Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Altena

Uitrittenbeleid Gemeente Altena 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAltena
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingUitrittenbeleid Gemeente Altena 2023
CiteertitelUitrittenbeleid Gemeente Altena 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Notitie omgevingsvergunning uitweg Altena 2019.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene plaatselijke verordening gemeente Altena 2020
  2. artikel 2.2, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  3. Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-11-2023nieuwe regeling

14-11-2023

gmb-2023-504300

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitrittenbeleid Gemeente Altena 2023

Het college van burgemeester en wethouders van Altena;

 

overwegende,

 

dat in artikel 2:12 van de Algemene plaatselijke verordening (hierna: APV) is bepaald dat het verboden is zonder (omgevings)vergunning een uitweg te maken naar de weg of verandering aan te brengen in een bestaande uitweg naar de weg;

 

dat de bevoegdheid tot het beslissen op aanvragen om dergelijke vergunningen berust bij het college van burgemeester en wethouders;

 

dat in artikel 2:12, tweede lid van de APV vier weigeringsgronden voor de verlening van een uitwegvergunning zijn opgenomen;

 

dat krachtens artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) het college beleidsregels kan vaststellen;

 

dat het college een beleidsregel wenst vast te stellen die (potentiële) aanvragers van een uitwegvergunning en de medewerkers die de vergunning behandelen inzicht geven wanneer wel of niet een vergunning verleend mag worden;

 

gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Awb en artikel 2:12 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Altena 2020 en artikel 2.2, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Gemeentewet;

 

BESLUIT

 

Vast te stellen het navolgende:

 

“Uitrittenbeleid Gemeente Altena 2023”

 

Begrippenlijst

  • Agrarisch perceel: Perceel dat planologisch is aangewezen als agrarisch of perceel met gelijk luidende functie ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering.

  • Algemene uitrit: Een uitrit, niet zijnde een uitrit op een bedrijventerrein of ten behoeve van agrarisch gebruik.

  • Bedrijventerrein: Een gebied dat planologisch is aangewezen als ‘Bedrijventerrein’ of een gelijkluidende functieaanduiding op aanwezig is, waar meerdere bedrijven zijn gevestigd.

  • Dubbele uitrit: Twee aaneengesloten uitritten ten behoeve van twee direct naast elkaar gelegen percelen.

  • Enkele uitrit: Een uitrit gesitueerd op één perceel.

  • Functionele groen (blauwe) elementen: Hieronder wordt verstaan een wadi, infiltratievoorzieningen, beek of sloot.

  • Gebiedsontsluitingsweg: Een weg die zowel het stromen als het uitwisselen van verkeer faciliteert. Voor gebiedsontsluitingswegen geldt een maximale snelheid van 50 km/h binnen de bebouwde kom. Buiten de bebouwde kom kan een hogere maximumsnelheid gelden.

  • Groenvoorziening(en): Onder groenvoorziening(en) wordt onder andere verstaan de bomen, groenstroken tussen de weg en het trottoir, etc.

  • Kroonprojectie: De loodrechte projectie van de kruin van de boom op de bodem.

  • Nieuwbouwlocatie: Locatie waar nieuwe bouwwerken worden opgericht en waar in opdracht van de gemeente nieuw openbaar gebied wordt aangelegd.

  • Openbare plaats: Hetgeen daaronder wordt verstaan in de zin van artikel 1 van de Wet openbare manifestaties.

  • Openbare parkeerplaats: Plaats op straat (openbaar) waar je een auto kunt en/of mag parkeren.

  • Planologische regels: Regels volgens wet- en/of regelgeving die van toepassing zijn op het perceel, zoals het van toepassing zijnde bestemmingsplan c.q. omgevingsplan.

  • Straatmeubilair: Voorzieningen die op of in de weg, groenvoorziening of trottoir zijn aangebracht. Hieronder wordt onder meer verstaan lantaarnpalen, bebording, etc.

  • Uitrit(ten): De uitweg bedoeld als in artikel 14, lid 3 onder III Wegenwet, te weten iedere rechtstreekse ontsluitingsmogelijkheid van een perceel naar de openbare weg, waaronder we verstaan de begrippen uitrit, oprit, inrit of uitweg.

  • Voorgevel: Planologisch aangewezen voorgevel. Indien geen definitie planologisch is opgenomen, wordt onder voorgevel verstaan de gevel die naar de weg is gericht (en/of waar de hoofdingang zich bevindt en/of waar de brievenbus en/of voordeur is gesitueerd).

  • Weg: Alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten. (Zie artikel 1, eerste lid, onder b van de wegenverkeerswet 1994).

Afkortingenlijst

  • APV: Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Altena

  • Awb: Algemene wet bestuursrecht

  • CROW: Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water-, en Wegenbouw

  • Het college: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena

  • Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

1. Inleiding

Dit uitrittenbeleid is een nadere aanvulling op de regels van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Altena (hierna: APV) over de uitwegen in de gemeente Altena.

Een uitweg, ook wel uitrit, inrit of oprit genoemd, is een aansluiting vanuit een perceel naar de openbare weg. Voor de leesbaarheid noemen we deze termen in de rest van dit beleid een ‘uitrit'.

