in het gemeentelijke omgevingsplan.

38

Paragraaf 4.15 nota bodembeheer

 

Landelijk beleid: toepassen grond met bijmenging bodemvreemd materiaal anders dan steenachtige materialen en onbewerkt hout

In de toe te passen grond mag maximaal een sporadische bijmenging van bodemvreemd materiaal (anders dan steenachtige materialen, onbewerkt hout) aanwezig zijn.

Besluit bodemkwaliteit (oud) artikel 34.

Regeling bodemkwaliteit (oud) artikel 1.1

Artikel 4.1271 Bal (milieu: bodemvreemd materiaal)

Dit is een algemene regel onder de Omgevingswet en komt niet terug in het gemeentelijke omgevingsplan.

39

Paragraaf 5.2 nota bodembeheer

 

Landelijk beleid: : Verspreiden van baggerspecie op aangrenzende percelen

Keur van waterschappen en de Waterwet.

 

Besluit bodemkwaliteit (oud) artikel 60.

Artikel 4.1278 Bal (milieu: verspreiden baggerspecie).

Dit is een algemene regel onder de Omgevingswet en komt niet terug in het gemeentelijke omgevingsplan.

40

Paragraaf 8.2.3 nota bodembeheer

 

Gebiedsspecifiek beleid (Lokale Maximale Waarden) Het onder voorwaarden verruimen van de kwaliteitseisen van de ontvangende bodem bij de tijdelijke opslag van grond voorafgaand aan de toepassing in gebieden met Lokale Maximale Waarden

De door de gemeente gestelde afwijkende toepassingseisen (zie § 4.3 van de nota bodebeheer) gelden ook voor de tijdelijke opslag van grond voorafgaand aan de toepassing.

Besluit bodemkwaliteit (oud) artikel 44.

Paragraaf 4.124 Bal (regels bij het stellen van maatwerkregels).

Artikel 4.1273 Bal (mogelijkheid bieden voor maatwerkregels: Lokale Maximale Waarden).

 

Van rechtswege wordt dit juridische gezien ‘gelijkgesteld’ aan het tijdelijk deel van het gemeentelijke omgevingsplan ex art. 22.1 Ow.

Als maatwerkregel opnemen in het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

41

Paragraaf 8.5 nota bodembeheer

 

Gemeentelijk beleid: Het verruimen van de regels bij repeterende vrachten en omvangrijke grondtoepassingen

Binnen grootschalige werken, zoals het aanleggen van een woonwijk, bedrijventerrein of het ontwikkelen van een natuurgebied, is het vaak niet praktisch om voor elke afzonderlijk

toepassing van een partij grond een melding te doen. In verband hiermee bestaat de mogelijkheid om hiervoor een grondstromenplan op te stellen dat vooraf moet worden goedgekeurd door de OMWB (namens de gemeente). Het grondstromenplan moet worden gemeld bij het centrale meldpunt van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat Afwijkingen van het grondstromenplan moeten direct worden gemeld aan de OMWB.

Besluit bodemkwaliteit (oud) artikel 42.

Melden tijdelijk opslaan grond (kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde) en toepassen van grond

Paragraaf 4.122 Bal (opslaan, zeven, mechanisch ontwateren en samenvoegen van zonder bewerking herbruikbare grond of baggerspecie).

Artikel 4.1248 Bal (gegevens en bescheiden voor het begin van de activiteit).

 

Toepassen grond

Artikel 4.1267 Bal (gegevens en bescheiden: voor het begin van de activiteit).

Als maatwerkregel opnemen in het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

42

Paragraaf 8.7 nota bodembeheer

 

Gemeentelijk beleid: Het verruimen van de regels bij grondtransport met de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel

Bij het transport van grond naar een nuttige toepassing moet een kwaliteitsverklaring op de vrachtwagen (rapport, bodemkwaliteitskaart in combinatie met een historisch onderzoek) beschikbaar zijn. Alternatief is dat op het (elektronische) transportgeleidebiljet het meldnummer is vermeld dat is afgegeven door het centrale meldpunt bodemkwaliteit van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke stoffen (Staatscourant nr. 207, 2004).

-

Als decentrale regel opnemen in het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

43

Hoofdstuk 9 nota bodembeheer

 

Mandateren van enkele bevoegdheden met een uitvoerend karakter van gemeenteraad naar college van burgemeester en wethouders.

Ter vermindering van de werkdruk van de gemeenteraad zijn enkele bevoegdheden met een uitvoerend karakter naar het college van burgemeester en wethouders gemandateerd/gedelegeerd:

  • -

    Het tussentijds aanpassen van de bodemfunctieklassenkaart en de toepassingskaart.

  • -

    Het toevoegen van aanvullende gegevens en nu uitgesloten locaties/gebieden aan de bodemkwaliteitskaart die geen invloed hebben op het gemeentelijke gebiedsspecifieke grondstromenbeleid.

  • -

    Het onder voorwaarden accepteren van een bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel voor de chemische kwaliteit van de toe te passen grond.

  • -

    Het opnieuw bestuurlijk vaststellen van een gewijzigde bodemfunctieklassenkaart en/of bodemkwaliteitskaart onder voorwaarde dat de wijzigingen geen invloed hebben op het in deze nota geformuleerde gemeentelijke gebiedsspecifieke grondstromenbeleid.

Mandateren (Algemene wet bestuursrecht, Hoofdstuk 10, Afdeling 10.1.1) .

-

Als beleidsregel opnemen in het definitieve gemeentelijke omgevingsplan.

 


1

Nota bodembeheer gemeente Tilburg, Beleid voor het tijdelijk opslaan en/of toepassen van grond en gerijpte baggerspecie op of in de bodem, Status: herzien definitief, Documentcode: SOB006623.RAP002, LievenseCSO, 10 januari 2020, bestuurlijk vastgesteld op 18 februari 2020.

2

De bodemfunctieklassenkaart en de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Tilburg maken onderdeel uit van de nota bodembeheer: de bijlagen 3 en 4 en de kaartbijlagen 1 t/m 5.

3

De bodemfunctieklassenkaart en de bodemkwaliteitskaart zware metalen, PAK, PCB, minerale olie zijn bestuurlijk vastgesteld op 29 januari 2019 als onderdeel van de Nota bodembeheer gemeente Tilburg, Beleid voor het tijdelijk opslaan en/of toepassen van grond en gerijpte baggerspecie op of in de bodem, Status: definitief, Documentcode: SOB006623.RAP002, LievenseCSO, 2 januari 2019.

4

De bodemkwaliteitskaart PFAS-verbindingen is bestuurlijk vastgesteld op 18 februari 2020 als onderdeel van de Nota bodembeheer gemeente Tilburg, Beleid voor het tijdelijk opslaan en/of toepassen van grond en gerijpte baggerspecie op of in de bodem, Status: herzien definitief, Documentcode: SOB006623.RAP002, LievenseCSO, 10 januari 2020.

5

Een werk is een bouwwerk, infrastructuur of andere functionele toepassing van bouwstoffen. De definitie staat in artikel 4.1257, lid 2 van het Besluit activiteiten leefomgeving.