 

1.1 Aanleiding

Om een uitrit in de gemeente Altena aan te leggen of te veranderen, is op grond van de APV een omgevingsvergunning nodig. In de APV zijn voor deze omgevingsvergunning diverse weigeringsgronden opgenomen. Het huidige beleid omtrent uitritten is binnen de gemeente Altena verouderd. Er is behoefte aan een vernieuwd beleid. Dit vernieuwde beleids- en toetsingskader is in dit document vastgelegd. Het beleid bevordert eenduidige besluitvorming en biedt de aanvrager vooraf inzicht in de toetsingscriteria. Dit stuk vervangt het beleidsstuk ‘Notitie omgevingsvergunning uitweg Altena 2019'.

 

1.2 Doelstelling

De doelstelling van dit beleid is een helder en formeel kader scheppen, waarin onder andere de voorwaarden en het beheer en onderhoud met betrekking tot de aanleg van de uitrit(ten) naar openbare wegen zijn vastgelegd. Deze beleidsregels dienen ertoe verdere invulling te geven aan de in de APV genoemde criteria, als bedoeld in artikel 2.12, tweede lid van de APV.

 

1.3 Leeswijzer

Hoofstuk 2 gaat in op het wettelijk kader voor het uitrittenbeleid. In hoofdstuk 3 is het beleid nader geformuleerd. Hoofdstuk 4 beschrijft de uitvoeringsaspecten en tenslotte zijn in hoofdstuk 5 de overgangs- en slotbepalingen opgenomen.

2. Wet- en regelgeving

De wet- en regelgeving die van belang is bij het aanleggen of aanpassen van een uitrit wordt in dit hoofdstuk kort behandeld.

 

2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Voor het realiseren of veranderen van een uitrit is artikel 2.2 lid 1 sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) van toepassing. Voorgenoemd artikel luidt als volgt:

 

Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:

  • e.

    een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen, geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.

2.2 Wegenwet

Artikel 14 lid 3 van de Wegenwet 2023 stelt het volgende:

 

  • 3.

    De rechthebbende op en de onderhoudsplichtige van een weg of een tot den weg behorende berm of een tot den weg behorende bermsloot hebben bovendien te dulden:

    • I.

      de uitvoering van alle werken tot onderhoud of verbetering van den weg;

    • II.

      de uitvoering van alle werken vereist voor aansluiting van wegen en uitwegen;

    • III.

      het aanwezig zijn, plaatsen en onderhouden van voorwerpen, boven, op en in den weg, of den daartoe behorende berm of de daartoe behorende bermsloot ten behoeve van het verkeer over den weg, van de onder 1 en 2 omschreven werken en van de uitvoering daarvan.

2.3 Algemene plaatselijke verordening

In artikel 2:12 lid 1 van de APV wordt bepaald dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning van het college een uitrit te maken of een uitrit aan te passen. In artikel 2:12 lid 2 staan de criteria waarop een vergunning geweigerd kan worden, namelijk:

 

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan een vergunning als bedoeld in lid 1 worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de bruikbaarheid van de weg;

    • b.

      het veilig en doelmatig gebruik van de weg;

    • c.

      de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

    • d.

      de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.

2.4 Omgevingswet

Het beleid is afgestemd op de Omgevingswet die per 1 januari 2024 in werking zal treden.

 

2.5 Bestemmingsplannen

De aanvraag omgevingsvergunning voor het realiseren of veranderen van een uitrit wordt ook getoetst aan het bestemmingsplan c.q. omgevingsplan. In een enkel geval zijn specifieke planologische bepalingen omtrent een uitrit opgenomen. Indien regels zijn opgenomen over het realiseren of veranderen van een uitrit zal ook, naast de omgevingsvergunning op grond van de APV, een omgevingsvergunning nodig zijn op grond van het bestemmingsplan c.q. Omgevingsplan.

3. Weigeringsgronden voor een uitrit

Voor een uitrit moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Iedere aanvraag omgevingsvergunning voor een uitrit wordt getoetst aan de weigeringsgronden als bedoeld in de APV. Dit hoofdstuk beschrijft de uitleg die het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena (hierna: het college) aan deze weigeringsgronden geeft. Bij iedere aanvraag wordt een belangenafweging gemaakt waarbij onderstaande bepalingen worden meegenomen. Het college verleent een omgevingsvergunning wanneer het plan past in de voorwaarden genoemd in de punten 3.1 t/m 3.4. Indien een aanvraag afwijkt van het onderstaande, als bedoeld in de punten 3.1 t/m 3.4, zal het college beoordelen of de ontwikkeling wenselijk is en vergund kan worden aan de hand van maatwerk, in gevolge de weigeringsgronden van de APV.

 

3.1 Bruikbaarheid van de weg

In de volgende gevallen komt de activiteit voor vergunningverlening ten aanzien van de bruikbaarheid van de weg in aanmerking:

  • a.

    geen openbare parkeerplaats verdwijnt;

  • b.

    in aanvulling op sub a, mag een openbare parkeerplaats verkleind worden tot de maatvoering van het CROW (actueel haaks parkeervak: 2,5 bij 5 meter);

  • c.

    geen straatmeubilair, nutsvoorziening en/of ander obstakel verplaatst dient te worden; en

  • d.

    de uitrit niet leidt tot verstoring van eventuele afwatering.

3.2 Veilig en doelmatig gebruik van de weg

In de volgende gevallen komt de activiteit voor vergunningverlening ten aanzien van het veilig en doelmatig gebruik van de weg in aanmerking:

  • a.

    de uitrit niet aan een gebiedsontsluitingsweg wordt aangelegd;

  • b.

    geen bestaande garage(s) of uitrit(ten) wordt belemmerd; en

  • c.

    de uitrit op een afstand van minimaal 5 meter wordt geplaatst van een:

    • rotonde, kruising of splitsing van wegen;

    • voetgangersoversteekplaats; of

    • bushalte.

3.3 Bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving

Het college maakt onderscheid tussen een uitrit in het algemeen (algemene uitrit), een uitrit op een bedrijventerrein en een uitrit op een agrarisch perceel. In de volgende gevallen komt de activiteit voor vergunningverlening ten aanzien van het uiterlijk aanzien van de omgeving in aanmerking:

 

Algemene uitrit

  • a.

    het gaat om de eerste uitrit voor het perceel;

  • b.

    het gaat om de tweede uitrit die noodzakelijk is voor het gebruik van het perceel;

  • c.

    het is een enkele uitrit van maximaal 3 meter breed;

  • d.

    het is een dubbele uitrit van maximaal 4,5 meter breed; en

  • e.

    de uitrit leidt niet tot parkeren voor de voorgevel.

Bijlagen 1 en 2 zijn van toepassing op dit onderdeel.

 

Uitrit op een bedrijventerrein

  • a.

    het gaat om de eerste uitrit voor het perceel;

  • b.

    het gaat om een tweede uitrit die noodzakelijk is voor het gebruik van het perceel en:

    • tenminste 50 meter van het bedrijfsperceel grenst direct aan de openbare weg;

    • de afstand tussen de eerste en de tweede uitrit is minimaal 10 meter; en

  • c.

    de uitrit wordt maximaal 10 meter breed.

Bijlagen 3 en 4 zijn van toepassing op dit onderdeel.

 

Uitrit op een agrarisch perceel

  • a.

    het gaat om de eerste uitrit voor het perceel; en

  • b.

    de uitrit wordt maximaal 6 meter breed.

Bijlage 5 is van toepassing op dit onderdeel.

 

3.4 Bescherming van de groenvoorzieningen

In de volgende gevallen komt de activiteit voor vergunningverlening ten aanzien van de bescherming van de groenvoorzieningen in aanmerking:

  • a.

    de uitrit moet minimaal 1,5 meter vanaf de kroonprojectie van de boom zijn gesitueerd;

  • b.

    de functionele groen (blauwe) elementen worden niet aangetast; en

  • c.

    een aanwezige groenstrook wordt niet doorkruist of aangetast.

3.5 Maatwerk

Het college komt de bevoegdheid toe om in afwijking van het bovenstaande maatwerk toe te passen. Wanneer de uitrit niet voldoet aan de voorwaarden onder 3.1 t/m 3.4 wordt de aanvraag voor een omgevingsvergunning getoetst aan de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 2.12, tweede lid APV. Het college zal een individuele belangenafweging maken. Hierbij wordt mede een belang gehecht aan:

  • 1.

    de noodzaak van de uitrit;

  • 2.

    de mate van aanvaarbaarheid binnen het woon- en leefklimaat;

  • 3.

    het afwijkende onderdeel of delen ten aanzien van dit beleid.

4. Uitvoeringsaspecten

De uitvoeringsaspecten die van belang kunnen zijn bij het aanleggen of aanpassen van een uitrit worden in dit hoofdstuk kort behandeld.

 

4.1 Algemene regels

In de verleende omgevingsvergunning worden in principe de volgende voorschriften opgenomen ten aanzien van de uitvoering:

  • a.

    de vergunninghouder schakelt een VCA-gecertificeerd bedrijf in die de uitrit realiseert of verandert;

  • b.

    onderhoud aan een uitrit op gemeentegrond naar aanleiding van een melding van de vergunninghouder bij de gemeente wordt uitgevoerd door de gemeente, mits daar aanleiding toe is;

  • c.

    een uitrit op een nieuwbouwlocatie wordt samen met de toegewezen projectleider van de gemeente Altena besproken;

  • d.

    de kosten van de aanvraag omgevingsvergunning worden bij de aanvrager in rekening gebracht en vastgesteld aan de hand van de legesverordening van de gemeente Altena; en

  • e.

    de aanlegkosten van de uitrit (inclusief eventuele maatregelen, zoals verplaatsen van een lichtmast, kolken, kabels, groenvoorziening en kabels en leidingen) zijn voor rekening van de aanvrager.

5. Overgangs- en slotbepalingen

De overgangs- en slotbepalingen staan in dit hoofdstuk.

 

5.1 Inwerkingtreding

Het beleid wordt aangehaald als: ‘Uitrittenbeleid Gemeente Altena 2023’.

Dit beleid wordt openbaar bekendgemaakt in het digitale gemeenteblad van Altena en treedt in werking met ingang van de dag volgende op die van de openbare bekendmaking. Ook is het beleid terug te vinden op de website van de gemeente.

 

5.2 Intrekking

De ‘Notitie omgevingsvergunning uitritten Altena 2019’ wordt ingetrokken.

Aldus besloten in de collegevergadering van de gemeente Altena, gehouden op 14 november 2023.

de gemeentesecretaris, drs. R.J.M. van Wuijtswinkel MPA

de burgemeester, drs. E.B.A. Lichtenberg MCM

Bijgevoegde bijlagen zijn van toepassing binnen dit beleid.

  • Bijlage 1 – Uitvoeringsregels uitrit binnen de bebouwde kom voor woningen

  • Bijlage 2 - Uitvoeringsregels uitrit buiten de bebouwde kom voor woningen

  • Bijlage 3 - Uitvoeringsregels uitrit binnen de bebouwde kom voor bedrijven

  • Bijlage 4 - Uitvoeringsregels uitrit buiten de bebouwde kom voor bedrijven

  • Bijlage 5 - Uitvoeringsregels uitrit voor agrarisch perceel

  • Bijlage 6 - Toelichting

 

BIJLAGE 1 Uitvoeringsregels uitrit binnen de bebouwde kom voor woningen

 

 

Uitvoeringsregels enkele uitrit binnen de bebouwde kom voor woningen

Tekening: Altena 016a uitrit Bibeko (HIOR).pdf

 

Aan de omgevingsvergunning zijn de volgende voorschriften verbonden:

 

Activiteit uitrit aanleggen of veranderen:

  • 1.

    Een uitrit met een enkele parkeervoorziening heeft een maximale breedte van 3 meter. Zie bijgevoegde tekening voor verduidelijking;

  • 2.

    De aanvrager dient de werkzaamheden zelf uit te (laten) voeren door een VCA gecertificeerd bedrijf;

  • 3.

    De uitrit dient te worden aangelegd zoals op de bijgevoegde tekening is weergegeven. Bij graafwerkzaamheden moeten, eventueel aanwezige, inspectieputten van de riolering worden beschermd;

  • 4.

    In verband met aanwezige kabels- en leidingen in de berm dient de verharding uitsluitend te bestaan uit verhardingselementen die opneembaar zijn. (bijvoorbeeld: stelconplaten, betontegels, betonstraatstenen) Dit i.v.m. de bereikbaarheid van de kabels c.q. leidingen bij storingen. Let op er moet nog wel een laag zand tussen de kabels en leidingen, en de verhardingselementen. Zodat de verharding niet op de kabels en leidingen ligt;

  • 5.

    Het ‘afschot‘ van de verharding zodanig is dat het regenwater afstroomt naar de bermsloten en er geen plasvorming kan optreden;

  • 6.

    De aan te leggen duiker of water doorgang wordt uitgevoerd overeenkomstig de door het Waterschap Rivierenland gestelde eisen en/of voorwaarden;

  • 7.

    Het is de vergunninghouder niet toegestaan wijzigingen aan te brengen, dan wel te laten aanbrengen na aanleg van de uitweg;

  • 8.

    De nodige wijzigingen, herstelling of vernieuwing van de bestrating ten gevolge van schade aan de uitweg worden uitgevoerd door de gemeente Altena. Bij plotseling optredende schade (bijvoorbeeld verzakking) veroorzaakt door het gebruik van de uitweg worden kosten op de vergunninghouder verhaald, tenzij de vergunninghouder kan aantonen dat de plotselinge schade door derden is veroorzaakt;

  • 9.

    Er moet toestemming zijn gegeven door het Waterschap Rivierenland voor het dempen van een gedeelte van de watergang;

  • 10.

    De zijkant van asfaltverhardingen, daar waar de nieuwe uitweg aansluit op de rijbaan, moet worden gezaagd om een strakke overgang te verkrijgen met de elementen. De elementen die grenzen aan het asfalt van de rijbaan moeten gelijk of iets lager liggen dan het asfalt.

 

Uitvoeringsregels dubbele uitrit binnen de bebouwde kom voor woningen

Tekening: Altena 016b uitrit Bibeko (HIOR).pdf

 

Aan de omgevingsvergunning zijn de volgende voorschriften verbonden:

 

Activiteit uitrit aanleggen of veranderen:

  • 1.

    Een uitrit met een dubbele parkeervoorziening heeft een maximale breedte van 4,5 meter. Zie bijgevoegde tekening voor verduidelijking;

  • 2.

    De aanvrager dient de werkzaamheden zelf uit te (laten) voeren door een VCA gecertificeerd bedrijf;

  • 3.

    De uitrit dient te worden aangelegd zoals op de bijgevoegde tekening is weergegeven. Bij graafwerkzaamheden moeten, eventueel aanwezige, inspectieputten van de riolering worden beschermd;

  • 4.

    In verband met aanwezige kabels- en leidingen in de berm dient de verharding uitsluitend te bestaan uit verhardingselementen die opneembaar zijn. (bijvoorbeeld: stelconplaten, betontegels, betonstraatstenen) Dit i.v.m. de bereikbaarheid van de kabels c.q. leidingen bij storingen. Let op er moet nog wel een laag zand tussen de kabels en leidingen, en de verhardingselementen. Zodat de verharding niet op de kabels en leidingen ligt;

  • 5.

    Het ‘afschot‘ van de verharding zodanig is dat het regenwater afstroomt naar de bermsloten en er geen plasvorming kan optreden;

  • 6.

    De aan te leggen duiker of water doorgang wordt uitgevoerd overeenkomstig de door het Waterschap Rivierenland gestelde eisen en/of voorwaarden;

  • 7.

    Het is de vergunninghouder niet toegestaan wijzigingen aan te brengen, dan wel te laten aanbrengen na aanleg van de uitweg;

  • 8.

    De nodige wijzigingen, herstelling of vernieuwing van de bestrating ten gevolge van schade aan de uitweg worden uitgevoerd door de gemeente Altena. Bij plotseling optredende schade (bijvoorbeeld verzakking) veroorzaakt door het gebruik van de uitweg worden kosten op de vergunninghouder verhaald, tenzij de vergunninghouder kan aantonen dat de plotselinge schade door derden is veroorzaakt;

  • 9.

    Er moet toestemming zijn gegeven door het Waterschap Rivierenland voor het dempen van een gedeelte van de watergang;

  • 10.

    De zijkant van asfaltverhardingen, daar waar de nieuwe uitweg aansluit op de rijbaan, moet worden gezaagd om een strakke overgang te verkrijgen met de elementen. De elementen die grenzen aan het asfalt van de rijbaan moeten gelijk of iets lager liggen dan het asfalt.

 

BIJLAGE 2 Uitvoeringsregels uitrit buiten de bebouwde kom voor woningen

 

 

Uitvoeringsregels uitrit enkel buiten de bebouwde kom voor woningen

Tekening: Altena 011a uitrit enkel buiten de beb. kom Algemeen(HIOR).pdf

 

Aan de omgevingsvergunning zijn de volgende voorschriften verbonden:

 

Activiteit uitrit aanleggen of veranderen:

  • 1.

    Een uitrit met een enkele parkeervoorziening heeft een maximale breedte van 3 meter. De insteek van de uitrit mag aan beide kanten van de uitrit maximaal 2 meter breder zijn. Zie bijgevoegde tekening voor verduidelijking;

  • 2.

    De aanvrager dient de werkzaamheden zelf uit te (laten) voeren door een VCA gecertificeerd bedrijf;

  • 3.

    De uitrit dient te worden aangelegd zoals op de bijgevoegde tekening is weergegeven. Bij graafwerkzaamheden moeten, eventueel aanwezige, inspectieputten van de riolering worden beschermd;

  • 4.

    In verband met aanwezige kabels- en leidingen in de berm dient de verharding uitsluitend te bestaan uit verhardingselementen die opneembaar zijn. (bijvoorbeeld: stelconplaten, betontegels, betonstraatstenen) Dit i.v.m. de bereikbaarheid van de kabels c.q. leidingen bij storingen. Let op er moet nog wel een laag zand tussen de kabels en leidingen, en de verhardingselementen. Zodat de verharding niet op de kabels en leidingen ligt;

  • 5.

    Het ‘afschot‘ van de verharding zodanig is dat het regenwater afstroomt naar de bermsloten en er geen plasvorming kan optreden;

  • 6.

    De aan te leggen duiker of water doorgang wordt uitgevoerd overeenkomstig de door het Waterschap Rivierenland gestelde eisen en/of voorwaarden;

  • 7.

    Het is de vergunninghouder niet toegestaan wijzigingen aan te brengen, dan wel te laten aanbrengen na aanleg van de uitweg;

  • 8.

    De nodige wijzigingen, herstelling of vernieuwing van de bestrating ten gevolge van schade aan de uitweg worden uitgevoerd door de gemeente Altena. Bij plotseling optredende schade (bijvoorbeeld verzakking) veroorzaakt door het gebruik van de uitweg worden kosten op de vergunninghouder verhaald, tenzij de vergunninghouder kan aantonen dat de plotselinge schade door derden is veroorzaakt;

  • 9.

    Er moet toestemming zijn gegeven door het Waterschap Rivierenland voor het dempen van een gedeelte van de watergang;

  • 10.

    De zijkant van asfaltverhardingen, daar waar de nieuwe uitweg aansluit op de rijbaan, moet worden gezaagd om een strakke overgang te verkrijgen met de elementen. De elementen die grenzen aan het asfalt van de rijbaan moeten gelijk of iets lager liggen dan het asfalt.

 

Uitvoeringsregels uitrit dubbel buiten de bebouwde kom voor woningen

Tekening: Altena 011 uitrit dubbel buiten de beb. Kom Algemeen(HIOR).pdf

 

Aan de omgevingsvergunning zijn de volgende voorschriften verbonden:

 

Activiteit uitrit aanleggen of veranderen:

  • 1.

    Een uitrit met een dubbele parkeervoorziening heeft een maximale breedte van 4,5 meter. De insteek van de uitrit mag aan beide kanten van de uitrit maximaal 2 meter breder zijn. Zie bijgevoegde tekening voor verduidelijking;

  • 2.

    De aanvrager dient de werkzaamheden zelf uit te (laten) voeren door een VCA gecertificeerd bedrijf;

  • 3.

    De uitrit dient te worden aangelegd zoals op de bijgevoegde tekening is weergegeven. Bij graafwerkzaamheden moeten, eventueel aanwezige, inspectieputten van de riolering worden beschermd;

  • 4.

    In verband met aanwezige kabels- en leidingen in de berm dient de verharding uitsluitend te bestaan uit verhardingselementen die opneembaar zijn. (bijvoorbeeld: stelconplaten, betontegels, betonstraatstenen) Dit i.v.m. de bereikbaarheid van de kabels c.q. leidingen bij storingen. Let op er moet nog wel een laag zand tussen de kabels en leidingen, en de verhardingselementen, zodat de verharding niet op de kabels en leidingen ligt;

  • 5.

    Het ‘afschot‘ van de verharding zodanig is dat het regenwater afstroomt naar de bermsloten en er geen plasvorming kan optreden;

  • 6.

    De aan te leggen duiker of water doorgang wordt uitgevoerd overeenkomstig de door het Waterschap Rivierenland gestelde eisen en/of voorwaarden;

  • 7.

    Het is de vergunninghouder niet toegestaan wijzigingen aan te brengen, dan wel te laten aanbrengen na aanleg van de uitweg;

  • 8.

    De nodige wijzigingen, herstelling of vernieuwing van de bestrating ten gevolge van schade aan de uitweg worden uitgevoerd door de gemeente Altena. Bij plotseling optredende schade (bijvoorbeeld verzakking) veroorzaakt door het gebruik van de uitweg worden kosten op de vergunninghouder verhaald, tenzij de vergunninghouder kan aantonen dat de plotselinge schade door derden is veroorzaakt;

  • 9.

    Er moet toestemming zijn gegeven door het Waterschap Rivierenland voor het dempen van een gedeelte van de watergang;

  • 10.

    De zijkant van asfaltverhardingen, daar waar de nieuwe uitweg aansluit op de rijbaan, moet worden gezaagd om een strakke overgang te verkrijgen met de elementen. De elementen die grenzen aan het asfalt van de rijbaan moeten gelijk of iets lager liggen dan het asfalt.

 

BIJLAGE 3 Uitvoeringsregels uitrit binnen de bebouwde kom voor bedrijven

 

 

Uitvoeringsregels uitrit binnen de bebouwde kom voor bedrijven

Tekening: Altena 012 uitrit binnen de beb. Kom bedrijfsvoering (HIOR).pdf

 

Aan de omgevingsvergunning zijn de volgende voorschriften verbonden:

 

Activiteit uitrit aanleggen of veranderen:

  • 1.

    Een uitrit heeft een maximale breedte van 10 meter. Vanaf de insteek van de uitrit mag de uitrit aan beide kanten onder een hoek van 45 graden taps naar de 10 meter toe lopen. Zie bijgevoegde tekening voor verduidelijking;

  • 2.

    De aanvrager dient de werkzaamheden zelf uit te (laten) voeren door een VCA gecertificeerd bedrijf;

  • 3.

    De uitrit dient te worden aangelegd zoals op de bijgevoegde tekening is weergegeven. Bij graafwerkzaamheden moeten, eventueel aanwezige, inspectieputten van de riolering worden beschermd;

  • 4.

    In verband met aanwezige kabels- en leidingen in de berm dient de verharding uitsluitend te bestaan uit verhardingselementen die opneembaar zijn. (bijvoorbeeld: stelconplaten, betontegels, betonstraatstenen) Dit i.v.m. de bereikbaarheid van de kabels c.q. leidingen bij storingen. Let op er moet nog wel een laag zand tussen de kabels en leidingen, en de verhardingselementen, zodat de verharding niet op de kabels en leidingen ligt;

  • 5.

    Het ‘afschot‘ van de verharding zodanig is dat het regenwater afstroomt naar de bermsloten en er geen plasvorming kan optreden;

  • 6.

    De aan te leggen duiker of water doorgang wordt uitgevoerd overeenkomstig de door het Waterschap Rivierenland gestelde eisen en/of voorwaarden;

  • 7.

    Het is de vergunninghouder niet toegestaan wijzigingen aan te brengen, dan wel te laten aanbrengen na aanleg van de uitweg;

  • 8.

    De nodige wijzigingen, herstelling of vernieuwing van de bestrating ten gevolge van schade aan de uitweg worden uitgevoerd door een VCA gecertificeerd bedrijf. Bij plotseling optredende schade (bijvoorbeeld verzakking) veroorzaakt door het gebruik van de uitweg worden kosten op de vergunninghouder verhaald, tenzij de vergunninghouder kan aantonen dat de plotselinge schade door derden is veroorzaakt;

  • 9.

    Er moet toestemming zijn gegeven door het Waterschap Rivierenland voor het dempen van een gedeelte van de watergang;

  • 10.

    De zijkant van asfaltverhardingen, daar waar de nieuwe uitweg aansluit op de rijbaan, moet worden gezaagd om een strakke overgang te verkrijgen met de elementen. De elementen die grenzen aan het asfalt van de rijbaan moeten gelijk of iets lager liggen dan het asfalt.

 

BIJLAGE 4 Uitvoeringsregels uitrit buiten de bebouwde kom voor bedrijven

 

 

Uitvoeringsregels uitrit buiten de bebouwde kom voor bedrijven

Tekening: Altena 010 uitrit buiten de beb. Kom Bedrijfsvoering(HIOR).pdf

 

Aan de omgevingsvergunning zijn de volgende voorschriften verbonden:

 

Activiteit uitrit aanleggen of veranderen:

  • 1.

    De ontsluiting op de rijweg heeft een breedte van 10 meter;

  • 2.

    De aanvrager dient de werkzaamheden zelf uit te (laten) voeren door een VCA gecertificeerd bedrijf;

  • 3.

    De uitrit dient te worden aangelegd zoals op onder/bovenstaande tekening is weergegeven. Bij graafwerkzaamheden moeten, eventueel aanwezige, inspectieputten van de riolering worden beschermd;

  • 4.

    In verband met aanwezige kabels- en leidingen in de berm dient de verharding uitsluitend te bestaan uit verhardingselementen die opneembaar zijn. (bijvoorbeeld: stelconplaten, betontegels, betonstraatstenen) Dit i.v.m. de bereikbaarheid van de kabels c.q. leidingen bij storingen. Let op er moet nog wel een laag zand tussen de kabels en leidingen, en de verhardingselementen, zodat de verharding niet op de kabels en leidingen ligt;

  • 5.

    Het ‘afschot‘ van de verharding zodanig is dat het regenwater afstroomt naar de bermsloten en er geen plasvorming kan optreden;

  • 6.

    Het is de vergunninghouder niet toegestaan wijzigingen aan te brengen, dan wel te laten aanbrengen na aanleg van de uitrit;

  • 7.

    De nodige wijzigingen, herstel of vernieuwing van de bestrating ten gevolge van schade aan de uitweg worden uitgevoerd door de gemeente Altena. Bij plotseling optredende schade (bijvoorbeeld verzakking) veroorzaakt door het gebruik van de uitweg worden kosten op de vergunninghouder verhaald, tenzij de vergunninghouder kan aantonen dat de plotselinge schade door derden is veroorzaakt;

  • 8.

    Er moet toestemming zijn gegeven door het Waterschap Rivierenland voor het dempen van een gedeelte van de watergang;

  • 9.

    De zijkant van asfaltverhardingen, daar waar de nieuwe uitweg aansluit op de rijbaan, moet worden gezaagd om een strakke overgang te verkrijgen met de elementen. De elementen die grenzen aan het asfalt van de rijbaan moeten gelijk of iets lager liggen dan het asfalt.

 

BIJLAGE 5 Uitvoeringsregels uitrit voor agrarisch perceel

 

 

Uitvoeringsregels uitrit voor agrarisch perceel

Tekening: Altena 013 uitrit bestemming agrarisch(HIOR).pdf

 

Aan de omgevingsvergunning zijn de volgende voorschriften verbonden:

 

Activiteit uitrit aanleggen of veranderen:

  • 1.

    Een uitrit met een enkele parkeervoorziening heeft een maximale breedte van 6 meter. De insteek van de uitrit mag aan beide kanten van de uitrit maximaal 2 meter breder zijn. Zie bijgevoegde tekening voor verduidelijking;

  • 2.

    De aanvrager dient de werkzaamheden zelf uit te (laten) voeren door een VCA gecertificeerd bedrijf;

  • 3.

    De uitrit dient te worden aangelegd zoals op de bijgevoegde tekening is weergegeven. Bij graafwerkzaamheden moeten, eventueel aanwezige, inspectieputten van de riolering worden beschermd;

  • 4.

    In verband met aanwezige kabels- en leidingen in de berm dient de verharding uitsluitend te bestaan uit verhardingselementen die opneembaar zijn. (bijvoorbeeld: stelconplaten, betontegels, betonstraatstenen) Dit i.v.m. de bereikbaarheid van de kabels c.q. leidingen bij storingen. Let op er moet nog wel een laag zand tussen de kabels en leidingen, en de verhardingselementen, zodat de verharding niet op de kabels en leidingen ligt;

  • 5.

    Het ‘afschot‘ van de verharding zodanig is dat het regenwater afstroomt naar de bermsloten en er geen plasvorming kan optreden;

  • 6.

    De aan te leggen duiker of water doorgang wordt uitgevoerd overeenkomstig de door het Waterschap Rivierenland gestelde eisen en/of voorwaarden;

  • 7.

    Het is de vergunninghouder niet toegestaan wijzigingen aan te brengen, dan wel te laten aanbrengen na aanleg van de uitrit;

  • 8.

    De nodige wijzigingen, herstel of vernieuwing van de bestrating ten gevolge van schade aan de uitrit worden uitgevoerd door de gemeente Altena. Bij plotseling optredende schade (bijvoorbeeld verzakking) veroorzaakt door het gebruik van de uitrit worden kosten op de vergunninghouder verhaald, tenzij de vergunninghouder kan aantonen dat de plotselinge schade door derden is veroorzaakt;

  • 9.

    Er moet toestemming zijn gegeven door het Waterschap Rivierenland voor het dempen van een gedeelte van de watergang;

  • 10.

    De zijkant van asfaltverhardingen, daar waar de nieuwe uitrit aansluit op de rijbaan, moet worden gezaagd om een strakke overgang te verkrijgen met de elementen. De elementen die grenzen aan het asfalt van de rijbaan moeten gelijk of iets lager liggen dan het asfalt.

 

BIJLAGE 6 Toelichting

 

Toelichting Beleid Uitritten Altena 2023

Het college is van mening, indien aan de voorwaarden als bedoeld onder de punten 3.1 t/m 3.4 uit het ‘Uitrittenbeleid Altena 2023’ (hierna: het beleid) wordt voldaan, een uitrit in aanmerking komt voor vergunningverlening. Toch zijn er situaties waarin, in afwijking van bovengenoemde voorwaarden, deze gevallen met maatwerking ook in aanmerking komen voor vergunningverlening.

De voorwaarden zijn aan de hand CROW-normen en inzichten uit de praktijk tot stand gekomen. Aan de hand van maatwerk kan het college de gevallen die niet direct passend zijn, afwegen. En beoordelen of de afwijking toelaatbaar is binnen de algemene kaders van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 2:12, tweede lid van de APV.

Onderstaand wordt per weigeringsgrond toegelicht wat de afweging is om wel of geen medewerking te verlenen aan een omgevingsvergunning voor de uitrit.

 

Bruikbaarheid van de weg

De uitrit mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de bruikbaarheid van de weg. De weigeringsgrond heeft betrekking op de functie die de betrokken weg heeft, de inrichting van de weg en de gevolgen die de uitrit kan hebben op deze functie. Het functioneren van de weg kan bijvoorbeeld nadelig worden beïnvloed wanneer door een uitrit het verkeer wordt belemmerd, de doorstroming wordt beperkt, de vrij uitritruimte wordt beperkt of wanneer de weg onvoldoende of zelfs niet meer gebruikt kan worden voor het doel waarvoor hij is bedoeld.

 

Veilig en doelmatig gebruik van de weg

De uitrit mag niet leiden tot onveilig en/of niet doelmatig gebruik van de weg. Uitritten veroorzaken een verstoring van het “doorgaande” verkeer en zijn mogelijke conflictpunten tussen twee verkeerstromen. Vanwege de waarneembaarheid van de uitrit voor een weggebruiker vraagt dit aandacht en anticipatie in het weggedrag. Dit betekent ook dat uitritten die niet of nauwelijks worden gebruikt toch verstoring te weeg brengen. Bovendien is door de aanwezigheid van veel uitritten het attentieniveau van de weggebruiker, op plaatsen waar daadwerkelijk uitwisseling plaatsvindt, niet optimaal. In het algemeen kan gesteld worden des te meer uitritten op een openbare weg uitkomen, des te meer de verkeersveiligheid daaronder lijdt. De uitrit zal worden geweigerd, indien een uitrit een in overwegende mate negatief effect zal hebben op de veiligheid.

 

Bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving

De uitrit mag niet leiden tot onevenredige aantasting van het uiterlijk aanzien van de omgeving. Dit criterium betreft een stedenbouwkundig criterium. De weigeringsgrond heeft betrekking op het negatieve effect dat een uitrit kan hebben op de beeldkwaliteit en beleving van de openbare ruimte. Hoe meer uitritten worden aangelegd, des te meer afbreuk wordt gedaan aan de beeldkwaliteit en de beleving van de openbare ruimte. Dit geldt des te meer, indien tevens een groenvoorziening moet worden doorkruist.

Het uiterlijk aanzien van de gemeente dient te worden beschermd tegen een wildgroei aan uitritten en voertuigen die willekeurig op particuliere gronden worden geparkeerd. Door de aanleg van uitritten wordt de gewenste scheiding tussen de openbare ruimte en particuliere percelen teniet gedaan. Het karakter van een straat wordt bepaald door de openbare ruimte en particuliere percelen te niet gedaan. Het karakter van een straat wordt bepaald door de inrichting en de maatvoering van de straat (o.a. de diepte van de voortuinen). De inrichting bestaat in het algemeen uit een rijgedeelte met trottoir en een onbebouwde strook tot aan de voor- en/of zijgevel. Deze inrichting is bepalend voor de kwaliteit van de woonomgeving. Door de aanleg van uitritten en dientengevolge het parkeren in de voor- en/of zijtuin gaat het ruimtelijke effect van de tuin verloren. De tuin sluit dan qua sfeer en gebruik aan bij de openbare ruimte. Het onderscheid tussen openbaar en privé vervaagt, waardoor de bufferwerking (tussen privé- en openbare sfeer) van de tuin (geheel) teniet wordt gedaan. Dit leidt tot een verarming van het straatbeeld.

Een uitrit zal niet worden toegestaan, indien in bijvoorbeeld een bestemmingsplan c.q. omgevingsplan, welstandsnota, beeldkwaliteitsplan, in beleidsstukken vanwege de Monumentencommissie of in het kader van een beschermd dorpsgezicht is vastgelegd dat uitritten niet wenselijk dan wel niet toegestaan zijn.

Een met beplanting ingerichte voor- of zijtuin draagt in positieve zin bij aan een aantrekkelijk straatbeeld. Door het aanleggen van extra uitritten vermindert niet alleen oppervlakte dat gebruikt kan worden voor tuin/beplanting, maar zorgt de mogelijkheid om extra voertuigen te parkeren op het perceel (gericht naar de openbare ruimte) voor een onrustiger en drukker straatbeeld.

 

Tussenwoningen

Bij tussenwoningen wordt, gezien bovenstaande criteria, geen uitrit toegestaan, tenzij de voortuin als zodanig in het planontwerp is opgenomen en/of de voortuin in het bestemmingsplan expliciet voor parkeren is bestemd.

 

Bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente

De uitrit mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de groenvoorzieningen.

Dit criterium dient tot instandhouding van houtopstanden, groenstroken, bomen en andere groenvoorzieningen in de gemeente. Groenvoorzieningen bepalen in belangrijke mate de leefbaarheid en de kwaliteit van de leefomgeving.